HELRERSCHE
EK JV1EIIWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1887. N° 139.
Zondag 20 November.
Jaargang45.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BEKENDMAKING.
Brieven uit de hoofdstad.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
De Burgemeester der gemeente Helder maakt bij deze
aan de daarbij belanghebbenden bekend, dat eenige putcnt-
bladeit van Tappers en Kofficliiiisliotiders over bet
dienstjaar 1887/1888 tot heden niet zijn afgehaald; dat die
patentbladen alsnog zijn te bekomen aan de Secretarie der
gemeente, van af Maandag 21 November tot en met Dinsdag
29 November 1887, van des morgens 9 tot des namiddags
3 ure, onder overlegging van het aanslagbiljet en
alleen aan de belanghebbenden zelve kunnen worden
afgegeven en dat zij, die in dien tijd hun patentblad niet
hebben afgehaald, zullen worden bekeurd.
Helder, 18 November 1887.
De Burgemeester voornoemd,
STAKMAN BOSSE.
17 November.
Met Ijet mooie winterweêr dat echter, al is het ook
nog zoo mooi, minstens een maand te vroeg komt zien
onze straten en grachten er weer dubbel aantrekkelijk en
levendig uit. Bij zulk een heldere lucht, als waarin wij
ons sedeit een paar dagen mogen verheugen, terwijl
de zon op alles haar lachend en opwekkend schijnsel spreidt
en het overal wemelt van wandelaars, is Amsterdam eigenlijk
één groote schilderij, met allerlei keurige tafreeltjes. Vooral
's middags tusschen 2 en 4 uur krijgt de beschouwing van
dit eindelooze va-et-vient iets bijzonder bekoorlijks door de
talrijke damesschaar, die zich dan alom beweegt langs de
groote winkels en magazijnen, om óf voorloopig een keus
te doen uit al de daar tentoongestelde pracht óf reeds tot
een en andere inkoopen met het oog op de aanstaande
feestdagen over te gaan.
Wat schilderachtig mengelmoes van keurige en kleurige
toiletjes valt er dan te bewonderen! Ongetwijfeld zijn er
kostbare bij; alleen is het te bejammeren, dat de kostbare
het in talrijkheid nog altijd winnen op de smaakvolle. Iloe
menige evenredig gebouwde en welgevormde dame laat
zich de opmerking dringt zich ieder oogenblik aan u
op met voorbedachten rade misvormen en wanstaltig
maken door al de dwaze bij- en toevoegselen, die de onver
biddelijke mode tegenwoordig aan hare volgelingen voor
schrijft! Voorschrijft in woord, maar vooral ook in beeld,
waarbij graveerstift en drukpers haar beste krachten in
spannen om.... maar al te dikwijls met schoone lijnen zeer
onschoone vormen en proportiën te leveren.
Wie de in regelmatige wekelijkscbe afwisseling verschij
nende illustraties in de tijdschriften der verschillende lees
kringen niet louter tot amusement, maar ook tot eigen
studie bezichtigt, moet reeds lang opgemerkt hebben, in
welk een volmaakt artistieken vorm tegenwoordig de hout
sneden worden weergegeven, en hoeveel moeite men zich
geeft om de werken der onsterflijke meesters ook toegankelijk
te maken voor dezulken, die om de een of andere reden
niet in staat zijn zich daartoe naar den vreemde te begeven.
Terwijl in bijna al die periodieke werken duidelijk het
streven valt waar te nemen, om de natuur in hare ver-
hevenste en schoonste vormen weder te geven en voor te
stellen, zien de in de mode-journalen afgebeelde vrouwen
figuren er daarentegen meestal onwaar en onbestaanbaar
uit. Waarlijk, het moet vrouwen van smaak en ontwikkeling
een groote zelfoverwinning kosten, om zich met zulke
„modellen" te vereenigen en zich daarnaar te regelen.
Bezie, bid ik u, de eerste de beste dezer vrouwelijke typen
eens met aandacht: een voor een hebben zij allen, nauw
keurig gemeten, minstens een lichaamslengte van 180 centi
meters; allen verheugen zij zich in een buitengewone mate
van slankheid, en evenzeer zijn zij allen in het benijdens
waardig bezit van ellen lange bovenlijven, zoodat de elle
bogen nooit of nimmer in staat zijn ook maar den boven
kant van het heupbeen te raken. De omtrek der taille is
sterk verdund, dat een wesp op zulk een middentje
19> EEHE GEHEIMZINNIGE GESCHIEDENIS.
Naar het Engelsch van HUGIi CONWAY.
Het verhaal van de goede vrouw bedroefde mij meer dan ik
met woorden zeggen kan. Wat moest ik aan Valentijn zeggen?
Dat juffrouw Payue de waarheid sprak en verhaalde wat zij
gezien had of meende gezien te hebben, daaraan viel niet te
twijfelen. Toevallig was zij getuige geweest van de gebeurtenis,
om welke Sir Laurcnce zijn jonge vronw verstooten had. Ik
deed haar nog ettelijke vragen, maar kreeg niets dan een her-
baling van dezelfde eenvoudige, klare feiten. Zij had liet zelve
gezien. «Daaromtrent was geen vergissing mogelijk. Doch, ondanks
dit alles bleef zy met groote liefde over hare vroegere meesteres
spreken, die volgens haar de persoonlijking was van alle denkbare
deugden.
„Welke andere dienstboden waren er destijds bij Sir Laurence
en Lady Estmere? vroeg ik.
„Er waren drie vrouwelijke bedienden, behalve de kinderjuffrouw
en ik, -alsook de kamenier van mevrouw. Het huis is klein, dus
men kon met weinig dienstboden volstaan."
„Hoe heette de kamenier van mevrouw? Leeft zij nog? Kan
zij niet eenig licht over de zaak werpen
„Zij heette Mary Williams. Ik heb echter in jaren niet van
haar gehoord en ik geloof dat zij den slechten weg is opgegaan.
Doch zij wist van het geval niets af. Niemand heeft er ooit iets
van geweten, behalve ik. Maar ik heb mijn geheim bewaard en
ik zou het u nooit verteld hebben, als gij er niet zoo op hadt
aangedrongen het te weten en niet gezegd hadt dat gy, als de
vriend van den jongenheer Valentijn, het weten moest. Ik ben
nooit een kwaadspreekster geweest."
„Neen, dat geloof ik ook niet van u."
„De andere dienstboden hebben natuurlijk over het geval ge
babbeld, maar ik heb hun nooit iets verteld. Belooft gij, dat gij
de arme Lady Estmere van mij zult groeten, mijnheer? Van
Hanna Jones, hoor."
„Kunt gij gelooven, dat zij de liefde van haar echtgenoot en
hare positie als zijn vrouw, in de waagschaal zou stellen voor
een ellendeling als Chesham Kunt gij dat gelooven gij, die
zelve verklaart, dat zij de verpersoonlijkte deugd is?"
„Dat was zij ook, mijnheer. Ik zou het ook niet geloofd
hebben, als ik het niet met mijn eigen oogen gezien had. Ik
heb u verteld wat deze hebben aanschouwd."
„Ik heb alle reden om te gelooven, dat Lady Estmere Chesham
sedert nooit meer gesproken heeft. Dat is toch wel zonderling,
al3 zij op hem verliefd was."
„Dat is het ook. Maar de kapitein was een zeer slechte man
Als hij mevrouw tot zijn wil heeft overgehaald, geschiedde dat
alleen uit wraak, niet uit liefde."
„Uit wraak?"
„Ja, omdat zy vroeger met hem geëngageerd was geweest.
Dat engagement was echter reeds lang af vóór zij Sir Laurence
ontmoette, maar toch heeft hij wraak genomen voor die teleur
stelling, door haar ongelukkig te maken. Hij was een duivel
s Ik houd het er voor dat hij met haar voor het raam is gaau
staan, omdat hij wist, dat Sir Laurence ieder oogenblik kon
terugkomen."
„Hoe wist hij dat? Was Sir Laurence dan wantrouwig?"
„Wantrouwig? Neen, mynheer. Tot op dat oogenblik zou hy
er niet aan gedacht hebben zijne vrouw te verdenken. Juist
daarom verklaar ik dat het wraak moet geweest zijn. Een paar
dagen na de noodlottige gebeurtenis, heeft Jan mij een zonderling
geval verteld, waarvan ik nog dikwijls het myne gedacht heb.
Op dien bewusten morgen, toen Sir Laurence naar Estmere Court
trotsch zou kunnen zijnde boezem begint bedenkelijke
verschijnselen van „overvoeding" te vertoonen, maar daaren-
entegen zijn de microscopisch kleine voetjes, of liever voet
puntjes, zóó bescheiden onder den langen af hangenden rok weg-
geteekend, dat men ze nauwelijks nog voor voeten zou aanzien.
Door dag aan dag en uur aan uur die „typische" vormen
telkens weder te aanschouwen, wordt in het oog van elke
vrouw onwillekeurig de gedachte opgewekt en gaande
gehouden, dat alleen zulk een voorkomen eigenlijk het
normale genoemd kan worden. Dat het eigenlijk slechts
de phantasiën zijn van een troepje Parijsche modisten, daaraan
denkt niemand. De modeteekenaars hebben, naar zij meenen,
wel zulke wanschapen figuren noodig om de plooi en andere
finesses der toiletkunst met het meest gewenschte effect te
doen uitkomen, maar zij vergeten daarbij, dat de voorge
stelde kleeding voor vrouwen van alle mogelijke grootten
bestemd is, en dat de door hen geteekende poppen zoo
genaamde menscnen toch niet ter wille van de kleeding
ter wereld komen, of liever, zouden moeten komen. Terwijl
de afzonderlijke draperiën met bespottelijke uitvoerigheid
voorgesteld worden, ten behoeve van een eenmaal bepaald
aangenomen model-mensch, worden de wezenlijke behoeften
van het individu zelf geheel buiten rekening gelaten. Is
het dan wel te verwonderen, dat b. v. een jong meisje zich
onverantwoordelijk nauw inrijgt, om toch maar zulk een
vorm te verkrijgen als zij zich door haar mode-journaal
ziet voorgeschreven, ondanks het belangrijke nadeel dat
daardoor aan de in- en uitwendige organen des lichaams
wordt toegebracht? De misbakken producten dezer mode
teekenaars zijn al zeer weinig geschikt om het ware doel
der mode in de hand te werken, en kunnen alleen dienst
doen als reclame voor een nieuwe verandering op het reeds
zoo veranderlijke gebied der damestoiletten. Hoe slaafsch
die wanstaltige modellen echter door vele meer en minder
jeugdige schoonen worden nagevolgd, kan men helaas maar
al te duidelijk opmerken, als men nu, bij het opwekkende
winterweer, een middagwandeling door onze stad doet.
ging, kwam hij een half uur van Dower House, Jan's vader
tegen. Hij hield dezen staande en vroeg hem iets over de boer
derij. Toen hij weder wegreed, riep hy hem achterna:
„Als gy toevallig langs myn huis mocht komen, zeg dan dat
ik van gevoelen veranderd ben en hedenavond terugkom. Om
half elf of elf uur zal ik weder tehuis zijn." De oude man liep
naar Dower House om de boodschap over te brengen, toen hy
den kapitein tegenkwam. Ten einde zijn oude beenen te sparen,
deelde hij hem mede, wat Sir Laurence omtrent zijn terugkomst
gezegd had en Chesham beloofde, dat hij de boodschap zou over
brengen. Welnu, mynheer, hij heeft er geen woord van tegen
iemand gezegd en zeker niet tegen mevrouw, daar dezo natuurlijk
niet voor het open raam zou zijn gaan staan, op het oogenblik
dat haar echtgenoot tehuis kwam. Maar hij wist het en ik
geloof, dat hij haar in de kamer gelokt heeft, in de hoop dat
Sir Laurence ben zien zou."
„Hoe is het mogelijkDat zou het werk van een duivel zy'n
„Chesham was een duivel. Ik zou u dingen van hem kunnen
vertellen, die ik later gehoord heb, welke u zouden doen sidderen.
Doch die verhalen doen hier niets ter zake."
Ik zou haar uitgelachen en gezegd hebben dat zij raaskalde,
indien ik mij zijn onderhoud met Valentyn niet voor den geest
had geroepen en gezien had hoe koel boosaardig die man zijn kon.
„Waarom heeft men dit niet aan Sir Laurence verteld?" zeide ik.
„Sir Laurence was weg, mijnheer, en wij wisten niet waar hij
te vinden was. Bovendien zou het mevrouw niet gebaat, maar
Sir Laurence misschien nog meer tegen den kapitein verbitterd
hebben en dat was niet noodig."
Dit laatste bericht van juffrouw Payne deed mij een zucht
slaken van verlichting, daar ik thans, al was het vaag en iiauw,
begon te vermoeden dat het een of ander door Asmodée uitgedacht,
duivelachtig plan moest zijn. Ik kon mij nauwelijks voorstellen
hoe hij zulk een plan zoo gewetenloos had kunnen verzinnen en
uitvoeren. Maar veel minder nog kon ik mij verbeelden, hoe
Lady Estmere zich zou hebben laten verleiden, om, zij het ook
argeloos, aan dergelijke complotten deel te nemen, of hoe zy zich
zoo had kunnen vernederen terwille van een man als kapitein
Chesham. Er schuilde iets achter, dat nog ontdekt moest worden
en toen ik opstond en juflrouw Payne naar beneden volgde,
zwoer ik dat ik terwille van Valentijn en zijn moeder, zou doen
wat in mijn vermogen was om het mysterie op tc helderen. Hoe
verheugd zou Claudine zijn, als ik de waarheid eens mocht ont
dekken
Reisgenooten.
Valentijn zat ons in de schilderyenzaal op te wachten, te midden
zijner voorvaderen, met wie hij dien dag voor het eerst kennis
maakte. Hij zag mij angstig aan en ik vrees dat er op mijn
gelaat weinig aanmoedigends te lezen stond. Met gemaakte
opgewektheid zeide hij:
„Ik dacht dat gij en juffrouw Payne samen weggeloopen waart.
Mijn vriend heeft zeker alle hoeken van het huis doorsnuffeld?"
Juffrouw Payne glimlachte en keek hem met groote belang
stelling aan.
„Kom, Philip," ging hij voort, „wij moeten vertrekken. Zeer
verplicht, juffrouw, voor uw welwillendheid. U zult dit wel
voor de genomen moeite willen aannemen?"
Met deze woorden bood by baar een bankbiljet aan, dat zy
echter verontwaardigd op zijde schoof.
„Dan moet gij mij vergunnen u de zijden japon te zenden,"
zeide hij. „Vaarwel."
„Gij hadt mij nog iets beloofd, mynheer."
„Dat had ik ook," zeide Valentijn, lachend.
„Ik schaam my dat een dame my aan het kwyten van zulk
een plicht moet herinneren."
Hij boog zich tot haar over en gaf haar den gevraagden af
scheidsgroet.
„O, mijnheer Valentijn zeide de goede vrouw, „ik heb u,
toen gij een klein kind waart, wel duizendmaal gekust."
„Dus heeft mijn vriend u mijn naam gezegd. 'Ik hoop datgy
hem goed nieuws voor my hebt mede gegeven
„Ik vrees van niet, mynheer. Doch de zaak kan nog wel terecht
komen. Sir Laurence kan zich met zijn vrouw verzoenen en
zyn jongsten zoon bij zich terug begeeren,"
„Al begeerde Sir Laurence mij terug en al bood hij mij dit
landgoed aan, met alles wat er by behoort, toch zou ik dat nooit
aannemen, vóór bij het wreede onrecht dat hij myn moeder aan
deed, heeft goed gemaakt."
Valentijn sprak op verontwaardigden toon en de arme juffrouw
Payne had moeite hare tranen te weerhouden. Hij verlangde
ongetwijfeld te hooren wat ik te zeggen had. Ik nam daarom
haastig afscheid en weldra stonden wij op den straatweg, voor
het poortje waardoor wij waren binnen gekomen.
„Kom, Philip," zeide hij, „vertel my nu alles wat gij gehoord
hebt. Is het goed of slecht nieuws?"
„Slecht. Ik geloof dat ik het je maar niet zal vertellen."
„Dat zult gc wel, Philip. Ik wil alles weten. Dat mijn vader
naar den schijn redenen had om mijne moeder te verdenken,
weet ik, daar hij anders niet zóó zou gehandeld hebben. Maar
ik moet en zal ontdekken hoe of waarom het misverstand ont
staan is."
Ik vertelde hem alles en was tegelijk verwonderd en blijde te
bemerken, dat de door mij ingewonnen berichten hem niet zoo
diep schokten als ik gevreesd had. Valentijn's geloof in zyn
moeder kon niet aan het wankelen gebracht worden. Zij was
een heilige in zijn oogen.
„Mijn moeder, de Lady Estmere die gy kent, zou voor het
open raam gaan staan, in de armen van een kapitein Chesham
zeide hij, met een verachtelijken lach. „Het is onzinnig, Philip."
„Kan er niet een reden bestaan hebben, waarom zij intiem
samen waren? Hij was immers haar neef en Chesham kan in
zyn jeugd een heel ander man geweest zijn dan hij nu is."
„Neen, Philip, het is onmogelijk. Als zy iets met die zaak
te maken had gehad, zou zij er voor uit gekomen zijn en zelve
het misverstand hebben opgehelderd. Maar zij heeft nooit gewe
ten waarom mijn vader haar verlaten heeft."
„Zij moet toch van het dnel gehoord hebben?"
„Dat heeft zij ook en toen zij gehoord of begrepen had, dat
Chesham in de zaak gemengd was, heeft zy nooit meer een woord
tot hem willen spreken."
„Wie kunnen Sir Laurence en juffrouw Payne dan aan het
raam gezien hebben!"
„Dat kan ik niet zeggen maar mijn moeder was het niet.
Philip," ging hij voort, zich verontwaardigd tot mij keerende,
„gelooft gij dat zij onschuldig was, gelooft gij het zonder
voorbehoud, onvoorwaardelijk?"
„Ja ik geloof het onvoorwaardelijk," zeide ik, mijn hand
tot hem uitstekende.
„Het moet een of ander snood bedrog geweest zijn van dien
ellendeling," zeide Valentijn. „Ik zal hem te eeniger tijd de
waarheid ontwringen."
Valentyn scheen terstond tot dezelfde gevolgtrekkingen tc komen
als juffrouw Payne, hoewel ik hem nog niet verteld had, dat
Chesham Sir Laurence's onverwachte terugkomst voor zyn huis-
genooten had verborgen. Ik achtte het verstandiger hem daar
omtrent niets te zeggen, vóór ik Lord Rothwell geraadpleegd
had. Indien aan Asmodóe inlichtingen moesten ontwrongen
worden, zou Valentyn de laatste persoon zyn die dezen plicht