"Voorts is het een hoogst bedenkelijk verschijnsel, dat de „overwinningen" van *liet Leger pas belangrijk begonnen te worden, toen al de opzichtige en kinderachtige prullen boel van uniformen, militaire muziek enz. ingevoerd waren. Er valt volstrekt niet meer aan te twijfelen, dat men op dezen weg hoe langer hoe verder zal moeten gaan en tel kens weer naar nieuwe effect- en spektakelstukken zal moeten zoeken, zal de beweging althans op dezelfde hoogte blijven. En wat de reclame betreft, heeft nooit de „direc teur* van een honden- en apentheater of van een dikke-dames- tent zulk een bombastisch kostje laten drukken en uit schreeuwen, als de bevelvoerders van het Heilsleger voortdurend doen. Maar wat op wereldsch gebied louter belachelijke en terugstootende humbug is, verdient op het terrein van den godsdienst slechts den naam van lastertaal en heiligschennis. Of is het geen heiligschennis, wanneer men, om de laagste volksklassen te lokken, te Londen program ma's laat verspreiden van dezen inhoud: 1°. Tentoonstelling en optreden van Hallelujah-meisjes, te 7 uur. 2°. Opening der groote vuur- en zwavelmeeting, te 7^ uur. 3°. Uitvoering van den Hallelujah-galop, te 8 uur. 4°. Afvuring van het groote Golgotha-kanon, te 9 uur. 5°. Nederdalen van den Heiligen geest, te 10 uur. 6°. Overwinning van den Duivel, te 11 uur." Als dat geen wanhopige middelen zijn, om zielen te „veroveren," weet ik er niets meer van Hier te Amsterdam is het Leger echter aanvankelijk veel bescheidener opgetreden. In plaats van door de verleide lijke Hallelujah-meisjes, de veel belovende vuur- en zwavel meeting en het indrukwekkende Golgotha-kanon, gaf het hier van zijn optreden slechts kennis door deze bezadigde aankondiging: Kom en zie II LEGER DES HEILS in de V olkszaal Gerard Doustraat 69, Amsterdam, op Zondag 8 Mei 1887, zullen de Volkssamenkomsten beginnen, geleid door Commissioner en Mevrouw RAILTON, bijgestaan door Staf-Kapitein en Mevrouw TYLER, Luitenant G. J. GOVAARS en den heer C. F. SCHOCH en anderen. Zondagmorgen 7 ure en 10.30, namiddag 3 u 6.30, alsmede iederen werkdag avonds 8 uur. Allen zijn welkom. Bereidt u om uwen God te ontmoeten! Nu, aan de uitnoodiging „Kom en zie!" wordt tamelijk wel voldaan. Alle avonden is het er stampvol. Maandag avond ben ik er nog eens een kijkje gaan nemen, en het was er toen nog veel rumoeriger dan bij mijn eerste bezoek. Een pootige sjouwerman, dien ik tot buurman had en die er volgens zijn zeggen alle avonden heenging, „omdat hij hier goedkooper lachen kon dan in de komedie," verzekerde mij, dat hij er „zoo'n pan' nog niet gezien had. Toen ik er kwam, waren de deuren dicht; men liet de lui slechts bij clubjes binnen en in afwachting stond een troep bezoekers, waaronder vele studenten, de spreuken op den voorgevel en de vensterruiten te commentariëeren. „Welkom voor allen!" staat op het eene en „Zijt gij gered?" op het andere raam; en daarboven met groote letters het woord „Volkszaal," benevens een bijbeltekst. Toen ik met dit wachtende troepje werd binnengelaten, werden wij ver welkomd door een welkomstlied uit ongeveer vijftig studenten- keelen. In het midden der zaal gezeten, gaven deze voedster- lingen der wetenschap dien avond den toon aan; en ik verzeker u, dat zij zich kolossaal lieten gelden. Op de platform waren, in uniform, slechts drie heeren en eene damede overige personen, die zich daar bevonden, droegen gewone, zeer nette kleeding. Toen het welkomstlied der studiosi geëindigd was, trad een der officieren, die een mondjevol Hollandsch spreekt (stafkapitein Tyler, geloof ik) naar voren en vroeg of hij nog iets mocht opgeven om te zingen. Dit verzoek werd beantwoord met een donderend hoeraplus voetgetrappel en handgeklap en het aanheffen van „Lang zal hij leven!" en „Gloria!" Ondertusschen stond de heer met het roode vest voort durend te roepen: „Loister now! loister now! 'k oeweet jullui zink kun!" wat hem trouwens proefondervindelijk bleek. Er waren blaadjes met Heilsliederen rondgedeeld, en daarvan zou nu het eerste lied gezongen worden, dat de kapitein vooraf in erbarmelijk Hollandsch voorlas: door de beide vrouwen. „Wel, wel!" riep hij in de gezellige woonkamer, terwijl hy als een echte baker het kleine gezichtje beschouwde. Wat ziet dat er klein en mollig uit, moeder mijn arme, goede Lize En hij keerde zich om naar het raam, alsof hij niet wilde laten zien, dat zyn oogen vochtig geworden waren. „Daar hebben wij het nu, moeder," vervolgde hij; „hadt gij Lize niet overge haald, toen die grommige ritmeester aanzoek om haar deed, zij leefde nog!" s>- „Moritz, gij zijt een monster!" antwoordde mevrouw Yan Ratenow en nam hem het kind uit de armen. „Schaam uOp wie zou het meisje wachten Tranen heeft die groote jongen in de oogen. Ik kan het niet verdragen, Moritz, als achterna geklaagd wordt over als en maarLize heeft haar bestemming als vrouw vervuld; laat haar rusten." „En blijft de kleine bij ons?" „Natuurlijk, Moritz," antwoordde zijn moeder, „waar zou zij anders heen?" „Dat iB weder zoo goed van u," zeide hij en sloeg zijn arm om haar heen; „zoo goed, als slechts gij het zijn kunt!" „Geen gekheid, Moritz; gij weet, ik behoor niet tot de senti- menteelen," antwoordde zij kalm. „Uw vader had er aanleg voor en gij hebt dien overgeërfd. Hoe gij hebt toch niet weder den duren postwagen genomen, om uw moeder cn uw ouderlyk huis te begroeten. Zeg, mijn jongetje?" Zy deed moeite, hierbij een verdrietig gezicht te zetten, maar het gelukte haar niet; de moederliefde sprak al Ic duidelijk uit den blik, waarmede zy haar eenigen, knappen jongen beschouwde. „Gij hebt het geraden, moederik had juist den tijd ervoor en dat gij niet boos zijn zoudt, wist ik immers." „Welk een zekerheid," zeide zij lachend; „hoe goed kent gij mij! Maar nu willen wy voor de kleine zorgen. Wat dunkt u, Moritz, als ik tante Lotte met de opvoeding belastte?" „Wat?" riep hy verbaasd en toch vroolijk uit. „Daar moetik bij zynGeef my het kleine meisje, ik draag het naar boven dat moet ik zien!" (Wordt vervolgd.) Hoor de stem van Jezus roepend: „Kom, beladen ziel, tot Mij „Ik heb rust en vrede voor u, „'k Maak u van uw zonden vrij." en dan het refrein: Neem zijn heil aan, neem het nu En wees verheugd! De begeleidende muziek bestond dezen keer alleen uit een viool. Over dat ééne couplet heeft men zeker wel een kwartier gezongen, want toen men eenmaal aan het refrein begonnen was, wilden de studenten en het verdere publiek het niet weêr loslaten, hoeveel moeite de staf- kapitein ook deed om stilte te krijgen. Het refrein is stellig meer dan honderdmaal aangeheven. Inmiddels werd er op verschillende punten der zaal voortdurend getwist, gevloekt, soms gevochten. „Loister now!" klonk het van de estrade, „neem den 'eer (Heer) tok oanIk houw het liever met de juffrouwklonk een stem uit het publiek. „Houd je sm..l!" schreeuwde een ander weêr. Een oogen- blik later sprak kapitein Tyler: „De 'eer zeg: main soon keef my oe hart! Keef noe oe hart 1" „Dan loop ik zonder!" En zoo ging het den geheelen avond. Eensklaps kwamen de studenten op den inval, om de kracht hunner longen te beproeven aan „Die Wacht am Rhein," gevolgd door het meer nationale „O, dierbaar plekje gronds!" welke beide liederen, te midden van een helsch rumoer op andere punten der zaal, in hun geheel werden voorgedragen. Al dien tijd zat men op de platform geduldig te wachten. Soms werd er van daar met het publiek gemarchandeerd om zich rustig te houden; „noe 'eb jullie een beur kehad, laat noe ons ook eens praat!" Ook trad er een „geredde" op, die den vorigen Zondag „bekeerd" was, maar de jonk man scheen een loopje met het Leger te nemen, want hij sloeg zulke dwaze taal uit en maakte zulke potsierlijke grimassen tegen het publiek, dat hij door een paar offi cieren in een kamer achter het platform onder handen werd genomen. Zoo is en werkt het Leger des Heils in de hoofdstad. Zal het werkelijke, blijvende vruchten oogsten? Wij zullen zien. Am stelaar. Binnenland. Door een aantal onderteekenaren van het bekende adres (der Honderd) aan den Koning, van 3 Maart 11., waarbij aangedrongen werd op versterking van personeel en mate- riëel van leger en vloot in Nederl.-Indië, is jl. Woensdag aan Z. M. een adres gericht, ter wederlegging van de huns inziens optimistische en minder juiste voorstelling, door den Minister van Koloniën van den toestand van leger en vloot gegeven, die den indruk zou kunnen maken, dat adressanten lichtvaardig waren overgegaan tot klachten en den gang van zaken te donker hadden voorgesteld. Zij blijven Z. M. wijzen op het gevaar, dat nog steeds onze koloniale heerschappij bedreigt. Heden wordt in het lokaal Diligentia te Alkmaar de jaarlijksche algemeene vergadering gehouden door de Gewestelijke Yereeniging Noordholland van lietNederlandsch Onderwijzers-Genootschap. De afdeeling Alkmaar heeft op eene uitmuntende wijze gezorgd voor eene aangename ont vangst der afgevaardigden uit de verschillende deelen dezer provincie. Door het Provinciaal Bestuur van Noordholland, te Haarlem, is jl. Donderdag aanbesteed: 1. Het verdiepen van eenige gedeelten van het Noord- hollandsch Kanaal (raming f 22,650). Minste inschrijver A. Yolker Lz., te Sliedrecht, voor f 17,650. 2. De voorziening, der boorden van het Noordhollandsch Kanaal, in drie perceelen. Raming 1ste perceel f 7600, 2de perceel f 8350, 3de perceel f 16,300. Minste inschrij ver 1ste perceel R. Kroon, te Buiksloot, voor f 6447; 2de perceel R. Kroon, te Buiksloot, voor f 6900; 3de perceel R. Schreuders, te Kolhorn, voor f 15,260. Op Wieringen is eene afdeeling opgericht van het Nederlandsche Zendeling-Genootschap, aanvankelijk met 4 leden en 37 begunstigers. Voor de betrekking van onderwijzeres aan de open bare school te Westerland op Wieringen (jaarwedde f 450) hebben zich geen sollicitanten aangemeld. De verpachting van het grasgewas, staande aan den dijk van Zijkanaal F en langs de wegen in den Grooten IJpolder, bracht gisteren op f 1381. In 1885 was de op brengst f 816 en in 1884 ongeveer f 1600. Te Amsterdam is de heer Sonnemann, de welbekende kapelmeester van het 7de regiment infanterie, overleden. De kermis, onlangs in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam gehouden, heeft netto opgebracht f 37,000. Te Amsterdam is opnieuw eene vergadering gehouden van vertegenwoordigers van de Noordhollandsche Roomsch- Katholieke Kiesvereenigingen. De vergadering werd bijgewoond door gedelegeerden uit Alkmaar, Amsterdam, Bussum, Edam, Enkhuizen, Helder, Hilversum, Hoorn, Purmerend, Schagen, Weesp en Zaandam. Drie districten, namelijk Haarlem, Haarlemmermeer en Nieuweramstel, waren niet vertegenwoordigd. Niet alleen werd de Nooi-dhollandsche Provinciale Bond definitief gevestigd en het reglement nader vastgesteld, maar ook werd besloten, dat men zich in de aanstaande te Utrecht te houden vergadering zal aansluiten bij den „Algemeenen Bond der Katholieke Kiesvereenigingen in Nederland. De Maatschappij „Hotel de la Promenade," te Scheve- ningen, keert over 1886 4 pet. uit. Naar aanleiding van het bericht, dat de boter in Friesland thans voor 25 cents het halve kilogram wordt verkocht, meldt men uit Workum, dat dit overdreven is. Wel is de boterprijs in Friesland laag (in dezen tijd van het jaar van hooi tot gras is dit altijd het geval), maar zóó laag niet. De markt te Leeuwarden op 20 Mei was f 32, die te Sneek op 24 Mei f 32; dat is 40 cents per half kilogram. In het U. D. leest men van een welbekende hand de vol gende verzuchting over de gure Meimaand „Heinrich Heine had wel gelijk, toen hij onzen noordelijken zomer in vergelijking met dien van Italië „einen grün angestriche- nen Winter" noemde. Oef, wat een bedrog allerwege. Yan een zyde, waarvan men het wel allerminst verwachten zou, wordt ons nu zoo'n surrogaat van een zomer in de handen gestopt voor een echten, onvervalschten, ouderwetschen zomer. En, och Heere, wat loopen we er in! Maar 't moet gezegd worden, de naboot sing is dan ook wel bedriegelijkde boomen zyn groen, de vogels broeien en zingen, de kerken beginnen om half tien, de zon schijnt en onze winteijassen zijn totaal versleten. Alleen de gloed, de warmte, dat kenmerk van het „echte," ontbreekt en men merkt, helaas, eerst als men zich vol vertrouwen aan dien surrogaat-zomer heeft overgegeven, dat men met een imitatie te doen heeft, en dan is het te laatmen niest en niest nog eejjs en weken lang lekken onze hersenen als een dakgoot, en het is alsof alle goede denkbeelden gedurende dien tijd een schuilplaats in den zakdoek zoeken. „Kom toch, o Julimaand van Juni hebben we toch ook niets to verwachtendie heeft hier ook al niet veel in te brengen, kom toch, o Julimaand! en verdrijf met uwe warme zonne stralen de gure windvlagen, die den weg tusschen ons halsboordje door naar onze schoenzolen weten, alsof zij aan het andere eindje der wereld, vanwaar zij komen, niets dan bakerdiensten hadden verricht. Verjaag de kille regenbuien, die ons als met zwepen in het aangezicht slaan en ons dwingen in gebogen houding onzen weg af te leggen, zoodat we niets anders van de wereld zien dan de modder op straat en het glas Beiersch, waarachter we van tijd tot tijd een schuilplaats zoeken. „Kom, o Juli, kom! Verzeng ons, verbrand ons, smelt ons, als ge wilt, maar breng ons warmte en droogte! Warmte, opdat we ons lichaam van zijnen „winterboei" mogen ontslaan en onze ledematen eens naar hartelust mogen uitrekken; warmte, opdat we ons muffe bed al in den vroegen ochtend ontvluchten en blijde en opgewekt den komenden dag tegemoet snellen. Breng ons droogte,- opdat we ons op uw mollige velden kunnen uit strekken en welbehagelijk luisteren naar die nog altijd onover troffen symfonie (Opus 1 van den Grooten Toondichter), die de natuur met haar millioenen executanten ons voorspeelt." Buitenland. Blijkens een telegram uit New-York aan de Ind. Beige is gisteren een vreeselijke brand uitgebarsten in de stallen der Tramway-Maatschappij aldaar. 1600 paarden der Maat schappij zijn verbrand. De schade wordt nu reeds op 5 millioen dollars geschat. Eerstdaags wordt te Parijs „door een van de voor naamste familiën in Frankrijk" eenig haar van Marie Antoinette onder den hamer gebracht, hetwelk in 1815 in haar graf werd gevonden. De Voltaire deelt een gesprek mede van een harer berichtgevers met generaal Boulanger, waarin deze zich over zijnen arbeid als Minister volgenderwijs uitliet. „Toen ik aan het bewind kwam had het land vijftien jaar lang geslapen. Ik heb het gewekt, gelijk men een slapende wakker maakt met een slag op den schouder. Het heeft naar mij geluisterd, het is mij gevolgd, het heeft mij aangemoedigd, het heeft van lieverlede zijne kracht en zijne waardigheid tegenover de gevaren en bedreigingen van buiten weder leeren beseften. Ziedaar de aanmerkelijke zedelijke uitwerking van hetgeen onder mijn Ministerie verricht is." Van een eventuëelen oorlog zeide de generaal: „Men weet, dat ik dien niet zoek en steeds zorgvuldig vertoogen aan andere mogendheden vermeden heb. Aan hen, die de grievendste vermoedens op mij doen rusten, zal ik echter herhalen, dat, als ik overal in het leger de tucht en de militaire wetten heb weten te dóen eerbiedigen; als ik allen herinnerd heb, dat zij zich aan het vaderland en de Republiek moeten toewijden, ik zelf bereid ben om onder alle omstandigheden te toonen, dat ik als soldaat en republikein mijn plicht weet te doen." Hoewel de Koningin van Denemarken reeds drie dagen te Weenen is, mocht zij hare dochter, de Hertogin van Cumberland, nog niet zien. De toestand der Hertogin baart weêr veel zorg aan hare familie. Uit het jaarverslag van het Departement van Land bouw blijkt, dat in Engeland 1,376,480 stuks vee uit den vreemde werden ingevoerd, of ongeveer 250,000 meer dan in het voorgaande jaar. Het totaal der aangevoerde dieren, met die uit Ierland en de Kanaal-eilanden inbegrepen, bedraagt 3,249,367, tegen 2,809,658 in 1885. Verder blijkt uit het verslag, dat de Engelsche vee stapel opnieuw veel te lijden haa van longziekte. Terwijl er in 1885 1093 dieren werden aangetast, bedroeg dit aantal in 1886: 1487. Prof. Brown heeft te kennen gegeven, dat het eenige middel om de verspreiding dezer ziekte tegen te gaan in het oogenblikkelijk afmaken der dieren bestaat. Inënting maakt het mogelijk enkele dieren in het leven te houden, maar werkt de verspreiding der ziekte in de hand, want men heeft opgemerkt, dat oogenschijnlijk geheel herstelde beesten toch nog de ziekte voortplanten. Het is daaren boven een feit, dat in landen, waar de inënting wordt toe gepast, de ziekte het hevigst woedt; nog nergens is men er in geslaagd door inënting de ziekte te verdrijven. Keizerin Eugénie is jl. Dinsdag morgen met de Garonne van Napels naar Engeland teruggekeerd. Te Seacombe, bij Liverpool, is jl. Zaterdag een inbreker op heeterdaad betrapt, die later bleek te wonen in een prachtig jacht, dat hij eenigen tijd geleden voor eene goede som gelds gekocht had. Het jacht was zeer net gemeubeld en verder gestoffeerd met allerlei kostbare voorwerpen, zeker grootendeels de vrucht van andere inbrekerijen. Het Gerechtshof te Antequera (Spanje) heeft zekeren advocaat Peris Mercier ter dood veroordeeld, die een geneesheer te Archidona, wiens vrouw hij vroeger het hof had gemaakt, uit minnenijd een kistje met ontplofbare stoffen had toegezonden. De ongelukkige had het kistje in tegenwoordigheid van zijne vrouw geopend en beiden waren door de ontploffing onmiddellijk gedood. De Koningin der Sandwich-eilanden met haar gevolg vertrok den 25 dezer met het stoomschip City of Rome naar Liverpool via Queenstown. Ten bewijze dat de Hollandsche melkkoeien in den vreemde hun naam nog hoog houden, diene wat een lersch correspondent aan de N. Rott. Crt. schrijft over een bezoek dat hij aan een groote boerderij in Ierland bracht. De eigenaar van die boerderij houdt onder zijn zeventig melk koeien geregeld eenige van zuiver Hollandsch ras, omdat die de meeste melk leveren. Hij had in een lijst opgemaakt hoeveel melk elk van zijn koeien in 10 maanden gaf. Daaruit bleek, dat een zuiver Hollandsche koe 999 gallons melk had geleverd. Alleen een zoogenaamd „shorthorn" leverde meer, nl. 1000 gallons. Een Chorthorn met Hollandsch bloed in de aderen gaf 1031 gallons; de vermenging van de twee rassen schijnt dus het best te zijn. Op de in deze maand te New-York gehouden zuivel- tentoonstelling was een prijs uitgeloofd voor de koe, die in 24 uren de grootste hoeveelheid melk leverde. Die prijs viel volgens de „Wereldburger" ten deel aan een koe van Hollandsch ras, zoodat ook daar de eer van ons vee is opgehouden. Brand in de Opéra-Comique te Parijs. In de Donderdag 12 dezer gehouden zitting der Fransche Kamer, richtte de Afgevaardigde Steenackers tot den Minister

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 2