HELDERSCHE
EK NIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- ei Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1887. N° 87.
Vrijdag 22 Juli.
Jaargang45.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
EEN ARM MEISJE.
,.Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Binnenland.
In 't najaar van 1886 werd van eenige zijden aange
drongen op het tot stand komen van een Yereeniging tot
wederinvoering van de octrooien van uitvinding in Neder
land. Later is die Yereeniging inderdaad in 't leven ge
roepen. Die drang naar bescherming van de uitvindingen
geeft den heer A. M. Chenuzet aanleiding om in de //Tijd
spiegel" enkele bezwaren aan te stippen, die principieel
tegen het verleenen van octrooien kunnen worden aangevoerd.
Die bezwaren worden door hem in een viertal stellingen
sailmgevat: de octrooien zijn schadelijk voor de nijverheid,
schadelijk voor de maatschappelijke welvaart, niet in het
belang van den uitvinder zei ven en werken ten slotte niet
mede om de uitvindingen te bevorderen.
Dat zij schadelijk zijn voor de nijverheid blijkt, volgens
den schrijver, uit de omstandigheid, dat zij het gevaar voor
concurrentie wegnemen en zoodoende den uitvinder niet
noodzaken, zijn vinding voortdurend te verbeteren. Er zal
dan ook geen voortgang plaats hebben in de industrie.
Reeds daardoor zal de algemeene welvaart lijden. Maar
daarbij komt nog, dat ter wille van één persoon het alge
meen zich een zaak duurder moet aanschaffen. Het algemeen
heeft dus schade.
Dat de octrooien in het nadeel van den uitvinder zeiven
zijn, is niet zoo duidelijk. Het is echter, zegt de heer Ch.,
hoogst moeilijk, bij een aanvrage om octrooi niet op eens
anders gebied te treden. Wanneer men dit toch doet
en dit zal maar al te licht gebeuren heeft men alle
kans zich in omslachtige en kostbare processen te wikkelen
Er is evenwel nog meer. Wanneer iemand octrooi genomen
heeft voor een zaak, en een ander weet daarin verbetering
aan te brengen, voor welke hij eveneens octrooi krijgt,
dan hebben, wanneer zij zich niet met elkaar weten te
verstaan, beiden niets aan hun octrooi. De laatste toch
mag niet treden op 't gebied van den eerste en deze zal
zijn onvolmaakt product ook niet van de hand kunnen
zetten.
24)
Door WILHELMINA HEIMBURG.
De kleine Hernhuttersche zat tegenover de deftige dame in de
eenvoudige kamer. Beider gelaat gloeidezij konden het niet
eens worden. Mevrouw Van Ratenow had gedacht, hulptroepen
te werven, en stiet zooal niet op een vijand, dan toch op een
macht, die besloten scheen, geheel onzydig te willen blijven, en
die, hoewel zij veel, wat de oude dame onverbloemd als haar
meening te kennen gaf, voor waar erkende, toch zeer ten gunste
van Elze pleitte. Het was alsof zij Moritz hoorde, zoo sprak de
kalme vrouw tegenover haarmisschien was de toon alleen iets
meer zalvend.
tfHoudt nu maar op, mijn beste," viel zij eindelijk ongeduldig
de zuster in de rede, «wij worden het toch niet eens, dat zie
ik wel. Gij moogt gelijk hebben van uw standpunt, naar eigen
lijk kunt gy over mijn toestand en dien van het kind niet oor-
deelen. Gij beweegt u hier in een eeuwigen cirkel rondom uw
eigen, eenvoudige belangenwij leven in de wereld en die vraagt
haar rechten, ook van Elze."
«Maar ten koste van den vrede, die van grooter belang is dan
alle wereldwijsheid," was het antwoord.
Mevrouw Van Ratenow stond op.
«Ik verlang naar bed," zeide zij„ik hoop dat gij tenminste
niets tegen mijn voornemen zult doen; Elze moet morgen mee
naar huis, zij moet."
„Waarlijk, mevrouw de baronnes, Elze moet zelve beslissen."
„Ik houd er voor, dat ik die styfkop wel klein zal krygen,"
voegde de oude dame er nog by. „Maar zeg mij eens, zuster
Beate, hebt gy hier ook dokter en apotheker in de buurt?"
„Zeker! Gevoelt gij u niet wel, mevrouw?"
„Och, het zal wel weer overgaanhot is maar uit voorzorg
dat ik het vraag; somtijds kryg ik een aanval van jicht die mij
elke beweging lastig maakt, en het tochtte vreeselijk in de coupé.
Nu, wij willen het beste hopen."
„Maar dan zal ik dadelijk een weinig zalf
„Toch niet, mijn beste, alleen in geval van nood. Ik ver
trouw niets op zulke middelen thuis mag geen dokter mij
behandelen, myn schaapherder vertrouw ik beter; hij kan knijpen,
wrijven en bezweren. Hoe ziet gij mij zoo verbaasd aan het
is zoo mijn waarde! Elze wil ik niet meer zien; ik heb van
daag ontroering genoeg gehad. Zeg baar dat zij morgen vroeg in
mijn kamer komt de andere kleine is zeker nog bij haar
Nu, goeden nacht dan."
Zij waren bij de slaapkamer der oude dame gekomen en deze
had bij de laatste woorden de deur voor den neus der Hern
huttersche dicht gedaan. Zuster Beate hoorde haar nog eenmaal
kreunen, alsof zij pijn had, en zich uitrekken. Zij schudde het
hoofd en ging een deur verder.
Freule Lili had by het tafeltje tusschen de ramen plaats ge
nomen, at een boterham met eenige zachte eieren en dronk een
glas melk met al den eetlust der jeugd. Elze zat met roodge
weende oogen er bij en beschouwde, zonder aan den maaltijd
deel te nemen, de mug, die bezig was zich de vleugels aan de
kaarsvlam te verbranden. Lili's bekoorlijk figuurtje was vlug
van den stoel opgestaan, toen zuster Beate binnentrad zij maakte
een buiging voor de eenvoudige, ernstige vrouw, alsof zy voor
een regeerende vorstin stond.
„Ik kom de dames goeden nacht wenschen," zeide deze. „Morgen
vroeg wil uwe tante u spreken, Elisabethzij hoopt, dat gy met
haar naar huis terugkeert. Ik druk u nogmaals op het hart, over
denk uw besluit met gebed. Goeden nacht, lieve kinderende
Heer behoede u
Alles te zamen genomen, acht schrijver de conclusie
niet ongepast: „de wederinvoering der octrooien is in geen
enkel opzicht gewenscht."
Aan „Aftakelen," van Ernest Legouvé, ontleenen we
de volgende regelen:
„Gelijk van een tooneelstuk, zoo ook is van ons leven
het laatste bedrijf het moeilijkst af te spelen. Met het
laatste bedrijf bedoel ik niet de eind-ontknooping. Den
laatsten adem uitblazen, immers, maakt de natuur ons tot
een licht werk: onze zintuigen verstompen al meer en meer,
en wij blijven onkundig van het juiste oogenblik des heen
gaans. Maar zijn leven goed te eindigen; goed te be
steden de tusschenruimte, die het uur waarop men gaat
uitrusten, uit vrijen wil of uit dwang, scheidt van het uur
des doods dat is het moeilijke punt. Zoolang de mensch
in zaken is, verlangt hij naar den tijd, dat hij ze kan
nederleggenen als hij ze er aan heeft moeten geven, spijt
het hem, dat hij niet meer werkzaam kan zijn. Ministers,
generaals, staatkundigen, advocaten, kooplieden, industri-
eelen, kunstenaars, allen lijden onder dat nietsdoen,
waarnaar eerst zoo verlangd werd. Voorheen sleet een
mensch de dagen van rust, waarmee hij zijn leven besloot,
met godsdienstige overdenkingen en gedachten aan God,
en zoo wandelde hij kalmpjes voort; met het oog gericht
op een leven hiernamaals, betaalde hij aan de natuur den
laatsten tol. Heden ten dage vervolgt en kwelt ons, als
wij aan het aftakelen zijn, de herinnering aan onze vroegere
bezigheden, zelfs al hebben wij der wereld den rug toege
keerd. Men vroeg eens aan den tooneelspeler Brunet (een
der wonderlijkste figuren, die in de tooneelwereld ooit heeft
geleefd), toen hij in de tachtig was en zijne laatste dagen
sleet te Fontainebleau: „Waarmeê brengt ge uw tijd zoo
al door?" „Ik zie mijne verschillende rollen nog eens
over!" antwoordde hij. Welnu, wij allen doen als Brunet.
Ook wij brengen onzen ouden dag zoek met de herinnering
aan de rol, die wij gespeeld hebben. En dat is dan nog
meestal eene rol, die niet halen kan bij die, welke hij
Lili zag haar verbaasd natoen keerde zy zich naar Elze,
die nog bedrukter zag dan te voren.
„Zeg, Elze, is het waar is er hier een gebak, dat men
broeder- en zusterharten noemt en als het deeg bijzonder goed is,
zelfs geroerde broeder- en zusterharten Doe mij 't genoegen en
laat my morgen eens een paar bij de koffie brengen en dan
„geroerde," het schoot mij juist te binnen."
Over Elzes droevig gelaat vloog een lachje.
„Gij zijt onverbeterlijk, Lili," zeide zij.
„O, Goddank," riep het meisje. „Gij kunt nog lachenAch
Elze, Elze," en zij knielde voor haar neder, „gij zijt allen zulke
vrome lui, en hebt niet eens een weinig blymoedig vertrouwen
op God! En toch weet ik, dat alles zich nog ten goede zal
keeren, ik weet het zeker."
Weet gij dat?"
„Ja!"
„Waardoor dan
„Dat kan ik niet zoo bepaald zeggenhet zit in de lucht,
misschien in de lentelucht, in het bloeien en groeien daar buiten
de vogels zingen het en het water verzekert het in zijn ruischen.
Kom, arm hartje, vergeet uw leed, het moet alles, alles nogver-
keeren
Elze schudde het hoofd, en zag in het frissche gelaat van het
meisje, in wier oogen tranen glinsterden.
„Gij verwondert u over mij, Elze! Ik ben u altijd zoo opper
vlakkig voorgekomen.
Ik zeg 't u openhartig, ik stelde geen belang in u, gij waart
zoo uiterst vervelend in uw smart om den eeuwig geliefde, lang
verlorene, eindelijk en zoo voorts. Gy waart zoo vreeselijk
droefgeestig. Maar toen ik u zoo bleek zag en zoo lydend, niet
tegenstaande het geluk uwer verloving waarvan allen zoo hoog
opgeven, had ik medelyden met u, en toen gy gister zyt weg-
geloopen, hadt gy op eens myn geheele hart gewonnen dat
is nog al iets, Elze, dat doet niet ieder. Honderd anderen
hadden bedaard den strik laten toehalen en waren mevrouw
Van Hegebach gewordenmaar verlaat u nu op mij, Elze, ik
help u en Moritz helpt uzelfs Frieda is niet meer zoo boos
op u."
„Was zij dat dan
„Maar kind," riep Lili, „hebt gy dan een plank voor het hoofd
gehad? Boos Razend was zy, razend jaloersch op u, zoodra
Moritz uw naam maar noemde. Die arme man heeft nare dagen
doorgebracht."
Elzes bleek gelaat werd gloeiend rood. Het gedrag der jonge
vrouw, dat haar altyd zoo raadselachtig voorkwam, stond nu in
helder licht voor haar oogen, gelijk ook het schuw ontwyken
van Moritz. Met een smartkreet riep zij uit: „Ook dat nog!"
„Houd u bedaard, kindlief, het was gister een roerend toonecl
van verzoening, tusschen het echtpaar. Frieda schreide als een
kind en Moritz heeft aldoor gevraagd„Ziet gij het nu in, Frieda,
dat gij dwaaldet?" Zy heeft pater peccavi gezegd, zoo lief
als ik het nooit van haar gedacht had. En, niet waar Elze, gij
gaat morgen mede, gij blijft niet hier? Het moet immers hier
vreeselijk vervelend zijn tusschen al die geroerde broeder- en
zusterharten Weet gij wat ik denkde Bennewitzer zal het nu
wel gemerkt hebben, en Moritz zal hem, als hij er over begint,
wel de volle waarheid zeggen, en dan is de betrekking onhoud
baar. Kom mede Elze, lieve Elze!"
„Neen," zeide het meisje, opstaande, „nooit. Ik kan niet."
Lili wilde antwoorden daar kwam krakend een zwaar voor
werp tegen den zijwand aanbonzen.
„Oude menBchen slapen liefst," riep mevrouw Van Ratenow
met doordringende stem, „houdt toch op met babbelen, ik ben
doodmoe."
speelde: de rol van heerscher, die van beheerschte, die
van eerzuchtige, of welke gij maar wilt. De redenaar
overpeinst de lezingen, die hij heeft gehouden. De generaal
leeft in de veldslagen, waarin hij het bevel heeft gevoerd.
De rechter overweegt, als zat hij nog op den rechterlijken
zetel, de gronden, waarop hij vonniste. De advocaat zijne
pleidooien. Ja, zelfs de koopman in ruste is nog immer
aan het verkoopen van suiker of kaneel. Droevig einde
eens levens, dat men slijt met tot vervelens toe te her
halen, wat men in de kracht van het leven heeft gedaan,
in plaats van zich voor te bereiden tot een nieuw leven."
In de jl. Dinsdag gehouden vergadering van aandeel
houders der Stoomvaart-Maatschappij „Java," is een voorstel
van het bestuur in behandeling gekomen tot liquidatie der
vennootschap en tot verkoop der stoomschepen „Koningin
Emma" en „Soenda" aan de Stoomvaart-Maatschappij
„Nederland," tegen betalng van eene som van f 689,000,
onder ontbinding van het bestaande huurcontract. Het
directie-stoomschip „Madura" zal de directie trachten te
verkoopen en het netto-provenu van den verkoop der drie
booten zal, na aftrek van de schuld aan de Stoomvaart-
Maatschappij „Nederland* en een bedrag van f 14,000 ten
behoeve der aandeelhouders van de Stoomvaart-Maatschappij
„Java," pondpondsgewijze onder de aandeelhouders verdeeld
worden. Zonder debat werd dit voorstel met algemeene
stemmen goedgekeurd.
In de daarna gehouden vergadering van obligatiehouders
is het voorstel eveneens aangenomen.
Jl. Maandag is te Utrecht een buitengewone alge
meene vergadering gehouden van de Nederlandsche Weer-
baarheidsbond ter behandeling van enkele punten, die op
de 18de algemeene vergadering onafgedaan zijn gebleven,
en ter bespreking van het ontwerp-programma voor de
nationale schietwedstrijden, opgemaakt door een daartoe
in de vorige algemeene vergadering benoemde commissie.
De vergadering was niet talrijk bezocht. Na lang
durige discussie is het ontwerp-programma voor den te
Elze ging zwijgend naar bed. Lili lachte maar voort. Het
resolute gedrag der oude dame was steeds een onuitputtelijke bron
van vroolijkheid voor haar.
In deu nacht rees zij overeindde maan scheen helder in het
vertrek en uit het bed naast haar klonk een zacht snikken. Zij
streek met de hand over de zachte blonde haren, die over het
kussen verspreid lagen.
„Elze, Elze, schreit gij vroeg zij zacht. Daarna werd het stil.
Mevrouw Van Ratenow was den volgenden morgen juist ont
waakt, toen de bode een brief brachtde kleine directrice over
handigde hem zelve.
„Goede hemel, de hand van den Bennewitzer Hoe wist hy
dat zij hier was En haar leden waren zoo zwaar als loodmet
moeite richtte zij zich een weinig op. „Ik bid u, zuster Beate,
mijn bril ik kan mij niet verroeren."
De kleine Hernhuttersche gaf haar het verlangde en liet haar
alleen. Het werd stil in de kamer, men hoorde alleen het
knetteren van het papier in de hand der oude dame.
Het waren slechts weinig woorden, maar zij deden haar doods
bleek worden. Zij hield plotseling de hand voor de oogenzij
duizelde. Alles te vergeefs. Alles voorbij
„Liliriep zij haar stem klonk als een zucht. Het jonge
meisje kwam haastig, nog in négligé, met loshangende haren.
„Geef dat aan Elze, en maak u dan gereed." Zij schoof haar
den brief toe.
„Wilt gij aanstonds op reis gaan, tante Zal ik het Elze
„Elze?" Zy kwam overeind uit haar kussens. „Wat gaat my
Elze aan!" riep zij met luide stem. „Die wind zaait, moet storm
oogsten. Ondankbaarheid en koppigheid haat ik tot in het diepst
mijner ziel."
„Tante!" riep Lili uit, doodelyk verschrikt door de uitdrukking
van haar gelaat.
„Ga!" riep de oude dame. „Binnen een uur vertrekken wij
Het meisje stond bevend voor Elze, die juist haar blonde vlechten
opstak.
„Lees dit eens," zeide zij„o, mijn hemel, tante is zoo boos,
zoo boos."
De kleine meisjeshand liet de zware vlechten vallen en greep
naar het papier.
„Geachte mevrouw
In vliegende haast de brief moet nog met de post weg. Ik
verzoek u, aan mijn nicht uit mijn naam de vrijheid terug te
geven. Het overige mondeling, later.
Uw toegenegen,
H. Van Hegebach."
Een oogenblik verhief zich de borst van het meisje, als van
een vreeselijken last bevryd. Toen sloeg zij de handen voor het
gelaat; een huivering ging haar door de leden.
„Elze! Elze!" riep Lili en omvatte haar, maar zij trok zich
los en greep de klink van mevrouw Ratenows kamer. De deur
was gesloten.
„Zijt gy het, Lili?" vroeg de oude dame.
„Neen, het is Elze, tante," riep zij smeekend.
Het bleef stil daar binnen.
„Tante I" snikte het meisje met gesmoorde stem.
Weder geen antwoord. Men hoorde slechts voetstappen en
haastige bewegingen om zich voor dc reis gereed te maken.
„Tante, één woord!" Haar hand rukte en trok als in doodsangst
aan de deur. Te vergeefs. Toen keerde zy zich om, stond een
oogenblik onboweeglyk, de oogen strak op het venster gevestigd
daarop zag zy Lili aanhet was, alsof zy wilde lachen, maar
do tranen stroomden haar uit de oogen; met volle zwaarte over
viel haar op dat oogenblik het gevoel van verlatenheid. Nu had