„'I En is met geenen mont ten vollen nyt te drucken, Waertoe het los gesicht de siele weet te rucken Hoe verre dat bet vyer door al de leden schiet, Wanneer de losso jcught een naeckten boesera siet. Ik achte, dat de geest van schilders en poëten Dit oock in ouden tij t ten vollen heeft geweten; Want om te beelden uyt de rancken van de min, Soo voerd' het geeatigh volck een naeckten jongen iri. Wilt u dan, jonge vrou, voor dese klippen hoeden, En laet uw schoone borst geen vuylc tochten voeden Maeckt, datje voor het volck uw teere leden deckt, Opdatje geenen mensch in becste-lusten treckt." Hoe zou dan de kuische Cats wel toornen, indien hij de volgende maand in den Stadsschouwburg te Amsterdam present kon zijn, waar een twee dozijn Fransche ballet danseressen met bijbehoorend gezelschap hare bevalligheên zullen ten toon spreiden! De glosse jeught", reeds vrij wat meer geblaseerd dan in des Raadpensionaris' dagen, zal dan weer vrij wat voedsel voor de „vuyle tochten" kunnen opdoenOp dit oogenblik echter is het schouwburg bezoek er volstrekt niet gevaarlijkmen is begónnën met de opvoeringen van „De Burgemeestersvrouw", een door Peijpers getrokken tooneelstuk uit den bekenden roman van Ebers. Het onderwerp behandelt het beleg en de verlossing van Leiden in 1574 en kan dus eenigszins op den naam van historiestuk aanspraak maken. InhetGrand- Thé&tre van Yan Lier treedt thans Ernst Possart weêr op en oogst er de heerlijkste lauweren. Nu eens als Narcis, dan weêr als Richard III, gisterenavond als Manfred,.altijd is hij groot, schoon, oorspronkelijk. Het spel van zulk een kunstenaar te aanschouwen, is een genot en een voorrecht. Amstelaar. Binnenland. Men schrijft ons uit Schagen, dd. 24 dezer: „Schagen's Harmoniekapel opende hier gisterenavond het /sei zoen" met een Concert, dat aan het niet talrijk, maar waardeerend auditorium, zeer zeker een onverdeeld kunstgenot heeft verschaft. Wanneer ik het auditorium niet talrijk noem, dan bedoel ik daarmede alleen de personen, die bepaald om het Concert gekomen waren. De kinderschaar, die steeds door sommige ouders, als ter beleediging van onze Kapel, naar hare Concerten wordt gezonden, als stonden deze gelijk met een of ander kindervermaak, blijft hier buiten rekening; evenzoo de vele „bakvischjes", die het nog niet tot de lange japon hebben kunnen brengen, doch niettemin reeds dol op het dansen zijn, en dus azen op hetgeen na het Concert komt. Trekt men echter deze bladvullingen van het cijfer der aanwezigen af, dan was het getal der concert bezoekers zóó gering, dat het mij verwonderde, ergerde tevens. Ik zeg „ergerde", want onze Kapel heeft aanspraak op nog andere waardeering, dan die van haar, als kunstlievend lid, een rijksdaalder toe te werpen, doch verder niet naar haar om te zien; zij heeft ten volle aanspraak op eene betere opkomst harer leden, vooral niet minder dan op klinkende heeft zij recht op zulke, haar niet minder lief zijnde bewijzen van waardeering daardoor ook zal steeds de lust opnieuw worden opgewekt, om met ijver op de moeielijke baan der kunst voorwaarts testreven. Dat die lust gelukkig alsnog niet ontbreekt, bewees het Concert van gisterenavond ten volle. Ten gehoore werden gebracht: 1. Hochzeitsmarsch, F. Mendelssohn Bartholdy; 2. Ouverture: „Leichte Cavallerie", F. Von Suppé3. Am Himmelblauen See, Walzer, C. Millöeker; 4. Im grünen Wald, Concert-Polka, L. E. Rugers5. Grande Fantaisie de 1'opera: „Faust", Ch. Gounod. 6. Lustspiel-Ouverture, Kéler Béla; 7. „Frühlings Erwachen",. Romance, E. Bach; 8. „La Ravissante", Gavotte, H. Alberti; 9. Potpourri de 1'opera: „La fille de Mme Angot", Ch. Lecocq, en 10. „En Revenant de la Revue", Marsch. Over al de nummers in bijzonderheden te treden, zou te veel ruimte in uw blad vergengenoeg zy het te vermelden, dat onder de muziekliefhebbers ééne stem was over de voortreffelijkheid der uitvoering; over de juiste opvatting van den directeur, de eenheid in het essemble, de maatvastheid die niet te wenschen overliet, en den steeds merkbaren vooruitgang in de nuanceeringen vooral de Nos. 3, 5 en 7 werden luide toegejuicht; No. 3 moest zelfs op verzoek gebisseerd worden. Vroeg men mij nu, of er dan niets viel aan te merken, ik zou den vrager onmiddellijk herinneren aan de waarheid, dat geen menschelijk werk volmaakt is, en er bijvoegen, dat vooral onze Kapel nog niet de pretentie maakt, der volmaaktheid reeds nabij te zijn. Doch daar, waar het streven zóó ernstig is, waar zóóveel goeds te loven valt, vordert m. i. de humaniteit, over hetgeen hier of daar iets minder goed geweest mocht zijn te zwygen en het met den mantel der liefde te bedekken, en het doet my genoegen te kunnen eindigen met de verklaring^ dat Zondagavond een klein tipje van dezen mantel daartoe reeds voldoende was." „Je hebt het hart veroverd van den grooten reiziger," zeide Valentijn. „Hij Ï3 gisteren bij ons geweest en was niet uitge praat over je volmaaktheid. Mijn moeder is over het algemeen niet heel nieuwsgierig uitgevallen, maar na den lof, dien Rothwell je heeft toegezwaaid, verlangt zij bepaald kennis met je te maken. Stel ons du3 niet te leur." Ik beloofde dat ik komen zou en om zeven uur trad ik het salon van Lady Estmere's huis in St.-Johns Wood binnen. Valfentijn, die gewoonlijk te laat was met het maken van zijn toilet voor het diner en altijd te kort schoot in het inachtnemen van de vormen der samenleving, was nog niet binnen, maar toen een dame opstond en met uitgestrekte hand naar my toetrad, wist ik, dat ik tegenover Lady Estmere stond. Hoewel lang, ja zelfs boven de middelbare grootte en even waardig van honding als haar zoon, die sprekend op haar geleek, wa3 het de buitengewone schoonheid van haar gelaat, die mij allereerst in haar opviel. Zij was fijn, tenger en slank als een meisje. Bij den eersten oogopslag scheen het haast belachelijk te veronderstellen, dat zij de moeder van mijn langen, forschen vriend kon wezen, maar wanneer men haar van naderbij zag, ontdekte men, dat hare houding jeugdiger was dan haar gelaat. Naar mijn schatting moest zij een vrouw van twee- of drie-en- veertig jaren zijn. Zij had een bleeke, doch heldere gelaatskleur én fijne, regelmatige trekken, terwijl de hand, die in de myne werd gelegd, bijzonder fijn en welgevormd was. Er lag een uitdrukking van zachtheid in hare oogen, die ik het best kan beschrijven, door haar te vergelijken met Romney's schilderijen van „Schoone Vrouwen". Maar wanneer Lady Estmere u aan zag, was de blik harer oogen, ondanks hunne zachtheid, open, vrij, ja misschien zelfs eenigszins trotsch. Het opmerkenswaar digste echter in geheel haar persoon, was Lady Estmere's haar. Hare fraaie, jeugdig weelderige lokken, waren, door een zonder linge speling der natuur, sneeuwwit. Daar zij geen hoofdtooisel droeg, was het gezicht van die witte haren bij den eersten aan blik eenigszins vreemd, maar men behoefde slechts een paar minuten met haar te spreken, om tot het besluit te komen, dat niets schooner en ongemeener kon zijn, dan dit lijstwerk van zilverwitte haren, dat geheel in overeenstemming was met haar gelaat. Dit was Lady Estmere, en indien haar innerlijk in overeen stemming was met hare uiterlyke bekoorlijkheden, had Valentyn niet overdreven, toen hy zijn moeder „de schoonste en edelste aller vrouwen" noemde. Zy trad my minzaam te gemoet en door hare groote gemak ke- De Minister van Oorlog heeft op het adres van de Vereeniging „Volksonderwijs," om het onderwijs in de kazer nen uitsluitend toe te vertrouwen aan bevoegde onderwijzers, geantwoord, hieraan geen gevolg te kunnen geven. Naar de „Arnli. Crt." verneemt, zullen alle havens, aan de Zuiderzee gelegen, achtereenvolgens in onderhoud en beheer bij de Regeering komen. Bij artikel 4 der wet van 7 October 1884 werd voor- géschreven dat de bepaling, luidende: „het visschen in de Zuiderzee met kuilnettcn tusschen twee vaartuigen gespan nen, is verboden, behalve van 1 Mei tot en met 15 Juli van elk jaar", vóór 1 Januari 1888 aan een herziening moet onderworpen worden. Het College voor de Zeevisscherijen, over de herziening van het verbod geraadpleegd, heeft als zijn oordeel te kennen gegeven, dat het niet mogelijk is, nu reeds omtrent den invloed daarvan een conclusie te trekken. En deze onmogelijkheid heeft de voor- en tegenstanders van het verbod in den boezem van het College eenstemmig doen besluiten, om de handhaving van het verbod aan te bevelen, en wel voor drie jaren. Met dit voorstel kande Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid zich vereenigen. Het komt hem echter voor, dat verlenging van de proefneming met 2 jaren voldoende is, en hij heeft daartoe het voorstel aan de Tweede Kamer ingediend. De generaal-majoor J. C. J. Smits, commandant van het Koloniaal Militair Invalidenhuis Bronbeek, is zeer ernstig ziek, zoodat men, met het oog op zijn hoogen leeftijd, het ernstigste vreest. De Prins Hendrik-stichting voor behoeftige oude en ge brekkige zeelieden tc Egmond aan Zee, die door uitbreiding van het gebouw zoowel als van het getal verpleegden meer en meer een rang inneemt onder de philantropische inrich tingen die reden voor hun bestaan geven, moet, wegens gemis van een vast kapitaal, het moeielijke tijdperk van bestaan en uitbreiding doorworstelen en telken jare door verspreiding van circulaires liet evenwicht tusschen ont vangsten en uitgaven zoeken te behouden. De circulaire, thans met volle handen verspreid, is van den heer Justus Van Maurik Jr. Hij geeft daarin een aantrekkelijk schetsje uit het Huis en eindigt als volgt: „Slaapt wel, oude pikbroeken, flinke mannen die, toen 't uw tijd was, hebt gewaakt, gewerkt, gezwoegd voor u en voor anderen. Slaapt allen wel! Ge hebt uw rust wel verdiend, want moeilijk was uw leven, hard uw werk en bescheiden uw loon. Slaapt gerust, legt zonder zorg uw hoofden neder, er zijn in Nederland goede vrienden die voor u waken, veel harten die voelen, veel handen die geven gaarne geven voor den grijzen Janmaat. Zestig oude zee-röbben liggen thans kalm en tevreden in de Prins Hendrik-stichting voor anker, maar.... twee en twintig wachten nog met reikhalzend verlangen totdat het tij gunstig is om er binnen te loopen. Zoolang het ebbe is,, moeten zij wachten, hopen en bidden dat de vloed komt. Zal die komen? Zeker! Daarvoor zullen de Hollanders zorgenieder hunner heeft een gave over, kléin of groot, voor de kinderen der zee. Is dat niet zoo?" Donderdag 27 dezer zal, naar de „Standaard" meldt, te 's Hage een samenkomst gehouden worden, waar als sprekers zullen optreden' de heeren mr. Keuchenius, ds. Lion Cachet en prof.-Rutgers. Duidelijk zal gemaakt worden waarom het den doleerenden te doen is, hoe zij hun doel bereiken willen; men kan ook zijn bezwaren inbrengen en hooren beantwoorden. De volgende punten zullen worden behandeld I. „De beweging der „doleerenden* verdient niet den spot noch de minachting, waarmede men meent haar te kunnen voorbijgaan of té smoren. Zij is een protest tegen het geschonden recht van den Heere der kerk en van de kerk zelve." In te leiden door mr. L. W. C. Keuchenius. II. „Afsnijding der Synodale organisatie is onvermijdelijk, daar reformatie onder die organisatie onmogelijk is." In te leiden door prof. F. Lion Cachett Hl. „De bedenkingen, die tegen deze kerkelijke beweging worden ingebracht, kunnen voor Gods woord zoo weinig lijkheid verdween als met een tooverslag de verlegenheid, waar door ik mij door Valentijn's afwezigheid beklemd voelde. Toen wij een paar woorden gewisseld hadden, schoof zij een stoel voor mij naast den haren. Haar stem was zacht en lief, maar zij had een eenigszins somberen klank. Ja, een nauwkeurig opmerker zou terstond den indruk gekregen hebben, dat deze vrouw een droevig verleden achter zich had. „Ik heb door Valentijn en Lord Rothwell reeds veel van u gehoord, mijnheer Norris," zeide zij, „en het verheugt mij kennis met u te maken. Valentijn noemt u zijn besten vriend en daar hij en ik in de meeste dingen volkomen overeenstemmen, zalt gij voortaan twee vrienden in plaats van één bezitten." Vóór ik een geschikt antwoord kon bedenken, ging de deur open en trad Valentijn binnen. Hij was niet alleen. Een lang meisje stapte met hem de kamer in en wanneer ik verklaar dat hij, toen hy binnenkwam, zijn arm om haar middel hield, zeg ik geen kwaad, tenzij het spreken der waarheid een misdaad is. „Zijt gij er al, Philip!" riep hij nit. „Ik heb je niethooren schellen. Het spijt mij erg, maar ik denk dat moeder en gij mijn tegenwoordigheid" niet noodig zult gehad hebben, om kenni3 te maken. Claudine en ik" waren even in den tuin gegaan, om te zien of er nog een roo's te vinden was, die, ondanks den Lon- denschen rook, in het leven was gebleven," voegde hij er bij, zich tot Lady Estmere keerendo. „Mijn nichtje, juffrouw .Neville mijnheer Norris," zeido Lady Estmere, en de jonge dame en ik bogen voor elkander. Valentijn had mij heel vaag iets verteld van een nichtje, dat met zijn moeder mede terug zou komen, maar ik had op die mededeeling weinig acht gegeven. De verschijning van Claudine Neville was dus een verrassing voor mij en zulk een aangename verrassing, dat ik reeds vóór het einde van den avond, erg nieuws gierig was te weten, of de gemeenzame houding, waarin de beide bloedverwanten het salon binnentraden, een bekrachtiging wa3 van de rechten, die Valentijn op zijn nichtje meende te hebben, of iets meer. Er waren geen andere gasten. Wij dineerden gezellig aan een ronde tafel. Het middagmaal was eenvoudig doch smakelijk en de geheele omgeving aristocratisch en deftig. Valentyn zat tegenover zijn moeder en ik had de eer aan haar rechterhand geplaatst te zyn, terwijl ik over de tafel, tusschen de bloemen, het gelaat van juffrouw Neville kon bestudeeren. Het vereischte weinig tijd om te ontdekken, dat dit gelaat die studie waard was. (Wordt vervolgd.) stand houden, dat zij juist integendeel de noodzakelijkheid van reformatie des te meer in het licht stellen." In te leiden door dr. F. L. Rutgers. IF. „Tegen welke gevaren hebben de doleerenden te waken Den 17 dezer had te Petten het aangekondigde ring steken door heeren en dames met paard en tilbury plaats. Negentien paren namen aan het feest deel. Eene groote volksmenigte was opgekomen om getuige te zijn van dit wei'kelijk eigenaardig vermaak. Hot was dan trouwens ook een trotsch gezicht de lange reeks rijtuigen, alle bestuurd door [dames, waarvan velen bewijs gaven, dat zij niet voor den eersten keer de teugels hanteerden. De eerste prijzen werden gewonnen door den heer Jb. Bakker en mej. A. Du wensde tweede prijzen door den heer K. Eriks en mej. E. Egberts de derde prijzen door den heer D. Marees en mej. M. Jimmink. Alles ging in de beste orde en gaf aan de talrijke toeschouwers de meeste reden tot tevredenheid. Volgens de „Sport" zou de heer Oscar Carré een groot verlies geleden hebben, doordat zijn zeer beroemd schoolpaard („Mahmoud", een geschenk van II. M. de Keizerin van Oostenrijk, te Keulen bij het nemen van een sprong het rechter voorbeen brak. JI. Zondag is captain James, die nu beter gesteld was dan de vorige week, in „Tivoli" te Amsterdam over winnend uit den wedstrijd getreden, dien de heer Knip, zwemmeester van de Bad- en Zweminrichting aan de De Ruvterkade, tegen hem had aangegaan. Gelijk men weet, kon captain James den vorigen keer wegens ongesteldheid niet onder water blijven. Nu vertoefde hij een poos van 3 minuten 20 seconden onder water en werd daarvoor door het publiek, dat talrijk den wedstrijd bijwoonde, luide toegejuicht. De heer Knip bleef 2 minuten 35 seconden onder water en ook hij, hoewel door capt. James geslagen, had veel succès. Captain James verklaarde nogmaals, dat hij nimmer een duiker ontmoet had, die zoo lang als de heer Knip beneden water kon vertoeven en overhandigde hem eene herinnerings medaille. (Hld.) JI. Vrijdag had nabij Barneveld een treurig ongeluk plaats. Terwijl de ouders afwezig waren en de naaister belast was met de zorg voor de kinderen, werden er bij de tehuiskomst twee vermisteen knaapje van 4 jaren en een meisje van 2| jaar. Na lang zoeken werden zij terug gevonden in een kolk nabij het huis. Beiden waren ver dronken. Een predikant in de nabijheid van Harlingen ging dezer dagen naar een der leden van zijne gemeente, die een half uur van het dorp verwijderd woonde, de boodschap te brengen, dat hij tot diaken was benoemd. Hij vond den benoemde niet thuis en daar de meid hem geen ander schrijfgereedschap kon verschaffen, schreef hij met krijt op het deksel van de karn zijn boodschap. Den volgenden dag komt er een iongen met een kruiwagen voor de deur der pastorie en verlangde den dominé te spreken. Op den kruiwagen bevond zich een groote aardappelenbak, waarop evenzeer met krijt was geschreven„Ik bedank voor het diakenschap." De boterprijzen zijn in Overijsel zeer hoog. Gedu rende het geheele jaar werd niet zulk een prijs bedongen, als sedert het begin van deze maand. De Gemeenteraad van Groningen heeft besloten de meterhuur voor gas verbruikers af te schaffen. Het jongste nummer van de „Spectator" heeft ditmaal een geestige plaat, 't Is een van Israels schetsen, meer algemeen bekend door de uitgave „De kinderen der zee*, 't Heet „Jantje loopt". Moeder (de Tweede Kamer) houdt de handen voorzichtig voor de kleine (de herziene grond wet) en vader (de Eerste Kamer) wacht Jantje met uitge strekte armen af. Proeven met twintig soorten aardappelen voor con sumptie, op de Groningsche kleigronden genomen, deden zien, dat de opbrengst verschilde van 7000 kilo tot 26000 kilo. Vele soorten gaven een minimum van zieke knollen, maar van andere was wel een derde aangetast. Terwijl van enkele soorten de opbrengst zeer aanzienlijk was, werd tevens de smaak goed bevonden. Het is opmerkelijk, dat op de kleigronden blijkbaar geheel andere soorten willen tieren dan op cultuurgronden, zooals b. v. in de veenkoloniën. Friesche jammen en Zeeuwsche blauwe waren vooral zeer goed. Er werden weinig zieke onder aangetroffen. Niet alleen hier is het najaar bijzonder guur; in Italië „wo die Citronen blühn* is het weer, voor den tijd van het jaar, verschrikkelijk streng. Te Bologne, Mantua, Genua, Florence, Modena en andere plaatsen, is een ontzaglijke hoeveelheid sneeuw gevallen. Te Torriglia, in Ligurië, ligt de sneeuw dertig centimeter en bij Parma meer dan anderhalf el hoog. Bij Parma is de telegrafische gemeenschap verbroken, de graanvelden hebben veel geleden, vee werd gedood en de kastanjeoogst is zwaar geteisterd. De modekleuren van dit seizoen zijn, behalve het praline (rose-achtig hyacint), dat niet purperrood prachtige combinatiën vormt, vooral bronze-olive en andere groene tinten en de donkerste, vurigste nuances van de kleur madère. De „Staatscourant" bevat het verslag over de vlceschvergiftiging, in Augustus 11. waargenomen. Daaruit blijkt, dat de ziektever schijnselen zich reeds te Heinkenszand, spoedig na het noodalachten hebben vertoond. Behalve 4 familieleden van den eigenaar der zieke koe, die, volgens verklaring van den geneeskundige, bijna gelijktijdig door maagdarm-aandoeningen werden aangetast (niet tegenstaande zij beweerden niets van dit vleesch te hebben gegeten) zijn de varkens, honden en katten, die op den afval van de mestvaalt aasden, daarna plotseling ziek geworden onder dezelfde verschijnselen. Do gevolgtrekking ligt dus voor de hand, dat de uit nood geslachte, aan „kalfziekte" lijdende koe, voor mensch en dier schadelyke bestanddeelen bevatte. De meeste gevallen van vleeschvergiftiging moeten toegeschreven worden aan het gebruik van vleesch van dieren, die aan septi- chaemie en pyaemie hebben geleden. Hiermede is eenigszins in overeenstemming de bevinding van het vleesch in quaestie, waarbij tusschen de spiervezels met het bloote oog roode stippen duidelijk waren waar te nemen, welke onder den microscoop bleken gekleurde spiervezels te zijn, tusschen ongekleurde ingelegen. Bovenstaand betoog wordt nog bevestigd door den uitslag van het onderzoek van het vleesch en van het braaksel der patiënten, door de commissie voor scheikundige en microscopische onder zoekingen uit den geneeskundigen raad voor Zeeland. Gedurende dit onderzoek bleek toch reeds spoedig, dat de schadelijkheid niet aan parasieten, noch aan ziekte-bacteriën, noch aan metaal-vergiften kon worden toegeschreven, daarentegen werd het voorkomen van ptomaïnen (lykengift) aan 't licht gebracht.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 2