gebeurtenis: de verhinderde reis van Hare Koninklijke Hoogheid, Mevrouwe de gemalinne van den Erfstadhouder, van Nijmegen naar 's Gravenhagen De komst der Pruisen joeg den Patriotten den schrik om 't hart en deed de Oranjevrienden weer nieuwen moed scheppen. Binnen weinige dagen was het blaadje omgekeerd. Want nog eer de Pruisen in het hart van Holland waren doorgedrongen, was Prins Willem V met gejubel in Den Haag binnengehaald en in al zijne ambten en waardigheden hersteld. De Patriotten moesten het lijdelijk aanzien. De geestdrift des volks was als een bruisende stroom, die met alle dijken en dammen den spot dreef. Behalve te Amsterdam. In de hoofdstad wilden de Patriotten zich tot het uiterste verdedigen. Niet alleen werd er versterking van manschap naar Muiden gezonden, maar de voorposten bij Diemerdam, het Weesper tolhek, de Duivendrechtsche brug, te Ouderkerk aan den Amstel, Amstelveen en halfweg Haarlem en Amsterdam werden versterkt en met batterijen voorzien, ten einde op die punten alle gewelddadige aanvallen af te slaan en zoo den toegang tot Amsterdam te verdedigen. Zelfs waren er in die dagen, die, evenals in den ouden tijd, het wanhopig redmiddel der doorsteking van dijken en dammen te baat wilden nemen, om daardoor een groote overstrooming te brengen over den omtrek der stad, waar men toch reeds geducht van het water had te lijden. De Pruisen rukten echter steeds verder naar de hoofdstad op. Naarden gaf zich onmiddellijk over. Muiden eerst later. Halfweg-Haarlem en Spaarndam werden door de Pruisen bij verrassing genomen. Ook Amstelveen moest, ondanks hevigen tegenstand, bezwijken. Den lsten dezer maand was het op den dag af honderd jaar geleden, dat de Pruisen dit dorp innamen. Bij die gelegenheid drong een granaat door den voorgevel van het huis tegenover de Amstelveensche of Ouderkerker laan en spleet bij het uiteenspringen een der stevige schuinstaande balken, die het dak steunen. Het kolossale stuk van den kogel, dat de scheur veroorzaakte, zit nog op dezelfde plaats, waar het een eeuw geleden indrong. In den gevel, ter plaatse waar de kogel doorging, is een ijzeren bal gemetseld, waarop, ter gedachtenis aan dat feit, „1 October 1787" te lezen staat. In Amsterdam zelf begon men het nu toch benauwd te krijgen. Voortdurende onderhandelingen met den Hertog leidden tot niets; de oproerige stad moest voor den Prins bukken en het hoofd in den schoot leggen, was zijn ant woord. Des Zondagsmiddags 30 September deed Amstels Vroedschap nog een laatste poging om het verdere op rukken der Pruisische troepen, die al meer en meer de stad naderden, tegen te houden. Doch ook die stap baatte niet. Na den middag zond de Hertog schriftelijk bericht, dat hij den toegestanen wapenstilstand als geëindigd be schouwde en verplicht was, de hem gegeven orders ten opzichte van Amsterdam te volbrengen. Van dien brief en die plannen des Hertogs liet men vreemd genoeg de burgerij onkundig. Maar des anderen daags, te vijf uur in den vroegen morgen, werd er haar goed hoorbaar kennis van gege ven door „een schrikwekkend bulderen van grof geschut*. Vol angst en onzekerheid aangaande de bedoeling en de uitwer king van dit kanonvuur, sprong ieder ijlings ten bedde uit. Weldra verspreidde zich 't gerucht, dat al de voorposten der stad door de Pruisische troepen waren aangevallen. De wanhoop klom, toen er bij werd verteld, dat eenige Pruisische man schappen, van Aalsmeer het Haarlemmermeer overgestoken, te Osdorp geland waren en zich meester hadden gemaakt van den post-)ialrweg;Haarlem en Amsterdam; Het schieten duurde tot 's;ocji£ends negen ure, .tóen; men gewaar werd dat, „ondanks den kloeken tegenstand der Amsterdamsche burgers*, al de voorposten (en—men had ze nog al zoo kranig versterkt!) reeds in de macht der Pruisen waren. Natuurlijk veroorzaakte die mare bij de Patriotten de grootste woede; de Oranjepartij daarentegen kreeg weer hoop. Gelukkig bleef de stad inwendig zonder opschudding, waartoe het gedurig uitzenden van patrouilles door alle wijken van Amsterdam veel had bijgedragen. Den 2den October gingen er nogmaals drie zaakgelastigden van hier naar Den Haag, om de zaak te schipperen, maar het ant woord, dat zij meebrachten, klonk vrij duidelijk: de Prins heer en meester of de Pruisen in de stad! En toen besloot de Vroedschap eindelijk, de wapens neer te leggen en zich gewonnen te geven. Den 3den October werd de burgerij in de kerken bijeengeroepen, om te ver klaren of zij genegen was tot berusting in de voorwaarden, die men van Amsterdam geëischt had. Door vrees gedreven, gaven de meesten hun toestemming. Doch anderen bleven bij dit plebisciet even onverzettelijk, zonder dat het hun echter iets baatte. Want de stedelijke regeering sloot zich, goedschiks of kwaadschiks, bij de meerderheid aan en besloot alle voorwaarden der Pruisen aan te nemen. Om voor de naleving dier voorwaarden te waken, werd de (nu ver dwenen) Leidsche Poort bezet door 150 man Pruisische troepen, 20 jagers en 20 huzaren, met twee stukken geschut openende, waarin hij zich met zijne smarten opsloot. Mijn vader was, als gewoonlijk, in zijn bibliotheek. Ik verzocht mijn gasten in het salon plaats te nemen en wilde hem roepen. Doch vóór ik zulks doen kon, ging de deur open en trad hij binnen. Ik begon juist: „Dit is mijnheer Rothwell en dat mijnheer .Stantontoen de eerste met een uitdrukking van groote verbazing en twee naar hem uitgestoken handen, op mijn vader toeliep. „Gij!* hoorde ik hem zeggen, „gij, in dit eenzaam oord! Gij, wien ik jaren Iahg gezocht heb;!-* Doch mijn vader verried door geen enkel teekén, dat hij den ander kende. Hij hief zich in zijn volle lengte op, zonder hand of voet te bewegen. De door de zonderlinge begroeting van zijn gast opgewekte blik van verwondering verdween spoedig van zijn gelaat en werd door een flauw lachje gevolgd. „Gij houdt mij verkeerdelijk voor een ander, geloof ik,* zeide hij kalm. De heer Rothwell scheen geheel verbijsterd door dit antwoord. Hij keek mijn vader een paar seconden vlak in het gelaat en zeide toen „Ik kan mij niet vergist hebben. Gij zijt erg veranderd maar het is toch ook zoo lang geleden, sedert wij elkaar ontmoet hebben. Doch gij moet de man zijn, dien ik bedoel.* „Dat is een heel onvoldoende beschrijving,* antwoordde mijn vader, onverschillig. „Mijn naam, zooals mijn zoon u zeker reeds gezegd heeft, is Norris." Rothwell bleef hem gadeslaan en scheen het laatste woord nauwelijks verstaan te hebben. „Is het mogelijk, dat twee menschcn zoozeer op elkander gelijken sprak hij. „Maar weet gij dan ook niet wie tot u spreekt Kent gij mij niet? Ik ben Rothwell." Mijn vader maakte een hoffelijke buiging. „Ik ken Lord Rothwell van naam en uit zyn fraaie reisbeschrijvingen en het verheugt jnij een zoo beroemd man onder mijn dak te zien." op het Leidsche plein binnen de poort. De Patriotten legden hunne bedieningen neder en spoedig was het blaadje geheel gekeerd: overal wapperde in Amsterdam Oranjelint aan muts of hoed, en Burgemeester Dedel, eerst om zijn Prinsgezindheid afgezet, zag zich thans met evenveel gejuich ontvangen, als er vroeger smaadredenen tegen hem gebezigd waren. Zijn koets werd met Oranje versierd, touwen aan den disselboom gespannen, en zoo werd hij in triomf naar huis gereden. Twee jaar lang bleven mannen en jongens te Amsterdam nog Oranje dragen. Toch duurde het nog wel tot den 29sten April van het volgende jaar eer de bezetting aan de Leidsche poort opge heven werd en de Pruisische troepen huiswaarts keerden. Ruim zes en een halve maand was de hoofdstad onder hunne bewaking gebleven. Zij hadden er geen onnoodig werk gedaan Amstelaar. B i ii n e ijl l.a$ n .d. :i De Minister van -Staat,Minister van Bjnneniao.dschie Zaken, overwegende dat fengevolge van hét overlijden van mr. J. L. De Bruyn Kops eene verkiezing van een lid der Tweede Kamer van de Staten-Generaal behoort plaats, te hebben in het hoofdkiesdistrict Alkmaar, heeft bepaald: 1. dat die verkiezing zal plaats hebben op Dinsdag 25 October a. s. 2. dat herstemming, is ,^ie.noodig, zp geschieden op Dinsdag 8 November daaraanvolgende. Naar men verneemt zullen de verschillende Neder- landsche Spoorweg-Maatschappijen onderling' ih overleg treden, ten einde het gebruik maken van de stoomfluit der locomotieven zooveel doenlijk te. verminderen. Hoofdzakelijk zal dit plaats vinden op de-stations bij het vertrek der treinen, aangezien dan het gebruik van de stoomfluit, zoowel voor het personeel van den spoorweg als voor het reizend publiek, meestal zeer hinderlijk is. In de „Staatscourant" van 8 dezer is opgenomen een verslag, uitgebracht door dr. W. B. J. Van Eijk, inspecteur van het middelbaar onderwijs, aan den Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken, over het verhandelde op het Congres, gehouden te Brussel op 4, 5 en 6 Sept. jl., waar onder meer de middelen zijn besproken welke de nadeelen kunnen wegnemen, waaraan de scholieren van den tegenwoordigen tijd tengevolge van overlading op intel lectueel gebied zijn blootgesteld. Van 1 September 1886 tot ultimo Augustus 1887 zijn 242 jongens bij de Nederlandsche Marine in dienst getreden. Hiervan werden aangenomen 54 te Amsterdam, 46 te Rotterdam, 8 te Hellevoetsluis, 21 te Willemsoord, 12 te Vlissingen en 101 te Leiden; 75 hadden den leeftijd van 13£, 92 van 1415 en 75 van 1516 jaar. Er hebben zich reeds vele officieren van de schutterij tot de Regeering gewend, om hunne diensten voor 's lands verdediging aan te bieden, voor het geval dat na de aan neming der grondwetsherziening de schutterijen mochten worden opgeheven. De commissie tot aankoop van Iersche paarden heeft hare taak volbracht; de derde of laatste bezending van die soort paarden is aan de bereden korpsen afgeleverd. Naar aan het „Vaderland" wordt medegedeeld, strekken de adviezen van de voedingscommissiën in het algemeen om voortaan geen capucijners meer aan de soldaten té verstrekken. Sedert drie wekën lieerscht te Nes, op Ameland diphtheritis. De epidemie schijnt zeer kwaadaardig te zijn. Op een bevolking 600 k 700 inwoners zijn nu reeds dertien kinderen er aan bezweken, terwijl van de vele zieke kinderen nog velen in gevaarlijken toestand verkeeren. In de gevangenis te Leeuwarden waren op 1 dezer 260 gevangenen, zijnde ruim 100 minder dan drie jaren geleden. Vooral sedert de invoering van het nieuwe wetboek van strafrecht neemt het getal gevangenen voortdurend af. De Naamlooze Vennootschap Maatschappij „De Atlas," te Amsterdam, is insolvént verklaard. Ds. R. Koopmans van Boekeren herdacht jl Woensdag den dag, waarop hij 25 jaren geleden in de Pieterskerk te Leiden zijn ambt van predikant bij de Ned. Herv. gemeente aldaar aanvaardde. Zijne vrienden boden hem bij deze gelegenheid een aandenken aan, dat hem met eene hartelijke toespraak van prof. dr. M. A. Gooszen werd aangeboden. Op 27 Mei 1888 hoopt dr. E. C. Donders den 70jarigen leeftijd te bereiken om, met het einde van dat studiejaar, volgens de bepalingen der wet, tot het rustend hoogleeraarschap over te gaan. Een meer dan veertigjarig tijdperk zal dan achter hem liggen, waarin hij aan de Utrechtsche Universiteit is verbonden geweest. De „Avond post" bericht, dat zich eene commissie gevormd heeft, om eene stichting in het leven te roepen, waaraan de naam Donders tot in de verre toekomst verbonden zal blijven. Te Haarlem is wegens landlóoperij aangehouden en naar het Huis van Bewaring overgebracht zekere R., oud 54 jaren, ontslagen ontvanger der registratie. „Het is zonderling dat myn titel ,u bekend is, mijnheer Nor- ris," zeide Lord Rothwell, wien ik thans met groote nieuws gierigheid aanstaarde, daar ik nog nooit een adellijk persoon ontmoet had, „aangezien deze bij de uitgaven mijner boeken nooit vermeld wordt." Mijn vader trok zijn wenkbrauwen samen. „Ik behoorde er bij gezegd te hebben, dat ik u ook van aangezicht kende," ant woordde hij kortaf. „Men heeft mij u eens gewezen en ik ver geet een gezicht, dat ik eenmaal gezien heb, nooit weder, noch ook verwar ik den eenen persoon met den ander, zooals gy schijnt te doen. Maar, mijne heeren," ging hij voort, „ga zitten." Wij hebben zoo zelden bezoek, dat wij de wetten der gastvryheid haast vergeten zouden." Rothwell scheen alles behalve bevredigd, maar hij kon het bewy'3 van gelijkheid niet verder aan zijn gastheer opdringen. Mijn vader zette zich tusschen zijn gasten en praatte druk en opgewekt. Het gesprek werd bijna uitsluitend tusschen hem en Stanton gevoerd, daar Lord Rothwell wantrouwig en wrevelig vóór zich bleef zitten kijken. Evenwel sprak hij nu en dan tot mij en vertelde mij verschillende aardige avonturen, die niet in zijn reisverhalen vermeld stonden. Wijn en sigaren werd den gasten aangeboden en een paar uren snelden ras voorbij. „Nu zal het onze tijd worden," zeide Stanton eindelijk. „De vloed komt op en als wij thans niet vertrekken, komen wij van avond niet meer voor anker." Lord Rothwell stemde toe en zij maakten zich gereed naar den oever te gaan en het jacht te seinen. De heeren betuigden mijn vader beleefd hun dank en maakten nogmaals verontschuldi gingen voor de moeite, die de heer Dunstable ons veroorzaakte. „Spreek daar niet van," antwoordde myn vader. „Als hij wil, kan by hier blijven overnachten dan zal Philip hem morgen brengen waar hij wezen moet." (Wordt vervolgd.) f Men schrijft ons van Texel, dd. 7 dezer: „Er is niets nieuw onder de zon, en toch ontmoet men schier eiken dag 't een of ander, dat men te voren nooit heeft gezien. Dit is ook hier het geval met het hooien van een stuk land, hetwelk eerst voor eenige dagen werd afgemaaid en waarop men thans druk bezig is het hooi in te zamelen. De opbrengst valt nog niet tegen. Wat overigens de toestand der weiden betreft, deze mag zeer geroemd worden. Er is overal volop gras, zoodat de talrijke kudden wolvee meer dan voldoend voedsel vinden.* Bij den te Alkmaar gehouden jaarlijkschen kolf- wedstrijd werd de eerste prijs behaald door den heer J. De Wit, aldaar; de eerste premie door den heer A. Haring huizen, te Nieuwe-Niedorp en de tweede premie door den heer A. Kist, te Zuidscharwoude. Bij den biljartwedstrijd werden de prijs en de eerste pren^ie- behaalddoor den heer A. Blokdijk en de tweede premie door den heer V. L. Jansen, te Haarlem. Naar men verzekert, heeft de heer B. H. Heldt plan te Amsterdam eene Coöperatieve Centraal-Meubelfabriek op te richten, geheel ingericht volgens de ideeën van den heer Heldt en zijne volgers, dat wil zeggenverdeeling van de winst onder de arbeiders. Het benoodigd kapitaal zou reeds gevonden zijn. Te Amsterdam werd gisteren uitspraak gedaan in de zaak der drie vrouwen, die verleden week terecht stonden, wegens mishandeling, beleediging en vrijheidsberooving jegens een agent van politie. Negen getuigen k charge waren toen gehoord, geen k décharge. De eisch was 21 dagen. Vedediger was mr. W. A. Paap, die niet-ontvanke- lijk verklaring van het O. M. pleitte. Bij vonnis van gisteren werd in dien geest beslist, en de officier van justitie niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Te Scheveningen is nabij het Oranje-hotel het lijk van een jong meisje aangespoeld. Het lijk was gekleed als volgt: Bruin gestreepte japon, bruine stroohoed met witte zijden strik en leeren knooplaarzen. Bij het lijk werd gevonden eene bruine en-tout-cas, twee zilveren gelijkvormige armbanden en een zakdoek, waarop eene groote B. geborduurd is. De drenkelinge moet herkend zijn als eene jonge dame uit 's Hage. De zak met brieven, dagbladen enz., bestemd voor Bergen op Zoom, welke 's avonds uit den sneltrein wordt geworpen, is jl. Donderdag onder den trein geraakt, waar door een groot aantal brieven en couranten niet in handen is gekomen. De zak werd op een afstand van 10 minuten, enkele verscheurde en verpletterde brieven en nieuwsbladen tot op een uur afstand teruggevonden. In den Rotterdamschen Raad werd jl. Donderdag ingediend het rapport van den burgemeester, als hoofd der politie over de ongeregeldheden, welke op den 8 September 11. (den tweeden dag der plundering) hebben plaats gehad. In dit rapport wordt gezegd, dat, tengevolge van het gebeurde op den vorigen avond aan de Binnenrotte, den 8 September deze door een zeventigtal agenten is bewaakt, en daar toen de orde bewaard is gebleven. Echter was niet. te voorzien, dat zich op andere plaatsen in de stad dien avond benden van 200 tot 500 man zouden vormen, met het doel om bij socialisten en goedgezinden de glazen in te werpen. De politie heeft daartegen gedaan wat zij kon en volgens de overtuiging van den burgemeester haar plicht gedaan, dóch de sterkste politiemacht is nog niet in staat overal tegenwoordig te wezen. De vraag van den heer Van Raalte, in de vorige zitting gedaan, of de politie versterkt dient te worden, kon Z E.A. ontkennend beantwoorden. Dat de militaire macht niet gerequireerd is, vond daarin zijn reden, dat dit de nieuwsgierigen in nog grooter getale zou hebben doen toestroomen, hetgeen het gevaar slechts grooter gemaakt zou hebben en alsdan wellicht slachtoffers zouden gevallen zijn, terwijl thans niemand persoonlijk letsel heeft bekomen. Naar des burgemeesters oordeel „zou bij de toenmalige opgewondenheid het gevaar daarvoor zeer groot zijn geweest, en nu vraagt hij niet of men er zich rekenschap van heeft gegeven tegenover wie de mili tairen in dat geval zouden hebben gestaan, want hij is van meening, dat wanorde moet worden tegengegaan en gestraft, onder welke leus die ook worde gesticht, maar wel is twijfel geoorloofd of het zou hebben gestrekt tot spoedige bedaring der gemoederen, indien zoowel onder hen, die wanende voor Oranje en de bestaande orde van zaken te strijden, als onder de nieuwsgierigen, eenige slachtoffers waren gemaakt." Overigens zou de burgemeester, ware de hulp der militaire macht noodig gebleken, niet geaarzeld hebben deze te requireeren. Ook rapporteerde de burgemeester omtrent het adres van Van Langen. Deze adressant heeft zich op 8 September, des namiddags ten 1| uur, vervoegd aan het politie-bureau der late afdeeling, te kennen gevende, bevreesd te zijn, dat bij hem de ruiten zouden worden ingeworpen, en bijzonder toezicht op zijne woning verzoekende. De dienstdoende inspecteur antwoordde hem, dat het niet mogelijk was afzonderlijke adsistentie voor zijne woning te verstrekken, daar het beschikbare personeel (dat aanmerke lijk kleiner was dan gewoonlijk, dewijl een groot aantal manschappen voor de bewaking van de Binnenrotte was afgestaan) gevorderd werd om in de geheele afdeeling toe zicht te houden, doch dat den surveilleerenden agenten zou worden opgedragen, zooveel dit mogelijk was op zijne woning te letten. Te ongeveer zeven uur des avonds heeft Van Langen zich andermaal aan het afdeelings-bureau vervoegd, dewijl hij vernomen had, dat een troep kwaadwilligen in aantocht was om zijn woning te vernielen. Men heeft hem toen niet geweigerd zijne woning onder bescherming der politie te stellen, maar hem verklaard, dat het plaatsen van eenen vasten post, onder de toenmalige omstandigheden, eene onmogelijkheid was. Intusschen bleek Van Langen thans goed te zijn ingelicht, want hijwasnog aan het bureau, toen de tijding kwam dat de ruiten werke lijk bij hem werden ingeworpen. Onmiddellijk is toen de politie naar zijne woning gezonden. Van Langen verliet met haar het bureau. Bij hare komst aan het huis had de vernieling echter reeds plaats gehad. Des nachts werd bij hem gestolen. Op zijn adres om schadevergoeding werd op voorstel van B. en W., evenals vroeger op dat van den koffiehuishouder Stegman, afwijzend beschikt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 2