peet: dikwijls werden zij door spottende, soms zelfs on- kiesche kreten tot zwijgen gebracht. Werd liet tumult al te erg, dan liet zich weer de muziek hooren. De toespraken waren meestal op den inan af, drongen opoogenblikkelijke bekeering aan en openden zelfs den snoodsten zondaar de gelegenheid om nog op het eigen oogenblik „gered" te worden en zich bij het Leger te laten inlijven. Of er velen van die uitnoodiging gebruik hebben gemaakt, zou ik niet kunnen zeggen: na een goed uur in die atmosfeer vertoefd te hebben, kreeg ik behoefte aan frissche lucht en overschreed ik weer den drempel der Volkszaal. DeGerard- Doustraat is een stille buurt; uit de Volkszaal komend, gelijkt zij een onderaardsche grafspelonk. Een korte beschrijving over het ontstaan en de organisatie van dit zonderlinge Leger ontleen ik aan een werkje van den Duitschen predikant Otto Funcke, die the Salvation-Army te Londen in volle kracht zag en met groote onpartijdig heid zijn waarnemingen te boek stelde. De generaal, die het Leger bijeengebracht heeft, heet William Booth, een man die thans 64 of 65 jaar oud zal zijn. Hij was eerelid der Bisschoppelijke Staatskerk, en later predikant bij de Methodisten. Hij heeft zich dus zeer consequent in een rechte lijn voortbewogen, want zijn tegenwoordig standpunt is slechts een tot den caricatuurvorm ontaard Methodisme. Booth is, ook zelfs volgens het oordeel zijuer tegenstanders, een man van onbaatzuchtig karakter, diep doordrongen van de overtuiging dat er alleen in het Evangelie redding voor ieder mensch en voor elk volk te vinden is, en geheel vervuld van de vurigste liefde voor de menschheid. Hij leerde de ontzettende zedelijke (of liever onzedelijke) toe standen, de ruwheid, de misdaden, de heidensche onwetend heid der armenbevolking van Londen kennen en arbeidde 17 jaren lang als straatprediker, en wel zoo, dat hij juist de slechtstbefaamdc wijken voor zich uitzocht. Hij werd spoedig zeer populair. Maar een grootsche, diep ingrijpende, geheel Engeland bedoelende en omvattende beweging ver kreeg zijne werkzaamheid toch eerst, toen hij de militaire organisatie zijner aanhangers invoerde en met zijne verga deringen en //veroveringstochten" al het spektakel en den krijgshaften klingklang (om niet te zeggen comedianten-hocos- pocus) verbond, die op het ruwe volk zulk een indruk maakt. Nooit voerde eenig Vorst zulk een onvoorwaarde lijke heerschappij als generaal Booth. Hij benoemt al zijne officieren, oversten, majoors, kapiteins, luitenants, sergeants enz. en zij moeten hem even slaafsch gehoorzamen, als de j hond zijn meester. Ook is er onder hen geen onderscheid van leeftijd, geslacht of stand. Een kind, onverschillig of het een knaap of een meisje zij, kan even goed officier worden als een bejaard man of eene tachtigjarige vrouw; een oude, beproefde Christen marcheert naast den misda diger, die vijf dagen geleden nog in de boeien zat, of gisteren nog dronken in de goot van Lemansstreet lag. De uniform bestond eerst slechts in een bonten hoedband, een strik en een S (salvalïon, redding) op den arm. Enkelen vertoonden zich echter al dadelijk in een hoogst zonder lingen en bonten dos, en eenige jaren geleden zijn dan ook bij het geheele Leger opzichtige uniformen ingevoerd. Men zal natuurlijk in die richting hoe langer hoe verder moeten gaan. Welk een uitbreiding de beweging allengs verkregen heeft, kan het best uit de volgende cijfers blijken. Over het geheele grondgebied van Groot-Brittannië worden iedere week circa vijfduizend vergaderingen gehouden. Rekent men nu op iedere vergadering en dat is weinig gere- zeggen dat ze verdiend zijn. Wat gij in het veld hebt gedaan, overtrof zelfs mijne verwachting, en die was waarlijk niet ge ring!" „Misschien zou die erkenning niet zóó buitengewoon zijn ge weest, ai ze niet juist den kleinzoon van den kommandeerenden generaal hld gegolden," merkte Michaël met een vluchtig glim lachje aan. „Van het oogenblik af, dat gij mij als een lid van uwe familie voorsteldet, werd ik door ieder met bijzondere wel willendheid behandeld. Dat heb ik maar al te goed gevoeld." „Om het even, ge hebt die erkenning van je verdiensten ver overd, niet enkel als een gunst ontvangen, en Hertha heeft alle reden trotsch te zijn op haar oorlogsheld. Hebt ge samen den trouwdag al bepaald?" „Nog nietHertha heeft nog eenige bezwaren, en ik schik my daarin, hoe hard het mij ook valt. Haar engagement met Raoul is eigenlijk nooit in het openbaar verbroken en haar rouw jaar is pas geëindigd. Wij willen de beslissing aan u overlaten, grootvader. Als gij vindt, dat wij nog een paar maanden moeten wachten „Neenkwam Steinruck hiertegen op. „Er is immers al bepaald, dat het huwelijk in alle stilte zal voltrokken worden, en ik zou gaarne zelf u beider handen in elkander leggen. Over een paar maanden zou het te laat kunnen zijn." „Grootvader!" zeide Michaël, half smeekend, half verwijtend. „Zou ik niet eens tot u daarover mogen spreken? Ge zijt immers een man en moet de oogen niet sluiten voor het onver mijdelijke." „Maar 't is niet onvermijdelijk. Als gij die sombere, neêr- gedrukte stemming, die aan uw leven knaagt, maar van u wildet afzetten! Heeft Raoul dan alle levensvreugde mede in het graf genomen? Ik sta u immers nog ter zijde met mijne Hertha, en wij helpen u, de herinnering aan het verleden te boven te komen." De generaal schudde langzaam en ontkennend het hoofd. „Gij weet best, Michaël, wat ge voor mij zijt; maar mijne kracht is nu eens gebroken, en ge weet ook wanneer en waardoor. Die bijlslag heeft den ouden boom doodelijk getroffen; hij kan daarvan niet meer bekomen." Michaël zweeg; waarschijnlijk gevoelde hij de waarheid van dat gezegde. Al was ook het vreeselijkste vermoeden ongegrond gebleken, bleef er nog genoeg over, om den trots en de eer van graaf Steinruck, die zijn vaderland steeds met hart en ziel had toebehoord, een doodelijke wond toe te brengen. En hij was oud en had geen jeugdige kracht meer ter zijner beschikking, die tegen zulke slagen bestand is. „En dus is gravin Hortcnse weer bij haar broeder met uwe toestemming?" vroeg Rodenberg, na een korte pauze het gesprek op een ander onderwerp brengend. „Ja. Zoolang de oorlog aanhield, kon en mocht ik niet toestaan, dat de weduwe van mijn zoon in Frankrijk woonde. Nu vervalt dit bezwaar en gaat zij naar Montigny terug. Hier is zij toch altijd vreemd geweest en gebleven, en met Raoul's dood is de eenige band, die nog tusschen ons bestond, verscheurd. Ik heb haar een onafhankelijk bestaan verzekerd, zooveel dit in mijn vermogen was. Ge kent immers de bepalingen van mijn thans veranderd testament. Het majoraat gaat na mijn dood in andere handen over; het behoort in ons geslacht aan de mannelijke linie. Het kasteel Steinruck valt u als mijn eenigen erfgenaam ten deel, en met Hertha's hand worden ook de familiegoederen uw eigendom, die ik ten koste van eiken prijs voor mijn kleinzoon wenschte te behouden. Dit is nu geschied, hoewel op een andere wijs dan ik gedacht heb en 't is beter zóóGij zult ze onder uwe hoede nemen en ook Hertha met uw sterken arm beschermen, dat weet ik. God zegene u beiden!" (Wordt vervolgd.) kend gemiddeld 600 personen, dan maakt dat per jaar een getal van 150 a 160 inilliocn toehoorders. Een En- gelschman rekende dit den heer Funcke voor en bewees liena, dat naar dien maatstaf, gesteld eens dat al zijne landgenooten van zes jaar en daarboven aan die bijeen komsten deelnamen, op ieder ongeveer tien godsdienst oefeningen per jaar kwamen. Nu zijn er wel is waar millioenen, die zich tot dusver nog nooit om het Reddings- leger bekommerd hebben, maar daartegenover staan ook weer honderdduizenden, die dagelijks naar een vergadering gaan. De invloed van die bijeenkomsten moet dus verba zend groot zijn, hetzij die invloed dan van heilzamen of verderfelijken aard is. Het een of andere kolossale resul taat moet er tot stand gebracht worden, waar zoovele krachten met zooveel opofferingen en met zooveel energie in het werk gesteld worden. Inderdaad kan generaal Booth dan ook op groote triomfen wijzen. Duizende menschen, zegt Funcke (die volstrekt geen blind bewonderaar van den generaal isdie in allerlei zonden leefden, zijn een streng „zedelijk" leven begonnen te leiden. Dronkaards zijn bij raassa's tegelijk in matig heidsmannen, dieven in eerlijke lieden herschapen; roovers, boksers, liederlijke deerns, voormalige misdadigers van de ergste soort, leiden nu een onberispelijk" leven. Schouw burgen en danshuizen van het schandelijkst allooi zijn in bedehuizen veranderd, waar louter psalmen en gebeden gehoord worden. De kroegen worden op vele plaatsen gaandeweg leeger, en in dezelfde mate neemt ook de bevol king der gevangenissen af. De politie heeft een gemak kelijke taak, waar het Reddingsleger succes heeft, en daarom stijgt het ook in de sympathie der Hoven en bij alle autoriteiten, en zelfs vele hooggeplaatste geestelijken bewijzen haar de vriendelijkste ontvangst. Door dezelfde oorzaak ontbreekt het haar ook niet aan buitengewoon rijke geldmiddelen. Het is ongelooflijk, hoe het geld, dat anders bij de menschen zoo diep en zoo vast in den zak zit, voor de doeleinden van het Reddingsleger in stroomen toevloeit. Allerwegen vindt men een menigte menschen, die tegenover het succès dezer beweging hunnen tegenstand opgeven en de grootste verwachtingen van haar koesteren. Vervolgens doet Funcke eenige mededoelingen omtrent het doel van Booth c. s., die in deze dagen mede zeer actueel zijn, vooral nu het Leger zich voor geruimen tijd in de - hoofdstad schijnt te vestigen. Maar ik moet die mededeelingen tot een volgenden Brief bewaren. Deze heeft reeds een meer dan gewonen omvang verkregen. Amstelaar. Binnenland. Bij de uitgevers Klippers en Laurey, te Haarlem, is dezer dagen in 't licht verschenen een werkje, getiteld: „Een beroep op de Nederlandsche Volksvertegenwoordiging, door de machinisten 1ste klasse in Nederland." 't Geschrift is, blijkens het inleidend woord, opgedragen aan de leden van de Tweede Kamer der Slaten-Generaal en bevat de sedert Januari dezes jaars in verschillende bladen voor komende artikelen, waarin op verbetering der positie van de machinisten der 1ste klasse wordt aangedrongen. Aan 't slot van dit werkje, dat wegens inhoud en strekking wel verdient gelezen te worden, doen de machinisten een beroep op de Volksvertegenwoordiging, en vragen zij een grondig onderzoek naar het gewicht en den omvang hunner betrekking bij de Koninklijke Marine. Het getal aspiranten om geplaatst te worden als cadet aan de Koninklijke Militaire Academie bedraagt dit jaar, volgens de Bred. Crt., 224. Van dit getal zal, voor zoo ver tot heden bekend, schriftelijk examen worden afgelegd te Amsterdam door 71, te Breda door 96, te Nijmegen door 39 en te Meppel door 16. Evenals vroeger wordt door alle aspiranten het mondeling examen te Breda afgelegd. De 75jarige nestor der Tweede Kamer, de heer Blussé van Oud-Alblas, oud-Minister van Financiën, lid der Tweede Kamer voor Deventer, is jl. Donderdag overleden. Sedert eenige dagen was hij ongesteld. Het heengaan van den heer Blussé is een groot verlies, niet slechts voor de liberale partij, maar voor de geheele vertegenwoordiging, daar zij niet rijk is aan mannen, die op het uitgestrekte gebied van handel en scheepvaart zich met hem in kennis en ervaring kunnen meten. Sedert 1872 had de heer Blussé zitting voor het hoofd kiesdistrict Deventer. Aan de gemeente Terschelling is f 4000 subsidie verleend voor het lager onderwijs, behalve de vergoeding van 30 pet., bedoeld bij art. 45 der wet van 17 Aug. jl. Jl. Vrijdag had te 's Ilage de algemeene vergadering der Algemeene Nederlandsche Vrouwenvereeniging Arbeid Adelt," ten huize van mevrouwe C. Van Hasselt's Grave- sande Guicherit, plaats. Uit het verslag bleek, dat de Vereeniging in een zeer bloeienden toestand verkeert. Aan verkochte goederen en afgeleverde bestellingen werd uitbetaald een som van f 30,531.89i, tegen f 27,865.12 i in het vorige jaar. De Vereeniging telt 2274 werksters en 232 dames-werksters. De Prins van Saksen-Altenburg en zijn gemalin, vroeger Prinses Hendrik der Nederlanden, zijn te 's Hage aangekomen en liebben in het Hötel Bellevue hun intrek genomen. Het doel der komst is voornamelijk, een huwe lijksplechtigheid in eene aanzienlijke Haagsche familie bij te wonen. Jl. Donderdagmiddag gingen eenigen kinderen uit Oudkarspel een landweg op, onder de gemeente Haring karspel. Een van hen, een achtjarig meisje van den timmer man W. d. V., viel in het water en werd kort daarna opgehaald door M. H., ook te Oudkarspel woonachtig. Als een zeldzaamheid kan gemeld worden, dat te Veen- huizen (gem. Heer-Hugowaard) de landman Boerman een koe bezit, die dagelijks de zeldzame hoeveelheid van 75 liters melk geeft. Jl. Woensdag zijn door den heer Jacobus Krijger van Naaldwijk de eerste nieuwe aardappelen van den kouden grond Z. M. den Koning aangeboden. Dit is voor de 29ste maal dat zulks door hem geschiedt. Jl. Woensdagavond laat heeft te Haarlem een afgrij selijk voorval plaats gehad. Eene bijna driejarig kind van eene vrouw, die met iemand samenleefde, is door den laatste zoodanig geschopt, dat de dood er op is gevolgd. De dader, een dertigjarig man, is naar de gevangenis aldaar overgebracht. De Nijm. Crt. deelt mede, dat de heer P. Vau Rijn, te Nijmegen, het door hem uitgedachte en vervaardigde stooinrijtnig jl. Dinsdag, in tegenwoor digheid van vele ingenieurs, andere deskundigen eu belangstellenden, in een ruim lokaal van het arseuoal heeft beproefd. Het in alle opzichten keurig afgewerkte rijtuig, dat eene totale lengte vnn 2.80 M. en eene doorgangsruimte van 1.40 M. heeft en vier personen, waaronder den bestuurder, kan bevatten, bewoog zich met het meeste gemak en met meer of mindere snelheid door het lokaal, in alle richtingen, tot ieders verwondering allerlei wendingen makende eu uitmuntend nnnr het stuur luisterend. Het was voor den heer Van Rijn, die drie jareu aan dit stoomrijtuig gewerkt heeft, eene groote voldoening, dat zijn arbeid de volkomen goedkeuring van zoovele deskundigen mocht wegdragen. Dat de Friesche veestapel vooral in de omstreken van Baarderadeel, Friesland's vetten greidhoek, nog steeds eenen goeden naam bezit, blijkt telkens. Bezocht voor eenige weken een Spanjaard die stallen, waaruit hij eenige puike exemplaren meenam, deze week vertrekt een Ameri kaan met p. m. 70 stuks runderen, allen ingeschreven in liet stamboek. Dat de veehouders gaarne zulke mannen zien is te begrijpen, daar zij tusschen de 40 en 60 gulden meer per stuk ontvangen dan op markt- of boeldagen. Voor eene uitstekende koe gaf de Amerikaan tot f 400. De Nederlaudsche Zendingsvereeniging hield jl. Donderdag te Rotterdam haar 26sten zendingsdag. In die bijeenkomst, welke niet publiek was, werd besprokeu het verlangen van den Minister van Koloniën, uitgedrukt in de ver gadering van de Tweede Kamer der Staten-Geucraal van 12 November 188G, om van de Zendelinggenootschappen te vernemen, of er nog meer bezwaren zijn dan door de beeren Schimmelpenninck van der Oijo van Nijenbeek en Keuchenius in de genoemde vergadering zijn kenbaar gemaakt en waarvan door den Minister een ernstig onderzoek is toegezegd. Des avonds te 8 uren werd in de Groote Kerk eene openbare vergadering gehouden, waarin als feestredenaar optrad Ds. D. G. Escher, predikaut te Haarlem, die naar aanleiding van Exodus 17: 813 de roeping der gemeente uiteenzette om deel te nemen aan het werk der zending, welke roeping bestaat in het nitzendeu van zeudelingen en het krachtig gebed der gemeente. Een jaarverslag gaf de spreker niet, daar al het wetenswaardige werd opgenomen in de Maandberichten, welke telkens worden gepubliceerd. De spreker wekte de gemeente op in deze dogen van strijd, waarin over deze of gene kerkenorde wordt gehaspeld, maar de hoofdzaak wordt vergeten rot meerderen zendings ijver. Voorts herdacht hij, dat vóór 25 jorou de drie eerste zendelingen ook op Hemelvaartsdag werden ingezegend, vau welke broeder Albers nog met vrucht werkzaam is. De bijeenkomst werd met gezang en gebed gesloten Gisteren bad do 52ste algemeene vergadering van afgevaardigden der afdee- lingen met het hoofdbestuur plaats. Op een der dorpen bij Leeuwarden wil men een groenten- li weekerij op groote schaal aanleggen. Uit een mededeeling van de Amst. Crt. blijkt, dat het verhaal van de „uniformen," bij een confectie-magazijn te Amsterdam ten behoeve van het leger des Heils besteld, een grap is. De heer C. de bevoorrechte leverancier is door een paar snaken beet genomen en door van zijn „mooie bestelling" te gewagen tegenover de reporter van een der Amsterdamsche bladen, is de grap geheel tot haar recht gekomen. In de Pr. Gron. Crt. geeft G., als ingezonden stuk, de volgende kleine taalkundige opmerking: „Zij betreft het woord „briefkaart." Algemeen wordt dat woord zoowel van een briefkaart in blanco, als van een beschrevene gebezigd. Men zegt b. v. haal mij een briefkaart van 't postkantoor, en doelt op eene in blanco. Maar ontvangt men met de post eene, die beschreven is, dan bezigt men hetzelfde woord, en schrijft: uw briefkaart is mij geworden. Mijns inziens maakt men zich daardoor aan een taalkundige onjuistheid schuldig. Men moest voor beiden niet één en 't zelfde woord gebruiken. Zoolang een briefkaart onbeschreven is, noeme men haar eenvoudig een briefkaart, maar is zij beschreven dan zegge men niet: ik heb uwe briefkaart, maar ik heb uwe kaartbrief ontvangen. 't Is wel een kleinigheid, maar taalstudie eischt, om ook op kleine onnauwkeurigheden te letten, en die te verbeteren." Het Bat. N.blad meldt, dat uit Japan eene scheeps lading aldaar gemaakte lucifers naar Hongkong is verzonden, in concurrentie met het Zweedsche fabrikaat. In Amerika wordt walvisch-extract in plaats van vleesch-extract aangeprezen. Een 200 ton wegende wal- visch levert ongeveer 5000 pond extract. Uit elk pond kan men 100 borden soep bereiden. Aan dit extract is niet de minste visch- of traansmaak te bespeuren. „Je schijnt erg veel van lezen te houden?" zeide onlangs een Parijsche romanschrijver tot een huurkoetsier, toen deze een heel pak romans onder zijn zitplaats bergde. „Ja, mijnheer, ik heb reeds heel wat romans gelezen en walg bijna van de schromelijke nonsens, die de schrijvers vertellen over de meest dagelijksch zaken. Zoo lees ik hier o. a.: „„De Prins scheen diep ontroerd, toen hij deze woorden hoorde en een rijtuig aanroepende, vloog hij daar in, wierp den koetsier zijne beurs toe en riep: „Naar den Faubourg St. Honoré!"" En eenige regels verder lees ik: „„Valentine besloot het raadsel op te lossen en naar de standplaats der rijtuigen loopende, sprong zij in het eerste het beste rijtuig, wierp haar portefeuille den koetsier toe, zeggende: „Volg dat rijtuig!„ „Ik heb," sprak de koetsier, „nu reeds 40 jaren door Parijs duizenden menschen gereden: allerlei menschen onder allerlei omstandigheden smachtende minnaars, jaloersche vrouwen, weggeloopen kassiers, enz., en nooit gedurende mijn loopbaan, heefteen hunner mij zijn beurs of portefeuille toegeworpen. Neen, mijnheer, zij gaven mij drie kwartjes of soms een gulden, maar dat was alles." Op het examen van een Zondagsschool in Engeland werd dezer dagen een dwaas antwoord gegeven. De predikant had de kinderen onder het oog gebracht, dat men niet hard over zijn naasten moet oordeelen. Hij verhaalde eene geschiedenis, waaruit bleek hoe men soms eerst na den dood van den gehaten man verneemt welk een goed mensch hij was, en hierop vroeg hij: „Kunt gij mij nu een van allen bewijzen dat ge mij begrepen hebt en een voorbeeld geven van afkeer, welke door den dood in liefde verandert?" „Ja dorainé," was het antwoord van een der meisjes, „moeder heeft toch zoo'n afkeer van varkens, maar ze houdt veel van ham!" Iemand was naar het kantoor van de belastingen geweest, om zijn aanslag te voldoen. Bij zijne thuiskomst zat de barbier op hem te wachten. „Wat wou u?" vroeg hij den barbier. „U scheren, mijnheer!" was het antwoord. „Dat behoeft anders niet meer, want ik kom zoo juist van het belastingkantoor." Buitenland Op de Tentoonstelling van gemest vee, die den 11 en 12 dezer te Berlijn is gehouden, werd als een belang rijke vooruitgang geconstateerd het krachtig in toepassing brengen van een beginsel van veefokkerij, waarop meer en meer wordt aangedrongen, nl. het inrichten van klassen voor jonge dieren en het uitloven van hooge premiën voor deze, ten einde het beginsel der vroegrijpheid te bevorderen. Het voorbeeld van en de langs dien weg in Engeland ver kregen uitkomsten lokken daartoe krachtig uit. Het produ- ceeren van zeer goede waar en een snelle omzet is toch een van de eerste middelen, om ook in Duitschland het bedrijf der veefokkerij tot eene voordeelige en nuttige bezigheid te doen zijn en blijven.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 2