HELDERSCHE
EK JVIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en AdvertentleWad voor Hollands Noorderkwartier.
1887. N°150.
Vrijdag 16 December.
Jaargang45.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der A d v er ten t i uVau 1—4 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Oroote letters nasr plaatsruimte.
Voor wiukeliers bij abounemeut belangrijk lager.
B i n n e n 1 a 11 d.
„Tot moe wordens toe zegt „De Standaard'' blijven
we de nieuwe kiezers waarschuwen, om met hun aanvrage
bij den burgemeester toch niet te laat te komen.
21 December is de fatale termijn.
En of ge soms van achteren blijken zult, toch geen kiezer
te zijn, doet er niet toe en kost u niets.
Ga dus in elk geval, haal een formulier af, vul het in
en bezorg liet ten Raadhuize.
Voor drie klassen van personen geldt dit: 1. voor wie
op kamers wonen; 2. voor wie in meer dan een gemeente
saam f 10 grondbelasting (met rijksopcenten) betaalt; en
3. voor wie grondbelasting betaalt in een onverdeelden
boedel.
Kom dus niet te laat, en verzuim uw plicht niet.
Voor tweede schatting, als ge niet tevreden waart met
den uitslag van de eerste schatting, zoudt ge f 4.90 te
betalen hebben.
Maar de eerste schatting kost niets."
Den 28 dezer zal de heer H. L. Ellerman Lz., Rijks
veearts te Dordrecht, in eene vergadering der afdeeling
Wieringerwaard van de Hollandsche Maatschappij van
Landbouw eene voordracht houden over de oorzaken van
het vroegtijdig verslijten van de beenen der paarden en
over de middelen om hetzelve tegen te gaan.
Maandagavond, omstreeks 8 ure, brandde door eene
onbekende oorzaak te Wieringerwaard eene schuur af, toe-
behoorende aan den heer D. R. Kaan aldaar.
Hoewel het pand bijna onmiddellijk grensde aan de
woning van den heer Kaan, bleef deze door de gunstige
wind en het krachtig optreden der brandweer behouden.
Twee varkens kwamen in de vlammen om; een paard
werd met moeite gered.
Een en ander was tegen brandschade verzekerd.
Een gemeente-ambtenaar schrijft aan het „Dgbl.":
„In verscheidene gemeenten is door al de aangeslagenen
in de grond- en personeele belastingen, die thans als kiezers
kunnen in aanmerking komen, hun aanslag reeds ten volle
aangezuiverd, zoodat de opgaven der Rijksontvangers, waar
uit de kiezerslijsten moeten worden opgemaakt, reeds inkomen;
daaruit blijkt dat in sommige plattelandsgemeenten het
getal kiezers voor de Tweede Kamer en de Provinciale
Staten met ongeveer 60 en voor den gemeenteraad met
40 pet. zal vermeerderen; in gemeenten, waar uitsluitend
landbouw en veeteelt uitgeoefend worden, is de vermeerde
ring veel kleiner, omdat men daar ook onder den vorigen
toestand reeds vrij algemeen stemgerechtigd was.*
3°) EENE GEHEIMZINNIGE GESCHIEDENIS.
Naar het Engelsch van HUGH CONWAY.
Natuurlijk was Surbury, evenals alle kleine steden, in ver
schillende cóteriea of cliques verdeeld. Behalve den
grooten kring van magnaten, die op hunne villa's in de buiten
wijken woonden, had men in de eigenlyke stad allerlei cliques.
De voornaamste dezer, was de c 1 i q u e der geestelijke heeren,
met den deken van de domkerk aan het hoofd. In dezen kring
van uitverkorenen werden ook enkele andere geleerde heeren
toegelaten, die niet tot de kerk behoorden. Daarop volgde de
club der rechtsgeleerden en doctoren. Deze club was liberaler
in zooverre, dat zij goedbetalende cliënten en patiënten in haar
midden opnam, mits deze niet bepaald tot den neringdoenden
stand behoorden. Dan volgde de kring der voorname kooplieden
en die der winkeliers. Hoe die clubs onderling geregeld waren,
zou niemand hebben kunnen zeggen. Alleen wist ieder, dat de
slager, de fruitverkooper en de kruidenier niet op gelijken rang
gesteld werden met den manufacturicr, den apotheker en den
juwelier. Doch daar zij de wetten van voorrang onderling bepaalden,
behoefde de buitenwereld zich niet met die regeling het hoofd te
breken.
In één woord, Surbur, was een saai, vervelend stadje, waar
een kleingeestige clubgeest heerschtede laatste plaats waar
heen men zich begeven zou, om een geheim te gaan uitvorschen.
De Septembermaand was juist aangebroken, toen ik mij naar
Surbury begaf. Ik nam, zoolang ik bet terrein moest opnemen,
mijn intrek in een der ouderwetsche logementen, dat „de Myter"
heette. Daar werd mijn onderzoek naar juffrouw Merton begonnen.
Ik onthield mij echter van het nemen van directe inlormatiën,
daar ik uit de praatjes die ik opving, toen ik den eerstep avond,
omdat ik niets beters te doen had, een sigaar ging rooken in de
gelagkamer, bemerkte, dat als ik ook maar door eene kleine
zinspeling te kennen gaf waarom ik hier was, de geheele stad
het den volgenden dag weten zou. Ik moest dus den strijd geheel
alleen op myn eigen hand doorworstelen. Ik had het adres van
de vrouw in mijn bezit en stapte den morgen na myn komst de
deur uit, om hare woning te zoeken.
Deze was gemakkelyk te viudeD, een kleine villa buiten de
stad. Ik had de geheimen van Surbury nog niet doorpeild, daar
ik anders zou geweten hebben, dat de meeste van die in de
buitenwijken gelegen huizen, bewoond werden door de gezinnen,
die door de stadbewoners met den naam van deserteurs
bestempeld werden en waarmede de families bedoeld werden,
welke, zooals ik reeds gezegd heb, in Surbury verblijf hielden,
om hunne zonen de Latijnsche school te laten bezoeken. De huizen
waren klein en lang niet allen bewoond.
Tot mijn vreugde stonden er vlak tegenover Acacia Villa,
gemeubileerde kamers te huur en besloot ik die terstond in bezit
te nemen. Ik keerde onmiddellyk naar de stad terug, richtte
mijn schreden naar den verhuurder van huizen en om twaalf uur
had ik de kleine, lieve, aan den straatweg gelegen villa „Rosa"
gehuurd.
In „De Hervorming" werd onlangs gewag gemaakt
van Rome's toeleg tot versterking van het Katholiek ele
ment in het officierskader. Thans worden aan het blad
cijfers verstrekt, waaruit blijkt, dat, gesteld de mededeeling
was juist, de billijkheid dier poging zeker niet zou mogen
worden ontkend. „Ik geloof niet, dat die opmerking ge
grond is. Mij trof altijd het betrekkelijk gering aantal
Katholieken op de militaire scholen ter opleiding tot offi
cier," zegt de schrijver. „Een juiste verklaring van dit
verschijnsel heb ik niet gevonden. Eene beroeps-statistiek
ontbreekt. Het is dus mogelijk, dat de mindere ontwikke
ling, in doorsnede, van de Katholieke bevolking, die zich
hoofdzakelijk in de kleinere gemeenten en op het platteland
bevindt, de voorname oorzaak is van het opvallend gering
aantal Katholieken in de gelederen der aanstaande officieren."
Uit de statistiek blijkt, dat te Breda tegen 269 Ned.
Herv. kadetten slechts 24 R.-K. zijn; te Delft (artillerie-
cursus) 34 Herv. tegen 8 R.-K.; te Haarlem (infanterie-
cursus) 25 tegen 5op den hoofdcursus te 's Hertogen
bosch 33 tegen 12; op die te Kampen 43 tegen 12; totaal
dus 404 tegen 61. Natuurlijk zijn er nog eenige kadetten,
die tot 't Luthersche en Doopsgezinde kerkgenootschap,
enz. behooren.
't Schijnt, dat de inhechtenisneming van een berucht
jongmensch, uit Nibbikswoud, anderen van zijn allooi niet
of weinig heeft afgeschrikt.
In de verloopen week toch werd te Wognum, grenzende
aan Nibbikswoud, tweemalen ingebroken en spek gestolen.
Te Nibbikswoud had een ander, uit brooddronkenheid, bij een
boer, naast de R. K. kerk, een mooi hek beschadigd, door
er 40 h 50 punten af te rukken.
Als de waardige dader of daders nog wat mogen aan-
leeren, brengen ze 't misschien nog tot paneelzagers, wanneer
ze ten minste niet door de politie in hun lofwaardig bedrijf
worden gestoord.
Jl. Dinsdag werd in het huis te Amsterdam, waar
E. Douwes Dekker werd geboren, gelegen in de Korsjes-
poortsteeg, een gedenksteen geplaatst, met het opschrift
E. Douwes Dekker (Multatuli)
werd in dit huis geboren 3 Maart 1820.
't Leger des Heils heeft ook in Haarlem zijn tenten
opgeslagen. Naar de „Haarl. Crt.' mededeelt werd aldaar
gisteren namiddag te vier uur een „theemeeting" gehouden.
Ruim honderd vijftig personen waren aan tafels gezeten,
meestal vrouwen en jongelieden van beiderlei kunne, als
mede een dertigtal mannen. Op de tafels stond de thee
gezet, terwijl de disch bestond uit broodjes met ham, koek
Voor den vorm, zooals hij verklaarde, vroeg de agent my
enkele inlichtingen omtrent myn persoon. In antwoord hierop
betaalde ik hem drie maanden huur vooruit, hetgeen hem nog
meer scheen te bevredigen, dan indien de deken en het geheele
kapittel voor mijn soliditeit hadden ingestaan. Eerst toen het
contract zwart op wit stond, bedacht ik dat ik mijn nieuwe
woning niet eens van binnen gezien had. Doch dit was van
geen belang, alleen in zooverre dat de huizenverhuurder my
voor een zonderling aanzag.
Zonderling of geen zonderling, ik kon geen huishouden opzetten
zonder bediende. Ik moest mij dus gaan vergewissen of er te
Surbury geen verhuurkantoor was van dienstboden en toen ik
er een gevonden had en myn verlangen had kenbaar gemaakt,
kwam zich in den namiddag een corpulente vrouw van middel
baren leeftijd aanbieden, die zich genegen verklaarde voor het
tegenwoordige bij mij in dienst te treden. Daar zij oud enleelyk
genoeg was, kon ik haar zonder vrees voor laster of kwaadspreken,
gerust in mijn huis nemen.
Binnen drie dagen had ik mijn nieuw kwartier in bezit genomen.
Eer ik daartoe overging, keerde ik nog even naar Londen terug,
om een kofier te pakken met boeken en andere zaken, die dienen
moesten om mijn nieuw leven dragelijk te maken. Op den
bepaalden dag echter nam ik de sleutels vau het huis iu ontvangst
en ging ik mij daar installeeren.
Dien geheelen dag had ik noodig om mijn nieuwe woning in
orde te maken. Of mijn verblijf van langen of korten duur zou
zijn, hing van juffrouw Merton af. Maar nu ik mij hier eenmaal
had ingekwartierd, besloot ik mij zoo geriefelijk mogelijk in te
richten. Het huis was goed en al mocht mijn huisbaas de voor
treffelijkheid van zijn pand ©enigszins overdreven hebben voorgesteld,
toch had hij mij niet bedrogen.
Ofschoon de achterkamer van het huis veel vroolijker was dan
de voorkamer, daar deze het uitzicht aanbood op frissche groene
weiden, over welke men een kijkje had op de fraaie oude kerk,
besloot ik toch de laatste tot huiskamer in te richten. Ik verschikte
de meubels naar myn eigen smaak, zette de groote tafel dicht
bij het raam en kocht een paar jalousiën, door welke ik zien
kon, zonder gezien te worden. De tafel werd met boeken en
papier bedekt, zoodat ik onder den schijn van hard te zitten
werken, een wakend oog kon houden op het huis aan den overkant.
Vooralsnog had ik geen verdere plannen gemaakt, daar ik mij
overtuigd hield dat het welslagen mijner pogingen geheel van
het toeval zou afhangen. Het toeval had mij het bestaan van
juffrouw Merton geopenbaard en hare betrekking met Chesham.
Het toeval, dit wist ik, zou my eindelijk den weg wijzen om te
weten te komen wat ik weten wilde. Ik moest mij, zooals Lord
Rothwel gezegd had, door de hand van het lot laten leiden.
Zooals de zaken stonden, hield ik het er echter voor, dat ik niet
zoo heel lang te Snrbury zou behoeven te blijven.
Daar ik begreep dat ik een reden moest opgeven, waarom ik
een ongehuwd jongman mij in zulk oen onaanzienlijk
plaatsje metterwoon was komen vestigen, trachtte ik mijn babbel-
zuchtige buren by voorbaat den mond te snoeren, door aan myn
huishoudster mede te deelcn, dat ik niet gestoord mocht worden,
en krentebrood. Daar majoor Tyler, die uit Amsterdam
zou komen, niet verschenen was, werd tegen kwart voor
vijven door een „luitenant" medegedeelt, dat de bijeenkomst
zou beginnen, hetgeen dan ook onmiddellijk na een gezang
geschiedde. De thee werd door een tiental zusteren rond
gediend. Op de toegangskaart stond vermeld„En zij
aten allen en werden verzadigd. Matth. XIV30."
De prachtige prijs, verbonden aan de oplossing van
rebus No. 1 van den loopenden jaargang van de „Katholieke
Illustratie", een slaapkamer-ameublement, is door het
lot toegewezen aan mevr. de wed. Lambert, Helmersstraat
89, te 's Hage.
De Haagsche correspondent der „Zutf. Crt." weet
uit goede bron, dat den heer Heemskerk een adellijke
titel is aangeboden, maar dat hij daarvoor beleefdelijk
heeft bedankt.
Reeds herhaaldelijk liep het gerucht, dat den heer Heems
kerk zulk een onderscheiding was toegedacht. Niet onduide
lijk zinspeelde hij daarop en op zijneveïitueele weigering, toen
hij bij de behandeling der Grondwetsherziening, wij meenen
over het aristocratisch karakter eener Eerste Kamer uit
weidende, met eenige stemverheffing zeide: „ik, als burgerman,
kan zoo iets zeggen."
Heeft de heer Heemskerk gedacht: „liever de eerste
burgerman, dan de laatste der baronnen", een ieder zal zijn
verstandig besluit prijzen. (Het Vaderland.)
De heer Th. J. Waller, te Anna Paulowna, lid van het
Hoofdbestuur der Hollandsche Maatschappij van Landbouw,
schryft aan het „Hld." het volgende, naar aanleiding van hetgeen
in de onlangs te Amsterdam gehouden vergadering van Neder-
landsche industriëelen is gesproken
„Ik wensch op te komen tegen het feit, dat daar gesproken is
in naam van ons, landbouwers, en tegen die vaderlijke zorg, die
men wel zoo goed is geweest daar voor ons te hebben.
De Hollandsche Maatschappij vun Landbouw, en niet het
Bestuur dier Maatschappy, zooals de heer Diepen het volgens
uw verslag liet voorkomen, heeft op hare algemeene vergadering
te Purmerend in 1885 de bekende motie aangenomen, en wel met
eene verpletterende meerderheid, zooals de heer J. C. Van Marken Jr.
terecht aanmerkte.
„Nu moge men over de waarde van het op de vergadering te
Purmerend uitgesproken oordeel verschillen, maar de H. M. v. L.,
al vertegenwoordigt zij volgens den heer Diepen niet geheel den
landbouw, is toch zeker meer bevoegd om te beoordeelen wat
voor ons landbouwers al of met wenschelijk is, dan eene ver
gadering van Nederlandsche industriëelen. Volgens den heer
Diepen waren er geene 580 personen te Purmerend geweest, die
tegen bescherming gestemd hadden, en had die stemming daardoor
veel minder waarde.
omdat ik bezig was met bet schryven van een boek. Ik had,
als ik dat werk naar behooren zou volbrengen, volkomen rust
noodig en kwam daarom voor een poos te Surbury verblyf
houden. Ik houd mij verzekerd dat al de dienstboden uit de
buurt, den volgenden morgen met dit feit waren bekend gemaakt
en dat men zich nu verzoende met het ongewone verschijnsel,
van een jongmensch zyn tenten in een der stilste wyken van
het stadje te zien opslaan.
Ik had dit voorwendsel gekozen, omdat ik weet dat een man
die een boek schryft, altijd voor een zeker aantal zijner mede-
menschen, een voorwerp is van vereering en ontzag. De geestes
inspanning die dergelyke arbeid met zich brengt, het moeilyke
werk van zoovele duizende woorden op het papier te moeten zetten,
is voldoende om de waarde van het boek buiten quaestie
gelaten eerbied af te dwingen voor des schrijvers volharding.
Het onderwerp moge geschiedkundig of wijsgeerig, tragisch of
komisch zijn, de schryver moge een roman te boek stellen of
een reisverhaal, zijn werk houdt hem altijd in een soort van
tooverkring en veroorlooft hem in mindere of meerdere mate den
zonderling te spelen. Hoewel de meeste letterkundigen, die aan
goed werk hunne krachten wijden, geregeld en ordelijk hunne
taak voortzetten, schept het publiek er behagen in, daar anders
over te denken en hem eigenaardige, ja soms dwaze gewoonten
toe te schrijven.
Ik had dus geen betere reden voor mijn verschijning te Sur
bury kunnen opgeven. Mij werd daardoor de vryheid gegeven
mijn eigen plannen te volgen en naar verkiezing uit te gaan of
te huis te blijven. Bovendien was de verklaring niet geheel en
al leugenachtig. Reeds lang had ik het voornemen opgevat,
mijn gedachten te boek te stellen, maar zooals ik bij den aan
vang van deze geschiedenis vermeld heb, dacht ik weinig dat het
eerste werk 't welk van my het licht zou zien, de geschiedenis
zou zijn van mijn eigen leven.
Laat de reden, waarom ik die plaats bij het raam in bezit
nam, verzonnen of geveinsd zyn,. ik zette my daar den eersten
morgen na mijn komst neder en aanvaardde mijn onderzoek naar
het huis aan den overkant.
Het ontbijt was weggeruimd en met behulp van een goede
sigaar, zette ik mij tot de taak die ik mijzelven had opgelegd.
Natuurlijk moest ik allereerst trachten te ontdekken wie de
bewoners van het huis waren en hoe zjj er uitzagen. De eerste
persoon, dien ik uit het huis zag te voorschijn tredeD, was een
jongen van veertien of vijftien jaren. Hjj kwam met een cricket-bat
over den schouder naar buiten en wandelde onder het fluiten van
een vroolyk deuntje den weg op. Een half nur later trad een
lang, slank, eenvoudig gekleed meisje naar buiten. Zy had een
rol muziek onder den arm en daar zy my te jong toescheen om
onderwijzeres te zijn, vermoedde ik dat zy ergens les ging nemen.
Na haar vertrek ging de voordeur nog verscheidene malen open,
maar alleen om boodschappen te geven aan bakkers, slagers, fruit-
verkoopers en dergelyken.
Eindelyk, toen ik het uitkijken byna moede werd, verscheen er
een vrouw voor het raam tegenover het mijne, die daar een paar
minuten bleef ataan. Deze kon niemand anders dan de geheimzinnige