HELDERSCHE
M {VIEIIWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en AdyertentieMad yoor Hollands Noorderkwartier.
1887. N°76.
Zondag 26 Juni.
Jaargang 45.
Uitgever A. A. BAKKER
Cz.
Brieven uit de hoofdstad.
EEN ARM MEISJE.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
23 Juni.
Yoor de zooveelste maal er is werkelijk geen oog
meer op te houden was gisteren het Beursplan weder
op de agenda voor onzen Gemeenteraad geplaatst. En het
is ook inderdaad in behandeling genomen, waarlijk een
wonder in vergelijking met vroegere antecedenten, toen
het dikwijls gebeurde dat de quaestie wel aan de orde werd
gesteld, maar om van week tot week te worden verdaagd.
En is dan nu gisteren de groote quaestie eindelijk beslist?
hoor ik mijn lezer vragen. Geduld, waarde lezerbedenk
dat Keulen en Aken niet op één dag gebouwd zijn, dat
langzaam zeker gaat, dat voorzichtigheid de moeder van
de porceleinkast is, en alle verdere spreekwoorden die er
meer van dien aard zijn. Beslist is de quaestie gisteren
op verre na nog niet; integendeel, we hebben een grooter
stap gedaan in.... achterwaartsche richting. Maar eerst
moet ik vertellen, dat het behoud en de verandering der
tegenwoordige Beurs toch wel niet zullen doorgaan. In
antwoord op de daartoe strekkende motie-Burgerplicht
hebben Burg. en Weth. te kennen gegeven, dat men met
zulke wenschen bij hen aan een doovemans-deur zou kloppen.
Na alles wat in de beurszaak is voorgevallen, zoo luidt
hun antwoord o. a., kunnen zij zich kwalijk voorstellen,
dat de Raad tot dergelijk negatief resultaat zou willen
medewerken. Sinds tal van jaren wordt geklaagd, dat er
op de bestaande beurs gebrek aan licht, aan lucht en aan
ruimte is, dat zij 's winters te koud en 's zomers onver-
dragelijk benauwd is, dat het er steeds tocht, dat de
gelegenheden tot schrijven, telegrafeeren enz. hoogst ge
brekkig zijn, kortomdat zij geen de minste geriefelijkheid
aanbiedt en ten eenenmale onvoldoende is. Dit is door
verbeteringen niet te verhelpen, want de ruimte daarvoor
ontbreekt. Het wegbreken der uitsprongen aan de beide zijden
(door de Beursmannen met den lieflijken naam van //puisten"
bestempeld) zou slechts aan de verkeerswegen eenigszins tege
moet komen,' doch de beursbezoekers zelf in nog minder goeden
toestand brengen. Die wegruiming zou ook aan het verkeer wei
nig baten, daar een breedte van 14 M. tusschen den hoek van
het beursgebouw en de huizen aan het Damrak toch nog
13)
Door WILHELMINA HEIMBURG.
De bruine oogen zagen op dit oogenblik de spreekster zoo wan
hopig en droevig aan, dat deze verschrikt zweeg en de schaatsen
van de linkerhand in de rechter nam.
;/Nu, adieu, Elze," zeide zij eindclyk, «ik kom misschien van
middag by u; groet mevrouw Van Ratenow?"
Daar stond zij thans op het graf te staren het was zoo koud
en stomhet was een graf, dood, als wat er onder lag. Niemand
op het kerkhof; alleen een klein nieuwsgierig roodborstje dat
haar verbaasd aanzag. Zoo vreeselyk zwaar had zij de beteekenis
van dit graf nooit gevoeld, als op dit oogenblikzij miste het
plechtige gevoel, dat haar anders altyd vervulde, als zij hier was.
Waarom leef ik nog, waarom hebben zij mij hier toen ook
niet heengebracht l" zoo klonk het in haar binnenste.
„Gy zult hier kou vatten, freule," zeide de oude doodgraver,
die, de handen in den zak, op groote klompen langzaam naderde.
„Nu is hier niets te zien, maar in het voorjaar zal het hier lief
wezen, dan bloeien de blanwe crocussen, die gij geplant hebt."
Zy ging weder heen, naar de staddaar was immers nog de
oude knorrige papa en bij was ziekzy had er in het geheel
niet aan gedacht in de laatste uren, die moeielyke uren. Op
straat ontmoette zij luitenant Rosttoen hy haar zag, ontstelde
hy zij zag zoo bleek en zij groette zoo verstrooid. Een oogen
blik bleef hij staan en zag het slanke meisje natoen ging by
zacht fluitend verder; hij floot altyd, als er iets was dat Kern
smartelijk aandeed.
„Goed, dat gy komt, ElsjeAch uw papaSinds gisteren is
er niets met hem aan te vangen, nadat de bode dien grooten
brief bracht," fluisterde juffrouw Siethman het jonge meisje in
de gang toe„zooeven heeft de heer Van Bennewitz zich nog
laten aandienen en nu is hy woedend."
Elze trad de kamer van den ouden man binnen. Hij zat in
den leuningstoel bij het raam, zyn pyp lag op de tafel en in zijn
handen hield hy een verfrommelden brief.
„Komt gij eindelijk eens, Elzeik kan hier ziek worden en
stervenen alleen om uwentwil heb ik zooveel verdriet van
wege deze vervloekte historie."
Zij antwoordde niet op het onrechtvaardig verwijt.
„Ik blijf by u, papa, als het u aangenaam is," zeide zy na
een poos.
„Neendat wil ik volstrekt nietgij weet, dat kan niet. Maar
ik moet met u sprekeD, gij moet het toch weten, dat er geen
gerechtigheid meer is, dat zij mij gister dat vod in huis gebracht
hebben, omdat nu, omdat ik het ben als ik in de plaats van
den Bennewitzer was, en hij in de mijne, dan zou de boterham
natuurlijk niet weder op den vetten kant vallen."
Elze zweeghet hoofd deed haar zoo zeerhet was haar
immers ook onverschillig wat haar nog in het leven mocht ten
deel vallen.
„Maar de duivel hale mij, 'als ik het zitten laatal zou ik
bet ook voor de hoogste rechtbank brengen, en daarbij verhongeren
En wat dunkt u," vervolgde hij en sloeg met de vuist op de
tafel, „daar laat mij die man, die geen jota recht meer heeft
dan ik, nog een aalmoes aanbieden en mij zeggen, dat hij heden
zelf nog by my zal komenHebt gy ooit zoo iets voor mogelijk
gehouden Laat hem komen juffrouw Siethman moet hem maar
binnenlatenik hen juist in de rechte stemming."
voor liet verkeer, waarvoor thans sommigen zelfs 25 M.
te gering achten, geheel onvoldoende is. Het maken van
veranderingen in het beursgebouw meenen Burg. en Weth.
dus den Raad ten stelligste te moeten ontraden. Men zou
door het bestendigen van de oude Beurs een schrede achter
waarts doen, vooral nu uit het ontwerp, dat zij den Raad
hebben aangeboden, blijkt, dat een beurs, die den handel
al die gerieven geeft, waarop hij terecht aanspraak maakt,
op het thans voor den beursbouw bestemde terrein (ge
dempte Damrak) en voor een bedrag, dat niet te hoog
kan geacht worden, mogelijk is. Summa Summarum:
Burg. en Weth. blijven van meening, dat door de uitvoering
van het ontwerp, zooals het door hen is ingediend, aan
den handel een Beursgebouw zal worden verschaft, dat
aan alle eischen, die de praktijk stelt, voldoet, en dat tevens
een uiterlijk vertoont, hetwelk in overeenstemming is met
de omgeving. Zeer ruime verkeerswegen van het Centraal
station naar den Dam zullen ter wederzijden van het
gebouw gevonden worden. De kosten, aan de verwezen
lijking van hun ontwerp verbonden, en waarvan de zeer
uitvoerige begrooting gereed is, blijven binnen de grenzen,
die zij meenen dat niet overschreden mogen worden.
Dit staat vrij wel gelijk met een doodvonnis over de
oude Beurs, die echter reeds meermalen zulk een veroor
deeling heeft ondergaan, niettemin nog steeds in leven is
en misschien nog zeer lang in leven zal blijven. In
plaats althans dat men gisteren over de uitvoering van het
nu opgemaakte gemeenteplan ging discussiëeren, werd het,
in vierkanten strijd met de bedoelingen en wenschen van
het Gemeentebestuur, nog eens, zooals het daar reilde en
zeilde, tot nader onderzoek verzonden aan onze Kamer van
Koophandel. Van verschillende kanten heeft men er nl.
bezwaar over gemaakt, dat het advies van dit college niet
is ingewonnen wat de inwendige verdeeling en constructie
der nieuw ontworpen Beurs betreft. De Kamer zelve
heeft in haar jongste vergadering hare verwondering
te kennen gegeven, dat zij in verband met de han
gende beursplannen niet door Burg. en Weth. omtrent
de Beurquastie is gehoord. Tal van invloedrijke handels
firma's hebben die klacht met adressen en petitiën onder
steund, en tengevolge van een en ander is gisteren met
Ach, was het niet akelig en ledig in de wereld In de wereld,
waar alles zich slechts draait om het bezit; in de wereld, waar
zelfs het edelste en reinste gevoel van het menschelyk hart
voor de erbarmlijkste belangen wijken moet. Het meisje gruwde
van den rijkdom, de macht van het geldhaar geloof, haar liefde,
haar idealen, zij lagen in het stof vertreden en zoo zou zij
leven Zy greep met beide handen naar haar slapen, toen de
oude man weder begon te schelden.
„Papahoud opsmeekte zij. „Het is my immers geheel
onverschillig, ik heb niets noodig."
Zij zwegen beiden. Elze stond by de kachel en zag de onge
zellige, berooktc kamer rond; buiten druppelde de gesmolten
sneeuw eentonig in de dakgoot en nu en dan hoorde men eenig
gerucht op straatdaar werd de huisdeur geopendzy hoorde
voetstappen de trap opkomen en verliet het vertrek.
„Blijf beneden, mynheer Van Hegebach," sprak zij zacht en
boog zich over de leuning van de trap.
„Waarom? Ik moet mijn neef spreken."
„Papa is zoo opgewonden," klonk het terug.
„Gij ziet er bleek uit, freulehindert het u, als ik
„Papa is ziek, geloof ik," bracht Elze er tegen in.
„Kan ik u niet spreken, freule?"
„Mij O ja, maar
„Waar?" liet hy volgen.
„Inderdaad ik wist niet
Juffrouw Siethman kwam en opende een deur. „Hier ia het
nog al fatsoenlijk en ook niet te koud, Elze."
Het was een smal vertrek, waar zy zich nu bevondenop den
achtergrond de appelvoorraad der oude vrouw, een kast met
bonte bloemen beschilderd, een kleerkast, twee spinnewielen en
een haspelover alles was de geur van het fruit verspreid.
Het schijnsel der avondschemering viel door het kleine venster
en bescheen het voorname gelaat van den Bennewitzer Hegebach.
„Ik kom nog eens met uw vader spreken; hij berokkent zich
onnoodige onaangenaamheden en kosten, freule; wees verzekerd,
dat een nieuwe poging geen kans van slagen zou hebben en dat
ik het diep betreur, hem
„Ik heb volstrekt geen invloed op papa, mynheer Van Hege
bach," antwoordde Elze.
„Dat spijt mij! Maar gij kunt hem misschien toch zeggen,
dat ik nog altyd bereid ben, mijn vroegere belofte te ver
vullen."
„Papa neemt geen geschenken in geld aan," klonk het eenigs
zins koel.
„Maar waarom vat gy dit zoo op?" vroeg hij eveneens op
koelen toon. „Ik bied hem immers slechts de interesten aan van
een kapitaal, dat ik niet uit den boedel mag nemen.
„Ik begrijp daar niets van, mijnheer!" was het antwoord.
„Gy zult toch verstandig doen, mijn voorstel bij uw papa te
ondersteunen, zoowel in zijn als in uw belang, lieve nicht."
„In papa's belang? Hy begeert niets voor zich zelf. En ik,
ik dank u zeer."
„Zoo spreken slechts meisjes van uw leeftijd, die nog niet
weten, wat het zeggen wil
„Geen geld te hebben arm te zyn?" viel het jonge meisje
hem vragend in de rede, en al de bitterheid harer ziel lag op
haar bevende lippen. „Ik weet het, mynheer Van Hegebach, men
leert het immers spoedig in het leven. Als God rechtvaardig was,
dan schiep hij geen arme meisjes, of liet baar ten minste zonder
gevoel en zonder hart ter wereld komen 1"
25 tegen 11 stemmen besloten, de geheele zaak nog eerst
weer eens aan het oordeel van den Kamer van Koophandel
te onderwerpen. Ik ben zoo vrij, dit een stap in achter
waartsche richting te noemen. Althans zoo ik ooit iets op
de lange baan heb zien schuiven, dan is het dit beursplan.
Wèl mocht een der leden gisteren terecht opmerken, dat,
zoodra de Raad gereed stond om in de Beursquaestie een
gewichligen stap te doen, hij steeds aarzelend terug
trad. 't Is of men niet kan, niet wil of niet durft door
tasten.
Ook met het te keer gaan van de steeds toenemende
baldadigheden der straatjeugd schijnt dit wel eenigszins
het geval te zijn. Ik spreek hier van baldadigheden, om
dat dit de gebruikelijke term is, ofschoon men b. v. het
moedwillig inwerpen van vensterruiten alleen onder de
rubriek „boosaardige vernielzucht en straatschenderij" kan
rangschikken. Maar afdoende maatregelen tegen het kwaad
worden niet genomen. Misschien zou alleen de lijfstraf
in casu een flink pak slaag een gewenschte schrik onder
de deugnieten brengen. Tot nog toe blijft men zich met
burgemeesterlijke proclamaties behelpen. Zoo is er nu weer
een verschenen van dezen inhoud:
„De Burgemeester van Amsterdam,
Gelet op de talrijke klachten over de steeds toenemende
baldadigheden der straatjeugd, zich vooral openbarende in
het werpen met steenen en andere voorwerpen,
Noodigt ouders, voogden en onderwijzers dringend uit,
tot wering dezer baldadigheid mede te werken, door er de
kinderen met nadruk op te wijzen, dat dergelijke hande
lingen volgens Wet en Verordening strafbaar zijn, en
hen ernstig te waarschuwen voor de gevolgen, die uit
zoodanige handelingen voor hen kunnen voortvloeien."
Zal die uitnoodiging van den burgemeester iets
helpen Mij dunkt, Zijn Edel Achtbare zelf zou geen
bevestigend antwoord op die vraag durven geven. Maar
er moet toch iets gedaan worden, zal hij zeggen, en daar
om plakt men nu en dan zulk een officiëel, deftig stuk,
met groote letters gedrukt en van het stadswapen voorzien,
hier en daar eens aan.
Maar het gaat er meê als met een tractaatje tegen de
dronkenschap: zij wien 't het eerst en het meest aangaat,
Hij was onwillekeurig teruggetreden en staarde op den kleinen,
door smart vertrokken mond, die deze woorden sprak.
„Van waar die bitterheid?" vroeg hij eindelijk; „andere
meisjes van uw leeftijd weenen meest, als zij een teleurstelling
ondervinden."
„Ik heb geen reden om te schreien," antwoordde zij kortaf.
„Ik wensch zoo niet heen te gaan, Elze Van Hegebach," begon
hy na een poos. „Het is mij, alsof ik een onrecht bega, wanneer
ik u in uw bittere gemoedsstemming achterlaat. Beloof mij ten
minste, hetgeen ik u zeide in overweging te nemenhet is geen
aalmoes, het is een recht dat u toekomt."
„Ik geloof niet dat papa
„Maar gij tochl"
„Ik? O, ik heb immers myn examen gedaan als gouver
nante!" Het was weder de oude, bittere toon, die bijna honend
klonk.
„Gy hebt de stijfkoppigheid van uw vader," zeide hij, terwyl
hij naar zijn hoed greep. „Tot wie moet ik mij wenden, die eenige
macht over u heeft?"
„Ik vrees, dat gy te vergeefs naar zulk een persoon zult zoeken,
mynheer Van Hegebach."
„Adieu, freule!" Zij boog licht en hy vertrok.
Toen het meisje alleen was, leunde zij met het hoofd tegen
den wand; als gesteun klonk het door de kleine kamer en de
ranke gestalte schudde hevig heen en weder.
„Wie was daar?" vroeg de oude heer verdrietig, toen zy weder
bij hem kwam.
„De Bennewitzer, papa."
„En gij hebt hem niet bij mij toegelaten?"
„Ik zeide hem, dat gij ongesteld waart; hij kwam slechts om
u nog eens de jaarlijkschc rente aan te bieden."
„Dat hem de duivel hale," barstte de oude uit; „dat is het
zekerste bewijs dat hij niet vast in zijn schoenen staat."
„Zal ik bij u blijven, papa? Wilt gy nog thee?" vroeg zij.
„Neen! Ik ga naar bed, ik gevoel mij niet wel."
„Laat my by u blyven!" Zy was hem genaderd en legde haar
handen op zijn schouders.
„Ach, Elze! zie eens rond, wat zoudfc gy hier?"
„Ik denk vaak, dat ik bij u behoor te blijven, papa?" klonk
het byna zacht.
„Ja, ja, maar dan moest ik ook geen bedelaar zijn, kind."
„Maar zou het toch niet kunnen, papa?"
Zy ontving geen antwoord.
„Ja zie, Elze," zeide hy eindelijk, „de Bennewitzer heeft kind
noch kraai, en als het rechtvaardig toeging, dan zoudt gij dat
alles eenmaal moeten hebben. Maar juist omdat gij een meisje
zyt het staat uitdrukkelijk in het ellendige testament: de
doch tors zijn bepaald van de erfopvolging uitgesloten."
Zij knielde naast hem en legde haar hoofd op zijn hand.
„En," vervolgde hij, „het spyt my nog iederen dag, dat gy
geen jongen zijt niet om mynent-, neen, om uwentwil. Uw
moeder gaf een gil van schrik, toen men haar zeide, dat gij een
meisje waart; wij hadden gedacht, dat gij volstrekt een jongen
zijn moest. Haar laatste woord was nog: „Ach, een meisje, een
arm klein meisje!" Maar het is nu eenmaal zoo; gy moet zien,
hoe gij er u door helpt, kind. Maar beloof mij één ding als
ik dood ben ik heb trouwens niets gedaan waarom gij mij
lief zoudt kunnen hebbenalle andere menschen deden veel meer
voor u tante Ratenow en Moritz maar men kan z\jn vader
niet uitzoeken in de wereld, Elze,"