HELDERSCHE EN NIEUWED1EPER COURANT. Nieuws- ei Advertentieblad Tonr Hollands Noordertwarüer. 1887. N" 127. Zondag 23 October. Jaargang45. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Aan de kiezers! 7> EENE GEHEIMZINNIGE GESCHIEDENIS. &<3( „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentién: Van 1—4 regels 60 cents, elke regel meer la cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. De Burgemeester der gemeente Helder brengt ter kennis, dat op den lsten November a. s. nieuwe Leerlingen op de Openbare Scholen kunnen toege laten worden. Ouders, die plaatsing voor hunne kinderen verlangen, behooren zich in de school hunner wijk te vervoegen op Woensdag den 26sten October, des middags tusschen 1 en 2 uren. De bewijzen van geboorte en vaccinatie moeten mede gebracht worden. Helder, 21 October 1887. De Burgemeester voornoemd, STAKMAN BOSSE. Zult gij mr. I. A. Levv, den candidaat der liberale partij, afvaardigen naar de Tweede Kamer der Staten-Generaal, of zult gij den raad der conservatieve Kiesvereenigingen, waarbij zich katholieken en anti-revolutionairen aansloten, volgen, en een mandaat geven aan Jhr. C. Hartsen? Vermoedelijk is het de laatste maal, dat ons oude kies district, waarin sedert jaren de liberale partij hare mannen zag zegevieren, geroepen wordt om eene keuze te doen. Daarna zullen de banden, die ons vereenigen, worden losgemaakt, en onder de gewijzigde Grondwet, zullen de kiezers, die zoolang vereenigd streden voor vooruitgangen recht, onder drie verschillende districten worden verdeeld. Voor 't laatst gaan wij denzelfden weg. Zullen wij dan dien laatsten keer onze beginselen ontrouw worden, en de vlag uit de handen laten glippen, die wij zoolang hoog hielden? Dit mag niet van ons worden verwacht. Ook zullen onze politieke tegenstanders wel geen oogen- blik de hoop koesteren, dat wij hun de zege zullen ver schaffen door lauwheid, door wegblijven van de stembus, door verdeeldheid. Wij kunnen gerust zijn dat onze kiezers, door trouwe plichtsbetrachting, zullen zorgen dat de laatste bladzijde Naar het Engelsch van HUGH CONWAY. van de geschiedenis van dit district niet behoeft te worden beschreven met eene conservatieve zegepraal. Nieuwe dagen komen. De uitbreiding van het kiesrecht zal niet alleen velen roepen tot de uitoefening van een recht, waarvan zij tot heden waren uitgesloten, maar ook den wetgever dwingen de oogen te vestigen op behoeften en nooden, die in onze maatschappij óf zijn ontstaan, óf zich in dringender vormen dan vroeger voordoen. Het jaar 1887 zal in de toekomst gelijk met het jaar 1848 worden genoemd, als een dier datums in de geschie denis van een volk, welke een tijdvak onherroepelijk af sluiten. Tweeërlei richtingen zullen tegenover elkander staan. De liberale partij in al hare schakeeringen, die bij alle ver schil over meer en minder, rekening houdt met den voor uitgang, voor welke de moderne maatschappij, zooals zij geworden is door de steeds zich ontwikkelende wetenschap, met haren harden strijd om het bestaan, hare moeielijke levensvoorwaarden, maar ook met hare triomfen van industrie, hare ontdekkingen en hare bevrijdende kracht uit de banden eener verouderde overlevering, een feit is dat zij aanneemt, waarin zij berust, een arbeidsveld, waarop zeer veel te verrichten is, maar waarop ze gaarne werkt, met vertrouwen den oogst verwachtende van de toekomst. Daar tegenover staat de partij van hen, die terugwillen naar het verleden met de conservatieven tot de beginselen, die vóór 1848 den Nederlandschen Staat regeerden, met de anti-revolutionairen naar de beginselen der Dordtsche Synode, met de katholieken naar de dagen, dat de moeder kerk heerschte over den staat. In deze partij hebben alleen de kerkelijken eene toekomst, omdat zij een gezag erkennen buiten den Staat, dat zij meenen te kunnen gebruiken om de maatschappij terug te duwen op verlaten banen. Maar de conservatieve partij is zonder macht, zij ver tegenwoordigt meer een staatsvorm, dan een beginsel dat onafhankelijk van den staatsvorm, eigene levenskracht heeft. De nieuwe Grondwet is het doodvonnis der reeds lang Ik bracht hem aan boord van de groote, voor New-York bestemde stoomboot. Een laatst vaarwel werd toegewuifd en toen keerde ik neerslachtig en verlaten naar Londen terug. Wat kon er niet gebeuren, eer wij elkander weder ontmoetten! Hij had slechts enkele, zeer vage opgaven achtergelaten van de plaatsen waar hij van plan was zich op te houden. Wel had hij beloofd mij te schrijven en eenige steden genoemd, naar welke ik brieven kon opzenden, doch hij scheen niet te bégeeren zich door eenig reisplan te binden en wilde gaan werwaarts zijn hart hem ingaf. Ik kon dus lang dood en begraven zijn, eer hij iets van mij te weten kwam. Die gedachte was alles behalve opwekkend. Het was in die dagen, dat ik mijn hart voor Valentijn Estmere ontsloot en zyn vriendschap noodzakelijk werd voor mijn geluk. Ik kan de toegenegenheid die ik voor deze innemende persoon- lijkheid, dit //Kind der Zon" zooals ik hem schertsend noemde, nauwelijks onder woorden brengen. Een vriendschap, zooals die tusschen hem en mij, is zeldzaam onder mannen. Onder school jongens wordt dergelijke volkomen onbaatzuchtige liefde meer aangetroffen, maar wanneer de stryd om vooruit te komen een aanvang neemt, zijn er weinigen wie het gegeven is te voelen, dat het geluk van een vriend ben meer waard is dan dat van ei'chzelven en dat zijn teleurstellingen hen zwaarder grieven, dan die waarmede zijzelven te kampen hebben. Voor Valentijn zou ik alles hebben overgehad. Ja, ik zou, als zulks noodig geweest ware, zijn liefde gezocht hebben, zoobIb men het hart eener vrouw ;racht te winnen. Doch hij kwam mij te gemoet, daar zijn vriend- Bchap en liefde evenzeer myn eigendom werden en ik my ver- ïeugen mocht in de wetenschap, dat zijn hart even warm voor mij klopte als het myne dat voor hem deed. Plannen, verwach tingen, zorgen alles was, naar ik my vleide en mocht gelooven, gemeenschappelijk eigendom. Valentyn had een vreemd karakter en de studie van dat karakter was voor mij een onuitputtelijke bron van genot. In sommige zaken was hij kinderlijk eenvoudig, terwijl hij in andere een scherpzinnigheid aan den dag legde, die men niet in hem zou verwacht hebben. Dezelfde neiging tot het zonderlinge, die er hem behagen in deed scheppen zich met ringen te tooien, deed hem smaak vinden in het dragen van opzichtige kleederen. Toch zag Estmere er in de bontste kleeren nooit dwaas of opge schikt uit. Hoewel verkwistend in sommige zaken, was hij spaarzaam, ja haast zuinig in andere. Hy was traag en werk zaam te gelijk. Hij zou, bij voorbeeld, dagen achtereen aan een ■childery voortwerken, maar dan in weken weder niet het penseel in de hand nemen, om het werk te voltooien, waarvoor hy zich zoo had afgesloofd. Ontwerp en uitvoering moesten hun tyd lebben, redeneerde hy. Of Valentijn ooit een schilder van naam zou worden, was moeilijk te voorspellen. Voor het oogenblik scheen hij zich werkelyk met hart en ziel op zijn vak toe te leggen. Hij hunrde een atelier in Chelsea, waar ik menig aangenaam uur by hem doorbracht, terwyl ik zijn arbeid gadesloeg of gezellig met hem keuvelde. De schetsen die hy buiten maakte, waren veelbelovend, maar het bleef de vraag of zijn grootere en voltooide schilderyen aan de eischen der kunst zouden voldoen. Nu eens was hij vol hoop en voldaan over zyn vorderingen, dan weder ontevreden en wanhopig. Ik deed mijn best hem aan te moedigen, door zijn werk zooveel mogelyk te prijzen. Doch daar hij wist dat ik partijdig was, liet hy zich door myn lof niet overtuigen. Even- Wel was Estmere in zyn vlagen van neerslachtigheid opgewekter verzwakte conservatieve partij. Voor haar is geen plaats meer in de gewijzigde staatsregeling, die wij tegemoet gaan. De rol, die zij heeft vervuld, zal door anderen worden overgenomeniedere partij zal hare rechterzijde hebben, maar geen van dezen zal staan op het standpunt der oude conservatieve partij. Zij brengt haren afscheidsgroetbij deze verkiezingen zingt zij haar zwanenzang. Maar zij wil met eere sterven. Daarom stelde zij voor dit district de candidatunr van Jhr. C. Hartsen, een waardig vertegenwoordiger van een ouden naam. Anti-revolutionairen en katholieken, die zich daarbij aan sluiten, bewijzen te willen medewerken tot eene plechtige uitvaart. Maar niet omdat zij, de kerkelijke partijen, met den conservatief eensdenkend zijn, of hij met hen. Indien niet deze keuze een t ij d e 1 ij k karakter hadde, zouden de kerkelijken zeker in het krijt zijn getreden met een man van hunne eigene kleur. Dat wij daarin niet dwalen zal de eerste verkiezing in de nieuw te vormen enkelvoudige districten bewijzen. De liberale partij kan zich gelukkig achten met de candi datunr, wij vertrouwen weldra met de keuze, van mr. I. A. Levy. Hij is een man, zooals iedere partij moet verlangen onder hare hoofden te tellen, onmisbaar in tijdsomstandigheden zooals de tegenwoordige, nu nieuwe behoeften op den voorgrond treden, nieuwe mannen hunne stem doen hooren, nu er orde moet worden gebracht in eene menigte van denkbeelden, van wenschen, van volksmeeningen, nu het ware geschift moet worden van het valsche, het kaf van het koren. Dan bestaat er behoefte aan een man, die hard heeft gewerkt, die zijn geest en zijn verstand aan zich heeft onderworpen, die de vragen van den dag heeft bewerkt in de studeerkamer, alvorens zich geroepen te achten eene oplossing aan te hevelen in het leven. Mr. I. A. Levy is een welsprekend man. In onzen tijd van drukinkt en brochures is de welsprekendheid eene en vermakelijker dan menig ander in zijn blijmoedigste stemming. Op zekeren avond, na een wat hij een „onbevredigenden dag" noemde, bracht hij zijn ontstemd gemoed tot rust, door het spelen zyner geliefkoosde stukken op mijn piano. Ik zat, onder het rooken van een sigaar, vol bewondering te luisteren, daar Estmere het in de toonkunst minstens even ver gebracht had als in do schilderkunst. Al spelende, maakte hij met een paar krachtige slagen op de toetsen een slot aan een stuk, dat hij zelf gecompo neerd had, deed toen de piano dicht en draaide zijn stoel naar den mijnen. wHet verwondert mij, dat gy er nooit over gedacht hebt, de toonkunst als een weg naar roem en fortuin te kiezen," merkte ik op. «Dat heb ik gedaan. Eenige jaren geleden heb ik er zelfs ernstig over gedacht naar Leipzig te gaan en daar een jaar of drie te studeeren. Om je de waarheid te zeggen, heb ik lang tusschenbeide gestaan en mij herhaaldelijk afgevraagd wat het wezen moest, muziek of schilderen." //Gelukkige, die tusschen deze beiden kant kiezen! En geluk kiger nog, dat gy rijk genoeg zyt, ook zonder de een of de ander onafhankelijk te leven." z/Maar ik ben niet rijk. Hoe komt gij er aan, te denken dat ik rijk zou zijn?" «Ik geloof dat Vigor mij dit verteld heeft.» z/Dan heeft hij u iets wijsgemaakt. Mijn moeder heeft een goed inkomen, maar dat inkomen is het vruchtgebruik van een kapitaal, waarvan slechts een klein gedeelte bij haar dood op mij overgaat. Gy kent mama nog niet, Philip, maar ik zal u spoedig in staat stellen kennis met haar te maken." Ik verzekerde hem, dat dit my zeer aangenaam zou zijn, en toen vervolgde hy: ,/Mama is op het oogenblik van huis. Zij logeert sedert een dag of tien te Malvern en ik vrees dat zij eerst over zes weken zal terugkeeren. Maar zoodra zy tehuis komt, moet ge haar een bezoek brengen. Gij zult zeker veel van haar houden en ik geloof bepaald, dat gij ook in haar smaak zult vallen. Een jongen met zulk een ernstig, donker gelaat als gij, is juist iets voor haar." «Gy houdt zeker veel van haar?" vroeg ik. Valentyn liet zyn vroolijken lach door de kamer weerklinken. //Houden is het rechte woord niet. Zij is alles in allen voor my. Trouwens, wy hebben ook niemand dan elkander. Ik zou haar ook zeker naar Malvern vergezeld hebben, maar zy vond het beter dat ik in Londen bleef." //Vertel mij eens hoe zij er uitziet." „Hoe kan een zoon zyn moeder beschrijven? In mijn oogen is zy de schoonste, edelste vrouw die er bestaat, maar elke zoon die door zijn moeder bemind wordt zooals ik door de myne, is partijdig. Doch ik zie dat mijn loftuitingen u bedroefd maken. Ik moest er aan gedacht hebben, dat gy nooit moederliefde gekend hebt. Wij zullen dus liever over minder personeele zaken praten. Laat het de kunst zijn, by voorbeeld." Ik was inderdaad bedroefd, daar ik hem zijne moeder nog meer benydde, dan de andere gaven die hem geschonken waren. Wy kozen dus een ander onderwerp. «Het groote werk schijnt niet naar wensch te gaan," zeideik. z/Neenik heb vandaag mijn mes al eens uitgehaald, om het doek stuk te scheuren, maar toch heb ik aan de verzoeking weerstand geboden.» «Ieder verstandig mensch streeft naar volmaking, al kan hy niet verwachten die te bereiken," redeneerde ik onlogisch. ,/Ja, maar hy vindt het daarom toch niet aangenaam te kort te schieten." wWie «le wolken wil bereiken, moet verwachten nu en dan in zijn vlucht belemmerd te worden." z/Houd al die wijsheid liever vóór u, Philip, daar ge hoege naamd geen verstand hebt van de schilderkunst. Als ge eens een schilder wilt ontmoeten die goede zaken maakt, zal ik, als ge met my medegaat, je er morgen een laten zien." Den volgenden morgen begaf ik mij naar Valentijn's atelier en stapten wij samen naar den schilder, over wien hij den vorigen dag gesproken had. Na een wandeling van een half uur, hielden wy bij een klein, net huis stil en vroegen naar den heer Baker. Ik had dien naam nooit onder de schilders van naam hooren noemen, maar ik was bereid Valentijn op zyn woord te gelooven en aan te nemen dat hij in de kunstenaarswereld een goeden klank had. De schilder, een man niet veel ouder dan Valentijn, verscheen weldra vóór ons. Hij ontving Estmere minzaam en beschermend. «Ik heb u gezegd," sprak Valentijn, „dat ik met uw verlof een vriend zou medenemen, die u gaarne een bezoek wilde brengen en een kykje nemen van uw atelier. Schilders, die het zoover gebracht hebben als gij, zyn zelden ongenegen eerstbe- ginnenden, waar zy dit behoeven, enkele wenken te geven." wDat zou onmenschlievend zijn, mynheer Estmere," antwoordde hy. wWij mogen niet weigeren in het technisch gedeelte onzer kunst hulp te verleenen, maar bezieling kunnen wij een ander niet geven. Dat is des kunstenaars uitsluitend eigendom." //Juist zoo," antwoordde Valentyn. «Het feu sacré dat in ons hart brandt, kan niet te gelijk nagemaakt in den boezem van een ander gloeien." De schilder scheen zich door dien lof zeer gestreeld te voelen. «Mag ik de heeren verzoeken mij te volgen," sprak hij, terwijl hij ons met de noodige deftigheid op de breede trap voorging. Estmere beet zich op de lippen, om niet in lachen uit te barsten, terwijl ik volstrekt niet begreep, waarover hy zich zoo vroolijk maakte. In een hoek stond een stapel voltooide schilderstukken, terwyl het gewone schildersmateriaal op den grond verspreid lag. Midden in de kamer prijkten, op eenigen afstand van elkander, drie van groote doeken voorziene ezels. Twee mannen, die in geheel hun uiterlijk sprekend op onzen gids geleken, hadden by die ezels post gevat. Zoodra wij binnenkwamen, namen zij eer biedig hun muts af voor den heer Baker, die deze begroeting met een koelen hoofdknik beantwoordde. „Gij komt alsof gy geroepen waart," zeide hij tot ons. „Ik was juist van plan een nieuw stuk te beginnen." „Mijnheer Baker bedenkt zijn schilderijen zelf," zeide Valentyn, op eenigszins spottenden toon. „Zijn schetsen zyn allen voort brengselen van zijn ryken geest. Gij zult verbaasd zijn over de vlugheid waarmede zij worden opgezet.» De begaafde schilder teekende met vlugge, stoute hand een paar omtrekken van bergen, boomen en een meer, en binnen vijf minuten was hij druk aan het werk met verf en penseel. Het vermakelijkate van het geval was, dat de beide naast hem staande mannen, hem trek voor trek op hun doek volgden en ons het verrassende schouwspel te aanschouwen gaven van drie precies aan elkander gelijk zijnde schilderyen, die tegelijk werden opgezet en voltooid. Naar den spoed te oordeelen, waarmede zy schilderden, verbeeldde ik mij, dat de drie schilderyen binnen enkele uren gereed zouden zyn. Ik bleef hen geruimen tyd in stomme verbazing gadeslaan, totdat de flankeur ophield en zich tot ons keerde, om den lof in te oogsten, dien hy blijkbaar meende dat hem toekwam. „Het is een wonderwerk!" zeide Valentyn ernstig. Hy had geen beter woord kunnen gebruiken, dat dan ook door mij weer galmd werd. «Laat ons nu eens een paar voltooide stukken zien)" zeida

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 1