HELDERSCHE EN N1EUWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad tooi- Hollands Noorderkwartier. 1887. N°112. Zondag 18 September. Jaargang 45, Uitgever A. A. BAKKEK Cz. Brieven uit de hoofdstad. GESLAAGD. „Wij huldigen hei goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Adrertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. 15 September. Van heinde en ver, uit Noord en Zuid, stroomen than3 taalbeoefenaars en schriftgeleerden naar Neêrlands gastvrije hoofdstad, om er gedurende den tijd van het Taal- en Letterkundig Congres eenige leerzame en gezellige dagen te slijten. Met passenden zwier hoopt Amstels Stedemaagd tegenover hare gasten, meerendeels mannen van naam op elk gebied van letteren en wetenschap, de honneurs waar te nemen, o. a. door het organiseeren eener tentoonstelling van antieke boekwerken, platen en handschriften, een feest- voorstelling in den Stadsschouwburg, enz. enz. En naast de taalkundige, heeft het Congres ook eenigermate een staatkundige beteekenis: men wenscht het namelijk steeds als hulpmiddel te bezigen om „de hoedanigheden* tusschen Zuid- en Noord-Nederlanders telkens nauwer toe te halen. Al klinkt het „Nederlandsch" van onze Vlaamsche „broeders" ons nog niet geheel als de spraak van familieleden in de ooreD, toch trachten wij zoo beleefd en goedwillig mogelijk ons uiterste best te doen, om het eigenaardig accent dier Vlaamsche taal niet op te merken, ons er althans niet aan te ergeren. Als we met onze Belgische broeders den Dam overgaan en het foeileelijke monument ter herinnering aan den volksgeest van 1830 passeeren, lachen we samen eens hartelijk om dien steenen peperbus, of wijzen we onzen gasten het balkon van het vorstelijk paleis, waar een paar jaar geleden de Koningen van Nederland en België elkadr ten aanschouwe van een ontzaglijke, jubelende menschen- massa de hand hebben gedrukt. Ja, we zijn vooruitgegaan in de halve eeuw, die ons thans van 1830 en '31 scheidt! Wij werden er gisteren avond weer duidelijk aan herinnerd, toen wij in het Nieuws van den Dag, altijd actief op zijn post waar het de kenmerkende gebeurtenissen van den dag geldt, „een lied voor Noord en Zuid* vonden, met het °°g op de samenkomst van Belgische en Nederlandsche congresleden geschreven. De dichter en componist W. P. N. 22) Door ELISE POLKO. De dag van het examen was aangebroken. De zaal was tot de laatste plaats toe bezet; Seraphine in het jeugdigste toilet, had zich een plaats op de eerste ryen veroverd. Onmiddellijk naast de commissie zaten aan beide zijden de leerlingen van het conservatoire, dc jonge dames rechts, de heeren links. Hier zag men Stella in het wit, als gewoonlijk er schuchter en meisjesachtig uitzionde, een bloem in knop; hier waren vele onbeteekenende en in het oog vallende gezichtjes, angstig of zeker van de overwinning. Seraphine monsterde ze allen met ijver- zuchtigen, onderzoekenden blik. O, dat was zonder twijfel de kleine Italiaansche coquette wie zou zich daarin kunnen vergissen? Hot los at hangende haar van donkerbruine kleur, opgehouden door een net van fijn gouddraad, het fijn besneden profiel, de amandelvormige oogen met buitengewoon lange oog haren, die, als zy neêrgeslagen waren en dat waren zij dik- wyls, om zooals Seraphine dacht de uitwerking van het lang zame opslaan te beproeven een schaduw wierpen op de bruin achtige wangen. No, mooi was zij helaas, zooals de oudachtige juffer zich zelve bekende; en het was noodig, Miro zoover moge- lyk van haar verwijderd te houdendit schepseltje kon oneindig meer invloed op haar aangebeden lieveling krygen dan Inka. Hiervoor moest men dus in tijds zorgen en Stella moest helpen. Seraphine maakte dadelijk het plan vaste kleine kringen van jonge lieden aan de theetafel om zich te verzamelen om het jonge mensch thuis te honden en zelfs bier en cigarettes te ver oorloven, om hen deze avonden aangenaam tc maken. Als Stella maar niet altijd zoo verschrikkelijk schuchter was. Hy hield daar niet van. Maar er was geen dag te verliezen; de opge wonden beschermster van Miro geloofde vurige blikken te be merken, die tusschen het vreemde, brutale ding, zooals zy Dorina in stilte reeds betitelde en het familie-ideaal van het huis Tell- heim gewisseld werden. Miro scheen hier, volgens haar, weder als altijd eenig te zijn, de volmaakte cavalier, die eene door een dame hem bewezen oplettendheid dankbaar ontving en te rug gaf. Hoe groetten en knikten de jongelieden onder elkafir hoe vertrouwelijk waren zijWat staken de meisjes de hoofdjes te zamen en hoe gedwongen bedaard zagen die jongelingen er uit. De professoren gingen heen en weer, nog een woord aan een enkelen leerling richtend, nu met ernstig, dan met vroolijk gezicht. Het hart van Seraphine klopte hevig, maar slechts, zooals zij meende, van louter vertrouwen en trots, want Miro moest hier, ovenals overal elders, de schitterendste, de knapste zÜn* Het programma was lang met schitterende oogen zocht zij zyn naam, die zy nu voor de eerste keer gedrukt zag. Waarom had men hem zoo midden tusschen de anderen geschoven! Aan het hoofd van allen had hij moeten staan, of nog liever, als de laatste, volgens een ond spreekwoord, dat het beste het laatst moeBt komen. In plaats daarvan had de lompe Noor de slot- voordrachten op beide dagen. Freule Seraphine herkende den bevoorrechte uit de verschillende beschrijvingen, toen zij hem hier zoo kalm, in gedachten verzonken, zag zittenhet ongemecne profiel bcstudeerend, vraagde zij zich zelve glimlachend af: wie zou zich voor dit gezicht kunnen interesseeren? Het zonderlinge concert, dat examen werd genoemd, begon en vorderde. Het publiek in het algemeen stelde hier, gelijk overal, meer belang in de jongelieden, hunne gezichten, figuren en de wyze van optreden dan in het uitvoeren der muziekstukken. Enkele bloedverwanten en vrienden der debutanten applaudis heeft er een verdienstelijk werk mede verricht: de woorden zijn gespierd en vol gloed, de melodie is opwekkend en laat zich zeer goed zingen. De tekst, uit drie coupletten bestaande, is zoo kort en bondig, dat ik er wel een plaatsje in mijn Amsterdamschen Brief aan mag afstaan: Één taal, één volk. Van Dollard's strand tot Schelde's zoomen, In 't Nederland van Noord en Zuid, Waar 't stoere volk de kracht der stroomen, De macht des dwinglands heeft gestuit: Daar, waar, in streven één van zin, Te lang gesmoorde broedermin, De oude eendracht weder gloort, Wordt Neerlands schoone taal gehoord! Daar, waar de Noordzee duin en stranden Van Holland en van Vlaandren kust; Waar, van de oud-vereende landen De eene held naast d'andere rust, Daar, waar het volk zijn tale eert, Die 't van zijn barden heeft geleerd, Daar is die taal, waar 't hart voor brandt, De zoete taal van Vlaandrenland Zoolang de Rijn- en Schelde-stroomen Zich werpen in der Noordzee schoot, Laat 't fiere volk zijn kracht niet toornen, Door eigen taal en zeden groot Zóó lang blijv' eendracht zijne keus Voert Noord en Zuid de ééne leus: „Één taal, één volk, en, alle eeuw, „Naast Vlaandren's libaart Holland's leeuw nTe lang gesmoorde broedermin" van „de oud-vereende landen", het staat er, zwart op wit. Ja, we zijn voor uitgegaan. Om u dat, naar aanleiding van dit welkomstlied aan Vlaamsche letterkundigen, duidelijk te doen zien, mijn lezer, heb ik slechts even de gedichten van mr. J. H. Burlage, meer bekend als Joost Burlage, met u op te slaan. seerden schier bij elke voordracht, om te zekerder op bijval voor hun eigen lieveling te kannen rekenen. Seraphine bewoog echter voor niemand een hand; zij zag en hoorde slechts den eenen en vond, behalve hem, ook nieta opmerkenswaard. Vóór Miro optrad was zy als in koortshitte en toen hij eindelijk met een sierlijke buiging het publiek groette, haalde zij diep adem en zag, trotsch als een koningin, om zich heen, met de gedachte: „pas nu op, gy onbeteekenende lieden!" De G-dur Sonate werd dan ook zonder fouten, maar evenzeer zonder klenr on gevoel afgespeeld, met kunstmatige bescheidenheid men klapte in de handen, maar zooals by iedereen en niets luider of met meer geestdrift; om haar zag Seraphine het publiek dadelijk weêr lachen en praten. Zy zag, als verdoold van den een op den anderhet was waar, geen lauwerkrans werd hem toege worpen, de professoren bleven rustig op hunne plaatsen, hunne gelaatsuitdrukking was onveranderd. „O Miro, is het dan je lot, overal miskend te wordenfluisterde zy in zichzelf. „Zijn allen dan doof en blind en ben ik alleen ziende „Hoe heb ik het gemaakt? Ik dacht steeds aan u en heb u maar voortdurend aangezien en het verheugde mij, dat ik juist na uw neef moest optreden dat gaf mij geestdrift," fluisterde op eens een stem haar in het oor; Stella was in een kleine pauze voor een oogenblik naar Seraphine gegaan. Had zij ge zongen? Seraphine wist noch wanneer, noch hoe. Zij gaf geen antwoord op deze vraag, maar zeide haastig, daar hare gedachten voortdurend door haren lieveling waren ingenomen„het was de schitterendste uitvoering van den geheelen avondde meest eer volle bevordering naar de voorbereidingsschool is niet twijfelachtig!" Met een gelukkig glimlachje keerde de jonge zangeres naar haar plaats terug. Van de dames behaalde alleen Dorina la bella succes; het was ook onmogelijk, het betooverende meisje, dat zoo onbevangen met haar liefelijk lachje het publiek groette, geen byval te schenken, afgezien van de lang niet onverdienstelijke uitvoering. Onder de leerlingen van het conservatoire onderscheidde Miro zich door zyn lnid applaus slechts Herno bewoog geen hand. Of het verwende meisje dit zag en gekrenkt was door zijne onverschilligheid Toen zij een buiging maakte, om het publiek te bedanken, had het gezicht eene andere uitdrukking. De lippen lachten nog slechts gedwongen en toen Dorina weer op haar plaats zat, plukten de schoone vingers van de linkerhand onbarmhartig de schoonste bloemen stuk van een rijk bonquet dat zij bij zich had en waren de wenkbrauwen gefronsd. Het laatste nummer kwamde lange, slanke zoon van het Noorden trad op. „Welk een onhandige buiging," dacht misschien niet alleen Seraphine. Ook in de eerste maten der inleiding scheen deze onhandigheid hem nog te hinderenspoedig echter was het alsof een bloeiende boom zijne takken uitstrekte, hoog, altyd hooger tot aan den schitterenden, blauwen hemel. Het gelukte hem zelfs, de reeds vermoeide menigte te boeien; het zeldzame van het spel dwong tot luisteren. Over de gezichten der professoren, die reeds verveling verrieden, kwam een frissche, opwekkende adem en uit hunne oogen schitterden soms stralen van warme deelneming. De voordracht was echter zeer eigen aardig, byna ongehoord zelfstandig. Het orkest, uit leerlingen van het conservatoire samengesteld, speelde als door een geheim zinnige kracht gedreven, veel sneller als een gelukkige schaar van schooljongens, die op een vrijen dag naar buiten ijlen. In de rijen zyner medeleerlingen hoorde men mompelen van dolle tempo's en ongegêneerde voordrachtdeze jongelieden zyn de strengste rechters over hunne wederkeerige kundigheden,de zachtste over hunne eigene. Miro sprak, de schouders ophalend, tamelyk luid: „Hij zakt zonder genadehoe is het mogelijk, dat men zoo speelt, zonder school, geljjk de professoren verlangen l Dat is geen kunst l Wy Zij blaken van liefde voor Vaderland en Oranje en van haat tegen al wat België en Belgisch is. In Januari 1831 als student der Utrechtsche Academie mede ten strijde naar België getrokken, maakte hij de verschillende krijgstochten mede; en de mislukking van het einddoel der expeditiën stemde hem zeer bitter en wraakzuchtig. Geen wonder dat de Muzenzoon, die zoo vaardig de lier hanteerde, zijn gemoed in pittige en klinkende verzen lucht gaf. De „volks geest" van 1831 laat er zich krachtig en ondubbelzinnig in hooren. Maar thans, vijftig jaar na dato, kunnen we ze niet meer zonder een spottend glimlachje en een gemelijk hoofdschudden lezen. Of wat denkt u van deze coupletten, uit Joost Burlage's lyrisch gedicht „Het kasteel van Antwerpen veroverd" Zóó ziet de leeuw met dubble kracht Zich al te vaak, iu duistren nacht Door tijgerlist besprongen; Zóó werd aan de afgestreden hand Dat bolwerk van ons vaderland Als rookend puin ontwrongen. Zóó werd oud-Hollands volk gekroond! Zóó werd de burgertrouw beloond Van 't tiental heldendagen. Zóó werd dan Neerlands pleit beslecht, En 't God geheiligd volkenrecht In ketenen geslagen. En vooral het slotcouplet: Ik vloek den Belg, die Neerlands vlag Voor de overmacht bezwijken zag In 't bloed van zooveel braven Wie ooit de broederhand hem biedt, Bij God! die is mijn broeder niet Hij schandvlekt de Bataven! O, Joost Burlage, hoe zult ge u in uw graf omkeeren, als ge de „Bataven* hoort zingen van de „te lang ge smoorde broedermin* en de „oud-vereende landen" mogen hem hierin niet aanmoedigen." Werkelijk was het applau- dissement na het eerste gedeelte der uitvoering slechts gering, echter niet omdat de uitvoering niet voldaan had, maar uit ver wondering over de ongewone manier der opvatting. Het gelaat van den speler werd een oogenblik een weinig bleeker. Daar viel een tak bloeiende vlierblocsem op de toetsen der piano. De kleine Dorina had hem er op geworpen. Zy zelf was opgestaan en had haar gloeiend gezichtje den speler toegewend, en toen hy zijne oogen opsloeg, ontmoette hy de groote, zwarte meisjes- oogen, die hem met geestdrift aanzagen. Een zoete glimlach speelde om zijne lippen; daarna ontrolde hy een nieuw kleuren- rijk tafereel in tonen. Toen het laatste accoord wegstierf, brak een storm van bijvalsbetuigingen losde moedige vertolker van den machtigste aller toondichters had de geestdrift doen ontvlammen. De zoon van het Noorden behaalde de overwinning voor dezen avond niemand kon het loochenen, zelfs Seraphine niet. Miro trok echter de schouders op en fluisterde haar in het oor: „Dit volk is onberekenbaar heden heeft het den armen kerel met bijval overladen, morgen zal het hem met voeten treden. Laten wij das tot morgen wachten, als hy met zijne belachelijke compositie voor den dag komt!" „Ach, als jij ook slechts wildet componceren zooals hy en iets liet opvoeren!" „Voor zulke menschen? Het lykt er my niet naar. Met der gelijke kleine composities wil ik mij niet ophoudenzoodra u den tekst gereed hebt, begin ik met mijne opera. Maar waar is Stella? Ik zal u thuis brengen en haar dan opzoeken. Morgen na afloop van het examen moeten wy een klein feestje hebben, ik zal er het meisje toe uitnoodigen, omdat zy u den tijd zoo gezellig helpt verdrijven!" „Och, daartoe is het meisje veel te bang!" „Vragen kunnen wy haar toch. Jammer, dat nu de leer lingen alleen samen blijven; anders zou het aardig zyn, dat u er by waart!" „Is die kleine Italiaansche coqnette, die haar zinnen op jou gezet schijnt te hebben, er ook bij?" „Neen, haar mama staat het dochtertje zco iets niet toe. Wat het meisje toch scheelde, toen zij Herno een bloeienden vliertak op de toetsen wierp?" „Dat gebeurde natuurlyk om jou te plagen!" „Dat geloof ik ook! Nous voila ckez nousGoeden nacht, tante. Verzamel u kracht voor morgenavond!" „Blijf je geen thee by mij drinken?" „Duizendmaal dank ik moet nog met een paar vervelende kerels iets dringends bespreken voor morgen. Ik zie u morgen aan het ontbijt. Stella zal n, hoop ik, van avond wel gezelschap honden. Goeden nacht." Weg was hij. Seraphine dronk alleen thee, boos en zich ver velend. Zy klopte herhaaldelijk aan de kamer van haar buur vrouw, maar alles bleef stil. Laat in den nacht schrikte zy eensklaps wakker; het was, alsof de deur der kamer naast de hare haastig gesloten werd. Toen de freule den volgenden dag, in een slechten luim, hierover een vraag tot Stella richtte, ver telde het meisje met haar gewone blooheid, dat een hevige mi graine haar dadelijk, na den afloop van het examen, naar huis had gedreven en dat deze haar belet had, op het kloppen der zusterlijke vriendin te antwoorden. Anders had zij niets gehoord. In dezen zelfden lentenacht staarde de eenzame zoon van het Noorden, in droomen verzonken, uit zyn kamertje in een tuin, die aan den muur van het achterhuis grensde, dat hem tot bescheiden woning strekte. Over dag hield hy de jalousiën gewoonlijk gesloten, want sedert het lente was geworden, hnppelde in dien tuin voortdurend, als een vroolijke vlinder, een meisje rond, dat hem dikwyls ia

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 1