HËLDERSOHE EN NIEUWEDIËPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1887. N°109. Zondag" 11 September. Jaargang45. BEKENDMAKING. Brieven uit de hoofdstad. GESLAAGD. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. franco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Ad ver tentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Burgemeester en Wethouders der gemeente Helder brengen ter algemeene kennis, dat door den Raad der gemeente, in zijne zitting van den 6 dezer, tot leden van de Commissie om Burgemeester en Wethouders bij te staan in het toezien op bet beheer en onderhoud van alle plaatselijke werken en vaste eigendommen der gemeente, in de plaats van de afgetreden leden, de Heeren: T. J. Tinkelenberg, J. C. Jansen en C. A. Beukenkamp, zijn benoemd de Heeren: J. HOOGENBOSCH, J. VERFAILLE en T. C. GOVERS. Helder, den 8 September 1887. Burgemeester en Wethouders voornoemd, STAKMAN BOSSE, Burgemeester. C. BOON, Secretaris. 8 September. Ook in Amsterdam, evenals in bijna alle andere kies districten van ons lieve vaderland, is er bij de jongste ver kiezingen voor de Tweede Kamer slecht, ellendig slecht gestemd. Ruim zesduizend kiezers telt de hoofdstad, en van die 6000 zijn er nog niet eens 1600 opgekomen. Dat is min, werkelijk heel min voor een stad als Amsterdam, die o zoo veel heeft aan te merken op de taktiek, welke 's lands Regeering tegenover haar volgt, maar die daaren tegen o zoo weinig belangstelling en ijver aan den dag legt, als het de behartiging van 's lands zaken geldt. Önder- tusschen om niet onbillijk te schijnen, moet ik het er dadelijk bijvoegen, ondertusschen kunnen de nalatige kiezers deze verzachtende omstandigheid —pleiten, dat de Kamerverkiezing ditmaal niet veel meer dan een formaliteit 19) Door ELISE POLKO. was en men gewoonlijk met formaliteiten liefst zoo weinig mogelijk omslag pleegt te maken. En daar men liet in de andere districten óók zoo schijnt begrepen te hebben, zal ik er verder het zwijgen toe doen en mij troosten met de gebruikelijke «hoop op beterschap* hij een volgende gelegenheid. Maar bij al hun slecht stemmen hebben de Amsterdam- sche kiezers toch een pluimpje verdiend: zij hebben den heer Kerdijk in de Kamer gebracht. Dat is, na Heldt's verkiezing, weer een groote stap in de goede richting; en nu beiden, Heldt en Kerdijk, op het Binnenhof hebben plaats genomen, heeft Amsterdam op waardige wijze aan gevuld, wat Sneek zoo goed begonnen heeft. De heer Rutgers van Rozenburg, die het parlementaire leven vaarwel zei, kan zich over zijn opvolger in de Kamer niet beklagen: diens maatschappelijke en staatkundige positie waarborgt ons, dat de belangen van stad en land en volk ook bij hem in goede handen zijn. Wel werd hij, door de trage opkomst, slechts met 1133 stemmen gekozen, doch het was nog altijd een groote 350 boven de volstrekte meerderheid, en zelfs de heer Cremer, die het hoogste stemmencijfer haalde, bracht het slechts tot 1202. Natuurlijk verwacht men, al kreeg de heer Kerdijk ook geen mandat impératif meê, dat hij in 's lands Vertegenwoordiging zal optreden als strijder voor en bepleiter van de maatschappelijke (beter gezegdde sociale) nooden en behoeften onzes volks, welker behartiging de heer Kerdijk tot zijn levenstaak gekozen heeft. Kerdijk dus voor de meer wetenschappelijke behan deling der sociale quaestie, en Heldt voor de practische toelichting van het vraagstuk. Zoo gaan we den goeden weg op. En wie zou tien jaar geleden hebben durven zeggen, dat wij nog eenmaal op dien weg zouden komen, dat mannen als Heldt en Kerdijk als afgevaardigden des volks naar de Tweede Kamer zouden gaan? Want was het reeds opmerkelijk dat Sneek niet tegen de keuze van den heer Heldt opzag, wel beschouwd is het nóg opmerkelijker, dat de hoofdstad des Rijks een man Den volgenden morgen waren de beide speelgenooten van voor heen alleen in de villa Carlotta aan het meer van Como, dit paradijs in het paradijs. „Maar dat is een der betooverde kasteelen van Eichendorff," zeide Percy met schitterend oog, toen zij voor het vergulde hek stonden, dat de tuin van den meeroever scheidt. «Zie, Anna Lore, die dubbele trap leidt ongetwijfeld tot iets geheimzinnigs en brengt ons misschien in het slot van vrouw Lente zelve!" Zij nam lachend zijn arm. «Misschien vinden wy er je elfen koningin," fluisterde de jonge vrouw, toen de poort zich voor hen ontsloten had en zij, tusschen bloeiende boomen en langs een fontein met een grooten triton, die bijna geheel tusschen schelpen verborgen was, opklommen naar de myrtenhagen en laurierboomen. De conciërge kende de uSignoraen bekommerde zich, op haar verzoek, en in het uitzicht op een goede fooi, niet verder om de beiden. Van alle nieuwsgierige oogen bevryd, door wandelden zy nu eerst de groote, koele zaal, die den trotschen «tocht van Alexander" door Thorwaldsen bevat, aan welker indrukwekkende gestalten, die zoo stil en toch vol van het rykste leven, voor ons voorbijgaan, Percy's oogen vol geestdrift hingen. «Kom, er wacht je nog meer heerlijks," zeide Anna Lore eindelijk en voerde hem tot de ernstige sarkophaag van Marchesi, tot het trotsche vrouwenbeeld van den meester Leonardi, dat hij den naam van Joconda gegeven heeft en voorby den vroolijken Paris van Fontana, den krachtigen Mars van Canova en de schepping van den bevalligen Bienaimé, Amor duiven drenkend. «Zie hier, dit is het schoonste!" zeide zij en de veelge roemde groep van Amor en Psyche door Canova, waarvan Percy te Milaan reeds nabootsingen in groote verscheidenheid had gezien, vertoonde zich voor zijne van verrukking schitterende oogen. «Daar in dien hoek is myn lievelingsplekje, laten wy er heen gaan het is leeg en dan vertel ik je de geschiedenis van den meester, zeide Anna Lore en haar hand omklemde de zyne. Spoedig zaten zy naast elkaar in het verborgen hoekje en hadden voor sprookjes de wereld vergeten, zooals eens in het slot op de heide. Nergens hoorde men een geluid, dan alleen nu en dan uit den tuin het geroep van een vogel of uit de verte, van over het meer, de tot hen overgewaaide verwarde tonen van een zwaarmoedig gezang. Geen voorbijgaand mensch stoorde hen in de diepste eenzaamheid zagen zij neder op de marmeren beelden in hun wonderlijke schoonheid en rust. Het jonge kunstenaars hart verkeerde in een stemming van stille verrukking. «Ach, Anna Lore, de wonderlijke beeldhouwkunst is toch do eerste onder de kunsten," fluisterde hij met een diepen zucht. Psyche, de teedere jonkvrouwelijke godin lag voor ben, op haar legerstede uitgestrekt, half bedekt door een bijna doorzichtig gewaad, het slanke bovenlijf half opgericht, om de armen in de heerlijkste houding naar den geliefden Amor uit te breiden. De zachte handen daalden neder op zijn schoon hoofd zij trekt hem zacht, maar onweêrstaanbaar naar zich toe. Amor's hand daarentegen ondersteunt vol tcederheid het naar achteren geworpen hoofd der aanminnige Psyche en heur haar valt in rijke lokken over zijn arm. Zyn linker arm omvat de geliefde en zijne fijne, maar toch krachtige figuur vertoont zich achter haar, half knielend, maar zich op den rechter voet steunend. Zyn gelaat buigt zich in begeerig verlangen naar haar toe om den eersten kus te ont vangen en zij zijne begeerte deelend, komt hem te gemoet maar bij alle vrouwelijke overgave, kuisch als de ware liefde het geheel eene apothéose van de zoetste en zaligste liefdegift, van den kus. «Weet je, wie de meester Canova zelf zoo had willen kussen?' vraagde Anna Lore geheimzinnig. «Myn vader heeft het my eens verteld. Wil je het ook hooren?" Hij knikte slechts, zonder de oogen van den groep af te wenden en toen vertelde zy met gedempte stem, het hoofd tegen den wand geleund «Het was lang, lang vóór den tijd, toen Antonio Canova in de villa Borghese zijn korten, vurigen liefdedroom aan de voeten der wonderschoone Pauline Bonaparte, de gemalin van den hertog van Guastella, droomde myn vader noemde haar altijd Vcnus en meester Antonio den nieuwen Tannhauser. Nu was hij echter nog een knaap en speelde, terwijl hy te Bassano reeds de leerling van een beeldhouwer was, zoo vaak hij zijn geboorteplaatsje bezocht, in het slot van zijn beschermer, Falieri te Passagno, met het eenige dochtertje van dezen edelman, die hem op zijne kosten liet studeeren. De kleine Angela en hij hielden van elka&r als broeder en zuster. Zij moet een teeder schepseltje geweest zijn, beweeglijk als een vlinder, waarvan zij den naam van de libelle ontving. Als de jonge Antonio, die schoon was als een minnegod, zijne aardige figuren uit weeke klei vormde, zat het kind roerloos by hem en wendde geen oog van zijne vlugge vingers af. Op zekeren dag verzocht zij hem met ernstige teederheid iets voor haar alleen te toovcren, zooals zij het noemde, en toen hij haar vraagde, wat zij wenschte, antwoordde zij «een kerk," en toen moet hij voor haar het schoone model gevormd hebben, dat vele jaren later te Passagno als het prachtige gebouw verrees, waarheen thans uit alle landen pelgrims trekken. Toen het speelgoed voor zyne kleine libelle gereed was, vraagde Antonio schertsend: «wat geef je mij nu voor je kerk, Angela mia?" Toen bood het meisje hem haar frisschcn rozenmond aan met de woorden: «een kus zult ge hebben!" Maar de zonderlinge knaap weerde haar zacht af en zeide: «nu verdien ik hem nog niet, sorellina, ik moet eerst iets beters leeren maken. Je moet de kus echter voor mij bewaren en, bij alle heiligen, ik zal hem komen halen! Wilt ge, Angela?" «Ja, je kont komen, wanneer je wilt ik kus geen ander, vóór jij komt!* Spoedig daarop werd een langdurige scheiding tusschen do beide speelgenooten noodig, want de beeldhouwer te Bassano verklaarde dezen leerling niets meer te kunnen leeren, zoodat zijn beschermer hem naar de Academie te Venetië zond, waar zijn schitterend talent zyne vleugels ontplooide. Nu en dan sloot hy bij de brieven naar zijn geboorteplaats bekoorlijke teekeningen in met het opschrift «voor Angela" en uit de korte brieven van Falieri viel dikwijls een regen van viooltjes en rozebladeren. Dit was de eenige verstandhouding, diu zij samen onderhielden. Eenmaal slechts, een paar jaren later, toen Antonio juist het standbeeld van Poleni voor Padua gereed had en de groep van Dmdalusen Icarus modelleerde, trad zyn beschermer zijn werkplaats binnen met een glimlachend, slank meisje, dat hem met groote, schitte rende oogen aanzag en wier hoofd zich scheen te buigen onder den last van gouden vlechten. «Ik ben Angela," zeide zy blozend en bood den voormalige speelmakker de hand. «Niet waar, onze libelle is groot geworden en zal spoedig eenc dame zijn," voegde de vader er bij. En met hetzelfde genot en dezelfde verbazing als vroeger, bezag zy alles, wat haar omringde, liet zich alles door hem aanwijzen en verklaren en kon bijna niet van de stoffige werkplaats scheiden. Later voeren zij zamen per gondel naar Mnrano, om daar in een der bekoorlyke prieëlen van een tuin te dineeren en toen was het jonge meisje weder geheel en al de vroolijke, zorgelooze vlinder als in haar kindsheid. «Soms schijnt het my, dat ik ADgela aan de vleugels moet vasthouden, opdat zij niet weg zal vliegen in den kelk eener bloem," zeide Antonio eena en zag, het hart vol gedachten, naar als Kerdijk afvaardigt, wiens liberalisme beslist en beslissend naar den radicalen kant overhelt. Burgerplicht had den moed, zijne candidatuur ruiterlijk te stellen, maar het meer conservatieve Grondicet sloot er zich slechts aarzelend en voetje voor voetje bij aan. Om Kerdijk's verkiezing in het rechte licht te stellen, geef ik even het woord aan «de Standaard,* die dadelijk na het bekend worden zijner can didatuur van hem schreef: «Ten tweeden male gaf Burgerplicht in Amsterdam een gevoelig démenti aan de neo-conservatieven. «Kerdijk is bekend. Er is iets aan van zijn eigen zeggen, dat hij dusver in een glazen huisje heeft gewoond. «Maar dan weet heel Nederland ook, dat Kerdijk vaandrig bij de radicale lijfgarde is en er niet aan denkt om «petje-af* te spelen voor de Öomes. «Man van het Sociaal Weekbladkeerde hij van de Oomes af zijn aangezicht naar de jonge neefjes, die onder het volk achter de kiezers aan het opkomen zijn. «Er trilt in zijn hart iets van geestdrift voor de radicalen beginselen, en ook iets van weerzin tegen de machtheb bende coterie. Vandaar het échec, hem door het mufgeworden Ntit bezorgd. «Hij kon daar niet blijven, en trad af. «En zie, dien uitgestootene door het Nut kwam Burger plicht thans oprapen. «Aan den man, voor wien het Nut watjes in de ooren stopte, geeft Burgerplicht last, gehoor te gaan vragen op het Binnenhof.* Behoudens de overdrijving, door te scherpe lijnen en te schrille kleuren het gewone verschijnsel als de «Standaard" aan het teekenen gaat— valt er op de gelijke nis van het beeld niet veel af te dingen. Door Kerdijk ter Staten-Generaal te zenden, heeft Amsterdam ons Parle ment verrijkt met een man, werkelijk een man, die de nieuwe strooming in ons volksleven vertegenwoordigt en met oude, verouderde traditiën weet en durft te breken 1 de aethcrische figuur, die in haar wit kleed er nog teederder uitzag dan anders. Wederom een jaar later, drong het gerucht tot hem door, dat Angela verloofd was met een voornaam edelman nit Treviso en een hevige schrik greep hem aan, toen een jong schilder hem dat vertelde. Antonio Canova maakte zich juist gereed voor een reis naar Rome, want de senaat van Venetië had hem, ter be looning voor zijn voleindigden Dsedalus, een jaargeld van 300 ducatcn verleend en hy werd onweerstaanbaar voortgedreven. Het scheen hem toe, dat het brandende gevoel van smart, dat in zijn hart gloeide, nergens kon ophouden dan te Rome, in het vader land van alle kunstenaars. Op den dag, waarop hy vertrekken zou, het was juist lente en de viooltjes bloeiden kwam er een boodschap van zijn beschermer te Passagno, met het verzoek, zoo spoedig mogelijk over te komen, want Angela was zwaar ziek en verlangde hem te zien. Toen dacht hij niet meer aan Rome, maar reisde zonder aarzelen, en zonder rust te nemen, naar het bekende oude dorpje en kwam met een bedrukt gemoed op een avond in den maneschijn aan op het landgoed, waar hy zoo dikwijls gespeeld had en waar nu weder de eerste viooltjes bloeiden. Het oude slot lag donker en somber voor hem; slechts uit één venster kwam een zwak licht te voorschijn. Zyn edelo beschermer kwam den jongen kunstenaar bleek en moedeloos te gemoet, drukte hem zwijgend de ijskoude hand en geleidde hem door een lange rij bekende vertrekken, waarin het maanlicht spookachtig scheen, naar een zwak verlichte kamer. Wie daar langzaam heen en weder liep, wie aan het bed zat, wie hem aansprak, het waren nevelachtige figuren, die hem als scha duwen voorby zweefden; hij zag en hoorde het niet, maar zag alleen de legerstede en het liefelijk gelaat, dat zich van do kussens trachtte op te heffen en de schitterende oogen, die hem als zonnestralen groetten. In het volgend oogenblik knielde hij reeds naast haar en hield een der teedere handen van zijn speelmakkertje in de zijnen en hij bedekte haar met kussen en traDen. Toen hoorde hij de woorden: «Ik heb op je gewacht, Antonio!" En op een verzoekenden wenk met hare oogen verdwenen de schaduwen, die om het bed stonden en hij was alleen met haar geheel alleen. «Wij hebben niet veel tyd meer caro mio," fluisterde zij zachtkens «en wy moeten niet alleen afscheid nemen, maar ik moet je ook nog een schuld betalen. Men heeft mij aan een ander verloofd, maar ik heb ingezien, dat ik voor tijd en eeuwig heid slechts één kan toehehooren: u. En omdat dit volgens de gebruiken der wereld en de wetten van onzen stand onmogelijk is, heeft de heilige Moeder zich over my erbarmd en mij met haar mantel bedekt. Hoe deze liefde in mij ontkiemde en opwies, weet ik niet; zij ontstond waarschijnlijk op den dag, toen je de kleine kerk voor my modelleerde en zij sterft nu, om in een schooneren hof opnieuw te leven. Maar vóór ik van je heenga, moet je het loon hebben, dat ik je eens beloofde weet ge het nog? Ik zou anders niet rustig kunnen jnslapen. Kom, eenig en eeuwig beminde, kus my En zij hief de armen omhoog en trok zijn schoon jong hoofd met een gelukzalig glimlachje op de lippen, naar zich toe; het rijke haar, dat los was gegaan, viel als een zwaar gouden weefsel over zyn arm. Zaligheid en smart tegelijk verscheurden zyn hart; zoo kustte hij haar. En het gelukkige meisje dat is het einde der geschiedenis, Percystierf in dezen kus. De meester vergat den droom zijner jengel nooit en vereeuwigde hem in marmerde kerk te Passagno, die hy gebouwd heeft naar het kleine model, dat hij voor Angela modelleerde, bevat haar graf. Bezie nu nog eens dit heerlijke meesterwerkis het niet of een eeuwige scheiding tusschen deze

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 1