gegeeseld en vier maal gebrandmerkteen derde binnen één
jaar elf maal gegeeseld en vijf maal gebrandmerkt. Een
zekere Griet Andries viel niet minder dan 32 maal in
banden der justitie; de beruchte Trijn Peters, meer bekend
onder den naam van Trijn van Hamburcb, werd 32
maal in hechtenis genomen, acht maal uithoofde van
zwangerschap met een strop om den hals aan de galg
tentoongesteld, onderscheidene malen gegeeseld, vijftien
malen gebrandmerkt, beide harer ooren afgesneden en
eindigde, den 30sten December 1617, haar misdadig
leven aan de galg. Tusschen 1695 en 1720, dus binnen
25 jaren, werden er, alléén te Amsterdam, niet minder dan
209 personen openlijk ter dood gebracht. De straffen
waren veelal middeleeuwsch, doch de misdaden waren soms
ook zoo vreeselijk, dat men er bij de barbaarsche volkeren
nauwelijks de wedergade van zal aantreffen.
Niet weinig werd de onveiligheid in die dagen bevorderd
doordien de misdadigers, uit de eene provincie gebannen,
in de andere een schuilplaats vonden, of, na hun vonnis
ondergaan te hebben, broodeloos rondzwierven, wijl de
rasp- of wachthuizen vol waren, of die van de eene plaats
de misdadigers eener andere niet wilden opnemen. Daaren
boven heerschte er niet zelden jalousie tusschen de ver
schillende baljuwen, en, naijverig op elkander, namen
sommigen de misdadigers, in plaats van ze uit te leveren,
in hunne bescherming, of stelden ze in de gelegenheid om
te ontsnappen. Wat slag van justitiëele ambtenaren die
zeventiende-eeuwsehe baljuwen meestal waren, moet men
den Haagschen Rijks-archivaris Van den Bergh hooren
verhellen: „Edellieden, officieren en advocaten staan veelal
terecht wegens geweld en baldadigheden en vechterijen,
ook wel eens wegens schaking; procureurs wegens kneve
larij, notarissen voor valschheid, deurwaarders wegens
insolentie, kooplieden voor fraude en bedriegelijke bank
breuk, predikanten wegens ontucht en oproerige libellen.;
maar de baljuwen voor al die misdaden te zamen en nog
eenige andere bovendien. Er is natuurlijk geen stand
in de maatschappij, die geene bijdragen tot de proceduren
voor het Hof van Holland geleverd heeft; maar geen meer
dan de baljuwen. Het strafrecht was hun een punt van
financie gewordenwillekeur en insolentie kenmerkten dik
wijls hunne beslissingen, en hunne hebzucht, die tot een
spreekwoord geworden was (//schouten en baljuwen grijpen
als wuwen"), deed hen overal voordeel in zoeken en wist
uit de kleinste vergrijpen, door boeten en confiscatiën, een
bron van winst voor zich te vormen." En in bijzonderheden
kan men dit alles nalezen in Dr. Schotels werk over het
maatschappelijk leven onzer vaderen in de zeventiende
eeuw, waar zelfs vermeld wordt hoe die baljuwen in
feheime verstandhouding stonden met de befaamdste lichte-
ooien, om rijke, gehuwde heeren geld af te persen.
Dit alles bedenkende, komt men tot de slotsom, dat het
woord vooruitgang toch geen hersenschim is. Er zijn meer
punten van vergelijking aan te wijzenmaar voor heden
meen ik met het bovengenoemde te kunnen volstaan.
Amstelaar.
Binnenland.
De Hoornsche Harddraverij-Vereeniging heeft besloten;
ter gelegenheid van de Landbouw-Tentoonstelling op 8 Sept.,
eene harddraverij door paarden voor tweewielige rijtuigen
te houden. Zij heeft hiervoor beschikbaar gesteld, als
lsten prijs f 300; als 1ste premie f 100 en als 2de premie
f 50. Het feest zal opgeluisterd worden door het muziek
korps der dd. schutterij van 's Hertogenbosch, onder directie
van den Kapelmeester Kriens, en 's avonds zal dat korps
een concert in het Park geven, gevolgd door vuurwerk en bal.
Door Z. M. is Dr. W. B. J. Van Eyk, inspecteur
van het middelbaar onderwijs, aangewezen als afgevaardigde
van .de Nederlandsche Regeering op het Congres, te Brussel
te houden op 4, 5 en 6 September a. s., door de Fédération
de la gjmnastique scolaire de Belgique, waar o. a. de
middelen zullen worden besproken, die de mogelijke nadee-
len, waaraan scholieren, ingeval van overlading op intël-
lectuëel gebied, eventuëel zijn blootgesteld, kunnen wegnemen.
De particuliere correspondent der „N. Rott. Crt."
schrijft:
„De beri-beri-bacille is gevonden! Men moge over het
onderzoek van Professor Pekelharing denken zooals men
wil, het is nimmer te ontkennen, dat de eerste stap is
gedaan. Er blijft nog veel te doen over; nog jaren zullen
verloopen, alvorens men de ziekte kan bestrijden met een
specifiek middel, dat de bacterie doodt of hare scheikundige
wex-king onschadelijk maakt; misschien geraakt men wel
nimmer daartoe, maar zonder twijfel: de beri-beri is eene
infectie-ziekte. En al kan men de oorzaak der infectie
niet vinden en dus niet wegnemen, men weet dat desin-
fecteeren is: bestrijden der infectie, en in eene algemeene
bestrijding der ziekte tast men niet meer in den blinde.
Ook de besmetting der lokalen is door hem bewezen.
De beri-beri-bacillen kwamen voor in de lucht van hospi
talen en kazernes; zij zijn daaruit afgezonderd en door eene
reincultuur opgekweekt; men heeft ze ingeënt op apen,
honden en konijnen, en zoo aan die dieren beri-beri bezorgd,
even goed als bij inënting uit zieke, menschelijke individuen.
Trouwens op Atjeli is de beri-beri zeer verminderd."
Prof. Pekelharing denkt over enkele weken naar
Europa terug te gaan. Hij heeft verzocht om hem
en Dr. Winkler met ingang van 6 Augustus te ont
heffen van de opdracht tot het instellen van een onderzoek
naar den aard en de oorzaak van de beri-beri, en hun
bezoldiging gedurende de terugreis naar Nederland teregelen.
De Staatscommissie tot onderzoek van den toestand
van den landbouw zal in de volgende week weder bijeenkomen.
Het aantal doleerende gemeenten in ons land is tot
103 geklommen.
Naar aanleiding van de in het „Weekblad van het
Recht" door den lsten luitenant-adjudant Schrek gedane
vraag, of het niet wenschelijk zou zijn, dat van bevoegde
zijde voorschriften werden gegeven voor rijtuigen enz.,
om uit te wijken of halt te houden bij het ontmoeten van
marcheerende troepen, meldt het „U. D." dat ook in de
Utrechtsche verordening op het rijden eene bepaling voor
komt, aldus luidende:"
„Men mag marcheerende troepen binnen de kom der
gemeente niet voorbij rijden, tenzij deze vooraf de helft
van de breedte der straat of van den weg daartoe geheel
vrijgelaten mochten hebben.
Marcheerende troepen ontmoetende, moet men de noodige
ruimte open laten en stapvoets rijden.
Dit artikel is niet toepasselijk op tramwagens."
Den 1 dezer'bestond het incompleet aan kader bij de
regimenten infanterie uit 173 korporaals. Daarentegen
waren er op genoemd tijdstip 71 sergeants-titulair en 214
korporaals, die geschikt waren ter bevordering voor sergeant
of fourier, maar die niet geplaatst kunnen worden, omdat
er geen vacatures zijn.
In de „Staatscourant" van 13 dezer is opgenomen
het verslag van het examen tot toelating als adelborst
3de klasse aan het Koninklijk Instituut voor de Marine
alhier in het jaar 1887, opgemaakt naar aanleiding der
beschikking van den Minister van Marine, i. d. 17 Mei 1887.
Van de 115 adspiranten hebben slechts 45 aan de ver-
eischten voor het exathen voldaan, of 39.13 pet. en 70
niet voldaan.
Onder het aantal lidspiranten, die deelgenomen hebben
aan het examen in gijn geheel, kwamen er 37 voor, die
verleden jaar of vroeger ook examen hadden en waarvan
er toen 2 voldaan en 35 niet voldaan hadden.
Van die 37 adspiranten hebben thans voldaan 16, die
allen voor eene. benoeming tot adelborst 3de klasse in aan
merking zijn gebracht, terwijl de 21 overigen wederom
niet zijn toegelaten.
Van de 23 adspiranten, die ook deel zouden nemen aan
het toelatings-cxamen voor cadet bij de Koninklijke Mili
taire Academie te Breda, hebben 9 voldaan, de overigen niet.
Door eenige boeren en kaaskoopers in Noordholland
is een adres aan den Gemeenteraad van Alkmaar gezonden,
met 't verzoek om de wekelijksche kaasmarkt wat vroeger
te doen eindigen. Vele boeren uit de Schermer en Hugo-
waard moeten soms zoolang op 't wegen der kaas wachten,
u en mij zooveel snoeperij gaven."
„Tante, waarom verveelt het leeren mij?"
„Tante, de Zondag is toch de pleizierigste dag der week."'
„Tante, een gestolen appel smaakt beter dan een, dien men
gekregen heeft."
„Tante, de dansles is de eenige les, waarnaar ik verlang."
Seraphine verdeelde nu en dan dergelijke uittreksels onder
hare vrienden en zond ze aan hare familie en er was niemand,
die niet met haar aan het jeugdige familie-ideaal een toekomst
vol eer en goud voorspelde en deze op de eene of andere wijze
in verbinding met de zijne wist te brengen. De toekomstige
beroemdheid werd om deze toekomst dan ook overal op de handen
gedragen, vertroeteld en verwend en vond dat spoedig zeer na
tuurlijk. Toen men later begon te vragen, welken weg het
genie zou inslaan, of hij musicus, schilder, dichter of beeldhouwer
zou worden, glimlachte Seraphine medelijdend over het ongeduld
dezer bekrompen lieden, of schreef verontwaardigd, of dan ooit
een groot kunstenaar gereed ter wereld was gekomen. Men
diende hem toch eerst de leerjaren te gunnen, waarop de jaren
van meesterschap zoo zeker moesten volgen als de dag op den
nacht. En men liet zich geruststellen en wachtte van jaar tot
jaar, in het verheffende bewustzijn: wij hebben een genie in de
familie.
De volgens Seraphine zoo benijdenswaardige moeder van Miro
deelde niet onvoorwaardelijk de verwachtingen harer zuster. Zij
had zich in haar leven nooit om de kunst bekommerd en was
blij geweest om hare verplaatsing naar de kleine stad, omdat
daar noch een museum, noch het een of andere kunstwerk, noch
zelfs een oud interessant gebouw te vinden was, dat men bezien
moest en waarover men moest meêpraten. De door Seraphine
met zooveel geestdrift als een feit voorgestelde kunstenaarsbe
stemming van haar zoon vleide hare ijdelheid weliswaar, maar
zij beschouwde haar meer als een soort bijzaak in zijne vrije
uren en maakte zich dikwijls bezorgd of zijne militaire superi
euren er ook zoo ingenomen mee zouden zijn. In elk geval
mocht haar Miro, dit stond bij haar vast, er niet eerder aan
denken den dienst uit liefde tot de kunst vaarwel te zeggen, vóór
hij den rang van majoor behaald had. Met haar zuster, meende
zij, kon zij geen verstandig woord over Miro spreken, en daarom
ontlastte Mevrouw von Tellheim nu en dan haar vol hart voor
hare oude Sabine, maar slechts om gewaar te worden, dat het
voortdurend zwaarder werd.
„De jonge heer zal u nog veel zorg geven, mevrouw," zeide
het eerlijke schepsel, „hij doet niets goeds, omdat hij niet wil
leeren, en daarvan heeft de freule de schuld. Wie niets in de
wereld te doen heeft, en wie niet werkt, krijgt dwaze gedachten,
dat weet iedereen, ook hij, die geen boeken leest. Heeft men
er ooit van gehoord, dat officierskinderen kunstenaars worden,
gelijk men het noemt, iets dergelijks als koorddansers, orgel
draaiers, schilders en soortgelyke lieden, hoe ze ook heeten, die
niet weten, waarmee zij den tijd zullen doodslaan. Ik zal niet
eerder rust hebben, vóór ik onzen jongen heer kortweg „luite
nant" mag tituleeren, want dan moet hij dienst doen èn is het
aan de leiband loopen van de freule uit. Maar vóór dien tijd
zal er nog heel wat water over Gods akker moeten loopen en
zal zij hem nog veel geven, om zijn maag te bederven. En als
ik u was, mevrouw, liet ik hem in de vacantie in 't geheel niet
thuis komen, want dat is volstrekt niet goed voor hem; hij is
den.'geheelen dag bij de freule en die praat een mensch dood en
levend en maakt den jongen heer geheel en al in de war. Schryf
hem, dat hy eerst als luitenant weer thuis mag komen, dat is
mijn raad Wat heeft de freule hem ook altijd te schryven?
Zij schrijft eiken morgen weer aan een brief en komt dan met een
vuurrood gezicht aan tafel cn 's middags begint het leventje
weêr. En waarom schrijft de jonge heer aan haar en niet aan
zijne mama? Is dat in orde Neen, neen, mevrouw is veel te goed
ik zou het niet willen hebben!"
„Ja, je hebt gelijk," antwoordde de moeder zuchtende, „ik zal
hem ook duchtig de les lezen en het moet en zal anders worden.
Deze vacantie zal hij echter nog thuis komen."
Ach, hij bracht nog menige vacantie in het kleine stadje door
en niemand was trotscher dan de moeder zelve, als zij aan den
arm van den fiinken jongeling in uniform door de straten wan
delde en wist en gevoelde, dat men hem en haar uit de vensters
nakeek. Op de visite, die zij in de vacantie geregeld gaf, werd
het familie-ideaal- steeds met plechtigen trots op den voorgrond
gesteld; dan kon men gerust een taart minder op tafel zetten,
want niemand bemerkte het. Miro had dan de vriendelijkheid,
zijne witte vingers over de gele toetsen der pianino te jagen,
doch niet zonder vooraf op een in het oog vallende wijze in een
droomerig nadenken te vervallen. Dat hij altijd dezelfde, uit
bekende en onbekende componisten bij clkafir gelijmde reminis-
cenzen gaf, merkte dit publiek niet. Onder de voordracht van
zulke fantasiën nam Seraphine de gelegenheid te baat, om onder
de hand allerlei aquarellen en proeven in olieverf rond te geven,
die onder gedempte uitroepingen van verbazing met geestdrift be
wonderd werden. Dat aan deze studiën nooit een nieuw blad
werd toegevoegd scheen geen der aanwezigen gewaar te worden.
Slechts de kleine Inka, die op Miro's bijzonder verzoek, eens
met hare moeder uitgenoodigd was, had plotseling de ooren
dichtgestopt en vrijmoedig uitgeroepen „maar ken je dan niets
nieuwsdit alles ken ik reeds lang van buitenOok de bekende
portefeuille, waarop Seraphine een vliegende adelaar met een
lauwerkrans in den bek had geborduurd, schoof de hand van het
kind ongeduldig ter zijde met de woorden: „Och, dat zyn over
oude geschiedenissen
Hoe toornig Miro zijne blauwe oogen toen ook op haar richtte,
de blik van Seraphine, dien het meisje trof, scheen in verge-
lijking met zijno stomme afkeuring als de steek van een scherp
geslepen dolk, (Wordt vervolgd.)
dat zij in den nacht eerst thuis kunnen zijn. Werden de
weegschalen in de „Waag" zoodanig ingericht, dat twee
berries kaas tegelijk gewogen konden worden, of werden
er meer weegschalen aangebracht, dan zou de markt veel
vlugger kunnen afloopen.
De Prins en Prinses Yon Wied, met hunne kinderen,
vier zonen en één dochtertje, zijn jl. Donderdagavond per
trein van 9.54 in de residentie gekomen. Het vorstelijk,
echtpaar werd aan het Rijnstation buiten op het plankier
verwelkomd door tal van dames en heeren, die hof- of
regeeringsambten bekleeden.
Voor Amsterdam mag het vertrek van Dr. Mezger
nadeelig zijn, het Amstelhötel aldaar is er in elk geval 't
ergste aan toe. De aandeelen, die 110 percent genoteerd
stonden, zijn in de afgeloopen week verhandeld tot 90
percentin de vorige week gingen zi j nog voor 100 percent.
Jl. Donderdag avond omstreeks 9 u. 15 min. had op
den Oudezijds Voorburgwal bij de Stoofsteeg te Amsterdam
een volksoploop plaats, doordien door onbekend gebleven
personen drie pistoolschoten waren gelost.
Men leest in de Amsterdamsche „Tijd"
„Sedert een paar avonden namen de opstootjes in de
Gerard-Doustraat te Amsterdam, waar het „Leger des Heils"
vergadert, een vrij ernstig karakter aan, zoodat zelfs de
politie van den wapenstok moest gebruik maken, om den
woeligen volkshoop uiteen te jagen. Als oorzaak dier on
geregeldheden worden uiteenloopende redenen opgegeven.
Volgens sommigen zou de verbittering werkelijk de
„Salvationisten" gelden, dewijl de door hen bewerkstelligde
bekeeringen een ongewenschten terugslag hebben in de -
huisgezinnen der bekeerden. Vaders en broeders van be
keerde vrouwen of zusters zouden namelijk klagen over
verwaarloozing der huishouding en zich hierover aan de
hoofdpersonen der nieuwe sectie willen wreken. In aan
merking echter genomen, dat aanvankelijk alleen opgeschoten
knapen voor de Volkszaal rumoer maakten, met steenen
wierpen en de politie met voetzoekers bestookten, schijnt'
ons deze lezing, ofschoon zij niet geheel onwaarschijnlijk
klinkt, toch niet toe de juiste te zijn.
Eene andere, vermoedelijk meer gegronde, is, dat dé
„Salvationisten" slechts als voorwendsel dienen om weêr
eens tegen de politie, door sommige klassen onzer bevolking -
ten onrechte gehaat, in opstand te komen. Ook op ons
maakte het, bij een bezoek, den indruk, alsof dit werkelijk
het drijven is. En die indruk wordt nog versterkt, nu het
geen twijfel meer lijdt, dat de socialisten andermaal de hand
in het spel hebben. Volgens de „Amst. Crt." wisten
jl. Woensdagavond een drietal colporteurs van „Recht voor
Allen" onder welke een gegratiëerde van het paling
oproer, de bekende Bredius! een troep van circa 200
personen achter zich te krijgen en te doen postvatten voor
de „Volkszaal", waar natuurlijk tal van nieuwsgierigen uit
de buurt en van elders zich bij hen aansloten. Weldra
waren minstens 600 personen bij elkander, en hoe geregeld
het er toeging, weet men reeds.
Wat er van de zaak zij, zooveel is zeker, dat, al geldt
de beweging rechtstreeks het „Heilsleger", de socialisten
er wederom trachten partij van te trekken voor hun ver
derfelijk streven. Wij manen dus alle vrienden der orde
ernstig aan om, hunne nieuwsgierigheid bedwingende, zich
zooveel mogelijk 's avonds van die woelige buurt verwijderd
te houden."
Op het Plein te 's Hage zal binnenkort verrijzen
een theater voor „grand spectacle-concert", tevens café en
restaurant, geheel in den trant van buitenlandsche inrich
tingen van dien aard.
Naar men aan de N. Rott. Crt. mededeelt, is het
niet juist, dat de heer Wm. Van der Bilt zich op dit
oogenblik met zijne familie in Friesland bevindt. Het jacht
„Alva", met de familie Van der Bilt aan boord, is Zater
dag jl. van Rotterdam vertrokken naar Inverness (Schotland).
In geen jaren was de opbrengst der gewassen op de
proefvelden der Rijks-Landbouwschool te Wageningen zoo
gunstig als dit jaar, vooral wat betreft tarwe en haver.
Van de tarwe munt vooral uit Hundred Fold, circa 2
meter lang en met eene opbrengst (naar berekening) van
9200 schoven per hectare, en de Halletts pédigré, witte
Victoria, met eene opbrengst van 9000 schoven per hectare.
Van de haver de Early Blossom, 8000 schoven, en de
Probsteier, 6400 schoven per hectare. De eenige haver,
welke niet gelegerd heeft, is de Triomphhaver, waarvan
het stroo eene lengte heeft van 1.75 a 1.80 meter.
Het roggegewas is niet meêgevallen.
Men heeft dit jaar eene nieuwe proef genomen met het
verbouwen van de Russische zonnebloem, die in Zuid-
Rusland gebruikt wordt, om de olijfolie te vermengen. Dit
gewas staat uitmuntend te veld."
Door den Londenschen correspondent van de „Haarl. Crt."
wordt de aandacht gevestigd op het Augustus-nummer van het
„English Illustrated Magazine". De heer May Crommelin geeft
daarin een verhaal van een bezoek aan een Haarlemsch buiten
verblijf, en wel „Lindenroede", aan welks bewoners hy door
familiebetrekkingen verbonden is.
't Bezoek dagteekent van September 1884. Hy deed de reis
over Vlissingen en vertrok vandaar met den „tamelijk langzamen,
maar veiligen sneltrein" via Dordrecht, Rotterdam en 's Graven-
hage. Hij ziet gaarne de Zeeuwsche wagens met hun disselboom
hij bewondert Dordrecht „met zyne villa's en tuintjes, met water,
wilgen, bruggen en zomerhuisjes, alles in één bunder", en Rotter
dam, „alles leven en vroolijkheid, met groote straten en wijde
grachten, een stad voor handel, meer dan een stad om er in te
wonen." Dan komt „een uitgestrekte grasryke vlakte, mijlen lang,
geregeld doorsneden met slootjes en bedekt met kudden van
zwartbont vee." Zijn oogen begeeren een roode koe en worden
zelden of nooit bevredigd. „Cuyp schilderde zewaarom zijn
ze er nu niet meer
„Amsterdam is een stad voor handel, ryke kooplieden, zware
diners en eenige styve oud-Hollandsche families, die 's winters
in hun huizen in de stad blyven. Den Haag is vroolyk,
negentiende-eeuwsch, eenigszins cosmopolitisch, maar Haarlem is,
zooals de Hollanders zeggen, de plaats waar de lieden wonen,
die niets te doen hebben."
Dan volgt een beschrijving van de levenswijze op 's neefs
buitenverblijf en van het rijke meubilair. Niets wordt vergeten,
zelfs niet de Deventer karpetten („hoe fraai zyn deze karpetten
en hoe lang duren zy Het is jammer dat wij ze niet beter
kennen.") Hij vraagt zyn gastheer waarvoor twee koperen
staven dienen, die uit den hoogen schoorsteen steken, en ontvangt
tot antwoord, dat zij daar aangebracht waren „voor oude heeren
om zich er aan vast te houden, wanneer zy een voet oplichtten
om zich de teenen te warmenonze voorouders waren zwaar
gebouwd en konden niet lang zonder steun op één been staan."
„Voorkeur voor eenzame afzondering is zoo wat het laatste
waaraan een Hollander zou denken. Zy houden er van op hunne
veranda's of terrassen, of balkons te zitten, met uitzicht op den
weg en op de wandelaars. En daarmede niet tevreden, bouwde