HELDERSCHE
EN NIEIJWERIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1887. N" 135.
Vrijdag 11 November.
Jaargang45.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
„Wij huldigen
hBt goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentién: Van 1—4 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
B innen lan d.
In zijn brochure, getiteld: „Een onderzoek op maatschap
pelijk gebied," komt de heer D. P. Broekman tot de volgende
conclusie:
„De natuur en de menschelijke maatschappij oefenen
invloed uit op de waarde, op voor- en achteruitgang, rijzing
en daling van eenig kapitaal. Terwijl men aan den eigendom,
als derhalve niet het „uitsluitend' gevolg van menschelijken
arbeid zijnde, ook zijn persoonlijk, individueel karakter zou
kunnen betwisten, en den invloed van natuur en maatschappij
daarentegen op den voorgrond stellen, moet men daarbij
niet uit het oog verliezen, dat die invloed zoowel ten nadeele,
als ten voordeele kan zijn.
Op landbouwgebied bijv. zal door het ontstaan van alge-
meene ziekten bij planten of dieren, het verzwakken en
uitgebouwd raken van vroeger vruchtbare gronden, het
ondermijnen van landerijen door insecten en onkruiden, het
ongunstiger worden van den regelmatigen waterafloop, of
wel door toenemende concurrentie van het buitenland, óf
door buitenlandsche beschermende of verbodsmaatregelen,
óf door goedkooper buitenlandsche voortbrenging, de waarde
van landerijen noodzakelijk achteruitgaan, op gelijke wijze
als die door verbeterde afwatering, door regelmatige oog
sten, door vermeerderde gemeenschapswegen of vervoer
middelen, door vrijheid van in- en uitvoer, in waarde zullen
rijzen.
Waar men dus de voordeelige invloeden door Natuur en
Maatschappij uitgeoefend, tegen het persoonlijk eigendoms
recht zou kunnen inroepen, worden die te niet gedaan door
de nadeelige invloeden, die evenzeer aanwezig kunnen zijn.
Welke ook het bedrag dier invloeden moge wezen, zij
zijn bovendien steeds door den eigenaar bij zijn aankoop
naar hun volle waarde betaald geworden, zoodat de Maat
schappij te dien aanzien geenerlei aanspraak tegenover hem
kan doen gelden. Wel echter ten aanzien van daarop
gevolgden voor- of achteruitgang, maar juist het op zich
nemen van die risico maakt het karakter van het persoonlijk
16> EENE GEHEIMZINNIGE GESCHIEDENIS.
Naar het Engelsch van HUGH CONWAY.
Mijn onderhoud met den heer Grace was zeer onbevredigend
en ik verliet hem gramstorig, met het gevoel in mijn hart, dat
ik hoogst onredelijk behandeld werdterwijl ik hoe langer boe
meer tegen het dreigende bezoek bij den generaal ging opzien.
Van lieverlede kwam ik tot de overtuiging, dat er een geheim
aan myn leven of aan mijn persoon verbonden was en hoe vurig
ik ook verlangen mocht dat geheim te ontsluieren, beefde ik
soms by de gedachte aan hetgeen er misschien voor den dag zou
komen. Toch kon bet niet langer zoo blijven. Zelfs op gevaar
af van mijn vader te beleedigen, wilde ik hem, zoodra wy elkan
der weder ontmoetten, meer bevredigende inlichtingen vragen.
Ik schreef een brief en maakte daarvan twee afschriften, die
na elkander werden verzonden. In die brieven deelde ik mijn
vader kort en bondig mede, dat ik de vrouw mijner keus ge
vonden had. Ik gaf geen opgewonden beschrijving van Claudine's
bekoorlijkheden, noch een overdreven opsomming harer deugden,
maar ik deed mijn best het mijn vader duidelijk te maken, dat
mijn geluk op het spel stond en dat ik zonder Claudine niet
leven kon. Deze brieven werden naar drie verschillende plaatsen
verzonden, welke mijn vader op zijn lijst bad opgegeven. Later
vernam ik dat ik my die moeite had kunnen sparen, daar myn
vader zijn reisplan gewijzigd had en geen der epistels ooit tot
hem kwam. Op dat oogenblik echter, was ik van die verande
ring onkundig en nadat ik mijn gemoed door dit werk tot rust
had gebracht, maakte ik my gereed voor myn onderhoud met
deu generaal.
Den volgenden morgen vertrok ik naar Cheltenham. In den
trein zat ik te bepeinzen hoe ik het vuur zou openen en bedacht
ik fraaie, voor de gelegenheid geschikte volzinnen.
De naam van den vijand was Gore. Meermalen had ik met
Claudine om dien naam gelachen, die de generaal bepaald met
recht verdiende, daar hij zoo menigmaal met den vijand slaags
geweest was 1). Thans echter zou ik wel gewenscht hebben,
dat hij een minder bloeddorstigen familienaam had gehad, daar
deze zoo erg wreed klonk. Ik trachtte mij te herinneren wat
Claudine alzoo van hem gezegd had, maar mij schoot niets te binnen
dan dat hij, volgens haar, de onhebbelijke manier had, om tegen
hotelbedienden en koetsiers met zijn stok te zwaaien, hetgeen
somtijds tot hoogst onaangename tooneelen aanleiding gaf. Daarna
pijnigde ik mijn hersenen af, om my in het geheugen terug te
roepen, hoe en waar hy zijne krijgsmanslauweren behaald had.
Was hij in Indië geweest? Was hij een Indische oudgast? Zoo
ja, dan moest ik niet te vroeg bij hem aanschellen. Oudgasten
hebben 's morgens altijd hinder van de lever, totdat die kwaal
door kerry en andere sterke kruiden verzacht of onderdrukt
wordt. Ja, hij was een Indiër. Ik herinner mij, dat Claudine
een vreemdsoortige ovale munt droeg, die hy haar gegeven had.
Bij gevolg moest ik na het eten naar hem toe gaan. Neen, er
is een maaltyd waarop zij nog veel meer gesteld zyn dan op hun
diner. Dat is de rijsttafel. Tusschen twee en drie uren zal ik
den ouden brompot het hoofd gaan bieden. Dit was myn laatste
besluit, toen ik te Cheltenham aankwam.
Ik drentelde een half uurtje in de aristocratische badplaats
rond, dejeuneerde matig in het hotel „De Ploeg" en wendde
tegen half drie mijn schreden naar de woning van generaal Gore.
Ik werd in het salon gelaten en uit het feit, dat alle ramen
gesloten waren, alsmede uit den geur van sandelhout, die oprees
uit het heirleger van snuisteryen waarmede de kamer als over-
eigendoinsrecht uit, evenzeer als bij het (laarstellen van
nieuwe, of het verbeteren en uitbreiden van bestaande
kapitalen.
Wanneer dan ook 's menschen toestand in de wereld
zóódanig was, dat de natuur steeds medewerkte tot ver
betering en vooruitgang van kapitalen, en de gang der
Maatschappij evenzeer in diezelfde richting zich bewoog,
dan zeker zou er aanleiding zijn, om het eigendomsrecht
af te schaffen, en de geheele wereld ten algemeenen nutte
te verklaren.
Waar echter de mensch voortdurend te worstelen heeft
met eene natuur, die tegelijk met 's menschen ontwikkeling
zich steeds uitbreidt en uitzetdie altijd nieuwe, meer
dere en hoogere eischen stelt; waar de invloed der
Maatschappij immer meer en sneller het verdringen van
oud door nieuw kapitaal bewerkt, dóór is zeker weinig
aanleiding, om de risico van vóór- en achteruitgang van
de schouders der eigenaren af te nemen, en het algemeen
daarmede te belasten. Men gunne hun den voorspoed naast
den tegenspoed, de rijzing naast de daling, de opkomst
naast het verval.
Ziedaar toch het wezen van den kapitalist. Risico, en
nóg eens risico, is alles wat van het hoog vereerde eigen
domsrecht overblijft. Geen aanleiding zeker, om de Maat
schappij „deswege" onrechtvaardig ingericht te achten."
Men schrijft ons uit Schagen, dd. 8 dezer:
„Bleef onze gemeente de twee laatste jaren van brand
verschoond, in 1887 wordt zij met dien ramp tamelijk
bezocht. In het laatst van Juni toch verbrandde de Kaas-
fabriek, benevens de boerenwoning van D. Koningacht
dagen geleden vernielde het hemelvuur huis en inboedel
van den landman K. Mooij, en gisterenavond, omstreeks
negen ure, riep klokgeklep de spuitgasten weder op tot
het blusschen van een feilen brand, uitgebarsten ten huize
van den heer Burgemeester, in „de Hoep", in de onmiddel
lijke nabijheid onzer Gasfabriek en van het met riet gedekte
en met hout gevulde poldermagazijn. Door de krachtige
1) „Gore" beteekent bloed.
stelpt was, bemerkte ik, dat ik juist had geraden, toen ik dapht
dat generaal Gore oen Indiër was. Vijf minuten later stond hij
voor mij. Het eerste wat ieder in het gelaat van den ouden
krijgsman moest opvallen, was zijn bril. Ja, het was zelfs bij
den eersten aanblik onmogelyk naar iets anders te kyken, daar
de glazen bolronder geslepen waren, dan ik ooit bij eenigen bril
gezien beb. Met het weinigje kennis dat ik op de school van
de natuurwetenschappen bad opgedaan, begon ik te berekenen in
hoeveel seconden een zonnestraal, als zy door dezen brandspiegel
werd saamgetrokken, ijzer zou doen smelten. Zijn oogen, of het
gedeelte zijner oogen, dat door het vergrootglas zichtbaar was,
scheen zoo groot, dat het mij onwillekeurig aan den reus uit
„Klein Duimpje" deed denken. Indien de oogappel in zijn geheel
zichtbaar ware geweest, zou deze ongetwijfeld den omvang hebben
gehad van een theekopje. Hoe ontzettend deze bril ook vergrooten
mocht, toch hield de generaal ook nog een loup in de hand, die
naar de wetten der gezichtkunde, tusschen deze vreeselijke bollen
en mijn visitekaartje werd gehouden. Het hart zonk mij in de
schoenen, toen ik bedacht, dat door des generaals slechtheid van
gezicht, al de voordeden die ik anders van mijn uiterlijk mocht
verwachten, mij niets geven zouden. Het was een vreeselijke man.
Aan zijn gelaat zag ik dat hij geen lever had, terwijl ik instinct
matig voelde, dat hij ook geen hart kon bezitten. Hij was lang
en taankleurig; hij had een arendsneus, ruige wenkbrauwen en
scherpe trekken om zijn ingevallen mond cn vooruitstekende kin.
In één woord, by was het type van een ouden brompot. O
Claudine! Claudine! Dit is al te erg.
„Ik heb het genoegen mijnheer Philip Norris, uit Londen, te
spreken," zeide hij, zijn oogen met de bolle glazen van mijn
kaartje naar mijn persoon opheffende.
Ik boog. Als hij had verkozen „Mr. Pieter Nokcs" te lezen,
zou ik hem niet hebben durven tegenspreken.
„Is u vermaagschapt aan do familie Norris uit Hampshire?"
ging hij voort.
„Neen," antwoordde ik, „mijn familie woont in Devonshire."
„Norris is geen Devonsbirsche naam," zeide de generaal streng.
„Maar ter zake, mijnheer, wat verlangt gij van mij
De monsterachtige vergrootglazen zagen mij met zulk een
vorschenden blik aan, dat ik mij alles behalvo op myn gemak
voelde.
„Ik heb de laatste veertien dagen bij Lady Estmere doorge
bracht met juffrouw Neville uw pupil, geloof ik, mynheer?"
„Zij is mijn pupil. Hebt u my een boodschap van haar over
te brengen?"
„Niet bepaald een boodschap. Ik zou het misschien een kennis
geving kunnen noemen," zeide ik, met een poging tot glimlachen,
ondanks des generaals verblindende oogen. „Om u de waarheid
te zeggen, generaal, hebben juffrouw Neville en ik elkander veel
ontmoet en ik kom tot u, om met u te spreken over een
zaak, die mijn geluk cn naar ik geloof ook het hare geldt."
De generaal stond op en trok bedaard aan do schel. Ik beefde
van ontzetting. Hij ging my toch do deur niet uitzetten, zonder
te hooren wat ik te zeggen had?
„Neem mij niet kwalyk, generaal," begon ik, „ik ik wilde
u zeggen...."
„Ik weet er alles van, mijnheer," viel hij mij in de rede. „Ik
heb hetzelfde reeds zoo dikwyls gehoord. „Thompson," tot
een huisknecht, die aan de deur verscheen „zeg aan myn
zuster, dat zij oogenblikkelijk hier moet komen."
„Ik heb zoo weinig verstand van meisjesgrillen en nukken,
dat ik my in dergelyke zaken altyd door een vrouw laat leiden.
Selina, ik heb de eer u mynheer Norris voor te stellen, uit
Devonshire geen familie van de Norrissen uit Hampshire.
Hy is hier om iets te vragen betreffende Claudine. Daarom heb
werking van drie brandspuiten mocht liet, bij gunstige
windrichting, gelukken, den brand te beperken tot het pand
waarin deze was ontstaan; dit laatste werd echter geheel
vernield, terwijl, door de snelheid waarmede de vlammen
zich verspreidden, van den inboedel zoo goed als niets
gered is kunnen worden. Vast en roerend goed waren
beide verzekerd persoonlijke ongelukken hadden niet plaats.
Omtrent de oorzaak van den brand is mij tot heden niets
zekers bekend."
De briefkaarten zullen weldra 2£ cent kosten, indien
de verschillende Kamers van Koophandel een gunstig ant
woord krijgen |op hun adres aan den Minister, waarin op
prijsverlaging wordt aangedrongen.
Den 1 dezer ontbraken bij de regimenten infanterie
137 korporaals, terwijl bovendien 228 korporaals geschikt
waren voor bevordering tot onderofficier.
De Hooge Raad heeft jl. Maandag verworpen het
cassatie-beroep van Baije, president van de Haagsche
afdeeling van den sociaal-democratischen bond, veroordeeld
tot 1 maand gevangenisstraf wegens smaadschrift.
Als de schrijver der Haagsche Kroniek in de
„N. Gron. Crt." goed is ingelicht, zou tegen den oud-
Indischen kapitein Willink Ketjen een rechtsvervolging,
althans een instructie zijn geopend, wegens zijn scherpe
uitdrukkingen tegenover de Regeering.
Behalve de tegenwoordige en de vroeger in het
Burgerweeshuis te Amsterdam verzorgden, brachten de heeren
regenten, Prins Reuss en een deputatie uit de vereeniging
„Van Speijk" jl. Dinsdag hun gelukwenschen aan de daarin
verpleegde JlOOjarige Daatje. Vele lekkernijen en tal van
bloemen met toepasselijke versjes werden haar vereerd. Ter
harer eere werden de kinderen Dinsdagavond onthaald.
De te Warmenhuizen gehouden collecte aan de huizen
der ingezetenen, ten bate der nagelaten weduwen en weezen
van de op zee verongelukte Egmonder visschers, heeft
f 103.70 opgebracht.
ik u laten roepen. Nu kunt gij hooren wat hij te zeggen heeft.
Mijn zuster juffrouw Gore mijnheer Norris."
De dame, die zoo willig aan zijn roepstem had gehoorzaamd,
geleek eenigszins op haar broeder, maar haar gelaat was vriende
lijker en haar blik minder afschrikkend. Allos te zamen, voelde
ik mij na hare komst iets meer op mijn gemak. Zy boog en
ging zitten.
„Nu," sprak de generaal, „kunt gy uw verbaal hervatten en
aan mijne zuster Selina vertellen, wat gij te zeggen hebt."
„Ik heb weinig te zeggen," begon ik, „behalve dat ik, het
geluk gehad hebbende, kennis te maken met juffrouw Neville,
haar heb liefgekregen en er mij op mag beroemen, dat mijn liefde
wordt beantwoord. Wij achten het onzen plicht, u terstond met
ons engagement bekend te maken en vertrouwen, dat wy op
uwe goedkeuring mogen rekenen."
Ik sprak op ernstigen toon en verbeeldde mij dat Selina my
goedkeurend en deelnemend aanzag. Een vrouw is altijd een
vrouw, zelfs al is zij een oude vrijster van zestig jaren en al
heeft zij een gepensioneerd generaal tot broeder. Ik hoopte.
„Is dit alles wat gy te zeggen hebt?" vroeg de generaal.
„Voor het oogenblik, ja; het overige laat ik aan u over."
„Er is dus niets meer?" herhaalde hij, terwijl zyn vreeselyke
oogen mij dreigden te doorboren.
„Niets, behalve dat ik gaarne nog eens herhaal, dat ik alles
zal doen wat in mijn vermogen is om haar gelukkig te maken."
„Goed, mijnheer. Thans wordt het mijn beurt om te spreken.
Ik zal u eenige vragen doen, die gy beleefd verzocht wordt te
beantwoorden. Naar gelang van uw antwoord zullen wy beslissen.
Selina, luister nauwlettend."
Ik zat als een onnoozele te kyken cn gevoelde mij als een
misdadiger voor zijn rechter.
„Leeft uw vader nog, en zoo ja, wat is zyn beroep of middel
van bestaan?"
„Myn vader is grondbezitter."
„En uwe moeder?"
„Mijn moeder i3 sedert jaren dood."
„Hoe heette zy van zichzelve?"
„Ik heb haar eigen naam nooit gehoord," zeide ik, rood wor
dende, toen ik bemerkte dat de generaal my verwonderd aanzag.
„Wat is uw beroep?"
„Ik studeer in de rechtsgeleerdheid."
„Waar leeft gij van? Hebt gij fortuin?"
„Ik leef van het geld dat myn vader my toelegt."
„Hoeveel is dat?"
„Een bepaalde som. Zijn zaakwaarnemer geeft my zooveel als
ik verlang of noodig heb."
„Dus kan die som, als uw vader zulks verkiest, worden
ingetrokken
„Ja, natuurlyk," antwoordde ik, daar zyn onbescheiden vragen
mij gingen vervelen.
„Waar woont uw vader? In Devonshire, zegt gy?"
„Ja," antwoordde ik wrevelig.
„Heeft hij daar een groot landgoed?"
„Hy heeft daar een huis."
„Waarin bestaan dan zijn groote grondbezittingen, als ik vragen
mag?" De spreektoon van den generaal werd van lieverlede
sarkastisch.
„Ik weet het niet," antwoordde ik kortaf.
„Waarheen moet myn brief aan uw vader gericht worden?"
„Dat kan ik u niet zeggen. Mijn vader is aan het andere
einde van de wereld en zal niet voor het volgend jaar terug
komen. Doch ik ben niet van plan terstond met Claudine te
trouwen/ ging ik voort, „ik zal wachten totdat hy terugkomt.
Het eenige wat ik verlang, is uwe toestemming tot ons engage-