schemering! De nieuwsgierigheid wint het in ditoogenblik
bij den jonkman van de zuinigheid: hij ontsteekt zijn lamp,
beziet het prachtige voorwerp, en ontdekt nu tevens het
fijnbeschreven briefje, dat er onder ligt. Het openen en
het lezen is één; en op lezen volgt herlezen, misschien
tot vier- of vijfmaal toe:
z/Hooger dan goud en dan kostbare schatten,
Hooger dan al wat op aarde men vindt,
Straalt in Gods oog de nooit stervende liefde,
Die eene moeder gevoelt voor haar kind!*
Hij siddert krampachtig. Neen, nu weet hij wel, dat
het pakje niet voor hem bestemd is; en het pakpapierom-
keerend, vindt hij er dan ook den naam van den student
Adriaan Belding op, die aan het andere einde der straat
woont. Hij zal het met een beleefd excuus terug laten
brengen. Maar eerst moet hij dat briefje nog eens lezen.
O God, welk een diepen, overweldigenden indruk maken
die kunstelooze, eenvoudige woorden op zijn gemoed, door
de voorafgegane herinneringen reeds ontvankelijker dan
anders gestemdNeen, bij God, neendat briefje en die
taal is niet voor hem bestemdEer past de gouden keten
op zijn borst, dan dit briefje in zijne hand! En toch moet
hij het telkens weer lezen, telkens en telkens weer,....
want, o God, zou het waar zijn?zou er een nooit ster
vende liefde in het moederhart huizen? En zou zijne moeder?....
Hij denkt aan vroegere Sint-Nicolaasavonden, lang ver
geten, naar hij meende, maar die hem nu in onverflauwde
trekken weer voor den geest komen. Hij denkt aan zijn
gelukkig tehuis, toen hij nog een kind was, aan zijn ster
venden vader, wiens trots en wiens glorie hij was, en aan
het moeite volle leven, dat toen voor zijne moeder aanbrak.
Voor die moeder, die hij zoo diep griefde, en die hem thans
als een //verloren zoon* zal beschouwen. Verloren?....
Jan Willems, want hij is het, durft het woord niet uit
spreken, want heeft hij daar niet zoo pas gelezen van een
liefde, die nooit sterft, en dus ook nooit wanhoopt?.... Heel
zijn verleden doemt als een akelig visioen voor zijn her
innering op; zijn losbandig leven in het vaderland, zijne
omzwervingen in den vreemde, zijn terugkomst in Amster
dam, zijne telkens mislukte pogingen om «een beter mensch"
te worden, heel zijn droeve lijdensgeschiedenis. Zijne
moeder was met zijn terugkeer onbekend geblevenschaamte
weerhield hem om weer tot haar te gaan, haar te spreken
van zijn berouw en van zijn goede voornemens, in hare liefde
den steun te zoeken om die voornemens ten uitvoer te
brengen.... Hij wilde wachten tot.... ja, Jan Willems wist
zelf niet hoelang....
Maar nu is er van wachten geen sprake meer. Hij voelt
het aan zijn hart, dat het waarheid is wat daar geschreven
staat van eene nooit stervende liefde, en zoo het nog
niet te laat is, zal hij zich in dien gloed der liefde gaan
koesteren en het moederhart verkwikken met de bekentenis
zijner misstappen en de bede om vergiffenis. En zoo ging
hij heen naar de oude, welbekende woning, en vond er de
woorden bewaarheid, welke die andere, gelukkige moeder
geschreven had, en bracht er het kostelijkste geschenk dat
hij er brengen konhet offer van een berouwvol menschen-
hart, waarbij de engelen in den Hemel van blijdschap
jubelen.
En zoo was het verkeerd bezorgde Sint-Nicolaaspakje
op 217^ wel niet in de rechte, maar toch in goede handen
gekomen. Amstelaar.
Binnenland.
Bij de voorlezing van de nieuwe Grondwet in ons
rechts-college ging het toe zoo schrijft aan de //Arnh. Crt."
een berichtgever als in den spoortrein, waarvan Jules
Verne verhaalt in zijne reis rondom de wereld, toen daar
een zendeling der Mormonen zijne leer verkondigde. Naar
mate hij voortging, verminderden de toehoorders, en eindelijk
was er niemand van het publiek meer tegenwoordig dan
Passepartout. Die Passepartout was ik niet, maar de bode.
De korte jassen der infanterie-regimenten zullen
voortaan allen vervaardigd worden naar een sierlijk model,
dat reeds geruimen tijd voor de korte jassen van het reg.
Overigens was hij zoo hartelyk en vriendelijk mogelyk. Hy
liet mij een brief lezen, dien hij aan den heer Grace had geschre
ven, waarin hy dezen verzocht een inkomen ter mijner be
schikking te stellen, waarvan ik ruim kon leven. Zijn zware
koffers werden hem uit Londen gezonden en toen hij deze opende,
zag ik dat zijn hart steeds van mij vervuld was geweest, daar
hij uit elk land een of ander bad medegebracht. Een groote
collectie zeldzaamheden kwam voor den dag, waaronder verschil
lende prachtige artikelen van groote waarde. Hoe was het
mogelijk dat hij, die zooveel geld en tijd voor mij over had, zoo
wreed kon wezen, mij dht te ontzeggen, wat het grootste geluk
uitmaakte van mijn leven?
Met menige dergelijke vraag in mijn hart, verliet ik hem om
naar de stad terug te keeren, waar mij weder een droevige
taak wachtte; die om Clandine en Lady Estmere, voor zoover
ik dit vertellen kon, te zeggen wat er gebeurd was.
Natuurlijk had ik aan Claudine geschreven en er op gezin
speeld, dat de zaken niet zoo naar wensch gingen als ik mij had
voorgesteld, terwijl Valentijn Lady Estmere ook eenigszins van
het gebeurde op de .hoogte had gebracht. Bij gevolg ging ik,
alvorens mijn schreden naar huis te wenden, mijn vriend op zyn
atelier bezoeken. Valentijn was bezig met een groot schilderstok,
waarop met forsche trekken een mij bekende rotspartij in schets
was gebracht. Hij begroette mij met een blijden lach, zoodat ik
zag dat hij de onbeleefde manier, waarop hij uit mijns vaders
huis was weggejaagd, niet op mij wreekte.
,/Hoe hebt ge mijn oude vriendin, juffrouw Lee, verlaten,"
zeide hij, «en ik mag immers wel naar hem vragen uw
vader?"
«Mijn vader is onbegrijpelijk," zeide ik. «Wat zegt uw
moeder?"
«Zy is natuurlijk erg verdrietig."
«Alleen verdrietig?"
«Neen gegriefd, Philip. Maar zij i3 gewoon aan teleur
stellingen en draagt het hart niet op de tong."
Er kwam een teedere uitdrukking in Valentijn's helderblauwe
oogen, toen hij van zijn moeder sprak.
«Ga haar eens bezoeken, Philip," zeide hij. «Ge zijt op weg
naar haar huis. Vertel mij nu wat Claudine gezegd heeft."
«Ik geloof niet dat Claudine heel vriendelijk jegens haar aan
staanden schoonvader gezind is. Meer kan ik niet zeggen."
«Maar zy zal mij toch geen verwijten doen?"
«U? Gij hebt uw vader niet zelf' gekozen."
«Hebt gij haar gezegd, dat hij bezwaar heeft tegen ons huwe-
lyk?'
«Neen, ik niet, maar ik vermoed dat mama het haar gezegd
heeft. Ik heb, zooals gy weet, nooit geheimen voor mijn moeder."
Daarop ging ik naar Lady Estmere. Zij was tehuis. Claudine
was even uitgegaan, maar zou spoedig terugkomen.
(Wordt vervolgd.)
grenadiers en jagers werd gevolgd. De onoogelijke, wijde
slippen komen daardoor te vervallen.
Te Barsingerhorn werd jl. Woensdag eene Centrale
Liberale Kiesvereeniging tot stand gebracht. Tot bestuurs
leden werden gekozen de heeren J. Westerman Holstein,
C. Spaans, S. Berman, E. Kluijver, J. Breebaart, T. A.
Koomen, D. Raat, W. Kooiman en J. Kater.
Tot lid van den Gemeenteraad van Alkmaar is geko
zen de heer Cl. Janssen Bz.
Bij de herstemming voor den Gemeenteraad van
Terschelling, tusschen de heeren P. Houtkoopér en P. P.
Cupido, is laatstgenoemde gekozen.
Door Kerkmeesteren van Midsland op Terschelling is
voor dit jaar aan de pachters der Kerkelanden eene ver
mindering van 15 pet. toegestaan. De kerk is daar de
grootste grondbezitster.
Te Haarlem is jl. Donderdag aanbesteed: het drie
jarig onderhoud der groote- en andere Rijkswegen in de
provincie Noordholland, in vijf perceelen (raming per jaar:
lste perceel f 17,276, 2de perceel f 10,307, 3de perceel
f 6123, 4de perceel f 11,250 en 5de perceel f 9000).
Minste inschrijvers: lste perceel: G. H. Van der Wind,
te Breukelen, ad f 15,394; 2de perceel: C. Bos, te Haar
lemmermeer, ad f 9089; 3de perceel: J. H. Daudey, te
Haarlem, ad f 5699; 4de perceel: H. Schuvtel, te Alkmaar,
ad f 9990; 5de perceel: J. Oldenburg, te Bergen, ad
f 8080; alles per jaar.
De heer J. Sonnevelt herdacht jl. Donderdag den
dag waarop hij vóór 25 jaar de betrekking van onderwijzer
aan de openbare school te Alkmaar aanvaardde.
Jl. Donderdag vierde de heer J. G. Lugten, opzichter van
den Waterstaat te Alkmaar, het feest zijner 25jarige ambstver
vulling.
De stille omgeving van zyne woning vertoonde eenen eigen-
aardigen aanblik. Tal van vlaggen verlevendigden het terrein,
terwijl de booten, die het Noordhollandsch Kanaal bevaren, ter
eere van den jubilaris de vlag in top hadden.
Om 12 uur vereenigden zich tal van vrienden te zijnent om
hem te begroeten en geluk te wenschen, waarbij het aan stoffe
lijke blijken van belangstelling van collega's en ondergeschikten
niet ontbrak. De heer W. Bakker, havenmeester van het Noord
hollandsch Kanaal, maakte zich tot tolk van allen en wijdde een
hartelijk woord aan de onvermoeide plichtsvervulling, de kunde
en ervaring van den heer Lugten, met den wensch, dat hij nog
vele jaren mocht werkzaam zijn.
Ook van de directie van het Kanaal ontving de heer L. een
zeer gewaardeerd blijk van belangstelling.
Uit Vlaardingen wordt gemeld:
«Wat gevreesd werd, mag nu wel als zeker worden aan
genomen, nl. dat het loggerschip «Haringvliet" met zijne
geheele bemanning is vergaan. Minstens zeven vrouwen,
zoo van hier als elders, betreuren het verlies van hare
echtgenooten en hebben de zorg voor 10 jeugdige kinderen;
terwijl het grootste en behoeftigste gezin eerlang nog met
een vermeerderd zal worden. Gelukkig dat het visschers
weduwen- en weezenfonds dadelijk de behulpzame hand
kan bieden, om eenigszins in de behoeften te voorzien."
Men bericht uit Noordgouwe aan de „Middelb. Crt."
een treurig familie-tafereel.
Jl. Woensdagavond werd in een gezin, gelukkig nog
bijtijds, muizentarwe in de theepot ontdekt. Men vermoedt
dat hierbij een misdaad in het spel is of een poging om
iemand daarvan te kunnen beschuldigen. De echtgenooten
in dat gezin leven zeer oneenig.
De socialist De Ruijter, te Amsterdam, is wegens
de bekende, voor den Minister van Justitie beleedigende
woorden (lage Koningsknecht), tot 4 maanden gevangenis
straf veroordeeld.
Het «Hippologisch paleis", zooals mr. Van der Breggen
het circus Carré noemde in zijn openingstoespraak tot den Burge
meester van Amsterdam bij de inwijdingsplechtigheid op gisteren
avond, wordt hedenavoud voor het publiek opengesteld.
De inwyding geschiedde eenvoudig. Behalve B. en W., de
Gemeente-Secretaris en vele Raadsleden, waren een aantal burger
lijke en militaire overheden in den «foyer" bijeen. In zijn toe
spraak namens den heer Carré, dankte mr. Van der Breggen
voor den steun dien de Burgemeester, de vroegere Wethouder
Ankersmit, de Wethouder Coninck Westenberg en de Gemeenteraad
hadden verleend voor het tot standkomen van dit gebouw, der
hippologie gewijd. Hij bracht hulde aan de architecten en den
aannemer en met waardeering erkennende, dat de heer Carré
veel verplichting heeft aan de Amsterdammers, die hem en zijne
onderneming steeds zooveel sympathie hebben betoond, meende hij
er op te mogen wijzen, hoe royaal de directeur van het Koninklijk
Nederlandsch Circus thans in Amsterdam een gebouw heeft doen
verrijzen, dat een sieraad der hoofdstad mag worden genoemd.
Financieel en technisch heeft hij krachtigen steun ontvangen, en
ook daarvoor betuigde spreker, namens den directeur, oprechten
dank.
De genoodigden woonden nu in de gezellige loges de uitvoering
bij van een zestal nummers, die luide toejuichingen verwierven.
De uitvoering was een staaltje van het uitmuntende, dat de heer
Carré weder heeft bijeengebracht. Mevrouw Carré, de ex-kleine
Max, die nu als volmaakt ruiter een schoolpaard bereed, de
directeur zelf werkten in de korte voorstelling mede. Aan mevr.
Carré werd namens den senaat van het Amsterdamsch Studenten
corps een ruiker overhandigdde directeur werd met drie lauwer
kransen vereerd.
Na de uitvoering werden gebouw en stallen bezichtigd en
brachten de genoodigden nog eenigen tijd in den «foyer" door.
Het circus maakt bij volle licht een inderdaad imposanten
indruk en bij het bezoek kon men zich nu eerst recht overtuigen
van de zeer deugdelijke maatregelen, voor het gemak en de
veiligheid der bezoekers genomen. (Hld.)
Jules Verne heeft te Brussel niet meer bijval behaald
als conférencier dan te 's Hage. Ook daar verhaalde hij van de
familie Raton, Raten, Ratine en Raté en voordat hij op de
helft was, verliet de helft der toehoorders de zaal.
Het bestrijken van de stammen en dikste takken
der vruchtboomen met kalk is om meer dan een reden
zeer aan te bevelen. Het kalklaagje beschut deze deelen
tegen de koude, vernietigt een menigte insecten en reinigt
de stammen van mossen en korstmossen. Bovendien wordt
dan de bast, vooral die der jonge boomstammen, niet door
de hazen afgeknaagd; voor dit laatste doel is het zeer
goed een weinig mest of bloed bij de kalk te voegen. Het
bestrijken der boomen mag echter alleen in den herfst
geschiedenin het voorjaar zouden daaruit licht nadeelige
gevolgen kunnen ontstaan, o. a. geraken dan de poriën
van den bast verstopt, zoodat er geen geregelde uitwisseling
van lucht, van binnen naar buiten en omgekeerd, kan
plaats hebben.
Van Wieringen is aan den Minister van Financiën
het navolgend adres gezonden:
Geven met eerbied te kennen, de ondergeteekenden, allen bewo
ners van het eiland Wieringen:
dat tot het jaar 1839 de wiermaaierij aan de kusten van
Wieringen geheel vrij was, en dat deze tak van industrie aan
talrijke huisgezinnen eene kostwinning verschafte;
dat geene Regeering vóór dien tijd die schoone gave, den Wie-
ringers door de natuur geschonken, had belemmerd, of door
bepalingen ingekrompen;
dat de Wieringers zich tot het jaar 1884 eveneens mochten
verheugen in de vrije visscherij langs de kust van het eiland,
welke vrijheid hun bij art. 1 der wet van 13 Juni 1857 (Staats
blad No. 86) was verzekerd;
dat echter helaas, deze vrijheid hun bij koninklijk besluit van
15 Mei 1884, tot groot nadeel der bevolking, is ontnomen, cn
volgens geruchte, door nieuwe verpachtingsplannen geheel zal
worden belemmerd;
dat nu de visschers, die alleen kleine scheepjes bezitten, on
geschikt voor de visscherij op de Noordzee, hun levensbestaan
met vi8schen niet meer kunnen vinden, omdat in de verpachte
perceelen hun het visschen verboden is;
dat ook de wiermaaiers door het drukkènde van de pacht, in
verband met de tegenwoordige lage wierprijzen, bijna niets meer
kunnen verdienen
dat deze beide takken van arbeid de broodwinning waren voor
do mannen van den vierden stand, die nu met hunne gezinnen
ten laste vallen van de armenkassendat de armenkassen op den
duur daartegen niet bestand zijn, en er zich dientengevolge eene
Yereeniging tot werkverschaffing heeft gevormd om in den eer
sten dringenden nood te voorzien
dat wel is waar de wierverpachting aan den Staat belangrijke
voordeelen opgebracht heeft, tot een bedrag van jaarlijks p. m.
f 40,000;
dat echter die pachtsommen in het laatste jaar slechts p. m.
f 7400 hebben bedragen;
dat ook de pacht der oestcrcultuur wel p. m. f 50,000 heeft
bedragen, doch dat ook deze door opzegging der pacht vanwege
de ongeschiktheid der gronden tot p. m. f 12,000 is ingekrompen;
dat hieruit duidelijk blijkt, dat de voordeelen, voor den Staat
uit deze verpachtingen voortgesproten, volstrekt niet opwegen tegen
de nadeelen, aan de bevolking daardoor berokkend;
dat wy daarom beleefd maar dringend verzoeken, dat door
Uwe Excellentie maatregelen worden genomen in dezer voege:
dat de Staat de wierpacht rondom Wieringen geheel opheffe,
en de oester pacht beperke tot die gronden, die alleen voor het
oesterspenen geschikt zijn, te wetenhet Amsteldiep, het Visscher-
mansgaatje, het Zwin en een gedeelte van de meer by de Water-
kaap;
dat wij eindelijk vurig hopen, dat Uwe Excellentie dit ons
verzoek, waarbij onze bevolking zoo groot belang heeft, wel
zal willen inwilligen, omdat ook de Deensche Regeering voor
de wierindustrie en de oestervisscherij de zee geheel vry laat
en zelfs Engeland in de Ier3che zee geene beperkingen heeft
ingesteld.
't Welk doende Volgen 150 onderteekeningen.
VOLKSONDERWIJS (Afdeeling Zijpe).
De vergadering, jl. Donderdagavond in het lokaal van den heer
K. Plevier gehouden, was merkelijk drukker bezocht dan ge
woonlijk. Toch hadden we een veel talrijker opkomst verwacht
en gewenscht.
Verwacht, omdat de entrée vry was en het «'t zit er nietan"
dus niet als reden kon gelden om tehuis te blijven van eene
vergadering, waar steeds, en nu vooral, de belangen onzer kin
deren zouden worden besproken.
Gewenscht, omdat de lezing van den heer Wolterink voor
velen iets te leeren en te genieten gaf, en de velen, die tehuis-
gebleven zijn, zich dus over hunne weinige belangstelling in de
zedelijke en verstandelijke ontwikkeling van het aankomend
geslacht kunnen beklagen.
Te 7$ ure opende de Voorzitter, de heer H. Van Calcar, met
eene korte rede de vergadering, die door een veertigtal dames
en heeren was bezocht.
Na de lezing en goedkeuring van de notulen der vergadering
van 18 October jl., betrad de heer W. N. Wolterink, predikant
te Westervoort, het spreekgestoelte.
In den vorm eener novelle betoogde spreker het noodzakelijke
van herhalingsonderurijs, onmisbaar voor goed volksonderwijs. Door
voorbeelden, aan 't dagelijksch leven ontleend, toonde spreker het
onbetwistbaar nut van het herhalingsonderwijs aan.
Verschillende personen, in verschillende maatschappelijke be
trekkingen werkzaam, liet spreker voor onzen geest optreden,
waaronder een mosselschipper, die om zijn ijver, karakter en
practischcn zin in aanmerking kwam voor de nog al winstgevende
betrekking van tonnenlegger, waarvoor de kennis van een kind,
dat op twaalfjarigen leeftijd de school verlaat, voldoende was.
Na een klein onderzoek naar de kennis van onzen practischen
man bleek het, dat het op de school geleerde niet gerepeteerd,
niet herhaald was, en hij dus in ontwikkeling beneden den zoo
even genoemden knaap stond en hierdoor voor de betrekking niet
in aanmerking kon komen.
Evenzoo bleek het noodzakelijke van herhalingsonderwijs by
een lid van een Gemeenteraad. Dit geachte lid kwam steeds
met alle kracht op tegen het geven van herhalingsonderwijs,
daar de dagschool reeds genoeg kostte en zooveel geleerdheid toch
ook waarlyk niet noodig was.
Een handelaar in steenkolen, die het geachte Raadslid tot klant
had, meenende, dat men iemand niet beter kon overtuigen, dan
door stoffelijke argumenten, wilde eens beproeven, of hy dezen
tegenstander van herhalingsonderwijs niet tot andere inzichten
kon brengen. Hij bood hem daarom een kubieken halven meter
steenkool tegen lagen prijs te koop aan. Het geleerde Raadslid
dacht over den prijs na en kwam tot de conclusie, dat hij dit
voordeelig aanbod niet van de hand mocht slaan.
De koop werd geklonken. Doch hoe teleurgesteld was dezen
vijand van goed onderwijs, toen hij zag, dat hij nu veel duurder
had gekocht dan anders. Had hij het verschil tusschen een
kubieken halven meter en een halven kubieken meter, op de
school geleerd, nog geweten, waarvoor herhalen van het geleerde
noodig is, dan zou hij nimmer zulk een belachelijken en duren
koop hebben gedaan.
De handelaar had echter doel getroffen, want het Raadslid
voelde nu, onder het gewicht van zijn beurs, hoe noodzakelijk
het toch is, dat een kind goed onderwijs ontvangt en dat het
geleerde herhaald wordt, zal dit op mannelijken leeftyd weèr
niet vergeten wezen.
Met deze en meerdere voorbeelden toonde spreker het nut van
herhalings-onderwys aan. Herhalen, repeteeren is noodig, want
repetitie is de moeder van alle kennis.
Na de pauze handelde spreker nog over de kunst van lezen
en toonde aan, hoe verkeerd het was, kinderen gelijk te laten
lezen.
Elke les, ja ieder woord, moet met de kleinen besproken
worden, daar machinaal lezen niet de minste waarde heeft. Het
kind moet begrijpen wat het leest, en daarom moet de onderwijzer
den lecrliog het hoofd leeren gebruiken, want zonder hoofd is
een mensch geen mensch.
Noodig is het daarom, dat het hoofdelijk onderwijs het classikale
vervange. Ook schrijven naar voorbeelden achtte spreker zeer
verkeerd, evenals het meê- en nazingen, waarvan het gezang in
de Protestantsche kerken een treurig bewijs levert, daar de
meesten, volgens sprekers meening, het eenvoudigste gezang alleen
niet kunnen zingen. Goed onderwijs, ook in den zang, is, volgens
spreker, noodig, en evenzoo, dat het geleerde herhaald worde.
Herhalings-onderwijs moet aanvullings-onderwys zijn, en geen
inhalings-onderwijs, zooals dit, vooral ten platten lande, maar
veelal het geval is.
Op zeer onderhoudende en vaak geestige wijze hield spreker