Op initiatief van een der oudste leeren is nu besloten een nieuw departement op te richten, waartoe zich reeds dadelijk 20 leden aanmeldden. De contributie is belangrijk verlaagd en nu zal men trachten met korter riemen te roeien en toch alle instellingen van het departement te behouden. Eenig bezwaar doet zich alvast voor, nl. vol doende werken voor de Volksbibliotheek te krijgen, wijl het aankoopen van nieuwe bij eene lage contributie be zwaarlijk valt. Hoe dit ook zij: door veler welwillende samenwerking is thans het voortbestaan van het departe ment Terschelling verzekerd. Een jongen van 19 jaar, die in het Noordhollandsch Kanaal te Alkmaar was gaan zwemmen, is daarbij ver dronken. Zijn lijk is reeds opgevischt. Te Assen is op 72jarigen leeltijd overleden du lieer Mr. L. Oldenhuis Gratama, oud-lid der Tweede Kamer en sedert eeue lange reeks van jaren lid der Provinciale Staten van Drente. Binnen weinige dagen zal aan bet Centraal-station te Amsterdam begonnen worden met het heien van palen van 25 meter lengte, als fundeering voor een pijler der bekapping. De heipalen, te Amsterdam in gebruik, zijn 18 h 12 meter; om dus palen van 25 meter te heien zijn speciale inrichtingen noodig en met het plaatsen en stellen daarvan is men nu druk in de weer.) Jl. Maandag is te Amsterdam de nieuwe veemarkt in gebruik genomen. Het slachthuis werd gisteren geopend. De inrichting wordt zeer geprezen en scheen aan de handelaars nogal te voldoen. Er schijnt evenwel ook oppositie te zijn. In het Maandag te Amsterdam verschenen nommer van de „Neder landsche Slachterscourant'' leest men toch de volgende annonce „HH. vleeschhouwers worden in hun belang verzocht, geen vee aan de nieuwe veemarkt te koopen, daar er reeds een honderdtal slagers zich vereenigd hebben, die niet ge dwongen willen zijn zich aan de reglementen der veemarkt te onderwerpen. De tijd is te beperkt tot nadere bespre king, maar heeren vleeschhouwers zullen worden uitge- noodigd tot een te beleggen vergadering." De beste Meikersen zijn te Wageningen verhandeld voor 10 a 12 cents per half kilogram. De verzending naar Engeland is in vollen gang. Uit Spankeren meldt men dd. 4 dezer aan d e Zutf. Crt. „Dezen middag wandelden twee dames langs liet kanaal te Laag-Soeren, waarvan de ééne het'ongeluk had te water te geraken. Onder liet slaken van een kreet springt de andere hare zuster na, ten einde haar te redden, wat haar echter niet gelukte. Iemand uit Eerbeek, zekere B., in de nabijheid zijnde, springt eveneens te water en slaagde met levensgevaar er in, beiden aan wal te krijgen. De ééne was echter reeds dood, de andere gaf nog teekenen van leven, doch is eveneens bezweken. Naar men zegt, waren beiden gehuwd, woonachtig te Utrecht en zouden zij te Laag-Soeren de baden gebruiken." Een later bericht meldt, dat de eene dame, eene ver pleegde in „Bethesda" te Laag-Soeren, deze inrichting in het geheim moet verlaten hebben en naar hare woonplaats, Haarlem, teruggekeerd zijn. Hare zuster bracht haar naar „Bethesda" terug en heeft vermoedelijk met de patiënte gewandeld. Gedurende deze wandeling zou de laatste in het kanaal gesprongen en de zuster bij hare pogingen tot redding mede verdronken zijn. In het stallingstraatje te Breda is, naar men aan de „N. Rott. Crt." verhaalt, een man op ongelukkige wijze om het leven gekomen. Hij had namelijk twist met zijne vrouw, die hij nabij de trap zijner woning in het haar vloog. De man greep, in plaats van natuurlijk hoofdhaar, eene valsche vlecht en viel, zijn evenwicht niet kunnende houden, van de trap, met liet gevolg, dat hij bijna terstond een lijk was. verder; beiden konden het rechte woord niet vinden om een gesprek te beginnen. „Mijn beste Ratenow," begon eindelijk de oudste, „ik zou niet gaarne zien, dat gy, juist gij my verkeerd beoordeeldet. Gij zaagt mij straks zoo vreemd aan. Ik ben niet zoo ijdel om te gelooven, dat een jong meisje als Elze Van Hegeback vol ver rukking in mijn geopende armen vallen zal; ook ben ik den leeftijd reeds te boven, waarop de hoop op het beslissend „ja" van een paar roode lippen iemand rusteloos voortjaagt, en men, wanneer het „neen" luidt, in wanhoop aan een zelfmoord denkt. Daartoe heb ik veel te treurige, te zware slagen van het lot moeten verduren. De reden, die my noopten, aanzoek om myn nicht te doen, zijn slechts ten deele van egoïstischen aard. Ik werd gedreven door het verlangen, om mijn neef en zijn kind te doen deelen in de nalatenschap van onzen oom, en dit is de eenige manier, waarop dat wettig geschieden kan. Maar hy bleef staan en legde zijn hand op den schouder van zijn vriend, „ik voeg er bij, dat ik dit plan niet zou hebben opgevat, zoo niet het jonge meisje in de hoogste mate mijn sympathie had gaande gemaakt, ik zeg, mijn sympathie beste Ratenowop myn leeftijd spreekt men niet meer van hartstocht." Zy gingen verder. Moritz was blijven zwijgen hij wist zoo goed, dat die man de waarheid sprakhy wist, dat hij uit velen zou kunnen kiezenhij was immers nog altijd een knap cavalier, een man, die een edel, groot hart bezat, die nog aanspraak kon maken op geluk, en toch „Ik heb het mij in de laatste weken bestendig voorgesteld, hoe het zijn zou, Ratenow," ging de Bennewitzer met warmte voort „ik heb Elzes gestalte door mijn eenzame vertrekken zien gaan, heb haar welluidende stem in mijn ooren hooren klinken ik ben naar boven gegaan, naar de vertrekken die ik voor mijn neef bestemd heb en ik maakte de reisroute gereed om aan de verbaasde kinderoogen de wereld aan gene zyde der Alpen te toonen. Het zou mij een onuitsprekelijke vreugde zijn, deze jeugdige ziel in te wijden in de duizend schoonheden, waarmede natuur en menschenhanden de wereld getooid hebben, en Hij aarzelde. „Ik ben eens met mijn oudsten jongen het Schwarzwald door naar Zwitserland gereisd, en nooit zal ik de blijdschap vergeten, die mij de oprechte verrukking, de naïve verbazing van het jeugdig gemoed schonkik zou het nog wel eens willen zien Ratenow," vroeg hij op eens, „nadert daar niet iemand?" Zij stonden by den ingang der allee. De donkere stammen teekenden zich scherp af in het maan licht, en in den dunnen nevel kwam met haastige schreden een gedaante hen te gemoet. „Het is een vrouw," zeïde Moritz; „het is Elze!" voegde hij er na een oogenblik bij. „Elze, om Godswil, Elze, waar wilt gij heen? Wat ziet gij er uit!" Op eens hing zij hem om den hals; hij voelde haar gansche lichaam sidderen en beven. „Moritz, naar mijn vader! Breng mij naar mijn vader!" „Wat is er gebeurd, Elze? Spreek toch!" Hij maakte de armen van zijn hals los en zag haar in het doodsbleek gelaat. „Op het uiterstesprak zij met bevende lippen. „Juffrouw Siethman kwam mij halen; terstond ben ik heen gesneld o, breng mij naar mijn vader, Moritz!" (Wordt vervolgd.) Dr. Van Hamel Roos deelt in zijn „Maandblad" mede, dat hij brood heeft onderzocht, waarvan een monster op de Amsterdamsche Voedings-Tentoonstelling te zien is. Hij trof er een aanzienlijke hoeveelheid koper in aan. Bij nader onderzoek bleek dat dit niet in het brood was geraakt door het gebruik van vervalscht meel maar door verre gaande en strafwaardige onzindelijkheid der gereedschappen bij het bakken. „En weet ge nu wel," vraagt de Haagscbe brief schrijver van het „U. D.," „in welk land op de open- lijkste manier handel wordt gedreven in mooie meiden? In Nederland, meneer! in ons Nederland, en wel in het hartje er van, in Vlaardingen. Blijkens de „vischberichten" der dagbladen worden „mooie meiden" daar nl. van de baud gedaan, publiek op de markt, te gelijk met lippen en keelcn en andere onderdeden van de zouteviseh. Welk een onderwerp voor een Engelsclien reiziger, om, in zijn land teruggekeerd, eene afwisseling te brengen in de eentonige verhalen over de Hollanders, die pijpen rooken in de kerk en 's zomers op schaatsen naar de markt gaan Het aanhoudende kwaadspreken in de Indische bladen over Atjeh wordt thans zelfs hunnen correspondenten te erg. Ziehier wat „Bonjour", Dict geneigd anders om de zaken in een roos kleurig licht tc zien, aan de „Soerabaja Crt." schrijft. „Uit mijn successieve correspondenties zult ge reeds hebben gezien, hoezeer ge dwaaldet, toen ge uit de cijfers der van weers kanten gevallenen opmaaktet, dat wij eigenlijk „échec" hadden geleden op 4 April 11. Het tegendeel is volkomen waar. Al zijn de gevallenen ook aan onze zijde talrijk geweest, aan die des vijands waren ze dit blykt meer en meer nog heel wat beduidender. Er. dat deze laatste ontmoeting hem eer bied voor ons heeft ingeboezemd, in plaats van zijnen overmoed, zooals ge vreesdet, te stijven, dit is nu zóó duidelijk, dat dit gerust als een axioma kan worden aangenomen. Hij heeft dan ook te gevoelige verliezen geleden, dan dat hem dit niet tot nadenken stemmen zoute meer omdat hij zulke verliezen niet zoo spoedig kan goedmaken. Over hoe weinige honderden mannen toch beschikt dc geheele oorlogspartij in totaal? Dat kan niet veel wezen. Kortom, des vijands moreel is erg geknakt sedert 4 April, en er bestaat niet de minste waarschijnlijkheid, dat hij ooit weder zoo'n dolle streek zou ondernemen. Nog veel minder zal ooit het idéé bij hem opkomen om een onzer posten te overrompelen, iets waarvan gij de mogelijkheid niet geheel verwerpt, ook nl vreest ge haar slechts half. Gij noemdet onze jonge soldaatjes „zwak." Hadt ge zelf eens kunnen zien, hoe die jonge „zwakken" met bewonderenswaardige doodsverachting te midden der vijandelijke kogels vooruit snelden, terwijl de helft hunner kameraden gewond of gesneuveld in het zand beten en hoe zij, dezen ziende vallen en achter zich moetende laten, met gevelde bajonet op den vijand invlogen en hem uit zijne stellingen verdreven, voorwaar ge zoudt anders oordeelcn. Het moet onzen ouden helden bepaald goed hebben gedaan in hun graf, zooals die jonge soldaatjes streden, en ik geef u mijn eerewoord dat noch Europeaan noch inlander het als een buiten kansje beschouwde, als hij dien dag wegens eenen of anderen dienst belet was om aan de operatie deel te nemen. Het tegen deel is waar, ieder aasde er op om van de partij te zijn. Ge zult moeten toegeven, dat waar zulke feiten spreken, alle twistgeschrijf overbodig is. Waarlijk, heer redacteur, zoowel gij als uwe collega's ginds, ge ziet de zaken op Atjeh te donker in, en ge moet mij permitteeren u een weinig op den rechten weg terug te brengen. Er zyn wel wie, die het ontkennen zal enkele zwarte stippende beri-bcri heeft veel hyaten gemaakt, die niet of onvoldoende werden aangevuld, en dat kolonel Van Teyn op geregelde aanvulling aandringt, daarin heeft hij groot gelijk. Maar over het algemeen is dc toestand tegenwoordig verre van ongunstig. Dat de vijand tussehen onze linién weet door te sluipen, dat is toch waarachtig geen wonder. Geen positie van dien omvang kan zoodanig worden bezet in dergelijk terrein, dat dit onmoge lijk is; van hermetische afsluiting, om liet zoo maar eens te noemen, kan geen sprake zijn. Ga maar eens naar buiten in den stikdonkeren nacht, zie dan eens hoe uw gezichtsvermogen u volmaakt in den steek laat, en dan zult ge het met mij eens zijn, dat zelfs een talrijke vijand vooral een Atjeehsche u voorbij trekken kan, natuurlijk niet in den pas, met den tam boer voorop, maar bij kleine groepjes, bukkend en kruipend zonder dat ge iets van zijne aanwezigheid bemerkt. Dat de vijand vermetel is geweest en eene dolzinnige daad heeft begaan, die bewijst dat bij geenen hoogen dunk van onze overmacht koesterde, dat zal ik niet ontkennen. Maar dat wij eenig échec hebben geleden, dat onze soldaten zich niet voor beeldig zouden hebben gedragen, dit ontken ik wel degelyk, en ten sterkste. Wél zijn er veel troepen uitgerukt, maar er zijn hoogstens een goede honderd man van ons in het vuur geweestde com pagnieën waren bij lange niet compleet. Laat men nimmer een militair chef lastig vallen als hij met véél troepen iets onderneemt. We hebben leergeld genoeg betaald met chefs van eene tegen overgestelde richting! Het verzoek van den gouverneur, om met eiken boot 200 man te zenden, is zeer gegrond. Er is groot incompleet aan troepen de organieke sterkte van het leger in het generaal en ook hier, is verre van voltallig, afgescheiden van eenige leger-uitbreiding. En in dat incompleet te voorzien, vooral en in de eerste plaats hier, van wege het verband tussehen te zware diensten en beri- beri dat is een bepaalde plicht. Wat kunnen de menschen soms dol zyn Zoo o. a. met dat praatje van weggaan van Atjeh. Dat zullen we, Godlofnimmer beleven. Den toestand op het oogenblik den politieken, bedoel ik acht ik beter dan ooithet gebeurde op 4 April beschouw ik als eene laatste stuiptrekking, als de flikkering van eene lamp die op het punt staat van uit te gaan. Waarlijk, het staat hier op bet oogenblik betrekkelijk uitstekend, en mits we maar zorgen dat de Atjeher in onze fouten, in onze lamheid, geene nieuwe aanleiding vindt om zich nog eenmaal tegen ons te vereenigen, dan blijft dat zoo. Voorloopig zal hy daarin weinig pleizier hebben, weest daarvan verzekerd, gij allen I De schrik zit er nu in door zijne inderdaad zéér zware ver liezen. De heer Kiderlen won jl. Dinsdag te Birmingham bij den wielerwedstrijd het shampionship van Engeland. Als eene bijzonderheid uit de dierenwereld wordt ons uit Mantgum (Friesland) gemeld: „Den 23 Juni had eene kip alhier acht kuikens uitge broed. Toen nu jl. Zondag de moeder stierf, nam eene jonge kip, die den 15 April 11. geboren werd, de moederlijke zorg voor de kuikens op zich. Het is bepaald aardig om te zien, hoe zij de kleinen onder hare bescherming neemt en ze onder hare vleugels koestert en, evenals de moeder, de jongen roept wanneer zij gevoederd worden." Dat menigeen in de laatste warme dagen te Amsterdam naar een frisch bad verlangde, kan men begrijpenmaar om zulk een bad te nemen in de Lindengracht, moet men toch al zeer veel last van de warmte of van de „vergunning" hebben. Dit laatste geschiedde jl. Maandag avond om 9 uur. Een man, vader van een groot gezin, wilde zich dien avond verdrinken, maar werd door twee personen, die hem nasprongen, gered; hij was onder den naam van liet „wan delend jenevervat" bekend en was met „vergunning" te water gesprongen. (Amst. Crt.) Men schrijft ons uit Schagen, dd. 6 dezer: „Toen in den namiddag van gisteren de vlag op onzen ge- meentctoren werd geheschen, zullen onze buren wel de gevolg trekking hebben gemaakt, dat hier iets bijzonders aan de hand was. En zóó was het ook. Met den trein van half zeven toch zou de deputatie arriveeren, welke de te Nijmegen door onze Harmoniekapel behaalden prijs in ontvangst zou nemen. Met den trein van 5 ure waren de overige leden der Kapel van hier naar Noordscharwoude gespoord, ten einde zich daar, voor den fceste- lijken intocht, bij do deputatie aan te sluiten. Ten 6 ure be gaven zich de Zang-Vercenigingen „Euterpe," de „Gregorius- Vcrccniging," het dameskoor „Cecilia," dc Gymnastiek-Vcrccui- ging „Lycurgus," benevens dcputatiön uit de Rederijkerskamer „D. D.," de Toonecl-Vereenigiug „Ceres," de Harddraverij-Ver- eeniging, dc IJs-Vereeniging en de Zwemclub met „vlaggen en banieren," naar het Station, ten einde de bekroonde Zuster-Ver- eeniging te ontvangen. In de wachtkamer aldaar bevonden zich reeds de heer Burgemeester en eenige leden van het Gemeente bestuur, terwijl verder op het perron waren toegelaten de kunst lievende leden der Kapel. Luide hoera's weerklonken, toen de trein voor het Station stilhield, en de prachtige, dezer dagen door „Cecilia" aan de Kapel geschonken banier, waaraan reeds te Nijmegen door eene vriendelijke onbekende een krans was gehecht, zichtbaar werd. Een hartelyk „krachtig en welluidend welkom" werd den over winnaar toegezongen door „Euterpe" en de „Gregorius-Vereeni- ging," terwijl bij het einde van het lied, onder luide toejuichingen der aanwezigen, door de presidente van „Cecilia" nog eene krans, als huldeblijk van die Vereeniging, aan de banier gehecht werd. Het was een in waarheid treffend oogenblik, toen de Kapel ver volgens in de wachtkamer door den heer Burgemeester, namens de gemeente, met een korte doch hartelijke gelukwensch de eerewijn werd aangeboden. Aandoenlijk vooral waren dc bewijzen van achting en sympathie, welke daarbij den waardigen Voorzitter, laat ik maar zeggen den Vader der Kapel, den heer Hazeu, ten deel vielen. Aan hem vooral, die gedurende achttien jaren, meer dan iemand anders, den steun der Kapel was, werd de behaalde triomf, als het wel verdiende loon voor hetgeen hij steeds voor de Kapel is geweest, door iedereen van harte gegund. In statigen optocht ging het nu de gemeente in; vóórop de Regelings-Commissie, dan twee rijtuigen, waarin waren gezeten het Hoofd der gemeente met eenige Raadsleden, en de heer Hazeu met diens familie, daarna „Cecilia," vervolgens de Kapel, en verder de verschillende Verecnigingen en deputatiën, in volgorde, als bij loting was aangewezen. Het was een opwekkend schouwspel, die langen stoet door onze rijk met vlaggen versierde straten te zien trekken, terwijl nu eens de Kapel zieh liet hooren, dan weder dc opgewekte liederen onzer turners weerklonken. Tegenover de woning van den beschermheer der Kapel, den heer Hoekstra, werd een oogen blik halt gehouden, en werden door de beschermde een paar nommers ten beste gegeven. Daarna werd de „ommezanch" vervolgd, en ten laatste voor het lokaal van den heer Kos, waar de kapel is gedomiciliëerd, halt gehouden. Daar werd bij den ingang het pad onzer harmonisten door een aantal jonge meisjes met bloemen bestrooid en haren voorzitter een bouquet aangeboden, en gingen de strijders in eene nevenzaal aan een hun wachtend diner de noodige eer bewijzen, terwyl de overige Vereenigingen en verdere geuoodigden het voor uitvoeringen bestemde lokaal „de Kolfbaan" vulden, waarin spoedig geen stoel meer onbezet was. Even vóór dat de helden van den dag in dit feestelijk versierd lo kaal verschenen, ging er onder dezen een juichkreet op, zóó luide, dat ik hem niet licht zal vergeten. En geen wonder, want met den trein van 8 ure was van Helder hun held, de heer Rugers, gekomen, de man, die hun had leeren strijden en ter overwinning had gevoerd. Toen daarna de Kapel, onder het stormachtig gejuich der aanwezigen, de voor haar gereserveerde plaats had ingenomen, werd het feest door den leider der vergade ring met een heildronk aan de bekroonden geopend, en daarna door „Cecilia" aan de Kapel een eenvoudig, hartelijk danklied toegezongen voor de kloekheid, waarmede zij Schagen's naam in den vreemde hoog in eere had gehouden. Toen daarna de Kapel de nummers, waarmede zij den prijs behaalde, op voor treffelijke wijze ten gchoore had gebracht, heerschte er onder de aanwezigen een enthousiasme, dat ik onmogelijk kan beschryven. Zang, muziek en toasten wisselden nu elkander onophoudelijk af. „Euterpe," „Gregorius" en „Cecilia" zongen, alsof het ditmaal een wedstrijd tussehen zangers en zangeressen gold. Mej. Denijs, de ook bij u niet onbekende jeugdige violiste, die zich, gelukkig toeval, juist hier bevond, oogstte welverdienden, luiden bijval, met een paar keurige nummers, die zij welwillend ten beste gaf; „Lycurgus" bracht in een schitterende, uitstekend slagende apotheose, hulde aan de Harmoniekapel, kortomhet was een gloeiend, voor ons onvergetelijk feest, dat tot diep in den nacht voortduurde en waarop der Kapel zoo dikwerf het „Zij leve lang!" werd toegewenscht, dat zij, worden die wenschen ook maar gedeeltelijk vervuld, naar mijn bescheiden meening, het jaar 2000 gemakkelijk halen zal. Uw corrrespondent gunt het haar van harte." Buitenland. Uit Lucern wordt van gisteren gemeld: „Zeventien huizen in de voorstad Zug zijn eergisteren ineengestort en gisterennacht ondergingen een veertigtal huizen hetzelfde lot. Men gelooft dat een honderd personen vermist worden. De voorstad is geheel en al ontruimd. Het gekraak (als van invallende huizen) houdt aan." Bij de opening van het debat in de Belgische Kamer van Afgevaardigden over de recruteering van het leger, heeft de heer Beernaert, hoofd van het Kabinet, verklaard dat het Gouvernement voorstander is van den persoonlijken dienst, maar dat niet alle burgers tot militairen dienst kunnen worden verplicht, omdat hierdoor diensten van Staat en godsdienst zouden worden gedesorganiseerd. Alge meen verplichte dienst is in België onmogelijk, omdat de kosten daardoor veel te hoog zouden loopen. Het Gouvernement, ofschoon erkennende, dat het beginsel van plaatsvervanging immoreel is, verklaart van de aan neming van het wetsvoorstel geen Kabinetsquaestie te zullen maken. Pasteur heeft in de Fransche Academie van Weten schappen overgelegd het rapport van de Engelsche com missie, dat gunstig is voor zijn methode. Deze commissie, van welke Paget president is, en leden zijn o. a. Lister en Roscoe, had ruim een jaar die methode onderzocht en haar conclusie was onvoorwaardelijk gunstig. Coquelin krijgt 250,000 francs voor een kunstreis in Rusland; hij zal 50 maal in 58 dagen optreden. De electrische trams, zoo meldt men uit Londen aan het „Hld.," beginnen in de Vereenigde Staten burgerrecht te verkrijgen. Op dit oogenblik bestaan zij reeds in drie- en-twintig steden, terwijl in ten minste evenveel plaatsen plannen tot aanleg van electrische trams zijn gemaakt. Ook de doodstraf wil men door middel van electriciteit voltrekken. De senaat van Pennsylvanië hechtte onlangs zijne goedkeuring aan een besluit, waarbij dit middel werd aangewezen. In de chirurgie vindt de electrische beweegkracht al

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 2