OOST-INDIE. een handgeld van DRIE HONDERD GULDEN. AMERIKAANSCHE HARMONIUM-ORGELS. Yoorhanden eene ruime keuze uit de Fabriek van J. Yau der Tak en O10., te Rotterdam. NB. Nieuwe Orgels van af f 75.—. Aanbrengpremie TIEN GULDEN. TE KOOP: Een 1-paards dorsehmaehine met rosmolen en toebehooren, KONINCSCIST. Lemkes Tuyn's verbeterd W aschmiddel voor YV olv ee, K. KALIS Pzn., te Burg op Texel. AMSTERDAMSCHE COURANT. (Deze Orgels worden door mij verkocht voor denzelfden prijs als aan de Fabriek.) Gedrukte geïllustreerde prijscouranten zijn op aanvrage gratis te bekomen. I*. Th. YJPMA, Pianomagazijn, Langestraat A. 35, Alkmaar. Nederlanders, die dienstnemen bij bet Indische leger, ontvangen, bij het aangaan van eene zes-jarige verbintenis, Nadere inlichtingen zijn gratis te bekomen bij het Departement van Koloniën en bij alle Burgemeesters. Vischreederij Helder. AANDEELEN TE KOOP a 35%. Te bevragen letter 00, Bureau dezer Courant. weinig gebruikt, zoo goed als nieuw; een gebruikte stevige boerenYYagen met hooiraam en hekken; bij A. SMIT Pz., Mr. Smid, te Wieringerwaard. Hout uit door doBrzaailieid ea kracliti£e werïing. Verkrijgbaar bij J. REZELMAN Cz., te Wieringerwaard. Schapenhouders LEMKES TUYN hebben de eer te berichten, dat zij voor den verkoop van hun bekend praeparaat hebben aangesteld den Heer: Dit door den Schapenhouder meer en meer gewaardeerd wordend Waschmiddel werd door de Hollandsclic en de Friesckc Maatschappij van Landbouw bij herhaling de "bel5.rOn.illg waardig gekeurd: Hoorn 1871, Getuigschrift; Franeker 1873, Medaille; Zaandam 1875, Verguld Zilveren Medaille; Edam 1886, dtiplOUl^ (Uoogstc onderscheiding). Prijs per Schaap of Lam zeven cents (met inbegrip van den pot). Zekerst in werking, gemakkelijkst in bereiding en billijkst van prijs. De bereiding van het bad kan met dit verbeterd "Waschmiddel met KOUD WATER geschieden. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en feestdagen. De Amsterdamsche Courant zal na nauwgezette keuze de belangrijkste en belangwekkendste gebeurtenissen van den dag mededeelen. De Amsterdamsche Courant is het goedkoopste Dagblad van Nederland. Voor Amsterdam per 3 maanden 1.50, franco per post f 1.80. Niemand kan door den prijs worden afgeschrikt onze Courant iederen dag alleen of met een vriend gesamen lijk te ontvangen. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. Bureau: Lokaal „De Brakke Grond,1' Nes 53. Abscessen, Roos, Aanbeien. Onveranderlijk goede uitkomst wacht een ieder, die deze ongemakken behandelt volgens de eenvoudige gedrukte voorschriften, die om iederen pot en doos van Holloway's geneesmiddelen gewikkeld zijn. Zij zijn onschatbaar voor de jeugdigen en schroomvalligen, wier blooheid somtijds hun leven in gevaar brengt. Een weinig oplettendheid, matige volharding en geringe kosten, zullen den schroomvalligsten in staat stellen om ieder geval tot eenen gunstigen uitslag te brengen, zonder geheime ziekten aan iemand te ontdekken. De Zalf houdt de ver spreidingder ontsteking tegen, bedwingt overprikkelde vaten, verkoelt de heete huid, verzacht de kloppende en stekende pijnen en geeft groote verlichting. De gedrukte aanwijzingen voor het gebruik der Zalf, beschrijven tevens duidelijk wanneer en hoe Holloway's Pillen moeten ingenomen worden, opdat derzelver zuiverende en regelende krachten de regeling en versterking van het gestel bevorderen. Doosjes PILLEN en Potjes ZALF f 0.80, f 1.85, f 3.—, f 6.75, f 13.50 en f 20.50. Ze worden verkocht bij de Apothekers. Voor den verkoop in het groot vervoege men zich bij den Professor Holloway, 533, Oxford-Street, Londen. Een goed middel om de engerlingen (larven van mei kevers) in tuinen uit te roeien, is het graven van gaten, die voor de helft met run of kif worden gevuld. De gaten moeten ongeveer 1 voet diep zijn en ook ongeveer 1 voet omvang hebben. Zeer veel schadelijke insecten en larven en vooral engerlingen begeven zich dan naar deze gaten, waar zij zich met het kif voeden. Van tijd tot tijd onder zoekt men de gaten en haalt er met weinig moeite het ongedierte uit. Ieder jaar worden deze gaten van verscli kif voorzien, want het oude vermolmt langzamerhand en is dan voor het doel niet meer geschikt. Om wormen uit bloempotten te verdrijven, moet men een appel, die begint te rotten, op de aarde van den pot, I dicht bij de plant leggen. Na korten tijd ziet men reeds wormen aan den appel; men verwijdert ze en legt den I appel weer op dezelfde plaats neer. Alle wormen, welke j zich in den pot bevinden, laten zich op die wijze gemakkelijk vangen, want zij begeven zich alle, de een vroeger de andere later, naar den appel. Aan een beschrijving der reis, die indertijd door de geleerden-elub te Weenen ondernomen werd, ontleent het „Fremdenblatt" de volgende passages: „Wij hadden sedert ons vertrek van Korfoe 250 zee mijlen afgelegd en bevonden ons in het midden der Ionische zee. Ik leunde behaaglijk achterover in mijn zeer gemakke lijke fauteuil op het achterdek en genoot de frissche, koele zeelucht met innig welgevallen. De zee leek een grooten, spiegelenden vijver, waarboven zich een blauwe, onbewolkte hemel welft. Daar plotseling piept er iets aan mijn voeten en een kleine vogel komt achter mijn stoel vandaan wandelen. Ik zou juist wat bekomen van mijne verbazing om op open zee, honderden mijlen van het vaste land verwijderd, een zangvogeltje te zien, toen ik de ontdekking deed, dat het een vaderlandsche kwikstaart was. „Waar kom jij van daan?"1 vroeg ik onwillekeurig. Ik weet niet, welk antwoord mij het sierlijke, kleine ding zou hebben gegeven, wanneer niet een vermetel roodborstje zijn aandacht had afgeleid. Want het was een roodborstje, dat daar permantig op het scheepskompas zat en mij met zijn slimme, zwarte oogjes even verbaasd aankeek als ik hem en.... daar maar zijn we dan in het Weener-park? daar huppelde ook iets rond, dat een onvervalschte Weener musch op een veer geleek. Het valt mij moeilijk den indruk weer te geven, dien ik ontving bij het zien dezer kleine, sjilpende vrienden uit de Duitsche wouden, terwijl de zee zich overal rond mij uitstrekte. Als een groet uit mijn vaderland klonk het mij uit de keeltjes dier lieve kleine vogels in de ooren en het zal wel niemand verwonderen, dat mijn medepassagiers, die weldra allen op het achterdek kwamen, zich met mij verheugden over het onverwachte bezoek van zóó goede, oude vrienden. Het waren er ongeveer twintig, die, waar schijnlijk op weg naar ons vaderland, moede en hongerig op het dek waren neergestreken, blijkbaar in hun schik op hun lange reis een rustpunt gevonden te hebben. En toen nog een vijftal zwaluwenpaartjes kwamen aanvliegen, kwam aan het wederzijdsche begroeten geen einde. Maar al spoedig mengde zich medelijden onder het vroolijk gevoel van het wederzien, toen wij bemerkten, hoe afgemat de diertjes waren. Velen van hen lieten zich, zonder wederstand te bieden, met de hand vangen. We gingen nu beproeven, hen te voederen en wat bij krachten te brengen. Dat was echter zoo gemakkelijk niet. Waar zou men op een Lloyd-stoomboot, waarop een haast overdreven zindelijkheid heerschte, het insecten-menu voor de vogels vandaan halen. Men begon allerlei aardigheden aan den man te brengen. ^Leg de beestjes de spijskaart voor/ riep er een. Een ander, een welmeenend dierenvriend, wilde voor een halfverhongerd muschje een kleine kalfs- cötelette bestellen. Ten slotte echter werd men het eens en besloot met harde eieren de proef te nemen, een eten dat den bekjes, gewoon aan insecten-voedsel, zeker zeer vreemd moest voorkomen. Eensklaps hoorden wij een krijschen in de lucht. Een sperwer had een kleine, arglooze kwikstaart met zijn klauwen bij den vleugel gevat en haar medegenomen in het takelwerk van het schip, waar hij zich gereed maakte, het diertje op zijn gemak te verorberen. Aller oogen richtten zich naar boven. Daar hadden we een lief gezel schap Terwijl wij beneden aan het overleggen waren, hoe de moede zangers het best te sterken, zat een dozijn dier vraatzuchtige roovers in de ra's en tuurde met begeerigen blik op het kostelijk ontbijt, dat beneden op hen wachtte. Nog een aantal beschreven enge cirkels om de boot en loerden op een gelegenheid om onbemerkt een deel van den buit weg te kapen. Neen, dat was wat te sterk. We moesten, wat het kostte, beletten, dat die afschuwelijke roovers hun plannen ten uitvoer brachten. Een van het gezelschap haalde een jachtgeweer met dubbelen loop uit de kajuit en schoot, met toestemming van onzen kapitein, den eenen sperwer na den ander neêr, waarna de arme, vervolgde zangera onbezorgd vaa onze gastvrijheid genieten konden, dat zij ook deden, een volle 24 uur lang, tot wij in de nabijheid van Malta waren gekomen. Daar waren allen opeens verdwenen, tot op een enkel sijsje na, dat blijkbaar aan zeeziekte leed, in het geheel niet wilde eten, en maar steeds over het dek heen en weer tuimelde, alsof het dronken was. Ik zag het beestje het laatst in een hoekje van den salon, waar de passagiers met elka&r thee dronken en ik vermoed, dat het onder de tonen van de een of andere meesterlijk voorgedragen Wagner-phantasie stillekens den laatsten adem heeft uit geblazen.* Iets over de koekoek. „Dat jou de koekoek hale „Dat weet de koekoek!" zijn bekende, in Duitschland evenwel meer dan bij ons gebruikelijke spreekwijzen, en daarin wordt hij in het volksgeloof kennelijk met niemand minder gelijkgesteld dan met den Booze. Hoe komt de koekoek toch aan dien kwaden naam? Zoo het schijnt, werd deze vogel in den heidenschen tijd geacht in dienst en onder de hoede te staan van den een of anderen God, Wodan misschienhij behoorde althans onder de heilige vogels; hem te dooden werd als heiligschennis beschouwd en zwaar gestraft. Maar na de invoering van het Christen dom trad eene andere beschouwing omtrent hem in de plaats; de koekoek was niet meer de geliefde vogel, maar een onheilspellend, verwenscht wezen, waarin men zich voorstelde, dat een der gevallen goden was overgegaan. Tot deze voorstelling gaf het geheimzinnig wezen en de vreemde levenswijze van dezen onrustigen, vluggen en schuwen vogel, die zich meestal in boschachtige streken ophoudt, alleszins aanleiding. Hij laat zich slechts zelden zien, maar wie het voorrecht heeft dezen gevleugelden gezel, zoo groot als een duif, met zijn slanken bouw, levendige, vuurgele oogen en aschgrauw gevederte, in het koperkleurige loopende, te aanschouwen, zou geneigd zijn hem aan te zien als een „gentleman" in het rijk der natuur. Maar schijn bedriegt de koekoek is zulks verre van dat, maar integendeel een ijverig hofmaker, een Don Juan van het ergste soort, om kort te gaan een groote losbol. Jaar in, jaar uit jaagt hij de pret na; vandaag is hij in China, morgen in Lissabon, overmorgen aan de Noordkaap, dan weêr in Jeruzalem of in het gebied van den Mahdi. Altoos lustig! is de zinspreuk van den rusteloozen toerist. Daarbij is hij geweldig gulzig, en wat wel zijne hoofd zonde is, onverzadelijk in de liefde. Van huwelijkstrouw is bij hem geen sprake. Hij verandert van liefje als van verblijfplaats. Er bestaat geen verliefder en vuriger kwant dan de koekoek, en hij is jaloersch als Othello. Zoodra hij zijn lokkend koekoek, het bekende geluid, waarmede het mannetje zijn zucht tot paring uitdrukt, en dat meestal in de vroege ochtendschemering en bij dreigenden regen wordt vernomen, uitstoot, en er vertoont zich een mede dinger in zijne nabijheid, dan ontspint zich een verhittend tweegevecht, ofschoon het hem anders aan moed ontbreekt. Want, als de half krankzinnige vrouwengek zoo lokt en lokt, dat hij dikwijls er geheel heesch onder wordt, en het er op toevliegend kleine vogelpubliek om hem heen huppelt en den spot met hem drijft, dan waagt hij er zich niet aan, maar vergenoegt zich, als het geplaag al te erg wordt, een toornig „siirr* uit te stooten. Heeft hij eene Dulcinea tot zich gelokt en zijn doel bereikt, dan vliegt hij terstond naar een ander jachtgebied, om een nieuw liefdes-avontuur op te zoeken. Maar het koekoeksch wijfje dan? Gedraagt dit zich fat soenlijker dan het mannetje? Och, die is van hetzelfde hout gesneden en maakt het zelfs nog erger. Zij houdt er van den heelen dag in liederlijk gezelschap rond te zwerven en van het eene boschje naar het andere te vliegen. Uitgelaten en warm van bloed, zooals zij is, vergenoegt zij zich niet met één minnaar, maar houdt zij er verscheiden op na, die zij door haar verleidelijk gichelen en haar geroep van wik, wik, wik weet tot zich te trekken, zoodat zij dikwijls door 5 of 6 liefhebbers wordt omfladderd, tot niet geringe ergernis van het in 't rond sjilpend klein gevogelte. Dat er bij zulk eene mormoonachtige levenswijze van nest bouwen, eieren leggen en broeien niets terecht komt, spreekt van zelf. In ons land bouwt de koekoek althans geen eigen huis, maar onder de buitenlandsche, o. a. de beroemde honig wijzers Indicata, zijn er die zulks wel doen, evenals andere fatsoenlijke en rechtgeaarde vogels. Eierenleggen dat doet wel het wijfje, maar zij legt de eieren, 4 tot 6, bij tusschenpoozen van eene week in de nesten en bij de eieren van grasmusschen, kwikstaarten, roodborstjes enz., die dan door deze vogeltjes, die niets van dat bedrog merken, omdat de koekoekseieren niet veel grooter zijn dan de hunne, terwijl zij geen langeren broedtijd vereischen, worden uitgebroed. De jonggeboren koekoek wordt spoedig groot en werpt of verdringt de met hem gelijktijdig uitgebroeide vogeltjes uit het nest, waarin hij nu alleen heer en meester is en zorgvuldig, evenals haar eigen kroost, door de pleegmoeder wordt opgevoed, zonder dat de ouders er naar omzien, 't Is nu uitgemaakt, dat het wijfje van den koekoek haar ei op den grond legt, het in de mondholte neemt en het met groote vaardigheid gedurende de afwezigheid van het vogelpaar in het met zorg door haar uitgekozen nestje nederlegt, waaruit zij wellicht vooraf een eitje heeft weggesmokkeld. Deze egoïstische handelwijze wordt de koekoek tot eene groote ondeugd aangerekend, maar de billijkheid vereischt, haar daarvan vrij te pleiten. Het zit haar in het bloed* zij kan niet anders handelen. De groote omvang toch der maag zegt de heer Vroli'kwaardoor het nederhurken, bij het uitbroeien gevorderd, op werktuigelijke wijze belet wordt de menigte van harige rupsen, welke zij tot hare voeding behoeft, en waartoe zij steeds op weg moet zijn de langzame ontwikkeling eindelijk harer eieren, waardoor er, voordat het vereischt getal aanwezig is, een te lange tijd verloopt, zijn zoovele redenen, welke haar noodzaken ze opvolgend in de nesten van andere vogels te leggen. Zonder deze zonderlinge handelwijze kwam geen hunner tot ontwikkeling. Hetgeen derhalve bij den eersten oog opslag veronachtzaming schijnt te zijn, wordt bij nauw keuriger beschouwing een blijk der hoogste voorzorg. Opgesmukt is ook het verhaal van de ondankbaarheid van het pleegkind, dat, grooter geworden, zijne pleegouders zou verslinden, maar dat het de kleine vogels, met hem uit de eieren gekropen, uit het nest verdringen moet, en zich van het aangevoerde voedsel meester maakt, dat laat zich gereedelijk verklaren. Snelpersdruk van A. A. Bakker Cz., Nieuwediep.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 4