HELDËRSCHE
EIM MIEIIWEDIEPER COURANT.
Bienws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1887. N°106.
Zondag 4 September.
Jaargang45.
Uitgever A.
A. BAKKER Cz.
Brieven uit de hoofdstad.
GESLAAGD.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.9C
franco per post 1.2(
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 1 4 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
1 September.
Hedenavond „opening van het win terspeelseizoen" in den
Stadsschouwburg. Dezen keer zal althans de zomerhitte
het publiek niet uit den schouwburg weren, zooals anders
gewoonlijk op 1 September wèl het geval is. Ik herinner
mij, op dat „winterseizoen" eens een aardige persiflage
gezien te hebben in een humoristisch blad. Het waren
twee voorstellingen, pendanten. Op de eerste, waarvan het
onderschrift luidde: „1 September, opening van het winter
seizoen', zag men in een loge een gezelschap hijeen met
alle kenteekenen van schier ondragelijke warmte; de dames
consumeerden ijs en verkoelende dranken, hanteerden druk
hare waaiers en waren tot op het uiterste grensje gedecolle
teerd, terwijl de heeren, al puffend en blazend, voortdurend
met hunne zakdoeken in de weer waren. Het tweede
plaatje stelde „1 Mei, opening van het zomerseizoen* voor,
en daar zag men dezelfde personen in dezelfde loge, doch
onder ganscli andere temperatuur. De dames, zoo dicht
mogelijk in sorties, shawls en capuchons gehuld, leden
zichtbaar onder de koude en verkwikten zich naar hartelust
aan dampende thee en chocolade; de heeren stonden met
hunne hoeden op den loop van het stuk te volgen, hadden
ulsters en paletots aangetrokken en zich door middel van
bonte kragen tegen den „zomerschen" tocht trachten te
beveiligen. De voorstelling mocht werkelijk „naar de natuur"
geteekend heeten, want meestal bevat zij waarheid. Maar
met dit winderige Septemberweer, nog afgekoeld door duch
tige stortbuien, zal het hedenavond in den schouwburg niet
bepaald ondragelijk zijn.
De toeschouwers zullen er verrast worden door een
geheel nieuw en prachtig gordijn, een kunstwerk van de
heeren Grootveld en Maandag, hier als decorateurs reeds
zoo gunstig bekend door hun artistieke arbeid ten behoeve
der onlangs gestaakte ballet-pantomimes in het Paleis voor
Volksvlijt. Nu, het werd tijd dat er een nieuw voordoek
16)
Door ELISE POLKO.
De Sirene.
Er waren reeds weken voorbijgegaan, en Percy had nog slechts
vluchtige berichten naar de woning gezonden, die hij zijn tweede
tehuis noemde, maar waar bij zich eigentlijk nog geen oogenblik
tehuis had gevoeld. Dc heerlyke bedwelming, die zijne verplaat
sing in de kleurenrijke wereld, waarin hij plotseling leven en
ademen mocht, had teweeggebracht, was de oorzaak, dat hij de
pen spoedig weer uit de hand legde, als hij zich voorgenomen
had een uitvoerige schildering van zijn wedervaren te geven.
Het kwam hem voor, dat hij niets had mede te dcelen, wat
iemand zou kunnen interesseeren, dat hij uitgelachen zou worden,
als hij van het gewone verloop zyner dagen vertelde, en dat
plotseling alle banden verbroken waren, die tusschen hem en
het oude sombere huis in het verre Duitsche landstadje bestonden.
Geen mensch te Milaan bemoeide zich met hem en niettemin
gevoelde hy zich geen oogenblik eenzaam. Hij miste zyn piano
niet eens en hy moest zich nu en dan bedenken, dat zyne vingers
nog werkelijk de toetsen niet aangeraakt hadden, sedert hy hier
was gekomen, want melodiën vervulden zijn gemoedof ze van
buiten tot hem kwamen of in hem zelf leefden, dat wist hy niet.
De Duitsche handelsvriend van Wolfram, de heer Heldern,
een geblaseerde, ziekelyke oude vrijer, klaagde aan zijn jongen
landsman dadelijk over het luie, Italiaansche volk en over het
voor de gezondheid zoo nadeelige openzetten van deuren en vensters,
verborg geen oogenblik zijn vurig verlangen naar den warmen
kachel en de Duitsche keuken en sliep, iets waarop hy trotsch
was, roet uitzondering der heete zomermaanden, onder een dik
vee ren dekbed. Hij had den jongeling, die hem zoo warm was
aanbevolen een goede en goedkoope woning bezorgd en hem
gedurende de eerste dagen een der jongelieden van het kantoor
ter beschikking gesteld, totdat hy den weg kendehij meende
daarmeê aan zijne verplichtingen volkomen voldaan te hebben.
Den weg leerde Percy spoedig, daar de jonge Duitsche gids
onverbloemd de grootste verveling te kennen gaf bij het bezoek
aan kerken, masea en galeryen, en krachtig zyn wensch uitsprak
ontheven te mogen worden van dit gedeelte van zijn dienst. Hij
bood zich echter gaarne aan Percy den weg te wijzen in den
doolhof van alle mogelijke amusementen en hij hield niet op de
gezelligheid eener Duitsche bierknijp te prijzen. Zijn landgenoot
daalde zeer in zijn achting, toen Percy dit aanbod voorloopig in
dank afsloeg en hij haastte zich daarom aan zijne vrienden op
het kantoor zyne meening over den achter hoeker" in de krachtigste
uitdrukkingen te kennen te geven. De kantooruren bracht
Percy door in de sierlyk ingerichte werkkamer van den hoer
Heldern, waar men allerlei nieuwe teekeningen cn plannen ont
wierp, die de koopman voor bepaalde voorwerpen in snywerk
verlangde en waar men de uitvoering beoordeelde van die zaken
waaraan de werkman reeds begonnen was. Voorloopig werden
rijke en veelsoortige plannen verlangd voor een sieradiënkastje
in renaissance-stijl en Percy stelde in die opdracht veel belang.
„Zoodra gij het een en ander gereed hebt, gaan wy eens naar
het meer van Como; wij moeten daar eenige der beste arbeiders
opzoeken, om deze luie menschen in hun verwenscht dolce far
niente te leeren kennen en dan brengen wij te gelijkertyd mijn
broeder een bezoek op zyne villa. Hij stelt veel belang in de
teekeningen voor het kastje, daar hy ook een dergelijk voor
het boudoir zijner vrouw wenscht te bobben. Het zal u daar
bevallenMax heeft er zich netjes ingericht^ maar wat my betreft,
ik vind, dat het er te veel tocht en ik houdt niets van dat meer.
Ik vindt het riviertje, dat langs het stadje stroomt, waar mjin
aan liet tooneel kwam, want het oude was bepaald een
schande voor den eersten schouwburg der hoofdstad en
menig vreemdeling, die te Parijs, Berlijn of Weenen geheel
andere voorhangen gewoon was, zal afkeurend het hoofd
geschud en bij zichzelf gemompeld hebben: „dat had ik
in Amsterdam niet verwacht 1" Deze bron van recht
matige ergernis is thans weggenomen, en wie mijner lezers
dezen winter bij zijn bezoek aan de hoofdstad ook een
avondje in den Stadsschouwburg gaat doorbrengen, zal
erkennen, dat ik gelijk had met te beweren, dat de ver
andering een verbetering is geweest, die de zaal grootelijks
tot sieraad strekt.
Maar nog aangenamer ontmoeting wacht heden avond
het publiek in den schouwburg, als het er den vroeger zoo
rijk begaafden en gevierden tooneelspeler Tourniaire weer
voor het eerst ziet optreden. De heer Tourniaire, die ge-
ruimen tijd geleden het tooneel moest vaarwel zeggen
wegens eene bedenkelijke storing zijner geestvermogens,
schijnt thans zoo geheel hersteld te zijn, dat hij met her
nieuwden ijver en toewijding de loopbaan der kunst zal
kunnen betreden. Het is dan ook èn in het belang der
kunst èn persoonlijk voor den heer T. te hopen, dat zijne
herstelling van duurzamen aard blijkt te zijn; het leven
en de werkkring van den tooneelspeler toch eischt zooveel
inspanning van de zenuwen, dat de hervatting van zulk
een werkkring na zulk een ziekte bijna een waagstuk mag
heeten. Doch de heer T. zal wel niet tot dien voor hem
zoo gewichtigen stap zijn overgegaan zonder de volkomene
goedkeuring zijner geneesheeren te hebben verkregen; en
dus bestaat er voor het kunstlievend publiek aanvankelijk
alle reden, om het wederoptreden van dezen bekwamen
tooneelspeler als een groote aanwinst te beschouwen.
Kan men dus des avonds het schouwburgbezoek weder
op het programma der amusementen zetten, ook over dag
bestaat er ruimschoots gelegenheid voor stadgenooten en
vreemdelingen om hun oogen te gast te laten gaan. Be
halve toch dat de Tentoonstelling van Voedingsmiddelen
vriend Wolfram gevestigd is, veel aangenamer en geef alle Ita
liaansche meeren gaarne present voor de heuvelcnrij, die het
begrenst. Het zal my genoegen doen, als gy die ervaring ook
opdoet. Bekijk voorloopig hier maar alles wat er te bezien is op
het gebied der kunst. Myn vriend heeft u in zijn brief aan my
onbeperkt verlof gegeven; hy heeft veel met u op en wenscht
hartelijk, dat gij uwe talenten hier zult kunnen ontwikkelen.
Gebruik dus uw tyd als een echte Duitscber, meneer von Plessen."
Hij deed dit trouwens reeds. Tot zijn geluk had hij tijd ge
noeg over voor het beschouwen van alle wonderen, die zich hier
aan zijne oogen voordeden. Ook het lachende, vroolyke leven
op straat beviel hem. Het wonder der wonderen bleef voor hem
echter die lelie van steen, die de dom van Milaan heet. Percy
hoorde hier eiken morgen de mis, maar ook eiken morgen over
weldigde hem dit godshuis op nieuw. De indrukken, die zijne
ziel en zinnen hier ontvingen, geleken op het gevoel van een
innig, onbeschrijfelijk geluk. Hoe nietig de mensch, een ver
dwaald kind in deze ontzettende ruimte en in deze kolossale ver
houdingen, ook moest schijnen, de ziel voelde zich beschut onder
de engelenvleugels, die, als hoorbaar, door dit kerkgebouw
ruischten.
Alles, wat Percy ooit over dezen tempel gelezen of bij den
pastoor Martin gezien had, had hem slechts voorbereid op deze
grootsche schepping van het vroom geloof. Dit was geen moeite-
vol mensehenwerk, dit was geen bouwwerk, waaraan het zweet
van harden arbeid kleefde; dit was een door engelenhanden
op aardo gebracht geschenk tot een troost voor vrome menschen-
kinderen. Hy dacht met weemoed aan zijn vriend, den ouden
pastoor, die in het arme, kleine kerkje in de donkere nauwe
straat, met zooveel tevredenheid zyn heilig ambt bediende. Hoe
zouden zijne zachte, donkere oogen van verrukking schitteren op
het gezicht van deze belichaming eener te gelijk vrome en vroo-
lijke gedachte, van dit gebed in steen, zooals het slechts onder
den blauwen, lachenden hemel van het zuiden naar boven kan
stijgen. Waarom was hem deze verheffende aanblik niet ver
gund waarom wel aan zoovele anderen, die hier stompzinnig
of onverschillig voorbij wandelden? Verdiende hij het niet boven
duizenden? Als het hart van dezen vromen enthusiast reeds
van verrukking trilde bij de plans en de omtrekken van kerk
gebouwen hoe zou hy dan te moede zijn geweest bij het ge
zicht der schepping van Marco Campione, onder deze gewelven,
in dit reuzenkruis, dat zich in vijf schepen verdeelde, met deze
wonderbare kleurenschakeeringen, zich door do bonte vensterglazen
brekend en al de zuilen, standbeelden en graftombes in den
sluier van een zacht halfdonker hullend. Waarom mocht deze
geloovige niet wandelen langs die reuzenzuilen, niet knielen aan
de treden van dit hoogaltaar of by het hek van het graf van
den heiligen Carlo Borromaus, die eens, zooals tegenwoordig de
eenvoudige Duitsche priester, de straten doortrok, om arme
zieken en stervenden troost en hulp te verleenen?
Een andere wensch kwam nog op in de ziel van Percy, toen
hij op zekeren dag van het dak van den dom neerzag op de
vreemde, schoone stad met hare kerken en paleizen, omkranst
door bloeiende tuinen. De schoone, droomende oogen dwaalden
verder af over de Lombardische vlakte tot het Alpengebergte
met de sneeuwkoppen van den Mont Cenerio, verder tot aan het
Stullscr Joch en als op vleugelen zweefden de gedachten naar
de sombere heide, naar de stille kapel in het donkere park
en vol vurig verlangen fluisterde hy„och, dat mama by mij
mocht zijn!"
Aan de kleine Inka dacht hy eigentlijk niet, ten minste zoo
meende hy, maar het was zonderling, dat haar blond hoofdje in
zyne verbeelding keer op keer voor hem oprees, zoodat hy zich
verschrikt omkeerde en niet verwonderd geweest, zou zyn, haar
nog altijd tot kijken uitlokt, hebben we sedert het laatst
der vorige week in het voormalige Museum-Van der Hoop
een Nederlandsch-Vaticaansche tentoonstelling, dus een
expositie van geheel anderen aard. Zij geldt het eerlang
te vieren 50-jarig priesterschap van den tegenwoordigen
Paus, Leo XIII, en bevat de geheele verzameling geschen
ken, welke de Nederlandsche Katholieken bij die gelegen
heid hun Kerkvorst hopen aan te bieden. Het was een
gelukkig denkbeeld van het Nederlandsche Hoofdcomité
om, voor deze meerendeels prachtige cadeaux naar Rome
gingen, ze hier tot een geheel sa&m te brengen en voor
belangstellenden te zien te geven. Onder de zeer beziens
waardige collectie, die 637 nommers telt, munt vooral uit
een verrukkelijk schoon Missaal, geschonken door de ver
schillende Broederschappen van de „Heilige Familie" in
Nederland, met bijbehoorend album, en een prachtwerk
„Het Katholieke Nederland," in heerlijk schoonen banden
met 13 vignetten en miniatuurschilderingen; voorts een
gebeeldhouwde groep van den heer F. L. Stracké Jz.,
voorstellende de Moeder Gods met het lichaam van den ge
storven Christus op hare knieën, levensgroot in marmer
gebeiteld; een kerkaltaar in Gotischen stijl, van verguld
beeldhouwwerk en met gekleurde voorstellingen, enz. Het
is zoowel uit een kerkelijk als artistiek oogpunt een geheel
unieke verzameling, die een welsprekend getuigenis aflegt
van de innige genegenheid, die de Katholieken het Opper
hoofd hunner Kerk toedragen.
Nu ik mij toch op kerkelijk gebied beweeg, mag ik wel
even melding maken van hetgeen dezer dagen op protes-
tantsch gebied de aandacht trekt. Het is, moet ik er met
schaamte bijvoegen, niet zoo verkwikkelijk als de tentoon
stelling van de geschenken der Katholieken voor hun
Paus. Geruimen tijd bleef het tusschen de al en niet
doleerenden tamelijk stil en rustig; maar thans is eensklaps
de strijd weer met vernieuwde hevigheid ontbrand, doordien
vyf.hoofd- enXwee hulponderwijzers der diaconiescholen door
den Kerkeraad der Herv. gemeente met afzetting worden
in levenden lyve naast zich te zien. Dit geschiedde meest, als
bij iets zeer schoons zag, een beeld of een monument, waarom
het meisje zich stellig in het geheel niet bekommerd, ja, dat zij
voor zeer vervelend verklaard zou hebben, dat meende hij ten
minste. Maar zij was zoo wonderlijk, dat hy niet wist, wat zij
eigentlyk wilde. Zij hing trouwens, in zijne verbeelding, ook
dikwijls aan zyn arm, als hy des avonds met den zich langzaam
bewegenden menschenstroom langs de beider verlichte Galleria
Vittorio Emanuele slenterde of zijne wyd geopende oogen zagen
haar in de verte, midden in de golvende menigte, uls een fata
morgana opduiken, glimlachend en spottend langs hem heen
snellen, met den Milaneeschen sluier koket over het blonde haar
getrokken, dat door een krans van zilveren naalden was opge
stoken. Door het verdoovende gedruisch van babbelende en
lachende menschenstemmen, vermengd met de verwarde klanken
van verschillende muziekinstrumenten, drong bij wijlen een heldero
meisjesstem, die hem by zijn naam riep. Hy keek haastig om
en zag teleurgesteld een vreemd gezicht voor zich; dan wan
delde hij langzaam verder door de verlichte straten, vol opge
wekt leven, langs de door oud en jong belegerde fruitwinkels en
de tallooze kleine cafó's, vol guitartonen en gezang en hij
deed zichzelven de belofte: „morgen moet je de kleine Inka
schrijven!"
Maar als het morgen was geworden, stond de voormalige
kantoorbediende van het huis Wolfram in zijne vrije uren voor
de Sposalizio van Rafaël, of in de een of andere Palazza-Galleria
voor een kostbare gouden of zilveren schaal, naar een teekening
van Benvenuto Cellini, of in een kerk voor een Madonna van
Luim met een hemelschen glimlach op het gelaat, of in den
maneschijn op de Piazza Scala voor het marmeren standbeeld
van Leonardo da Vincie en vergat de gansche groote wereld en
ook de kleine, blonde Inka.
Zoo geschiedde het, dat hy op zekeren dag door den volgenden
brief werd verrast.
„Lieve Percy! Je hebt mij tot nu toe maar eens een klein
biljetje gezonden, dat bij een brief voor papa was ingesloten en
nog geen behoorlijken brief aan mijn adres. Je hebt wel totaal
vergeten, wat je my beloofd hebt? Denk niet, dat ik er zooveel
om geef en je schrijf om volstrekt een lang antwoord te be
komen, maar ik meen, dat men doen moet, wat men eens beloofd
heeft. En het moet voor jou zoo gemakkelijk zijn een brief to
schrijven, want je bent in een stad, waar men bij iederen voet
stap wat nieuws ziet en waar de heerlijke dom staat, dien oom
pastoor mij onlangs op een plaat, heeft laten zien, en waar het
klimaat zoo heerlijk is, dat men zelden behoeft te stoken, terwijl
wy hier winter heöben. Ik kan het mij niet voorstellen, tegen
woordig te kunnen uitgaan zonder overschoenen en paraploie.
Natuurlijk schrijf ik dezen in je kamer, zooals ik je belooide
zie Percy, ik houd beter woord en ik kan je zeggen, dat
aIIcs er nog op dc oude plaats staat. Ik neem alle dagen twee
maal het 8tof af, al blijf je ook tot aan het voorjaar, of, zooals
papa denkt, nog langer uit. Je piano laat je groeten. Ik maak
haar alle dagen tweemaal open en tik dan wat op de toetsen
en verheug mij in de klank; ik verbeeld mij, dat je booren
moet, hoe ze je roept. De oogen van je mama zien mij steeds
aan. Jo hebt haar oogen, dat zei tante Josepha laatst ook.
Mama is tegenwoordig zeer dikwijls hierover bij de barones; ik
geloof, dat zij samen plannen omtrent Miro beramen. Hij wil
in eens geen schilder meer worden, maar musicus en zal naar
een muziekschool gaan. Dat heeft my namelijk de oude Sabinc
verteld, want Miro en ik hebben twist gehad en spreken sedert
acht dagen geen woord met elk&ar. Hij wilde mij onlangs eens
klaps kussen en toen heb ik hem een oorveeg gegeven. Stel je