De Vereeniging ter verbreiding der Waarheid hoopt in November a. s. haar 40jarig bestaan te herdenken, tegelijk met het 40jarig voorzitterschap des stichters, den heer T. M; Looman. De Graaf van Parijs, die te Dordrecht voortdurend bezoeken van zijn Fransclie vrienden ontvangt, zal Zaterdag of Zondag a. s. over Ylissingen naar Engeland gaan. Tusschen de Nederlandsclie luciferfabrikanten is een contract gesloten, waarbij bepaald is, dat slechts drie fabrieken, te Eindhoven, Amersfoort en Apeldoorn, zullen in werking blijven. Men schrijft ons uit Anna Paulowna, dd. 2G dezer: „Het was gisteren de eerste maal in dit jaar, dat alhier een felle brand woedde. Op de boerenplaats van den heer D. Geerligs, in den Grasweg, bewoond door A. Keppel, brak deze uit. Door den sterken wind aangewakkerd, was de vlam spoedig het geheele gebouw meester en kon zoo goed als niets gered worden. Huis, oogst en inboedel waren bijna geheel verzekerd bij verschillende Maatschap pijen. Een varken en eenige biggen kwamen in de vlammen om. De brand duurde den ganschen nacht nog voorthet terrein werd intusschen door de brandweer bewaakt. De oorzaak is niet bekend/' De heer D. Kramer, te Schagen, was voor f 820 laagste inschrijver voor het herstellen en verbeteren van Rijkstelegraaflijnen in Noordholland. De heeren Gebrs. Van Vuuren, te Alkmaar, zijn bij den nationalen wedstrijd van verwarmingstoestellen te Am sterdam voor de inzending van salonhaarden met de gouden medaille bekroond. De Rechtbank te Leeuwarden (kamer van strafzaken) heeft uitspraak gedaan in de 12 strafzaken, betreffende de vechtpartijen op 16 Julij 11. in en bij de kerk te Wons. In twee dezer zaken die tegen H. Karaten, oud 71 jaren, zonder beroep, te Wons en D. De Jong, landbouwer te Makkum en lid van den Gemeenteraad van Wonsera- deel acht de Rechtbank het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt ,die beklaagden vrij. In al de overige zaken acht zij het bewijs aanwezig, doch past geen gevan genisstraf toe, maar veroordeelt de beklaagden allen tot geldboete, bij niet-betaling te vervangen door hechtenis, en wel: de landbouwers J. Reinsma en K. D. Reinsma ieder tot f 100 boete of 1 maand hechtenis; J. Faber, H. Postema, A. C. Floor en J. Dijkstra ieder f 25 boete of 7 dagen hechtenis; en J. Postema, W. H. Tilstra en S. Dijkstra ieder tot f 10 boete of 5 dagen hechtenis. Dezer dagen is te Vucht een ongeveer 90jarige grijsaard overleden, wiens vrouw door bedelen in beider behoeften voorzag. Gedurende zijn ziekte werd hem door een philantropische vereeniging een ledikant verstrekt, waarin echter de oude man niet overgebracht wenschte te worden. De reden daarvan bleek eerst na zijn dood, toen men in zijn bed eene som van ongeveer f 300 verborgen vond. Mikado. De „Köln. Ztg." bevat eene recensie van de „Mikado", welke de „Amsterdammer", nu de En- gelsche operette binnenkort ook te Amsterdam zal worden opgevoerd, in hoofdzaak overneemt. Wie een vriend is der vroolijke muze, verzuime niet den „Mikado" zijn opwachting te gaan maken. Indien men echter het Engelsch niet volkomen machtig is, zal mén goed doen zich een tekst-boekje-aan te schaffen-. Wel zijn de toestanden ook zonder de woorden dikwerf koddig genoeg en geven bovendien kostuums en decoraties, die getrouw naar Japansche voorbeelden vervaardigd zijn, ruimschoots te bewonderen, maar slechts wanneer men den tekst kan volgen, krijgt men vrede met de onwaarschijnlijke hande ling; ook dan eerst kan men de aardige muziek naar waarde schatten. De Mikado van Japan, een, naar zijn eigen zeggen, humaan vorst, heeft bevolen, dat alle coquetteeren van nu af aan met den dood zal worden gestraft. Zijn zoon Nanki-Puh heeft zich echter laten verleiden, de niet meer jonge hofdame Katischa een weinig het hof te maken èn kan slechts door de vlucht een huwelijk met haar ontkomen. Vermomd sluit bij zich bij een troep muzikanten aan, en in zijne nieuwe hoedanigheid leert hij Yum-Yum, de mooie pupil van den kleêrmaker Koko, kennen en liefhebben. Koko zelf is zijn mede-minnaar, maar wordt wegens coquet teeren gevat, en zal ter dood worden gebracht. De wijs- geerige Mikado wist evenwel; welke onderdanen hij had, toen hij zijne draconische wetten liet afkondigen. Voor de eerste terechtstelling is geen beul te vinden. Aan Kóko wordt nu dit ambt opgedragen, en hij zou diensvolgens het eerste doodvonnis aan zichzelf moeten voltrekken. Maar op zelfmoord staat in Japan de doodstraf; bovendien zou men, na den dood van Koko, weêr zonder beul zijn. Er blijft dus niets anders over, dan hem het leven te laten, tengevolge waarvan alle waardigheidsbekleeders in het Rijk hun ontslag nemen. Alleen Puh-Bah, wiens stamboom tot het protoplasma opklimt, laat zich vinden, de gezamenlijke vacante betrek kingen met de daaraan verbonden jaargelden te aanvaarden. Koko is juist op het punt met de schoone Yum-Yum in den echt te treden, wanneer de sarcastische Mikado hem laat melden, dat het eindelijk eens tijd wordt een terecht stelling op touw. te zetten. Daar niemand zich aan een dergelijke operatie wil onderwerpen, wendt Koko zich tot Nanki-Puh, die het leven moede is, daar hij de geliefde Yum-Yum toch niet hebben mag. Koko wil hem zijne bruid voor eene maand afstaan, op voorwaarde, dat hij, Nanki-Puh, zich. dan rustig zal laten onthoofden. Der hofdame Katischa is dat zalig leventje van een maand echter een doorn in het oog en daar men haar in haar voornemen verhindert, om Nanki-Puh's afkomst te verraden, haalt zij dén Mikado. Intusschen heeft reeds Koko gelegen heid gehad te vertellen, dat, zoodra Nanki-Puh onthoofd 1 is, ook Yum-Yum levend begraven moet'worden, volgens eene wet, die tot nu toe nog niet in werking was getreden, daar de doodstraf slechts op het coquetteeren gesteld was en „echtgenooten nooit coquetteeren". Bij al haar liefde voor Nanki-Puh bedankt- Yum-Yum voor deze manier van sterven. Inmiddels nadert de Mikado, en Koko, in zijn verlegen heid om met de geschiedenis der eerste terechtstelling voor den dag te komen, laat Nanki-Puh en Yum-Yum in allerijl met elkaör trouwen en raadt hen te ontvluchten. Zij volgen den raad op, en Koko vertelt den Mikado, dat hij het doodvonnis aan Nanki-Puh heeft voltrokken. Tegen baar geld is Puh-Bah, als altijd, volkomen bereid een akte van overlijden te toonen, en bovendien schilderen Koko en Pitti-Singh, een zuster van Yum-Yum, de terechtstelling zoo aanschouwelijk, dat de Mikado zijn leedwezen betuigt, het interessante schouwspel verzuimd te hebben. Maar hoe ontstellen Koko en zijn vaische' getuigen, als Katischa aan het licht brengt, op wiens naam de dood-akte eigenlijk is gesteld, en de Mikado met berekend leedvermaak zich de opmerking laat ontvallen, dat het uit den weg ruimen van een troonsopvolger, naar de wetten des lands gestraft behoorde te worden met langzaam koken in olie. Den drie slachtoffers wordt nog slechts de tijd gelaten te ont bijten, en Koko maakt vap dit uitstel gebruik om Nanki- Puh op te zoeken en-dezenbij alle Japansche goden te bezweren, hem voor den- kookdood te besehermen. Nanki-Puh stemt töe,A maar dan moet Koko met Katischa trouwen, zoodat deze van hare vermeende aan spraken op Nanki-Puh afziet. Aldus geschiedt het, en een cancan „h la japonnaise^ besluit het geheel. Deze tamelijk onschuldige handeling is door de bekwame hand van den tekstdichter W. S. Gilbert met een menigte liederen, dansen, grappen en coupletten van ernstigen, lui- migen, comischen tot koddigen inhoud rijkelijk gekruid, waaraan zich paart de muziek van Arthur Sullivan, die, bijwijlen geniaal, nergens onbeteekenend, dikwerf fijn karak teristiek en steeds melodieus is. De operette ontleent haar grootste aantrekkelijkheid aan de plaats der handeling: Japan en het Japansche leven, mensch bestaat van wien ik zooveel houd als van Claudine. Zij zijn geëngageerd, als die uitdrukking kan gebezigd worden voor de van weerszijden gemaakte overeenkomst, dat zij te eeniger tyd samen zullen trouwen. Zij hebben elkander van hun vroegste jeugd af gekend en daar zij, als het ware, met elkander zijn opgegroeid, gaan zij dikwijls meer met elkander om als broeder en zuster, dan als geliefden." Nadat ik dit gehoord had, ging ik met vernieuwden moed aan het werk, om alle gevoelens voor Claudine, die meer naar liefde dan naar vriendschap overhelden, in mijn hart te onderdrukken en te smoren. Ik beroem mij op groote karaktersterkte en riep deze nu te hulp. Thans had ik een schitterende gelegenheid om te toonen wat die snoeverij waard was. Zooals gewoonlijk het geval is, bleek het zoo hoog geroemde wapen, toen het noodig was, stomp te zijn. Laat de lezer mij uitlachen, veroordeelen, verachtenik kon mij niet aan Claudine's gezelschap onttrekken en mij niet weerhouden haar te bewonderen, noch hopeloos verliefd op haar te worden. Ik behoef nauwelijks- te zeggen, dat ik van al die gevoelens geen woord tot baar repte. Ik durfde Valentijn nog altijd met een gerust geweten onder de oogen te komen, daar ik door woord noch daad misbruik had gemaakt van het in mij gestelde vertrou wen. Indien ik al iets gedaan had, wat ik niet doen mocht, dan was ik de eenige persoon die daar onder leed en ik zou mij wel wachten te klagen. Van lieverlede begon ik mij in mijn binnenste op mijn zelfbedwang te verhoovaardigen, ja, ik gevoelde mij zoo zeker van mijzelven, dat ik mij geen moeite meer gaf om den in mij woedenden hartstocht te breidelen. Ik legde mijzelven geen beloften meer op, om het gezelschap van Claudine te ontwijken. Ik kon of liever ik verbeeldde mij-dit te kunnen haar zien, haar beminnen en mijn geheim bewaren. Na verloop van eenigen tyd echter, bemerkte ik dat Claudine anders werd tegenover mij. Haar spreektoon was minder vrij en ongedwongen en zij scheen mijn gezelschap te vermijden ja, ik verbeelde mij zelfs dat zij bang voor mij was. Geen wonder dat de angst mij bekroop, dat het meisje mijn geheim, dat ik zoo zorgvuldig verborgen waande, geraden had en mij om mijn trouweloosheid verachtte. Tot eiken prijs moest ik over dien jammerlijken hartstocht heerschappij voeren en als ik dat niet kon, de vlucht nemen. Myn. wangen gloeiden van schaamte als ik dacht aan mijn valscbe positie, Ik, Valentijn's vriend en de vertróuwöling zijner moeder, was in het nakomen der eerste verplichtingen, door de vriendschap mij opgelegd, te kort geschoten. Claudine had mijn zwakheid ontdekt en al wist ik dat zij mij niet verraden zou, toch moest ik vluchten. Doch na een oogenblik van nadenken, scheen mij die maatregel onwaardig en kinderachtig. Immers ik wist, dat zij over acht dagen zou vertrekken en voorloopig niet in Londen zou terugkeeren. Ik was sterk genoeg mijzelven te dwingen, die enkele dagen niet met haar in aanraking te komen. Ik kon verontschuldigingen maken wegens drukke werk zaamheden of iets anders. En wanneer Claudine eenmaal ver trokken was, zou de tooverkracht verbroken zijn en ophouden hare werking op my uit te; openen. Vier dagen lang was ik izoo hard als steen en liet ik mij door geen smeekbeden van Valentyn verlokken, te St. John's Wood te komen of hem naar concerten of schouwburgen te vergezellen. Daar ik bij hem bezwaarlijk met verontschuldigingen van werk of andere afspraken kon aankomen, moest ik hem wysmaken dat ik my niet wel voelde. En er was waarheid in die verontschul diging. Mijn zielelijden werkte terug op mijn lichaam en ik voelde mij ziek zoowel als ongelukkig. „•Ie ziet er slecht uit," zeide Valentyn; „maar ik weet een onfeilbaar geneesmiddel. Mama en ik gaan de volgende week naar Bournemouth. Het is daar om dezen tijd van het jaar wel niet zoo heel druk, maar zeer gezellig. Je zult met ons medegaan. Wij zijn van plan er een maand te blijven." Zeelucht was juist wat ik behoefde; en daar er geen gevaar bestond .dat ik Claudine zou ontmoeten, kon ik de uitnoodiging gerust aannemen. Ik besloot bij myzelven, tenzij dit onver mijdelijk mocht wezen, niet weder naar St. John's Wood te gaan voordat Claudine vertrokken was en haar zelfs geen afscheids bezoek te brengen. Indien zij was zooals ik dacht dat zij wezen moest, zou zij weten waarom ik wegbleef. Maar terwijl ik al die fraaie besluiten nam, hóópte ik dat ik gedwongen zou worden, er op terug te komen. En dat werd ik. Want dienzellden morgen kwam er een telegram van Valentyn, die aldus luidde: „Kom heden middag bij óns in de bloemententoonstelling. Ik reken er op, dat gij Claudine begeleidt naar het concert." Mijn hart sprong op van vreugde. Het was onmogelijk dit verzoek te weigeren. Ik zou haar dus terugzien en een uur of drie naast haar zitten. Dan zou ik voor goed afscheid van haar nemen. Om drie uur stond ik bij de deur van de bloemententoonstel ling te wachten, totdat het rijtuig van Lady Estmere daar stil hield en Claudine met Valentijn uitstapte. Ik verbeeldde mij dat Claudine schrikte, toen zij my in het oog kreeg. Evenwel reikte zij mij kalm en vriendelijk de hand. Daarop wendde Valen tijn zich met berouwvol gelaat tot haar en zeide: „Claudine, ik hoop dat gij het mij niet kwalijk zult nemen, maar ik moet heden middag noodzakelijk iemand over zaken spreken. Daarom heb ik aan Philip gevraagd, mijn plaats in te nemen en u te begeleiden." Voor de eerste maal in mijn leven zag ik dat Claudine boos werd. Zij keek van Valentijn naar de wegrydende equipage, alsof zy grooten lust had den koetsier terug te roepen en er weder in te stappen. Toen zij bemerkte dat dit niet ging, wendde zij zich met trotsch opgeheven hoofd tot Estmere en zeide: „Als ik geweten had, dat gij andere afspraken hadt gemaakt, zou ik te huis zijn gebleven, daar ik het onpleiziërig vind, mijn heer Norris lastig te vallen." „Dat is het juist, lieve Claudine," zeide de schuldige, zonder eenige schaamte of berouw. „Dan zoüdt gy te huis gebleven zijn en het laatste concert gemist hebben. Daarom heb ik Philip getelegrafeerd. Wees mij dus liever dankbaar voor mijn oplettendheid en maak dat gy weg komt. Hier zijn de kaartjes, Philip." (Wordt vervolgd.) .dat wel koddig overdreven, maar toch in nauwkeurig nage bootste vormen, op het tooneel wordt voorgesteld. Vooral het spel met de tallooze waaiers, is even verscheiden als geestig. De vertooners hanteeren hun waaiers met onge looflijke virtuositeit. Het gebcole tooneel golft, flikkert, danst en wiegt van waaier- bewegingen. Zelfs in de muziek is het, of men liet ruischen der waaiers hoort. Ten slotte is de „Mikado" reeds bezienswaardig als een meesterstuk van regie, dat door Engelands eersten regisseur, den heer Barker, werd geleverd. Er is geen oogenblik van stilstand steeds vormt zich een nieuw beeld, een nieuwe groepeering voor de oogen der toeschouwers, verneemt men een nieuw accent in de taal der waaiers. Het spreekt van zelf, dat zulk een voortreffelijk geheel slechts verkregen kan worden bij een uitstekende rolbezetting. Onder de comische rollen munt de Koko van den heer David Fischer uit. De heer Imano als Puh-Bah onderscheidt zich voor namelijk door eene fraaie stem. Voortreffelijk is het liefdes paartje Nanti-Puh (de lieer S. Gilbert) en Yum-Yum (Miss Ada Bemissler). Ook de Mikado zelf wordt door den lieer Morris waardig voorgesteld. Dit alles belooft dus een prettigen avond. In de Doubletstraat te 's Hage werd gisteren eene vrouw, bekend onder den bijnaam „Haagsehe Leen", dood in hare woning gevonden. Haar dood moet te wijten zijn aan misbruik van sterken drank. Te Maastricht (Wijk) is verleden week door eenFransch bisschop de kapel gewijd eener nieuwgestichte Congregatie van vrouwelijke zendelingen, die zich het lot en de bekeering willen aantrekken der Midden-Afrikaansche neger-vrouwen, tot welke geen man zich toegang kan verschaften en wier toestand beklagenswaardig schijnt te zijn. Het denkbeeld tot slichting dezer Vereeniging, die zooveel geloof en zelf opoffering vereischt, is uitgegaan van den kardinaal Lavigerie, aartsbisschop van Carthago en primaat van Afrika. Voor- loopig zijn nog slechts Fransche dames er in opgenomen. De burgemeester van Maastricht, de heer Pijls, was bij de plechtigheid tegenwoordig. Edison beweert merkwaardige verbeteringen aan zijn phonograaf tehebben aangebracht. Wie een brief verzenden wil, behoeft slechts op gewone wijze in liet instrument te spreken en op een blaadje, het phonogram, staat al het gesprokene opgeteekend. Men sluit het in een daartoe bestemd doosje en verzendt liet met de post. De ontvanger van dezen brief steekt het blad in zijn phonograaf en de boodschap wordt duidelijker overgebracht dan met eenige telephoon liet geval is. Waarschijnlijk zullen reeds tegen het einde van de maand Januari 1888 een vijfhonderdtal van de gewijzigde toestellen gereed zijn. Er worden blaadjes bij verkrijgbaar gesteld voor 1000, 2000 en 4000 woorden. Het phonogram kan een eeuw worden weggeborgen zonder te slijtenook kan het, met zeer geringe kosten, worden verdubbeld, waardoor het toestel, dat uitmuntend muziek weergeeft, voor musici veel waarde krijgt. Buitenland. Ann eene correspondentie uit Berlyn, dd. 24 dezer, aan do „N. ltott. Crt.", ontleenen wij de volgende regelen „Overmorgen viert de veldmaarschalk Moltke zijn zeven-en- tachtigsten verjaardag. Onder onze drie beroemde grijsaards.: Keizer Wilhelm, Moltke en Bismarck, is hij de tweede in jaren en tot nog toe het minst gekweld door de lasten des ouderdoms. Wanneer men hem hier met zyn langzamen, gelijkmatigen tred langs de straat ziet stappen, zou men niet zeggen dat hij al zoo oud is. Op zijn smal, baardeloos gelaat ligt nog een gezonde blos, en van zijne lichamelijke frischheid getuigt het feit, dat hij in de vorige maand bij de groote manoeuvres in de omstreken van Stettin nog het genoegen kon hebben, aan het hoofd der regimenten ten aanschouwe des Keizers zelf het commando te voeren. Maar hij heeft ook een kalmer leven dan Bismarck. Zijn werkkring veroorzaakt hem vrij wat minder ergernis en opgewondenheid. De politiek baart hem geene zorgen en brengt hem geen rimpels op het voorhoofd. Hij is ook niet even als de Keizer verplicht, zich bij allerlei gelegenheden te vertoonen. En sedert hy in Graaf Waldersee tweede chef van den generalen staf, of gelijk de oificiëelc titel luidtgeneraal-kwartiermeester, zijn aangewezen opvolger heeft gevonden, kan hij zich het leven gemakkelijk maken, ofschoon hy de ziel van het leger blijft en al3 zoodanig onvermoeid werkzaam is. Des zomers woont hij op zijn riddergoed Kreissau, in Sileziü, waar hij geheel en al de zorgende landhuishoudkundige is. Tegen den winter komt hij weder naar Berlyn en betrekt zijne vrij eenvoudig gemeubileerde woning in het gebouw van den generalen staf. Hij is door en door een man van huiselyk familieleven. Reeds lang rust zijne gade in de grafstede op Kreissaukinderen heeft hij niet, en zoo komt het dat het gezin van zijn neef bij hem inwoont, waarmede hij eene gemeenschappelijke huishouding heeft. Die neef, kapitein II. Von Moltke, is tevens zyn persoon lijke adjudant. In eene thans verschenen anonyme schets van dat huiselijk leven wordt Moltke voorgesteld als een hoogst aan trekkelijk grijsaard, die in den kring zijner achterneefjes en achter nichtjes de vriendelyke rol van een echt goedhartigen grootpapa speelt. Die kinderen en zijn geel dashondje mogen hem, den grooten veldheer, vrijelijk plagen zooveel zij maar willen. De jonge blonde vrouw des huizes is eene geboren Gravin Moltke- Hoitfeld uit de Zweedsche zijlinie van het oude geslacht, welks stamboom reeds vAn de 12de eenw dagteekent. Indertijd is de oude veldmaarschalk zelf naar Zweden gegaan om voor zijn neef hare hand te vragen. Hij kwam daar op het kasteel zoo een voudig voor den dag, dat de familieleden in het eerst hunne oogen niet vertrouwden. Geheel alleen, in een eenigszins afge sleten mantel gehuld, met een halfversleten reistasch in de hand, maakte zijne verschijning zulk een zonderlingen indruk, dat men in de eerste oogenblikken niet wist hoe men het met hem had. Trouwens, ook hier op straat maakt hij zoo weinig vertoon, dat onbekenden hem voorbijgaan zonder op hem te letten. Hij houdt veel van muziek en zeer dikwijls wordt er 's avonds bij hem gemusiceerd, hetzij enkel in den familiekring, hetzy onder medewerking van een bevrienden kunstenaar, als bijv. prof. Joachiro. Dan steekt de oude veldmaarschalk eene sigaar op, strekt zich uit op de canapé, waar zijn hondje altoos tegen hem aan komt liggen, en dan begint het spel op klavier en violoncel. Chopin, Brahms, Wagner en Beethoven hebben voor hem eene bijzondere aantrekkelijkheid. Maar zoodra het tien ure slaat, is het gedaan. Dap wordt gewoonlyk nog enkel Schumann's „Abendlied" gespeeld, en dit wil zooveel zeggen alszie zoo, nu naar bed! Want de oude heer staat 's ochtends vroeg opengaat daarom 's avonds tydig ter ruste. lederen ochtend ten 8 ure moet do familie met al de kleinen en hunne Fransche bonne bij hem aan de ontbyttafel zitten. Ten 12 nre volgt de lunch en ten 5 ure het middagmaal. Dit alles gaat in hoogst burgerlijke eenvoudigheid, want Molkte neemt in eten en drinken de grootste matigheid in acht. Een uiterst lichte Rijnwijn is zyn tafeldrank. Des avonds ten 8 ure komt er enkel nog een kop thee, of een glas Beriynech bier, met een sneedje brood. Aan dien stipten en matigen leefregel wordt het dan ook voornamelijk toegeschreven, dat hij zulk eene ijzervaste gezondheid geniet en zulk eene onge broken geestkracht behoudt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 2