Jl. Zaterdagavond is op Soestdijk aangekomen de Hertogin van Albany met hare twee kinderen. Op de stoep van het paleis werd zij opgewacht door de Koninklijke Familie, die haar recht hartelijk ontving. Men leest in de „Alkmaarsche Crt." //Op het verzoek van Gedeputeerde Staten, namens den Minister van Binnenlandsche Zaken gedaan, oin de bepaling ter aanvulling van art. 19 der instructie van het onder wijzend personeel, luidende: „onderwijzeressen, die in het huwelijk treden, zijn verplicht ontslag aan te vragen, uiterlijk op den dag, waarop haar huwelijk voltrokken wordt'', is, ter voorkoming dat die bepaling aan den Koning ter ver nietiging wordt voorgedragen, door Burg. en Weth. het volgende rapport uitgebracht. B. en W. berichten, dat, al is die bepaling misschien met de letter der wet op het L. O. in strijd, zooals de Minister van Binnenlandsche Zaken aan Gedeputeerde Staten mededeelt, men vooral in deze zaak niet aan de letter moet blijven hangen, maar rekening moet houden met de bedoeling. Wat heeft toch aanleiding gegeven tot het in het leven roepen dezer bepaling? Het feit, dat twee onderwijzeressen, aan de openbare scholen alhier werkzaam, in het huwelijk traden en geen ontslag vroegeu, doch als zoodanig werkzaam bleven. Eene van deze is nog werk zaam als onderwijzeres; de andere was slechts onderwijzeres in handwerken en heeft eenigen tijd later hare betrekking nedergelegd. (N. v. d. Corr.) Dit feit heeft de aandacht doen vestigen op de ernstige gevolgen, welke daaruit zouden kunnen voortvloeien, mocht dit voorbeeld algemeen navol ging vinden. Als men de bedoeling der gemaakte bepaling kent, rijst van zelf de vraag: is de Gemeenteraad werkelijk daarmede zijne bevoegdheid te buiten gegaan Naar cle meening van B. en W. kan die vraag niet beslist bevestigend beantwoord worden. Art. 135 der gemeentewet kent aan de gemeentebesturen de bevoegdheid toe tot het maken van de verordeningen, die in het belang der openbare orde, zedelijkheid en gezond heid worden vereischt, en door het vaststellen van deze bepaling, in het belang der zedelijkheid, blijft de Gemeente raad dus volkomen binnen de grenzen zijner bevoegdheid. Bovendien staat eene dergelijke bepaling gelijk met eene andere bepaling, welke in bijna iedere gemeente bestaat, namelijk dat eervol ontslag niet verleend wordt dan op aanvraag, twee of drie maanden te voren ingediend. In deze bepaling ligt evenzeer eene beperking van het voor schrift van art. 29 litt. a. der wet op het L. O. als in de bepaling in quaestie, en daartegen bestaat geen enkel bezwaar." Men schrijft uit Amsterdam aan „het Vaderland*: „Voor hen die thans de hoofdstad bezoeken is het zeer moeilijk het bekende café-restanrant rdie Port van Cleve" terug te vinden, daar het gebouw, dat dien naam draagt, wat het front en den gevel betreft, geheel is afgebroken, en, voor een groot deel door houten schuttingen aan het oog wordt onttrokken. Desniettemin heeft het gebouw, dat veel van een ruïne heeft, veel bekijks, om de werkzaamheden, aan den opbouw verbonden en bij het hijschen van zware graniet- of blauwe steenblokken. Wanneer een deel der verplaatsbare schutting wordt weggenomen, kan men, uit hetgeen van de onderpui zichtbaar wordt, duidelijk bespeuren, dat wij weldra een keurigen gevel zullen te zien krijgen, die de geheele om geving niet weinig zal verfraaien. Ondanks die groote vertimmering echter heeft de uitge breide zaak haar gewoon verloop, aangezien een groot houten beschot met ramen en vensters is aangebracht, waar achter het publiek in de groote zaal als gewoonlijk eet en drinkt. Zoodra men met dezen bouw gereed is, zal de nieuwe Bodega er naast geopend worden, waarvoor de honderden fusten in kelders gereed liggen.* kwam de herinnering aan den lang begraven tijd zijner jeugd en liefde hem voor den geest, toen ook hy, als alle andere menschen, iets van verzen wist en ten minste ontelbare malen in zichzelven had gereciteerd en in het geheim had opgeschreven „O zarte Sehnsucht, süszes Hoffen Der ersten Liebe goldne Zeit; Das Augc sieht den liimmel offen, Es schwelgt das Herz in Seligkeit." Wat herinnerde hij zich dit heden alles nauwkeurigEn met de herinnering aan deze woorden was het, alsof de lenteluchten de geur der viooltjes terugkwamen Maar wat zou zijn vrouw zeggen van zijn plannen omtrent het lezen van verzen Niets, want zij behoefde er niets van te weten. Zij had hem reeds lang verzocht, Inka iets van het dubbel boekhouden te leeren, dat kon zeergeschikt als voorwendsel dienen wBen je daar, Inka?" riep Percy juist vanboven. Een kluwen garen vloog als antwoord in zijne handen. z/Ha, nu heb ik je!" lachte hij, en langzaam den draad op windend, dwong hij het meisje, trede voor trede op te klimmen. „U ziet, papa, ik kan niet anders, hebt u ooit zulk een kfschuwelyken jongen gezien riep zij met een van genoegen Stralend gezicht. ,/Nu, ik kom ook boven en zal hem wel eens onder handen nemen. Maar maak jelui je nu beiden gereed wij willen nog een wandeling doen, vóór mama thuis komt Het was een'zonderlinge verhouding, die zich tusschen Percy en Inka ontwikkeld had. Voor hem was het slanke, blonde kind een bekoorlijke bloem, welks gezicht hem vroolijk stemde, maar die voor hem ook een voorwerp van veel nadenken was. Hoe kon een schepsel, zoo vraagde hij zichzelven dikwijls af, er zoo dichterlijk uitzien en zoo prozaïsch denkenZij was zonder sprookjes opgegroeid, zooals de arme Inka hem zelf had verteld en dan nog wel door de opvoeding eener moederDit begreep Percy in het geheel niet. Zij had tot heden zonder zang en klank, zonder zonneschijn geleefd en ook verder zou deze sierlijke knop zich op deze wijze ontwikkelen én uitbloeien; Hoe gruwelyk wreed was dit! Wist de kleine zelf, wat zij ontbeerde? Een afkeer, die bijna op tegenzin ge leek, kwam in zijn hart op tegen de vrouw, die het ideaal der opvoeding van haar dochter zocht in het meest nuchtere proza, dat zij 'zelf in hare werkzaamheid, haar woorden en haar blikken van dèn morgen tot den avond, van dag tot dag rondom zich verspreidde. Inka las niet.//Waartoe?" zeide mama, „de boeken vertellen louter leugens!" Zij teekende of schilderde, speelde of zong niet. Waartoe? dat is tijdverlies; men kan wat nut- tigers doen en ef zijn leegloopers genoeg, die niets beters kunnen laten zij schilderijen voor ons schilderen en teekenenwij kunnen zc betalen; laten zij voor ons spelen of zingen, dan kunnen wij luisteren! Inka's bruine oogen zagen echter ook met onver schilligheid neder op de ellende, die zich op straat aan haar vertoonde. „Wy betalen onze bijdrage aan het armbestuur en mama heeft mij verboden, iets aan een bedelaar te geven; zij willen -niet werkenJe moet hen ook niets geven, Percyhad zij eens, geheel onbevangen, gezegd, toen hy, met haar wandelende, eene Het bericht der „Kölnische*, dat er ie Wiesbaden een Sanatorium opgericht en van Amsterdam uit door Dr. Mezger bestuurd zou worden, is volstrekt onwaar. De toestand van den tooneelspcler Willem Van Zuylen schijnt nog altijd verre van bevredigend te zijn, ook al is hij te Rotterdam teruggekeerd. Gisteren zou er met prof. Pel uit Amsterdam een consult plaats hebben. Jl. Vrijdagavond was aan het Scheveningsche zeestrand weder een prachtig fata morgana waar te nemen, dat zich gedurig langs den horizon verplaatste. De toeschouwers meenden algemeen een park met boomen en huizen, ia zelfs een standbeeld in het midden daarvan te zien. Het verschijnsel was omstreeks 8 ure uit het gezicht verdwenen. Een heer verwijlde jl. Maandag op zijn wandeling langs het strand te Scheveningen bij de plaats, aangewezen voor de damesbaden. De agent van politie, die daar ge posteerd is, ten einde te waken tegen overtreding van het politieverbod op het begluren der baigneuses, vroeg den heer zijn naam en stond gereed dien in zijn boekje op te schrijven. De strand wandel aar gaf daaraan gevolg door zelf zijn naam (eigenlijk slechts een titel) te schrijven in het zakboekje, onder bijvoeging, dat hij den man zijn ijverige plichtsvervulling volstrekt niet kwalijk nam. De wandelaar was een der vorstelijke bezoekers van Scheveningen, sedert het laatst der vorige week aldaar aangekomen. Bij den Gemeenteraad van Barsingerhorn is in behandeling genomen eeu voorstel van het Dagelijksch Bestuur in zake den afkoop van het tiendrecht. Tot goed begrip dezer aangelegenheid moge het volgende dienen: Misschien wel reeds sedert den tijd waario de Heer van Schagen in deze streken zijn gezag uitoefende en in luister en rijkdom niet onder deed voor de Graven van Holland, daar hij aanzienlijke goederen bezat in en ver buiten de plaats waar hij het gebied voerde, wordt van de landerijen aldaar en in den omtrek het tiendrecht geheven. Of liever, deze belasting is slechts van toepassing op het bouwland. Het weiland is vrij van tiend, zoolang het niet in bouwlaud is herschapen. Op zich zelf genomen mag het zeker geen verwondering baren dat men het tiendrecht heft, daar het ook in andere provincies van ons vaderland wordt uitgeoefend. Doch als eigenaardigheid dat iu Noordholland slechts in dezen omtrek dit aloude recht nog gehandhaafd wordt, is het wellicht niet ongepast, deze mededeeling eens in herinnering te brengen. Waarschijnlijk heeft de heffing van bedoelde belasting thans echter het lnngste geduurd. Op eene onlangs gehouden veiling der tienden onder die gemeente zijn deze nl. door eenige landeigenaren aangekocht, niet zooals nit eene rondgezonden circulaire blijkt met de bedocliug, om in het vervolg als tiendheeren op te treden, en evenmin om eigen voordeel te bejagen, doch met het bepaalde doel om den afkoop van het tiendrecht te vergemakkelijken. Dit streven verdient en vindt bijna algemeen waardeering. Toch is gemelde circulaire in den boezem van het Dagelijksch Bestuur niet gunstig ontvangen, omdat de tiendheffers onderscheid tusschen de lauderijcu hebben gemaakt in de voorwaarden van afkoop, en onder de bevoorrechte gronden kunnen de belaste gemeente-eigendommen niet geacht worden te behooreu. Daarbij komt, dat de gemeente bijna uitsluitend weiland bezit en dus voor de opbreugst der tien den niet in aanmerking komt, terwijl de waarschijnlijkheid betwist kan worden, of de omstandigheden ooit zullen leiden tot het in bouw brengeo dier velden. Om deze redenen stelden B. en W. iu eeu uitvoerig eu beredeneerd advies aan den Raad voor, niet in te gaan op de door de tiend hetfers gestelde voor waarden. De Rood was evenwel eene andere meeniug toegedaan. Hij oordeelde, dat de afkoopgelden laag waren gesteld, en dat het in het belang van de gemeente wenschelijk was vooral ook met het oog op eventualiteiten iu de toekomst zich te ontslaan van de verplichtingen, door het tiendrecht op de gemeente rustende. B. en W. bleven echter bij hunne mcening volharden, en daar de Raad niet voltallig was, staakten op dit punt bij de rondvraag de stemmen, zoodat in eene volgende zitting eene uadere beslissing wordt tege moet gezien. Meermalen kwam het in den laatsten tijd voor, dat buitenlieden, die de weekmarkt te Leeuwarden bezochten, op onbegrijpelijkewijze hunne beurs of portemonnaie vermistten. Jl. Vrijdag voormiddag gelukte het een politiedienaar aldaar, die op de drukke Nieuwestad in burgerkleeding óp surveil lance was, een l&jarigeri jongen aan te houden, die een boerenknaap een rijksdaalder uit den zak had gerold. De beroemde Rotterdamsche kermis-Zaterdag is weder naar aller wensch geslaagd. Van heinde en verre .werden tal van vreemdelingen aangevoerd. Niettegenstaande duizenden en duizenden aan de beruchte hospartijen deelnamen, was er van onaangenaamheden of vechtpartijen geen sprake. Vooral ook de bedaarde houding der politie verdient allen lof. De //Katholieke Illustratie* geeft in No. 1 van den 21sten jaargang een geestig geteekende rebus, die zeker arme vrouw, die hem met smeckende blikken aanzag, ofschoon hare lippen stom bleven, een kleine gift toereikte. Hij zou over die woorden ontsteld zijn geweest, indien hy het meisje niet juist den vorigen dag toevallig midden onder de vuile, hongerige en zieke beschermelingen der pastorie had gezien, onder welke zij, met werkelijk moederlijke zorgvuldigheid cn barmhartigheid en met een uitdrukking van liefderijke goedheid op het gelaat, bezig was om te helpen maar pijn deden deze uitdrukkingen hem toch uit dezen jongen mond! Percy gaf op zekeren dag in het kamertje van zyn nieuwen vriend, den pastoor, lucht aan zyn leedwezen en zorg omtrent Inka, die hem vervuldenhier kon hij alles zeggen, wat hem drukte; dit wist en gevoelde hij duidelijk, want de oude heer had immers zijne lieve moeder gekend en van haar gehouden! Hy vertelde hem dikwijls van haar en noemde haar de beli chaamde poëzie. „Maar hoe kunt u zooveel van Inka houden, als u van mijne mama gehouden hebt?" vraagde hij eens, „ik meen toch, dat er, naar uwe eigene schildering, bezwaarlijk twee meer verschillende wezens kunnen bestaan!" zeide hij aan het slot eener beschouwing over de eigenschappen en de opvoeding zijner kleine nicht. „Dat schijnt nu alleen nog maar zoo," glimlachte de pastoor op zyn vroolijke manier, „laat haar maar wat tyd, zooals alles in de natuur tijd noodig heeft en gij allen zult u, hoop ik, nog over mijn jonge lieveling verbazen, al beleef ik het misschien ook niet meer!" „Maar hoe lang moeten wij daar wel op wachten? Inka is werkelijk oud genoeg, om nu reeds te kunnen toonen, wat er uit haar worden zal!" „Slechts zoolang, tot de liefde dit trotsche, jonge hart binnen sluipt die zal alles bij haar goed maken en den hof doen bloeien, dien haar moeder nu onder een aschlaag tracht te be delven. De hof zelf is er reeds!" „Kan de liefde dan ook gesloten oogen openen?" „O, gy kleingeloovige," antwoordde de grijsaard met vriende lijken ernst, „is er dan een wonder ter wereld, dat zij niet volbrengen kan, als het slechts de rechte liefde is? Hy zelf is nog een blinde, die zoo iets kan vragen. In ieder menschen- leven al is het nog zoo arm komt eens een dag, waarop een wonder plaats grijpt, dat waard is, om er de handen voor te vouwen! En voor het leven der vrouw is slechts ééne vol making: de liefde." „Aan het leven van Inka's moeder ontbreekt dus de volma king," zeide Percy heftig, want zij heeft klaarblijkelijk nog aan geen schepsel haar hart geschonken, zelfs niet aan hare dochter Zij kan in het geheel niet beminnen, ten minste niet zoo," voegde hij er blozend en kalmer by, „als ik mij de liefde voorstelWie een kind als Inka....." „Wat weten wij daarvan, mijn jonge vriend!* viel de oude heer hem in de rede en legde zijn hand, om hem te doen be daren, op den schouder van den jongeling. „Zy bemint haar kind op hare wyze en zou het in hare kortzichtigheid voor de gevaren des levens willen bewaren door het te wikkelen in den somberen mantel, die baar zelf, zooals zij meent, beschermd heeft. Wie mag haar daarover verwijtingen doen?" En Inka? (Wordt vervolgd.) al hare inteekenaren zullen trachten op te lossen. De prijs, die er aan verbonden is, bestaat toch uit niets minder dan een compleet ameublement voor een slaapkamer in noten hout; voorzeker een cadeautje, dat uitlokt om een abon nement te nemen op dit overigens toch zoo verdienstelijk tijdschrift. (Ingezonden.) De Haagsche briefschrijver van de „Zw. Crt." voegt in een P.S. aan zijn schrijven toe: „Jhr. Repelaer en notaris De Bas zijn verkozen. Dit is nu de vierde notaris in den Raad; zou dat beduiden „één" voor „iederen" wet houder, tot het maken van zijn „testament?" In een uit Amsterdam vertrekkende trein nam een boertje plaats met zijn 17jarige dochter. Hij plaatste haar op zijn schoot en gaf den conducteur, die van haar een kaartje verlangde, ten antwoord: „O, ik dog dat kienders vrij van betaolen waorenl* Parijsche mode-berichten voor heeren. In den aanstaanden winter zullen zoowel voor gewoon als voor galatoilet open vesten worden gedragenpantalons zeer wijdjassen (welke ook) met zeer nauwsluitende mouwen, waaruit een halve manchet te voorschijn komt met een matgouden knoop, vooral mat goud. Vergadering der Centrale lüesvereeniging in het hoofdkiesdistrict Alkmaar, gehouden te Schagen, op Maandag 22 Augustus 1887. Voorzitter de heer Mr. A. P. DE LANGE. Na de opening der vergadering en de goedkeuring der notulen van de vorige bijeenkomst, werden, met het oog op de op 1 September a. s. te houden verkiezing, bij acclamatie gekozen tot Candidaten voor het lidmaatschap van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor dit kies district, de heeren Mr. J. L. DE BRUYN KOPS en Mr. W. VAN DER KAAY. Door den Voorzitter werd medegedeeld, dat de heer De Bruyn Kops ongesteld geweest, doch thans herstellende is, en dat genoemde heer eerlang weder in staat zal zijn zijne bezigheden te hervatten en bij herkiezing in de ver gadering der Staten-Generaal op te treden. Door den heer Mooy werd de vraag tot den Voorzitter gericht, hoe door de beide Candidaten wordt gedacht over do afschaffing der plaatsvervanging bij de nationale militie. De Voorzitter kon hierop geen bepaald antwoord geven. Hij verzekerde echter, dat omtrent dit punt bij de leden der liberale partij geen eenstemmigheid van gevoelen bestaat. De voorgaande spreker verzuimde daarop niet, te doen opmerken, dat het bij de samenstelling der organieke wetten wel noodig zal zijn het gevoelen der afgevaardigden ter Tweede Kamer te kennen. Deze spreker deed uitkomen het groote gewicht van dit onderwerp, vooral ook na het gebeurde in het naburige België. Aan de orde werd nu gesteld de benoeming van twee leden des Bestuurs, ter vervanging van wijlen den heer S. Keijser, van Texel en van den heer M. J. Hengeveld, die metterwoon naar Haarlem is vertrokken. Met bijna algemeene stemmen werden gekozen de heeren Aug. Keijser, van Texel en F. L. W. Beijerinck, van Helder. De vergadering ontving mededeeling, dat door het Bestuur uit zijn midden is gekozen tot Secretaris der Kiesvereeni- ging de heer M. Cohen Stuart, van Alkmaar. Door den heer Cohen Stuart werden belangrijke mede- deelingen gedaan omtrent de onlangs door hem als afge vaardigde bijgewoonde vergadering der Liberale Unie, inzonderheid wat betreft zijn advies ter zake van art. 194 der Grondwet. Na eene onderlinge bespreking van de uitbreiding van het kiesrecht, zooals dat door de thans in behandeling zijnde ontwerpen van Grondwetsherziening wordt voorgesteld, werd de vergadering door den Voorzitter voor gesloten verklaard. Buitenland. De ontvangst van Prins Ferdinand in de verschillende steden van Bulgarije en Oost-Rumelië blijft zeer luisterrijk en zijn tocht heeft, volgens officiëele berichten, geheel het karakter van een triumftocht. De mogendheden echter blijven zich op een afstand houden en toen jl. Donderdag hun vertegenwoordigers te Sofia ter eere van den verjaardag van den Keizer van Oostenrijk, overeenkomstig het gebruik, de vlaggen uitstaken, onthield de Duitsche consul zich daarvan, daar hij, gelijk hij ver klaarde, zich sedert de verkiezing en de aankomst van den Prins van Saksen-Coburg niet meer als een officiëel persoon beschouwde. Bij zijne aankomst te Philippopel heeft Prins Ferdinand den Sultan de uitdrukking doen aanbieden zijner loyale en onderdanige gevoelens met de verzekering, dat hij voor nemens is eerbiediglijk zijne verplichtingen tegenover den Sultan te vervullen. De Prins zeide, gelukkig te zullen zijn, zoo hij persoonlijk zijne gevoelens den Sultan zal kunnen kenbaar maken, op het oogenblik hetwelk de Sultan daarvoor geschikt zal achten. De toestand van den Duitschen kroonprins, die sedert eenige weken in Schotland is, blijkt weder minder bevredi gend te zijn dan onlangs officieus verzekerd werd, zelfs met de bijvoeging dat hij weder op weg naar Berlijn was, waar alles voor zijn ontvangst in gereedheid werd gebracht. De ongunstige berichten, die de buitenlandsche pers intus- schen steeds opnam, hebben de „Vossische Ztg." aanleiding gegeven, zich nog eens tot dr. Mackenzie in Londen om inlichtingen te wenden. Het blad deelt op diens gezag thans mede, dat de tegen woordige toestand niet onbevredigend is en er uitzicht bestaat op geheele genezing. Dit zal evenwel slechts zeer langzaam kunnen geschieden. Na de laatste operatie zijn er geen gezwellen in de keel meer voorgekomen, doch waarschijnlijk zal dit toch nog wel eenige malen geschieden, voordat er van volkomen genezing sprake kan zijn. Het meest verontrustende verschijnsel is een voortdurende vat baarheid, zoodat de Prins zich van spreken moet onthouden en tegen afwisseling van temperatuur moet gewaakt worden. Hij zal waarschijnlijk den herfst in Italië gaan doorbrengen, en komt hij vóór dien tijd nog te Berlijn, dan zal hij zich daar zeer in acht moeten nemen en volstrekt niet mogen spreken. Uit de officiëele opgaven over de maand Juni 11. blijkt, dat de Nederlandsche boter te Londen niet zooveel aftrek vindt als de Deensche. Men vergelijke slechts de cijfers van invoer, Denemarken voerde in Juli te Londen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 2