Binnenland. De „N. Rott. Crt.," „Het Vaderland" en liet „Dagblad van 's Gravenhage" brengen een woord van hulde aan den Minister Heemskerk. 11 a bien merité de la palrie, zegt laatstgenoemd blad o. a. Het „Hld." geeft in de volgende bewoordingen haar oordeel over de hernieuwde Grondwet weer: „De heer Schaepman heeft tot heden in den geheelen arbeid gezien een nationaal* werk, dat een goed, Nederlandsch, vader landslievend karakter draagt. Ook wij zien ten slotte in dezen arbeid veel goeds, al zijn onderscheiden beslissingen anders uitgevallen dan wij begeerd hadden. De Grondwet zal vooral ophouden op tal van punten den wetgever treurige belemmeringen in den weg te leggen. Door grootere vrijheid zal het gezag op breedere grondslagen gevestigd zijn en zullen de verschillende staatspartijen zich in deze constitutie goed thuis kunnen gevoelen. Meer dan vroeger zal de Grondwet boven de partijen staan en met het Konings huis een voorwerp van liefde zijn voor de geheele natie. Dit voordeel zal, naar wij hopen, het groote resultaat van veel arbeid zijn." Het heeft den Koning behaagd aan Hds. adjudant- generaal der Marine, chef van Hds. Militair Huis, den vice-admiraal jhr. J. H. Van Capellen, op te dragen Z. M. te vertegenwoordigen bij het vijftigjarig regeeringsjubileum van H. M. de Koningin van Groot-Brittannië en Ierland, Keizerin van Indië, en aan HD. bij die gelegenheid eenen brief van gelukwenscbing te overhandigen. Het College van Zeevisscherijen heeft een fraaie zilveren statuette (pièce de milieu) aangeboden aan den heer Mr. E.N. Raliusen, 25 jaren lid en 15 jaren president van het College. Men schrijft ons van Schagen, dd. 20 dezer „'t Is geen gemakkelijk werk, Je midden van al het rumoer, dat zij veroorzaakt, een verslag van ouze kermis te schrijven, vooral niet op den drnksten dag daarvan. Wanneer de muziek der paradetenten om den voorrang strijdt met die van de draai orgels, en deze muzikale marteling nog wordt verergerd door dat eigenaardig geschreeuw en lawaai, 't welk alleen op eene kermis gehoord wordt, is de taak van uw correspondent, die, wil hij niet met oud nieuws komen, wel gedwongen is, onder zulke omstandigheden de pen te voeren, verre van benijdenswaardig. Doch plicht is plicht en ik zal er mij zoo goed mogelijk van trachten te kwyten. Onze kermis dan is, als zoodanig, veel beter aangekleed dan het vorig jaar. Er zijn veel meer kramen, waaronder zeer fraaie ook het getal tenten is grooter. Daar hebben we b. v., om enkele aan te stippen, de welbekende kleine joviale Spriet, die in zijne groote, prachtige tent, volgens een zeer bescheiden annonce, laat optreden„een troep artisten, allen specialiteiten van den eersten „rang; eereleden der grootste etablissementen van Europa." Verder de „illusionist" Huijgens, die ons in de gelegenheid stelt te zien „de levende buste van Stella," welke Stella is „eene levende dame die uit eene buste bestaat," doch ook altijd volgens de annonce weder „geen halve dame," kunnende men echter „de halve dame" ook weder zien hangen aan de trapéze. Terecht noemt de illusionist in zijne geheimzinnige annonce dit: „een wonder der wonderen." Dan verheugen we ons in de aan wezigheid van een „apeöpaleis," uit de toeren van welks bewoners duidelijk is af te leiden, dat wij, menschen, heeft Darwin gelijk, op het gebied der gymnastiek heel wat bij onze gestaarte voor ouders ten achter zijn. De Sim's hebben hier echter, wat betreft „kracht en vlugheid," zware concurrenten in de vlooien van het theater des heeren Lion Barzilay da Silva en Co., allerliefste diertjes, die zes-en-dertig maal verder springen dan zij lang zijn, en zulk eene bijzonder nette educatie hebben genoten, dat men, zonder gevaar voor bloedverlies, of besmetting van schoon linnen goed, hunne dressuur kan bewonderen. En dan hebben we, om tot een hooger kunstgenot over te gaan, de heer Hart, die met zijne tooneellisten in het lokaal Ko3 elk wat wils zal gevenvoor de jongelui eene operette voor de beminnaars van het drama: „Bloedsehrift," een mij onbekend stuk, doch door den titel de somberste vermoedens wekkende omtrent deszelfs inhoud. Verder op muzikaal gebied by den heer Roggeveen (lokaal „de Beurs") onze van ouds bekende karakterkomiek De Haas, met eenige chanteuses, en bij den heer Van der Heulen (Centrum), almede Café Chantant. En wie de danskunst wil beoefenen, kan in verschillende flinke lokalen, „Ceres" niet te vergeten, terecht. Kenmerkend is het dit jaar, hoe men, waarschijnlijk met het oog op den slechten tijd, de kermisgangers „civiel" schijnt te willen bedienen. De heeren Roggeveen, Van der Heulen en Kos b. v. vermelden bij het adverteeren hunner ondernemingen uitdrukkelijk zonder verhooging van consumptie," terwijl de laatste nog bovendien de liefhebbers verblijdt met de reclame, „dat het hem, door voordeeligen aankoop, is mogen gelukken „doorloopend maathoudende flesschen" goede Bordeaux ten zijnen lokale ver krijgbaar te stellen, tegen f 1.25." Dit „doorloopend maathoudend" deed bij mij de vraag rijzen, of toepassing van de ijkwet, ook op wijnflesscheu, niet eene van de „dringende behoeften des tijds" zou mogen heeten. Ter markt waren aangevoerd 230 Paarden. Handel levendig, bij prijzen van f 30 tot f 400 per stuk." Een gefailleerde kruidenier te Alkmaar, die slechts korten tijd zaken deed, is door de Rechtbank aldaar ver oordeeld tot 3 maanden gevangenisstraf, wegens bedriege- lijke bankbreuk. Jl. Vrijdagmiddag is te 's Hage de waterleiding boven het tooneel in den Stadsschouwburg beproefd. Een honderdtal particulieren hadden zich beneden in de zaal geschaard. Op een gegeven oogenblik kletterde het water als een plasregen op het tooneel, als het ware een gordijn van waterstralen te aanschouwen gevende, die hout- en „Ik weet reeds, wat gij bedoelt," knikte zij. „Gij wilt mij niet dwingen, het te herroepen Dit klonk als scherts, maar haar blik was ernstig, by na streng. „Acht gij ook een uitzondering mogelijk vroeg hij. „Neen,", antwoordde zij kortaf en ging zitten. „Ook niet als een vaste wil zich met een hart vol oprechte liefde vereenigt." Hij sprak diep bewogen. De oude dame zag hem met mede- lyden aan. „Lieve hemel!" dat hebben zij'allen gedacht cn dat gelooven zij ook allenmaar dat is rekenen op een honigpot, zooals ver liefden gaarne doen. „Ik zal mijn ontslag vragen. Het is immers waar, dat onze stand zooveel vraagt voor het uiterlijk het is een ellendig lot, dat van een arm officier. Ik zou het Elze Van Hegebach nooit aanbieden ik „Elze Van Hegebach Mevrouw Van Ratenow stond op en trad op den jongen man toe. „Als gij Elze Van Hegebach bedoelt, dan zeg ik u: zij is een arm meisje, zij zal nooit toestaan, dat een man om harentwil zijn carrière opgeeft, en zich een treurig, mislukt bestaan op den hals zal halen. Daartoe is zij veel te bescheiden, mijn beste Bernardi, en van u koester ik de vaste overtuiging, dat gij genoeg man van eer zijt, om zulk een voorslag niet aan een kind te doen, dat nog niet weet, wat het zegt, zich voor eeuwig te ver binden. Tot hiertoe heeft zij de armoede des levens nog niet gekend." (Wordt vervolgd.) touwwerk boven en bezijden de planken doornat maakte en den vloer overstroomde. De bui hield eenige minuten aan. Het is nu maar te hopen, voegt het „Vaderland" aan deze mededeeling toe, dat door eene verbetering van de nauwe uitgangen, vooral in stalles en parterre, het publiek denzelfden geruststellenden indruk zal krijgen, als door de werking van het waterreservoir werd gevestigd. Sedert jl. Vrijdag bevindt zich in het Amstel-hotel te Amsterdam, onder behandeling van dr. Mezger, de ex- Keizerin van Frankrijk, Eugénie, onder den naam van Gravin de Pierrefonds, vergezeld van mad. Lebreton en den heer Francesehini Pietri. Eerstgenoemde was reeds voorlezeres van Eugénie op de Tuilerieën; de vader van den heer Pietri was prefect van politie te Parijs onder het Keizerrijk. De ex-Keizerin heeft met haar gevolg en bedienden een achttal vertrekken op de eerste verdieping in gebruik. De grootste eenvoud wordt in acht genomen. Zij is geheel in het zwart gekleed; het haar is zilverwit, de gestalte vrij gezet, maar statig. Zaterdagmorgeu wandelde zij, licht steunende op een stokje, met mad. Lebreton geruimen tijd door de voornaamste winkelstraten. Zondagmorgen woonde zij, ook vergezeld van den heer Pietri, de godsdienstoefening bij in de Duifjeskerk. Vermoedelijk blijft de Gravin De Pierrefonds nog eenige weken te Amsterdam. Uit den catalogus van de Tentoonstelling van Voedings middelen te Amsterdam, bij Gebrs. Binger verschenen, blijkt, dat het getal inzendingen 319 is, waaronder enkele uit Duitschland, Oostenrijk, Italië en België. Toegezegde inzen dingen uit Frankrijk worden nog verwacht. De catalogus bevat alleeiv de opsomming van de door- loopende tentoonstelling. Onder de inzenders komen voor: het Ministerie van Oorlog (met de zorg voor de opstelling waren belast de heeren Winkel, kapitein-intendant en Van Roijen, 1ste luitenant-ingenieur); het Ministerie van Marine (met de opstelling waren belast de heeren G. Turk, ingenieur; Steers, luitenant ter zee 1ste klasse), en Pastor, officier van administratie 1ste klasse, en liet Ministerie van Financiën, waarvoor prof. Gunning zorg droeg. De Nederlandsche Gymnastiek-Onderwijzers-Vereeni- ging zal hare algemeene vergadering te Amsterdam houden van 16 tot 18 Juli a. s.tevens zal aan deze vergadering verbonden worden eene herdenking van het 25jarig bestaan der Vereeniging, waarmede samenvalt, dat vóór 25 jaren het gymnastiek-onderwijs aan de gemeentescholen in de hoofdstad werd ingevoerd. Prof. Spruijt zal eene redevoering houden,enaanjongens en meisjes zullen lessen worden gegeven. Zaterdag 16 Juli bieden de gezamenlijke Amsterdamsche Gymnastiek-Vereenigingen den leeraren uit het land en den vreemde een gecombineerde uitvoering aan. Zondag rijtoer, feestmaaltijd en concert. Maandag 18 Juli een volksfeest, te geven voor jongelieden en een openbare uitvoering der volksgymnastiekklasse op de Westermarkt, gevolgd door concert en volksbal met een verlichting i la giorno. Te Amsterdam bestaat het voornemen een nieuwe inrichting op philantropisch gebied te stichten, namelijk een koffiehuis voor vrouwen en meisjes. Het zal zoo gezellig mogelijk worden ingericht, om vooral de meisjes, die zich thans meer aangetrokken gevoelen tot de danshuizen, het verblijf zoo aangenaam mogelijk te maken. De meisjes en vrouwen, die er komen, zullen uitsluitend thee, koffie, melk en limonade kunnen bekomen, en verder zal er het noodige zijn, dat tot vermaak en ontspanning dienen kan. De inrichting zal onder toezicht staan van een evangelist. De kantonrechter te Leiden deed uitspraak in de zaak van het vroeger verliefde paar, waarvan de vrijer na de verbreking van het engagement den verlovingsring terug zond, maar zijn vroeger meisje weigerachtig bleef dit wederkeerig met het van hem gekregen gouden horloge en dito ketting te doen, bewerende dat het haar eigendom was geworden. Bij uitvoerig gemotiveerd vonnis werd nu zijn, door hem tegen haar ingestelden eisch, om teruggave der waarde van bovengenoemd geschenk, ontzegd, met ver oordeeling in de kosten van het geding. Op de proefvelden der Rijks-Landbouwschool te Wageningen staan de verschillende gewassen uitmuntend te veld. Den vorigen herfst en dit voorjaar werden uit gezaaid de volgende graansoorten: rogge 14 variëteiten, tarwe 46 var., gerst 35 var., haver 40 var., tuin-, paarden- en duivenboonen 10 var., erwten 8 var., wikken 5 var., aardappelen 60 var., waaronder vele, die op het proefveld en in Engeland uit zaad zijn geteeld, welke proeven ook dit jaar, ter verkrijging van nieuwe soorten, worden voortgezet. Te Utrecht is tot arts bevorderd mej. doctor A. P. C. Yan Tusschenbroek. Deze dame is voor ongeveer drie weken tot doctor gepromoveerd. Zij heeft reeds vroeger, voordat zij in de geneeskunde ging studeeren, herhaaldelijk blijken van lust en aanleg voor de studie gegeven en behaalde acten als hoofdonderwijzeres voor Fransch, Engelsch, Duitsch en wiskunde, alsook die voor fraaie handwerken. Jl. Donderdag verloor eene dame, die in een trein van Zwolle naar Meppel zat, en uit het portier zag, door den wind haar hoed. Een greep naar de noodrem en plotse ling stond de trein stil. Zij bekwam haar hoed terug, maar tevens werd proces-verbaal tegen haar opgemaakt. Prof. C. A. Pekelharing geeft in het „Tijdschrift voor Genees kunde" van 18 dezer (uit Singapore 9 Mei) verslag omtrent zijne bevindingen in Atjeh, waar de toestand met betrekking tot de beri-beri hem blijkbaar zeer meegevallen is, en waar hij, hoe langer de commissie daar vertoefde, meer en meer tot de over tuiging kwam, dat men het recht niet heeft, daaromtrent eene ongunstige prognose te stellen. Van het bericht, dat hij den toestand in Atjeh, met het oog op de heerschende ziekte, wanhopig zon verklaard hebben, is geen woord waar. Dit en dergelijke ongunstige berichten meent hij te moeten toeschrijven aan den lust der Indische dagbladen om den toestand met de somberste kleuren af te schilderen. Zeker is het, zegt Prof. Pekelharing, dat ieder die voor het eerst Atjeh bezoekt, getroffen moet worden door zeer veel, op allerlei gebied, dat getuigt van eerbiedwaardige arbeidskracht en van opgewekt leven. Vooral het Hospitaal munt uit door doelmatige en keurige inrichting. Het bestaat uit ruime, goed verlichte en luchtige gebouwen, ieder voor 40 lijders. Niet ligt, zegt bij, zal men in Europa bij het binnentreden in eene ziekenzaal de lucht zoo zuiver en frisch vinden als hier, ook waar de zalen nagenoeg geheel bezet zijn. Het onderzoek naar den aard der ziekte van de in dit Hos pitaal verpleegde lijders aan beri-beri is in twee gedeelten ver deeld. Dr. Winkler wijdt zich aan neurologische onderzoekingen, Prof. P. aan de bacteriologische. De commissie werd verder ter zijde gestaan door de officieren van gezondheid dr. Eykman en Romeny en vindt allen steun bij kolonel Van Teyn, gouverneur van Atjeh. Zij zal te Batavia hare onderzoekingen voortzetten. Wat de ziekte zelve betreft, bleek het, dat zij moet worden opgevat als eene zenuwziekte, periphe multiple neuritiseene dege neratie van zenuwweefsel, waarschijnlijk veroorzaakt door aaa de ziekte eigene bacteriën. Daaromtrent moeten echter nadere proefnemingen beslissen. Intusschen kan aangenomen worden, dat hoogstwaarschijnlijk de ziekte uit bepaalde gebouwen, schepen en andere besmette lokalen overgebracht kan worden naar andere streken, waar zij niet heerscht, maar waar de ziekte-kiemen geschikten bodem vinden tot verdere ontwikkeling. In Atjeh is de beri-beri waarschijnlijk ingevoerd door dwang arbeiders, uit gevangenissen waar de ziekte hcerschte. Vergeleken met het vorige jaar, schijnt de toestand in Atjeh gunstig te zijn; de ziekte woedt thans daar veel minder hevig, en het aantal geëvacueerden is veel geringer dan in 1886. Ge durende 2i maand, dat prof. P. in Atjeh was, bezweek er slechts één Europeaan aan de ziekte. Dat de Madoereezen in 1887 zoo werden geteisterd, moet vooral toegeschreven worden aan hunne zwakte, aan hunne aankomst tijdens de overstroomingen in Atjeh en aan andere ongunstige omstandigheden, waaronder zij ver keerden. Na toepassing der desinfectie, einde 1886, is de toestand be langrijk verbeterd en de ziekte afgenomen. Prof. P. meent, dat als de op kolossale wijze ten behoeve onzer vestiging omgewoelde bodera tot rust komt, en de maat regelen van desinfectie en andere hygiënische voorschriften alle kunnen toegepast worden, de toekomst met vertrouwen tegemoet kan worden gegaan. Aan een schrijven uit Atjeh ontleend de Prov. O. en Zw. Crt. het volgende: „Onder de onmogelijke geruchten, die hier de ronde maken omtrent het inkrimpen der „geconcentreerde stelling," is er echter één, dat my gansch niet onwaarschijnlijk voorkomt. Naar men nl. beweert, wordt door de Regeering ernstig in overweging genomen, om de oost- en westkust van A'jeh hier en daar te bezetten en wel in de eerste plaats op die punten, waar wij reeds vroeger versterkingen hadden, zooals T.-lok-Semawe, Sama- langan en andere. Al naarmate de nieuwe posten verrijzen, zouden de 18 forten der „geconcentreerde stelling" geleidelijk verdwijnen, om ten laatste op Groot-Atjeh slechts de positie van den Kraton, van Oleh-leh en die van het ten noordwesten daar van gelegen eiland Bras te behouden. Op die wijze zou beperking van het thans bezette terrein met uitbreiding langs de kust gepaard gaan. De nieuwe créatie zou binnen twee jaar geheel in gereedheid kunnen zijn. Het zou mij inderdaad niet verwonderen zoo dit gerucht een voorlooper blijkt te zijn der gebeurtenis. De kust zoo sterk mogelijk bezet cn de vloot zoo sterk mogelijk daar voor, kan ons de onderwerping van Atjeh brengen, dat de „geconcentreerde stelling" nooit zal doen. Die stelling is een ondingde forten, die door elkaar het bagatel van pl. in. f 80,000 hebben gekost, sluiten weg noch water, niets hoegenaamd van het terrein at de Atjchers komen precies waar zij willen zijn, nog veel gemakke lijker dan de sectie-patrouilles, die de wegen niet kennen, en liefst met 300 te gelijk, zooals op den 4 April het geval was. Men had die fameuse forten evengoed op een rij kunnen bouwen, dan was het ten minste nog aardig geweest voor het gezicht. Velen beweren dat het ook uit een oogpunt van hygiëne nood zakelijk wordt om onze matten in het land op te rollen. liet is hier een publiek geheim, dat de pogingen, door prof. Pekel haring in het werk gesteld om de beri-beri te bestrijden, tot geen resultaat leiden. Ik denk altijd als ik van desinfectie hoor praten aan een deskundige, die hier langen tijd was, cn die op eigenaardige wijze voor zijn meening kon uitkomen. „Och wat," zeide hij mij eens, „desinfecteeren van de gebouwen, wat zou het De beri-beri zit in den grond en in de lucht van dat rampzalig stukje land, dat den weidschen naam draagt „geconcentreerde stelling" en dat met meer recht de „geïnfecteerde stelling" of het Indische Père Lachaise kon worden genoemd. Duizenden en duizenden, die aan cholera, wonden, beri-beri bezweken, liggen overal begraven. Zoo kan men het ten minste tegenwoordig noemen, maar hoe ging het vroeger? Een paar voeten diep in den grond, zonder kist natuurlijk, een lik teer of carbol over het graf, klaar is Kees! Met vroegere bandjirs dreven de lyken dan ook familiaar door den kraton en langs de posten, gemakkelijk losgewoeld als zij werden door het water. Toen zijn we gaan graven en ploeteren in den grond als polderjongens, en liefst natuurlijk op moeras achtige plaatsen, als echte Hollandsche kikkers, en om eindelijk niet te veel last te hebben van schaduw of mooi uitzicht, hebben we een prachtig stuk terrein van een paar dagmarchcn lang en 1000 M. breed „gerasseerd," d. w. z. in een wildernis herschapen maar dat houdt dan .ook de Atjehers tegen...Nu vraag ik je toch hoe kan zoo'n land gezond blijven!?..." Kwamen ten onzent deze week de eerste nieuwe aardappelen ter markt, te Parijs kwam jl. Donderdag de eerste zak meel aan van den oogst van 1887. Het graan was afkomstig uit Oran en van het meel werd, zooals gewoonlijk, een brood gebakken, dat de President der Fransche Republiek Vrijdagmorgen op zijn ontbijttafel vond. Een landbouwer kwam met zijn paard en wagen van den Wassenaarschen weg den Haag ingereden en, na voor een tapperij te hebben opgehouden, vroeg hij een voorbij- gaanden jongen, om voor een cent zijn paard vast te willen houden. De jongen voldeed daaraan, doch toen hij bespeurde dat de staart van het beest was opgestoken, vroeg hij den man: „Waarom heeft je knol een knoop in zijn staart?" „Omdat ie zoo kort van geheugen is; zoo doen ook sommige menschen wel eens met hun zakdoekantwoordde de boer. „Als je bonk zoo'n memorie heeft, dan zal ie ook wel vergeten om weg te loopenlaat 'm dan maar gerust alleen staan!" En de jongen ging zijns weegs. „Waarde moeder," schreef een boerenzoon, die pas in dienst was, „hier bij de soldaten is een mijnheer, die zeker nog famielje van je is. U toch heet Ant Luiten en hem noemen ze Luiten ant." Buitenland. Te Croix, bij Rijssel, hebben zich twee jonge menschen, tegen wier huwelijksvoltrekking de ouders zich verzetten, uit wanhoop aan elkaar gebonden en in het water gestort. Men vond hunne lijken. Zij waren samen nog geen 38 jaar oud. Figaro deelt een brief mede, dien hij van Mlle Mercedes De Campos heeft ontvangen, waarin zij verklaart, dat zij vrijwillig met haren minnaar (wiens naam thans blijkt te zijn de burggraaf De Lacour-Garbeuf) is gevlucht. Zij heeft hare vrijheid willen hernemen, die zij zoo weinig gehad heeft. Zij verzoekt aan het blad, dezen brief open baar te maken. De Spaansche gezant en de prefect van politie hebben insgelijks een brief van haar ontvangen. Het schandaal, dat van hare zaak gemaakt is, schrijft zij, is geheel in strijd met de waarheid. Alle twijfel omtrent den aard van dit voorval is dus opgeheven. Aan eene ontvoering der dame kan niet meer gedacht worden. Het was eene ontvluchting harerzijds, vooraf goed en wel beraamd. De trein, welke zonder oponthoud het langste traject aflegt, ia de *Saratoga limited" trein. Deze toch, bestaande

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 2