Men schrijft ons uit Schagen, cïd. 14 dezer: j „Inderdaad, Schagen kan tevreden zijn. Hij toch', die ons Maandagavond, toen een geducht onweder over onze gemeente en omstreken woedde, had durven voorspellen, dat onzen jaarlijkschen feestdag met zulk goed weder zou worden begunstigd, als waarover wij ons gisteren mochten verheugen, zou dan zeker het praedicaat van „leugenprofeet" hebben verworven; inderdaad, we zijn dankbaar, dat de goden, die ons met wind en regen hadden kunnen begifti gen, ons genadig zijn geweest. En niet alleen dankbaar, maar ook voldaan. Immers elf flinke harddravers dongen naar de door onze Harddraverij- Vereeniging uitgeloofde prijs en premiën; de kwaliteit der rossen deed vergeten, dat de kwantiteit niet grooter was. En al was er, zoo des daags als des avonds, niet zooveel publiek als ten vorigen jare, in aanmerking genomen dat de Alkmaarsche kermis en de Hoornsche feesten pas achter den rug zijn, en men zijn geld maar eenmaal kan uitgeven, kan worden getuigd, dat ons feest goed bezocht was. Na menigen feilen kamp, na menigen schoonen rit, was de uitslag der harddraverij als volgt: prijs, f 200, „de Concurrent", eigenaar de heer P. W. Schippers, van Charlois, pikeur dezelfde; 1ste premie, f 75, „Marianne", eigenaar de heer A. Witteveen, van Rauwerd, pikeur S. Witteveen 2de premie, f 25, „Emma", eigenaar A. De Ridder, van Noord-I Jpolder, berijder A. Siderius. Prijs en premiën werden, onmiddellijk na den wedloop door den Voorzitter, den heer Heijligers, met gepaste toespraken uitgereikt. Ten halftien ure des avonds werd het traditioneele vuur werk afgestoken. De meeste nummers gelukten uitstekend, en het geheel strekte den vervaardiger, den heer A. Gall, van Rotterdam, bepaald tot eer. Daarna werdén, als ge woonlijk, alle koffiehuizen, danszalen, enz. eensklaps overvol de „landjeugd" amuseerde zich tot aan den morgenstond met dansen, en zij, die niet in dienst van Terpsichore traden, genoten bij den heer Roggeveen, in het lokaal „de Beurs", van het werkelijk uitstekend amusement, hun daar aange boden door den heer De Haas, den bekenden karakterkomiek, den heer Boekbinder en echtgenoote en nog een paar dames. De heer De Haas handhaafde zijn reputatie glansrijk, de heer Boekbinder en echtgenoote zongen zeer verdienstelijk duetten met elkander, en de afwisseling werd zeer aan genaam voltooid door de beide andere zangeressen. Ook bij den heer C. Van der Meulen (locaal „Centrum") was een gezelschap, naar ik vernam, zeer verdienstelijk werkzaam, onder directie van den heer Burgess, en vermaakte het publiek uitstekend. De orde was gedurende den geheelen dag en nacht uitmuntend; trouwens, deze gunstige eigen aardigheid kenmerkt in den regel onzen feestdag, die, voor ongeveer veertig jaren in het leven geroepen, ongaarne door ons zou worden gemist." De uitslag der verloting op de Tentoonstelling van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw te Hoorn is als volgt: No. 693: jachtwagen met paard. No. 1084: zaaiwerktuig. No. 1440: vee-bascule. No. 934: grasmaaiwerktuig. No. 49: hooischudder. No. 2933: paardenhooihark. No. 2868: werktuigen voor kaasbereiding. No. 799: paard. Op het Internationaal Congres tegen misbruik van sterken drank, dat te Zurich wordt gehouden, heeft mr. Snijder van Wissenkerke, die Nederland vertegen woordigt, mededeeling gedaan van de maatregelen ter bestrijding van drankmisbruik bij ons te lande. Op dit Congres is ook een permanent internationaal bureel samengesteld, dat zal bestaan uit drie leden van het vorige hoofdcomité en vijf van de regelings-commissie, terwijl aan het bureel zal worden toegevoegd een vertegenwoordiger uit elK der volgende landen: Duitschland, Frankrijk, Oostenrijk, Enge land, Nederland, Italië, Amerika, Zweden, Noorwegen, Denemarken, Finland en Canada. Deze vertegenwoordigers zijn nu tevens benoemd. Voor Nederland is daartoe gekozen Baron IC. T. Yan Lynden. De 30jarige R. J. P., landbouwer op Terschelling, vond aan het strand een balk en eigende zich dien toe. Deswege werd proces-verbaal tegen hem opgemaakt en ter zake van diefstal stond hij voor de Rechtbank te Leeuwarden terecht, die echter, instemmende met het gevoelen van de verdediger (mr. A. H. Yan IClefFen, te Harlingen), aannam, zendt zij steeds opnieuw overvloedig zakgeld. Zij zal baar dochter wel slechts geven aan een hof kapelmeesteralleen dan, als hij dien titel zwart op wit kan toonen, zal hij bruiloft kunnen vieren. Nu, zulk eene betrekking krijgt hij zonder twijfelnog een jaar en hij is klaar. Laten wij dus geduldig wachten. Wat mij betreft, lieve, ik leef hier niet duurder dan bij jou, zeer amusant en daarbij leerrijk en vormend. Ik ben bezig een tekst voor een opera van Miro te schrijven onze namen zullen voor de wereld onafscheidelijk verbonden worden. Nog eens, gelukkige, duizend maal gezegende moeder! Trotsch en gelukkig met jc is je liefh. Seraphine. PS. Nu zal de afschuwelijke Sabine haar mond wel houden met haar eeuwig twijfelen! Zij heeft den gek gehad met Miro's schilderen, wat zal zij er van zeggen, als meneer de hofkapel- meester zijn bruid komt halen?" De groote dag van het examen was in aantocht. Sera phine begreep niet, dat Miro zich dagelijks oefende op de eenvoudige, dood-gemakkelijke G-dur Sonate van Beethoven en dat Stella met eene consekwentie, die haar tot vertwijfeling bracht, altijd datzelfde lied zong: „Er, der herrlichste von AllenBuiten kwam langzamerhand de lente over het land en strooide handen vol bloemen en bloesems om zich heen. De nachtegaal sloeg in de bloeiende boschjes en verdreef den slaap uit de oogen van hen, tot wie zyne heerlijke tonen door drongen. Het examen aan het conservatoire, dat twee dagen duurde, waarvan de eene tot solo- en koorvoordrachten, de andere tot de uitvoering van eigen composities was bestemd, was het ge wichtigste feit van het jaar, want van zijn uitslag hing het af, of een leerling den cursns nog een jaar zou moeten medemaken, of in de afdeeling voor meer gevorderde kweekelingen werd ge plaatst deze laatsten konden zich voor hunnen eigenlijken werkkring, onder toezicht der leeraars, practisch voorbereiden en mochten bij het solliciteeren naar een geschikte betrekking, op eene aanbeveling van het bestuur der school hopen. Zij heetten leerlingen der voorbereidings-afdeeling. Er heerschte in dezen tijd des jaars een groote opgewondenheid onder alle geïnteres seerden en nooit werd met zulk een ijver gewerkt, gezongen, gespeeld en geblazen. Miro scheen zelfs eenigszins ontwaakt te zyn uit zijn geniale onverschilligheid en bezocht collega's, met wie hij anders nooit een woord wisselde, om met hen te „con fereren," zooals tante zeide. Voornamelijk bezocht hij zijn over buur, een jongen, ernstigen zoon van het hooge Noorden, die zich hoofdzakelijk op de compositie-had toegelegd en bovendien zich speciaal aan het pianospel wijdde. Het was eén hoekige, flink gebouwde jonge man van onverschillige houding. Lieden, die hem ter loops aanzagen, hadden hun oordeel snel gereed; dat het bestaan van eenen eigenaar van het gevonden voorwerp niet bewezen was en, bleef die eigenaar onbekend, de balk dus na tien jaar een „res nullius" zou zijn. P. werd dus vrijgesproken. Het O. M. kwam echter in hooger beroep en nu heeft de advocaat-generaal bij het Hof te Leeuwarden betoogd, dat de balk niet is een „res nullius", als hoedanig hij beschouwde visch, wild enz., maar het eigendom van iemand, omdat hij is bewerkt door menschen- handen, die den boom hebben ontdaan van den bast en aan beide einden afgezaagd. Nu zijn er voorwerpen, die gelijk gesteld worden met zaken zonder eigenaar, goederen waarvan de eigenaar zich ontdoet, ze overlatende aan den eerste den beste die er zich van wil meester maken. Doch dan moet van dien wil van den eigenaar blijken, en dat is hier niet het geval; die balk is door overmacht uit het bezit van den eigenaar geraakt, die eigenaar blijft en eerst na tien jaren het recht tot terugvordering verliest. Reeds het Romeinsche recht ging uit van de onderstelling, dat bij schipbreuk de goederen door den zeevaarder in zee worden geworpen, niet om er zich van te ontdoen, maar om zijn leven en schip te redden. Spreker eischte dus vernietiging van het vonnis en veroordeeling tot f 40 boete. Voor het Hof te Amsterdam zijn jl. Dinsdag ver schenen in hooger beroep de sociaal-democraten Blankert, Van Nus en Hartwich, die te Utrecht terecht gestaan hebben ter zake, dat zij een gevangenbewaarder geld hadden beloofd, indien hij eenige stukken courant en een briefje aan Domela Nieuwenhuis wilde overgeven. De advocaat- generaal Op ten Noort requireerde hunne schuldigverklaring, en veroordeeling tot 3 maanden. De verdediger, Mr. Paap, concludeerde tot vrijspraak. Jl. Maandagavond deed een werkman, in de Egelan tierstraat te Amsterdam, juist op het oogenblik dat het onweder het hevigst was, in eene voorkamer van perceel No. 214 een openstaand raam dicht, toen een felle bliksem straal door de lucht schoot. Hoewel hierdoor verschrikt, gevoelde hij niet dadelijk wat met hem geschied was. Maar nauwelijks had hij zich te bed gegeven, toen hij tot de treurige ontdekking kwam, dat hein het gezicht beno men was. Uit een pensionaat van geestelijke zusters nabij Maas tricht is dezer dagen een meerderjarig meisje geschaakt onder de volgende omstandighedenBij de overste van het klooster had zich eene dame aangemeld, om bedoeld meisje namens de familie in ontvangst te nemen. In afwachting van de beslissing of aan dat verzoek al dan niet zou worden voldaan, werd aan de dauie toegestaan, met het meisje in den tuin te wandelen. Van die gelegenheid maakten beiden gebruik om, alvorens de. beslissing was gevallen, te ont vluchten. Later is gebleken, dat de dame niemand anders was dan de jonge man, met wien het meisje tegen den zin harer familie liefdesbetrekkingen had aangeknoopt. Juist wegens deze betrekkingen hadden de ouders haar naar het pensionaat gezonden. Als eene bijzonderheid meldt men uit Ede, dat bij G. v. V. aldaar een aardappélstruik te zien is, die eene lengte heeft van 2.39 M. en eene breedte van 2.25 M. De struik die uit niet minder dan 33 stengels bestaat, is als een wijnstok tegen den muur geleid. Werd onlangs het vangen van eene zeekrab met zeven oesters op den ,r.ug als eene groote bijzonderheid vermeld, thans heeft een Texelsche visscher eene krab aangebracht, aan wier lichaam niet minder dan elf oesters waren vastgegroeid. {Uit Eist (Betuwe) schrijft men aan het „U. D." „De vraag, of de gemeenteraden den secretaris kunnen ver plichten aan de pers afschriften der notulen kosteloos af te geven, indertijd door de „Gemeentestem" in ontkennenden zin beantwoord, maakte ook het onderwerp der bespreking ter alhier gehouden Raadsvergadering uit, en met op één na algemeene stemmen meende de Raad die bevoegdheid wel te hebben, en vulde de instructie van den secretaris als volgt aan „Van de notulen der openbare vergaderingen van den Raad zendt hij dadelijk na het opmaken der minute een afschrift ter plaatsing aan een of meer couranten, door den Raad aan te wijzen, terwijl elk der leden van den Raad, in gesloten couvert, dadelijk zoodanig afschrift van hem „hoe leelijk is hijKunstenaars echter hadden een oog voor dezen flinken, intelligenten kop, met hoog voorhoofd en een woud van bruine lokken, die hem in den nek hingen. De grijze oogen lagen diep, in de schaduw van schoon gewelfde, donkere wenk brauwen en liepen haastig en onverschillig over menschen en dingen heen. Geen zijner medeleerlingen had den ernstigen mond nog zien lachen. Men wist, dat hij zijn vader door een onge luk verloren had, dat hij bijna zonder middelen was, dat zyne moeder nog in Noorwegen woonde, dat hij aan de Beethoven- tafel presideerde en zijne kunst „overdreven" ernstig opnam. Voor de vrouwelijke 'studenten scheen hij geen oog te hebben hij was en bleef de eenige, wiens naam met geen meisjesnaam in verbinding kon worden gebracht. Sommige bijzonder scherpe opmerkers meeaden alleen een. lichten blos op zijne wangen te hebben zien verschijnen, als de verwende lieveling van onder wijzers en leerlingen, de nog nauwelijks de kinderschoenen ont wassen Dorina L. uit Florence, hem voorbij huppelde en met hare lachende, donkere oogen hem groette. Welk een contrast tusschen zijn leven en het zonnige leven van dit kind! Als het eenige kind eener Duitsche moeder, die vroeg weduwe geworden was en haar vurig beminde en met wie zij vóór twee jaar naar hier was gekomen, omdat zy haar kind het verlangen niet kon afslaan haar muziekaal talent in het vader land harer moeder te ontwikkelen, was het meisje er aan gewoon bemind en verwend te worden. Van treffende schoon heid, een echt kind van. het Zuiden, had haar geheele wezen iets van de werking van een zonnestraal, en het grimmigste leeraars gezicht helderde op, als het bekoorlijke meisje de schoolkamer binnenkwam. Haar goedhartigheid en mildheid was, onder hen die haar kenden, ten spreekwoord geworden en met haar moeder was zij dikwijls als reddende fee in het armzalige kamertje van den een of anderen leerling van het conservatoire gekomen. De muziek scheen het element, waarin zij slechts verlangde te ademen. „Als ik muziek hoor of zelf speel, ben ik niet koud en gevoel geen heimwee," verzekerde zij dikwyls, „en ander3 zou ik kwijnen en sterven moeten in uw nevelachtig koud en prozaïsch land I" Het behoorde tot den goeden toon yan het conservatoire aan de schoone Dorina het hof te maken en vooral Miro putte zich uit in oplettendheden voor haar; slechts één maakte haar niet het hof, de zoon van den overleden Noorschen geleerde. De professoren van het conservatoire wisten eigenlijk niet, wat zy van dezen leerling moesten denken zijn vlijt was onbe rispelijk, zijn werk zonder fouten, maar zijnpianospel was niet correct en pastte niet in het kader van het onderwys. Toch schrikte zijn onderwijzer somtijds en een ongekend gevoel liep hem, zooals hy zich uitdrukte „over den rug," als de jonge Herno plotseling een bekende plaats, die sedert ondenkbare tyden op dezelfde wijze werd opgevat, op een andere, ongehoorde wijze ontvangt van de notulen der vergaderingen met gesloten deuren gehouden." Een kastelein te Rotterdam heeft het volgende vers laten drukken en daarvan, volgens „de Tijd", duizenden afdrukken doen verspreiden: „Steeds zag ik Holland's vlag met liefde en vreugde wappren Zij was mij het symbool van helden en van dappren Zij was me een gloriezon, een parel aan de kroon Van 't blonde stoer geslacht den Batavierenzoon. Zij was by 't feestgetij de rykste kleur der kleuren.... Thans doet zij 't Hollandsch hart in diepe droefheid treuren; Zij hangt daar niet tot eer tot roem van 't Vaderland, Neen, in baar rijk geplooi verbergt zich smaad en schand'. Zij heeft door ruw geweld een schaamteblos verkregen; De roode oproervlag lacht haar als zuster tegen. Heel Holland is in rouw om het brutaal geweld, Dat 't schoon „Je Maintiendrai" naast „Revolutie" stelt." Twee paarden van de veld-artillerie, die gedurende de manoeuvres in Drente, des nachts te De Wijk er van door waren gegaan, zijn na een afwezigheid van twee dagen, kort vóór het vertrek der troepen, nabij Hoogeveen uit eigen beweging vrijwillig bij de batterij teruggekeerd. In plaats van straf, ontvingen de berouwvolle deserteurs terstond van den kapitein een dubbel rantsoen haver, uit blijdschap over "hun behouden terugkeer. In de „N. Gron. Crt." leest men het volgende verhaal „Een boer in de gemeente Denekamp meende een colo- rado-kever gevonden te hebben. Als 't wezenlijk zoo'n algemeen gevreesde aardappel-verdelger was, dacht hij zeker van de autoriteiten op zijn allerminst een pluimpje te krijgen. Hij spoedde er zich dus mede naar de dorps gezagvoerders, die echter met algemeene stemmen ver klaarden, dat het een vleermuis was!" Buitenland. De „Indépendance" weet te melden, dat de vertegen woordigers der Staten, die de conventie, betreffende den drankverkoop in de Noordzee, teekenden, te 's Hage bijeen zullen komen om een nieuwe conventie te sluiten, waarbij de verkoop van sterke dranken in de Noordzee geheel verboden zou worden. Jl. Dinsdag heeft er in de Noordzee eene gebeurtenis plaats gegrepen, welke de verbittering, die er tusschen de Engelsche en Belgische visschers heerscht, slechts aanwak keren kan. Een telegram uit Ramsgate meldt: „Belgische visschers hebben Dinsdagnacht eene Engelsche visschers- schuit in den grond geloopen. Onder de bevolking onzer havenplaats heerscht groote opgewondenheid. Men vreest voor ongeregeldheden." Te Ilouaan is eene zestigjarige dame overleden men vond haar buiten kennis liggen onder de tafel harer eetkamer die geheel alleen een groot huis bewoonde. Zij ging dagelijks naar de markt om leeftocht op te doen, en was eene trouwe bezoekster van den schouwburg, van waar zij steeds door een politie-agent naar huis werd gebracht, die niet heenging voordat hij de woning van den zolder tot den kelder had onderzocht, of er ook dieven verscholen zaten. Hare erfgenamen hebben in het laadje van een nacht tafeltje acht liassen van 50,000 francs elk en bovendien nog 100,000 francs in goud gevonden. Ten overvloede was de overledene eigenares van een aantal huizen. Eene vreeselijke ramp heeft eene Hollandsche neder zetting in Dakota getroffen. Men leest daaromtrent in „De Telegraaf* van Paterson „Eenige jaren geleden vestigde zich in het zuidelijk gedeelte van Dakota, in Douglas County, eene Hollandsche kolonie. Het zijn meest arme menschen, die zich daar hebben nedergezet. Dinsdagmiddag 2 Augustus werd het zuidelijke gedeelte der nederzetting bezocht door een vreese- lijken verwoestenden hagel- en windstorra. Alles werd in korten tijd totaal verwoest. Huizen, schuren, stallen, hooi en graanstekken (mijten) en al het staande koren, dat een rijken oogst beloofde, zelfs het prairie-gras, alles i3 als weggemaaid. Koeien, kalveren en varkens zijn gedood, maar gelukkig geen menschen. Overblijfselen van huizen en schuren, huismeubelen en schoolbanken, van een verwoest schoolhuis, speelde, zoodat deo goeden professor de vraag op de lippen kwam „is dat onze plaats?" Er was iets zoo wonderlyks in de manier, waarop hij haar voordroeg en kleurde, dat de professor slechts met het hoofd schudde en niet waagde er iets van te zeggen. Aan een zijner collega's vertelde hij echter in vertrouwen, dat Herno een duivelskunstenaar was, en dat hij, naar hem luis terende, soms wenschte weêr jong te zyn, om de muziek- portefeuille weêr onder den arm te kunnen nemen. „Maar vooruit komt hij toch niet; als directeur van een muziek corps is hij niet te gebruiken!" voegde hij er altijd bij. „Hy is en blijft een revolutionair, die in het geheim al onze regels veracht. Herno A. zou den eersten dag een concert van Beethoven spelen, de kleine Dorina de „Uitnoodiging ten dans" van Weber. Miro debuteerde met de G-dur-Sonate van Beethoven, juffrouw Stella zong liederen van Schumann en andere klassieke namen waren onder de overige leerlingen verdeeld. Op den tweeden dag zou een zoogenaamde suite voor orkest Italia la bella" van Herno uitgevoerd worden, waarnaar de geheele school, met de onderwijzers aan het hoofd, nieuwsgierig was. Toen men dit Dorina vertelde, werd het lieve gezichtje plotseling purperrood; zij zeide echter, terwijl zy onbestemd in de verte keek: „hoe kan hij daarover in tonen spreken, hy kent slechts zijn eigen ruw vaderland!" „Als Inka niet zooveel rijker was, zou ik de voorkeur geven aan Dorina la bella," verzekerde Miro zijne tante. „De kleine is veel pikanter en ik zou het ook aardig vinden, haar aan al de anderen voor den neus weg te kapen!" „Hetgeen je, helaas, gemakkelyk genoeg zou zijn, overwinnaar van de geheele vrouwenwereld," zuchtte Seraphine. „Wie weet, wat ik nog doe," voer hy nadenkend voort ep blies den rook zijner cigarette in kunstige kringetjes naar boven, want hij was de eenige, die in hare nabijheid rooken mocht; „het examen moet echter eerst voorbij zijn. Bekijk haar bij die gelegenheid eens goed; ik wed, dat zy u bevalt. En dat zij spliut heeft, weet ik! Hare zwarte oogen zijn trouwens mooi genoeg, een dwaasheid te begaan, ook als het noodige klein geld..." nFi donc, hoe los ben je in deze omgeving geworden be rispte Seraphine. „Het is tijd, dat je weg komt uit deze ver derfelijke atmosfeer. Neen, dan heb ik Inka duizendmaal liever dan zulk een naar hier overgewaaid prinsesje, die zich, zooals je zelf bekent, door iedereen het hof laat maken en van wie men niet eens recht weet, wie zij is!" Hy lachte. „Wees maar gerust, tantetje, ik neem toch die, van wie ik overtuigd ben, dat zy het meest van mij houdt, dat is wie het best voor my wil zorgen en my wil vertroetelen. Ea hiermeê basta," (Wordt vervolgd.)'

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 2