een jonge man, die hem zoodanig toetakelde, dat het den heer Tyler veel inspanning heeft gekost om dien avond zijn arbeid in de Volkszaal voort te zetten, terwijl hij nauwelijks genezen was van eenige lichte wonden, hem eenige dagen te voren door een troep geweldmakers in zijn eigen huis toegebracht. De kroon werd echter Dins dag 13 dezer op zulke lage handelingen gezet door een drietal jonge mannen, die men beweert socialisten te zijn. Terwijl kapitein Tyler des namiddags te 1 uur aan zijn koffietafel zat, werd hij door genoemde personen te spreken gevraagd; nauwelijks had hij zich echter vertoond, zijne tegenstanders herkend en hun verzocht te vertrekken, of één hunner, in de bijeenkomsten bekend onder den naam van Gerrit, gaf hem een slag met een hammebeen tegen den slaap van het hoofd, terwijl een ander, eveneens met een hammebeen gewapend, hem tegelijkertijd daarmede een slag op het hoofd toebracht, tengevolge waarvan het bloed uit de wonden stroomde en de heer T. bewusteloos neder- zeeg. Hij is een tijdlang bedlegerig geweest en kon eerst Dinsdagavond jl. weêr in de Volkszaal optreden. De zaak zal, tegen zijn wil, gerechtelijk vervolgd worden, op ver langen van den Engelschen consul. Ook den conciërge der Volkszaal gaat het niet beter dan zijn meesterverleden week is hij 's avonds bij een vechtpartij door een onbekend gebleven man met een stuk hout op het hoofd geslagen. Toch schijnen de „Heils-soldaten" zich door die laffe wreed heid niet te laten afschrikken en worden zij er althans nog niet tot heengaan door genoopt. Wel neen, zij zullen zelfs eerstdaags een tweede vergaderlokaal openen, op de Lijn baansgracht, dat zij voor vijf jaar gehuurd hebben en waarin ook een opleidingsschool voor officieren (dus een soort van Kamper instructie-bataillon) vanwege het Leger zal gevestigd worden. Dus „wij gaan nog niet naar huis!7' zooals zeker volksliedeke zegt. De heeren van het 20ste Taal- en Letterkundig Congres zijn echter na een driedaagsch verblijf ten onzent, wèl naar hunne haardsteden en altaren teruggekeerd. Ik geloof wel, dat zij zich hier goed geamuseerd hebben en tevreden waren over de te Amsterdam genoten ontvangst. Maar wijl bij deze samenkomsten amusement slechts bijzaak is, althans behoort te zijn, hoop ik dat het Congres rijke en rijpe vruchten voor onze taal- en letterkunde moge afwerpen. Er zijn er die beweren, dat de oogst der Congressen op bedenkelijke wijze begint te verminderen en het positief resultaat in den laatsten tijd niet veel meer te beteekenen had. Welnu, dan toone de uitkomst, dat het XXste in dit opzicht vele zijner voorgangers heeft overtroffen! Amstelaar. Binnenland. In verschillende dagbladen is de vraag gesteld, waarom de Landbouw-Staatscommissie over hare werkzaamheden niet het licht der publiciteit laat schijnen en de pers geheel daar buiten houdt. De reden daarvan is, dat de Commissie de adviezen, welke door haar worden uitgebracht, als Staatseigendom beschouwt en zich derhalve niet gerechtigd acht omtrent die adviezen of de daarmede in verband staande voorbereidende werkzaamheden mededeelingen te doen, of de vergaderingen voor het publiek of de pers toegankelijk te stellen. Dat die werkzaamheden tot heden nog niet verder gevor derd zijn, moet voor een deel worden toegeschreven aan het feit, dat de post voor reis- en verblijfkosten voor gemelde Commissie eerst op de Jpegrooting voor 1887 voor kwam en er geen zekerheid voor de aanneming van dien post bestond, waarom de president zich aanvankelijk slechts tot het voorbereiden van enkele werkzaamheden bepalen kon. Bovendien werd, na aanneming van gemelden post, de tijd van sommige leden der Commissie voortdurend door dringende bezigheden, onder andere door de Grondwets herziening, ingenomen, zoodat er gedurende dien tijd van convocatie geen sprake kon zijn. De twee adviezen, door de Commissie tot heden uitgebracht, zijn van Regeerings- wege in de „Staatscourant" bekend gemaakt en door ons overgenomen. (D. v. Z.h. en 's Grav.) Uit het officieel rapport van de heeren prof. Pekelharing en dr. Winkler over de beri-beri blijkt, dat volgens de onderzoekingen dier geleerden de beri-beri een infectieziekte is van de periphere-zenuwen. De ontaarding der zenuwen wordt veroorzaakt door in 't bloed opgenomen bacteriën. Deze bacteriën bezitten een groot weerstandsvermogen tegen uitdrogen; daarentegen worden zij gemakkelijk vernietigd door zoutzuur. Waarschijnlijk worden zij opgenomen door de ademhalingswerktuigen. Het is aan te nemen, dat zij in een deel van Atjeh een gunstig millieu van ontwikkeling vinden in den bodem, en door verstuiving worden verspreid. Daarom moet de bodem zooveel mogelijk met rust worden gelaten, terwijl een goede afwatering van veel belang is. Bij voorkeur ontwikkelen zij zich voorts in woningen, kazernen, gevangenissen, enz., waar groote opeenhoopingen van menschen zijn, vooral als de grootst mogelijke reinheid niet wordt in acht genomen. Deugdelijke ontsmetting, bij voorkeur door sublimaat, is daarom noodig, terwijl gebouwen uit bamboe en dergelijk materiaal opgetrokken, verbrand moeten worden, omdat de bacteriën niet uit de naden en spleten te verjagen zijn. Ontsmetting met sublimaat is voorloopig van maand tot maand te herhalen. Ter genezing van beri-beri-lijders is hoofdvereischte, dat zij in 't eerste stadium worden overgebracht naar streken, waar de ziekte niet heerscht. Thans zijn overwegingen aanhangig om het in het militaire hospitaal Weltevreden, ten behoeve van de zending van prof. Pekelharing, ingericht laboratorium tot een blijvende, onder burgerlijk beheer staande inrichting te verheffen, voor onderzoekingen op het gebied van pathologische anatomie en bacteriologie, waar tevens, voor zooveel de ruimte het toelaat, voor officieren van gezondheid en zoo mogelijk ook voor andere geneeskundigen, gelegenheid zal bestaan om, onder voorlichting van den directeur of den onder-directeur, gelijke onderzoekingen te doen. In afwachting van een beslissing hieromtrent is de legercommandant gemachtigd, om den eventuëel tot directeur te benoemen officier van gezondheid der 2de klasse dr. C. Eijkman, met nog een van diens ambtgenooten, voorloopig bij het laboratorium werkzaam te laten. Omtrent het ontslag, door generaal Smits als com mandant van „Bronbeek" gevraagd, zegt de „Arnh. Crt.": „Onverwacht is dit besluit niet. Generaal Smits toch heeft vroeger meermalen te kennen gegeven, dat hij zijne betrekking wenschte neder te leggen, wanneer het Koloniaal Militair Invalidenhuis „Bronbeek" vijf-en-twintig jaar zou hebben bestaan. Dit nu zal den 19 Februari 1888 het geval zijn en met dien datum is dan ook het ontslag aan generaal Smits verleend." De Nederlandsche Vereeniging tot afschaffing van sterken drank zal haar 52ste algemeene vergadering houden te Arnhem op 27 en 28 dezer. Op [Dinsdag 27 dezer wordt des avonds ten half acht ure een openbare vergadering gehouden, waarop o. a. als sprekers zullen optreden de heeren K. T. Baron Van Lijnden van's Hage, Jules Robyns van Parijs, namens den heer senateur Claude, over diens door den Franschen Senaat aangenomen enquête-voorstel omtrent het gebruik van sterke dranken in Frankrijk; mr. C. C. E. d'Engelbronner, over de drankquaestie in het licht der verhooren van de commissie van enquête betreffende den kinderarbeid, enz.ds. J. Herman de Ridder, oud-hoofdbestuurder, van 's Hage, en wellicht anderen. Met de spoorbooten „Holland" en „Friesland", varende tusschen Enkhuizen en Stavoren, werden gedurende de maand Augustus 11. niet minder dan 10,000 passagiers vervoerd. Het weinige jaren geleden nieuwgebouwde Panorama gebouw aan het Bezuidenhout te 's Hage is voor afbraak toegewezen aan den hoogsten inschrijver, den heer A. Korteweg, aannemer aldaar, voor f 4200. Binnenkort zal hier te lande een nog niet bestaande fabriek worden opgericht. Door Burgemeester en Wethou ders van Ede is namelijk vergunning verleend tot de oprichting aldaar van een staalgieterij en smederij, te ves tigen nabij het station van den Nederl. Rijnspoorweg aldaar. Op den avond van dezen dag werden twee brieven aan Percy Von Plessen verzonden. Mevrouw Wolfram schreef hem met hare stijve hand het volgende: Waarde Heer Yon Plessen! Mijn man en mijne dochter zullen hun gelukwensch zenden en ik wil niet achter blijven. Ik beschouw dit voor u zoo ge lukkige toeval als den eersten steen voor den bouw van een nieuw tehuis in het land, dat gij, als aankomend kunstenaar, natuurljjk boven alles moet liefhebben. Wy zullen u daar later allen bezoeken, want in vertrouwen zij u verteldmyn dochter zal met haar toekomstigen man wel een huwelijksreis naar Italië maken. Ik deel u hier een familiegeheim meê, maar verzoek u tegelijk, het in uwe brieven met geen woord aan te roeren. Mijn kind zal haar ouden speelkameraad trouwen en ik hoop, dat gij het geniale jongmensch later vriendelijk ontvangen zult en dat ge het kleine verschil in meening, dat ge vroeger met hem hadt, reeds lang vergeten zult hebben. Inka is eigenlyk als een slaapwandelaarster, echt meisjesachtig, onbewust van haar geluk. Hoe veel meer heeft uw nieuw vaderland u te bieden dan het oude. Men kan bijna niet meer van een oud tehuis spreken, want het slot op de heide zal aanstaande jaar door den tegen- woordigen eigenaar, die geheel geruïneerd schynt, tot eiken prijs verkocht worden. Ons aller gelukwensch moet dus een dubbele zijn. Tot een gelukkig weêrzien in Italië, waarde heer von Plessen. Uwe u zeer toegenegene Anna Wolfram." De tweede brief vloog den eerste vooruit, als een witte duif, en bevatte slechts de woorden „Ik heb zooeven in de kerk voor je gebeden, Percy, en ben, o zoo gelukkig. Je staat onder de bescherming der engelen je moeder waakt over jeYan daag kan ik je niets anders zeggen. Mijn hart is te vol. Ik moet je echter nog om één ding verzoeken. Vergeet onder de vele heerlyke kunstwerken en de vele verstandige mannen en schoone vrouwen niet je getrouwe zuster Inka." Een klein briefje van den pastoor was in dezen brief gesloten een juichende gelukwensch en een dringend verzoek om eenige goede photografiën van de madonna van Luini voor hem te zoeken. „Koop die voor mij, als zij niet te duur zijn, mijn jonge vriend," schreef hij, „ik heb namelijk nog een grooten, gemakkelijken stoel, dien ik zeer goed kan missen en de opbrengst daarvan kan de uitgaaf voor zulk een bron van vreugde dekken. Maar Josepha mag er niets van hooren, zij verbeeldt zich altijd, dat niets te zacht en te goed voor mij is, om op te zitten. Wy hebben altijd zulke kleine geheimen voor elkaar." „Inka, dezen keer zal er langen tijd tusschen afscheid en weder zien verloopen," zeide Miro den volgenden dag, „zult ge me niet vergeten Te 's Hage is in don ouderdom van 80 jaren over leden de heer mr. J. W. Gefken, oud-procureur-generaal in Suriname en oud-lid der Tweede Kamer. - De Prins Yan Wales, komende van Kopenhagen, is jl. Donderdagmiddag te Vlissingen aangekomen en heeft met de stoomboot „Engeland," van de Maatschappij „Zee land", de reis naar Engeland voortgezet. De Nederlandsch-Vaticaansche Tentoonstelling te Amsterdam is door ruim 15,000 betalende personen bezocht. De Tentoonstelling is dus ook financiëel uitstekend geslaagd. Vrijdag 30 dezer heeft des avonds in het Kurhaus te Scheveningen het afscheidsconcert van het Philharmo- nisch Orkest plaats. Het zal echter slechts een afscheid voor dit jaar zijn, daar het Philharmonisch Orkest nog voor twee jaren (1888 en 1889) verbonden is. Mej. Pauline Beersmans, de zestienjarige dochter van mevr. Catharina Beersmans, is voor het eerst bij het Rotterdamsch Tooneelgezelschap opgetreden als Suzanne in „Voorname Verveling". Haar spel in de lichtere partijen der rol gaf, volgens de „N. Rott. Crt.", blijken van haren aanleg, terwijl, zooals begrijpelijk is, de jeugdige actrice, waar meer ingewikkelde aandoeningen uitgedrukt moesten worden, niet genoeg verscheidenheid, diepte en uitdrukking in haar spel wist te leggen. Te Sneek heeft een jongen, die de slechte gewoonte had om, als de tram door de stad reed, daarop te springen en een eind meê te rijden, het ongeluk gehad mis te stap pen, met het gevolg, dat hij onder de tram geraakte en op de plaats dood bleef. Te Venloo is aangehouden de heer A. V. en naar Roermond in gijzeling gebracht. Hij was onlangs veroor deeld tot eene boete van f 29,000, wegens frauduleuzen invoer van suiker. Jl. Donderdagmorgen ten 7 ure werd de Dam te Amsterdam, naar „De Tijd* meldt, in rep en roer gebracht door een.... slang. Sommigen beweerden dat het een groote paling was; maar neen, „kijk maar", riepen deskundigen uit den hoop, „hij heit vlekken op den rug, en zie je wel, as-i zijn tong uitsteekt, as dat-i gespleten is." Daar waren er zelfs, nog „deskundiger", die stoutweg verklaarden, dat het een jong was van de bekende zeeslang, honderden malen gezien en nooit gevangen. Eindelijk trekt er een vermoedelijk een speculant de stoute schoenen aan, grijpt het dier en kerkert het in een flesch, waarna hij zich met den gevangene verwijdert. Hoe jammer Van alle kanten kwamen nog menschen toegesneld, die onderweg gehoord hadden, dat een der groote slangen uit „Artis" was ontsnapt en de wacht vóór het Paleis bedreigde. Niet onwaarschijnlijk was 't beest door een passeerenden hooiwagen geïmporteerd. De Nederlandsche veestapel heeft ten aanzien van den uitvoer van fokvee naar Italië een concurrent bekomen. Binnen een paar dagen toch gaat uit Oost-Friesland het eerste transport van ongeveer 80 stuks runderen recht- streekts naar Milaan. De zaak gaat uit van de Vereeniging, die zich uit den „landwirdschaftlichen Verein" in Oost- Friesland te dien einde heeft gevormd en haar best doet, nieuwe landen voor haar vee te vinden. Onze veefokkers zullen wèl doen, die nieuwe concurrentie niet te licht te achten. Reeds lang weet men, dat ook in N.-Duitschland, met name in Oost-Friesland, uitstekend fokvee bestaat, en dat soms Nederlandsch vee als „Holsteinsch* in den handel komt. Naar het „U. D." verneemt, is eerstdaags in de noor delijke provinciën een commissie uit Italië te verwachten tot aankoop van hengsten. Drie vliegen in één klap. De 80jarige heer L. Schukking, te Meppel, vierde jl. Dinsdag zijn verjaardag, zijn 30jarig huwelijksfeest en zijn 35jarig auditeurschap bij de schutterij. Menig blijk van hoogachting viel hem ten deel. Voor de oester-liefhebbers. Bijzonder goed is dit jaar weêr de aanslag der oesterpannen op de Ierseker oesterbanken. Niet zelden telt men op één enkelen pan tot 200 broedjes. Tengevolge daarvan is de prijs der jonge oestertjes niet hoog, terwijl het jarige aftreksel niet hooger Zij waren met hun beiden alleen in den tuin. „Als gij maar niet zoo lang wegblijft, dat ik in den tusschen- tijd grijs ben geworden," schertste zij. „Ach, ik ben ditmaal zoo bedrukt," zuchtte hij. „Ik nietantwoordde zij met een vroolijk lachje. „Ik ben veel te blij over Percy's geluk en moet daar voortdurend aan denken." Miro beet zich op de lippen. „Zeker meer dan ge u over het myne zoudt verblijden," zeide hij na een poosje scherp. „Dat weet ik niet, want gy hebt het tot nu toe niet gehad, dat is, gij hebt niets bijzonders uitgevoerd." „Nu, ik zal mij niet weêr voor u vertoonen, dan als opera componist en wanneer ik eene betrekking heb." „Dan zullen we beiden zeker ook stokoude luidjes geworden zijn „Toch niet. Ik hoop u nog zoo frisch en bekoorlijk terug te zien als ge nu zyt. Alsof ik zoo lang kon wachten met u weêr te zien „Gaat freule Seraphine weêr meê, om op u te passen „Neen, ik heb haar myn stelligen wensch te kennen gegeven, verder alleen te studeeren. Den tekst voor mijne opera, dien zij heeft aangeboden voor mij te schrijven, kan zij hier even goed gereed maken." „Dat is goed," antwoordde zij kalm. „Het staat al te dwaas, dat zulk een man als gij, nog als een hondje door een kindermeid aan den leiband wordt gehouden. Als ik mij Percy zoo eens voor stelde En zy schaterde het, in echte meisjesovermoed, uit. „Altijd en eeuwig die Percy," riep Miro boos. „Ik ben blij, dat hy voor altijd in Italië zit!" „Ik ook, omdat het zyn vurigst verlangen was. Maar voor altijd? Waarom? Zoodra hij beroemd is, komt hy hier terug." „Om weêr op het kantoor te gaan werken? Dat zal wel het einde zijner beroemdheid zyn. Waarheen zou hy ook gaan, deze Prins zonder land „O, ik ben druk aan 't sparen en zal het heideslot voor hem koopen, om het hem cadeau te geven voor een atelier. Dat zou het mooiste geschenk voor hem zijn!" „Daarvoor zult ge toch de toestemming uwer ouders noodig hebben, of tot uwe meerderjarigheid moeten wachten dus tot ge 23 jaar zijt." „Neen, dat duurt mij te lang," zeide zy glimlachend. „Dan zal ik maar liever met papa en mama in onderhandeling treden." „Nu, ik hoop u en de uwen nog eerder te zien bij de eerste opvoering mijner opera te N. Wilt ge mij beloven dan te komen, Inka?" Hij stak haar zijne hand toe zy legde er de hare in. „Gaarne, Miro," antwoordde zij bedaard. „Het zou my aangenaam zyn, zoo we daarvoor een reisje naar N. konden maken!" Hy bracht de hand van het meisje aan zijne lippen. Op het zelfde oogenblik verscheen mevrouw Wolfram boven aan de trap, die naar den tuin leidde. Een zegepralend lachje vloog over haar gezicht. „Kinderen, haast je wat met het afscheid," riep zij hun tegemoet, „men laat je roepen, Miro!" Inka trok hare hand terug en liep naar hare moeder. „Mama, hoeveel geld zou men wel noodig hebben om het oude heideslot te kunnen koopen?" De vroolijke straal van geluk op het gelaat van mevrouw Wolfram verdween en zij wierp een blik vol schrik op hare dochter. „Wat bedoel je daarmeê?" vraagde zij gestreng. „Niets anders, dan dat ik het gaarne zou willen koopen!" „Zorg dan maar acht- of tienduizend tkaler te krygenzooveel zal men wel voor het oude kasteel vragen," zeide zij, nu weder glimlachend. „Maar naar ik vrees, zal je dat wel niet van je zakgeld kunnen besparen." „Dan helpt u mij wat." „Of Miro, de toekomstige componist en kapelmeester." Inka lachte. „Daarop zal ik maar niet rekenen." „Geen penning zou ik willen geven voor zulk een romantisch, onbewoonbaar uilennest. Ik zou er niet graag willen wonen." „Dat zou ook niemand van u verlangen," stoof Inka op en hare wangen gloeiden. „Maar kinderen, is dat nu een afscheid Geeft elkaêr de hand Maar Inka draaide zich, met de grilligheid van een verwend kind, om en liep het huis in. „Zij denkt aan niets dan aan dien armzaligen Percy!" sprak Miro nu, op een toon van gekwetste ydelheid. „Ik vrees, dat de geheele wereld baar anders onverschillig is!" „Wees bedaard, Miro," troostte mevrouw Wolfram. „Dat zijn kleine, onschuldige meisjesnukken. Blijf maar ijverig en geef ons spoedig eclatante bewyzen van uw vlyt, dan zal alles wel goed gaandat geloof en vertrouw ik zeker. Laat spoedig iets van u hooren en groet uwe mama en uwe tante van mij. Goede reis. Van mijn man hebt ge zeker al afscheid genomen?" De jongeling bevestigde dit, kuste zijne beschermster de hand en nam afscheid van baar, in zichzelf woedend, dat een zestien jarig meisje het had durven wagen, niet doodelijk verliefd op hem te zyn. Den volgenden namiddag bracht de barones von Tellheim een bezoek; Inka, die haar bij mevrouw Wolfram bracht, vraagde naar freule Seraphine. „Zy is met Miro vertrokken. Wist jij dat niet, kleine?" luidde het antwoord. „Die beiden kunnen nu eenmaal niet buiten elkaar. Nu moet zij weêr meê om haar geheimzinnig gedicht. Wij behoeven echter gelukkig niet jaloersch te zijn," voegde zij er met neêrbuigende vriendelijkheid by en tikte het meisje op de wang, „zy is niets anders dan een zorgvuldige beschermster voor hem." (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 2