HELDERSCHE
EK K1EUWEDIEPER COURAKT.
Kienws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1887. N° 153.
Vrijdag 23 December.
Jaargang45.
Uitgever
A. A. BAKKER Cz.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Binnenland.
De afdeeling Leeuwarden van de Maatschappij „Tot Nut
van 't Algemeen* heeft jl. Dinsdagavond bij acclamatie
aangenomen het voorstel van den heer dr. Vitus Bruinsma,
luidende: „De algemeene vergadering noodigt het Hoofd
bestuur uit, een onderzoek in te stellen of te doen instel
len ter beantwoording van de vraag: hoe men in ons
land een aantal bureaux voor chemische onderzoekingen
zou kunnen opgericht krijgen, alwaar vooral de minge-
goeden kosteloos of tegen zeer lagen prijs hunne levens
middelen kunnen laten onderzoeken en die in het algemeen
kunnen strekken tot voorlichting van het publiek in betrek
king tot de zuiverheid en het gehalte der levensmiddelen.*
Te Amsterdam hebben zich tot deelneming aan de
oefeningen in den wapenhandel ruim 500 jongelieden aan-
femeld, en wel 98 van het Gymnasium, 100 van de Hoogerc
urgerschool en 300 jonge mannen uit verschillende standen.
Te Kampen wordt door 30 leerlingen van verschillende
scholen het militair onderwijs gevolgd. Daarenboven nemen
buiten die leerlingen ruim 120 anderen, meest allen tot
den ambachtsstand behoorende, reeds deel aan den practi-
schen militairen cursus. De meest ontwikkelden van deze
categorie vinden ook toegang tot den theoretischen cursus.
Bij herderlijk schrijven van de gezamenlijke bisschoppen
in Nederland is een pauselijke brève afgekondigd omtrent
de plechtigheid der viering op 1 Januari a. s. van het
gouden priesterfeest van Paus Leo XIII. In alle kerken
zal dien dag een plechtige solemneele H. mis en in de
cathedrale kerken een pontificale H. mis worden opge
dragen; ook voor de geloovigen zijn daarbij godsdienstige
oefeningen voorgeschreven, waaraan bijzondere gunsten
verbonden zijn.
Door den Algemeenen Bond van Roomsch-Katholieke
Kiezersvereenigingen in Nederland is, in overleg met den
Provincialen Bond van Katholieke Kiezersvereenigingen in
Noord- en Zuidholland, een uitnoodiging gericht tot het
Centraal Comité van anti-revolutionaire Kiezersvereenigingen
33> EENE GEHEIMZINNIGE GESCHIEDENIS.
Naar het Engelsch van HUGH CONWAY.
Op zekeren avond was ik weder naar boven gegaan om mij
ter rust te begeven. Als naar gewoonte keek ik nog even naar
buiten. Mijn raam Btond wijd open en ik had mijn jalousiën
half gesloten, zoodat ik daar doorheen kon zien zonder gezien
te worden. In de kamer van juffrouw Merton stond een lamp
helder te branden. „Wat zou die vrouw in het holst van den
nacht daar uitvoeren?" zeide ik tot mijzelven. „Ik zou geld geven
als ik door het gordijn kon heen zien."
Een oogenblik later zag ik haar schaduw tegen liet gordijn,
waaruit ik opmaakte dat zij de lamp verzet had. Hoewel uit
een schaduw op een gordijn, de handelingen van een persoon
moeilijk te bespieden zijn, werd mijn nieuwsgierigheid door een
beweging dier donkere gestalte in hooge mate gaande gemaakt.
Zij scheen op een stoel te klauteren, en hare armen boven haar
hoofd uit te strekken, als om iets te grypen. Terwijl ik ongeduldig
met myn voeten op den grond stampte en mijzelven verwenschte,
omdat ik de bedoeling van die daad niet vatte, scheen het licht
in de kamer eensklaps tienmaal schitterender te worden en ver
dween de schaduw. Eer ik tijd had te bedenken wat er gebeurd
was, hoorde ik een vreeselijken gil. Het gordijn werd opengeworpen
en ik zag juffrouw Merton met vlammende kleederen voor het
raam staan. De doodsangst die op haar gelaat te lezen stoDd,
deed mij het bloed in de aderen stollen. Doch slechts een seconde
bleef zij zichtbaar. Toen ijlde zij van het raam weg en verdween.
Ik had genoeg gezien om te weten dat er een vreeselijk ongeluk
was gebeurd. Haastig een overjas om myne huiverende leden
werpende, vloog ik dc trap af en een oogenblik later stond ik
tegen juffrouw Merton's deur te hameren, om binnen gelaten te
worden en hulp te verleenen. Het duurde geruimen tyd eer
myn geklop gehoord werd, doch het geluid van hartverscheurende
kreten drong door de gesloten deur tot mij. Eindelijk werd er
haastig opengedaan en stormde de jonge Merton, half gekleed,
mij schier omver loopende, naar buiten.
„Myn moeder! De dokter!" hoorde ik hem, naar adem hijgende,
roepen, terwijl hij mij als een bezetene voorbij liep. Ik trad het
huis binnen en de deur achter mij dicht doende, ging ik naar
boven. In zulk een oogenblik waren plichtplegingen overbodig,
en zonder aarzelen liep ik naar de kamer, vanwaar die vreese-
lijke kreten tot my kwamen.
Een ontzettend tooneel vertoonde zich daar voor mijn oogen
Gillend van folterende pijnen, lag juffrouw Merton zich als een
worm op den grond te wringen, hare leden ten deele bedekt met
lompen van half verbrande kleederen. Hare bloote armen deden
vermoeden dat de mouwen van haar japon geheel verbrand waren
en hare handen waren jammerlyk verzengd, in hare pogingen
om de vlammen te blusschen. Hare van angst half waanzinnige
dochter lag naast haar neergeknield, terwijl de van schrik schier
versteende dienstmaagd droevig hare handen wrong.
Het gebeurde eischte geen verklaring. Op het oogenblik dat
ik de arme vrouw op den stoel zag staan, waren hare kleederen
ongetwijfeld met de vlam der lamp in aanraking gekomen. Toen
zij bemerkt had wat er gebeurd was, had zij blykbaar hare tegen
woordigheid van geest verloren. In haar pijn en schrik was zy
naar het raam geyld, als om daar hulp te zoeken. Daarna scheen
zij in woeste vaart naar de kamer harer dochter te zijn gevlogen,
waar de vlam gebluscht of vanzelf uitgebrand was, doch niet
dan na ernstige, ja noodlottige brandwonden te hebben veroor
zaakt.
Ik tilde de ongelukkige van den grond op cn droeg haar zoo voor
zichtig mogelijk naar hare kamer, waar ik haar op haar eigen
«■m door afgevaardigden beiderzijds de vraag te bespreken,
in hoeverre het al dan niet mogelijk zou zijn, om tot een
gemeenschappelijk program van actie te geraken.
Het Centraal Comité der anti-revolutionairen heeft zich
hiertoe bereid verklaard.
Jl. Zaterdag bezocht eene Rijkscommissie tot aankoop
van remontepaarden de gemeente Brummen. Op de stallen
van de landbouwers Beker en Helbergen kocht zij zeven
paarden, gemiddeld k 625 per stuk. Volgens mededeeling,
zal deze Commissie in Maart 1888 terugkomen.
Jl. Vrijdag hebben 29 opzichters, die bij den aanleg
der Staatsspoorwegen zijn werkzaam geweest, aanschrijving
ontvangen, dat zij met primo Januari a. s. definitief uit
hunne betrekking zijn ontslagen.
In het „Dagblad" deelt de heer van Schermbeek,
hoofd-commissaris van politie, omtrent de godspenningen,
die men gewoon is aan dienstboden te geven, als zijne
overtuiging mede:
„Gewoonte geeft geen recht, tenzij de wet er naar ver
wijst," staat in de wet, houdende algemeene bepalingen der
wetgeving. En omdat in de artikelen 1637, 1638 en 1639
van het Burgerlijk Wetboek, die betreffen de huur van
dienstboden en werklieden, geen woord voorkomt over
godspenningen, geven de godspenningen geenerlei recht.
Men geeft de godspenningen, soms weken en maanden vóór
den aanvang van de huur, meenende dat ze verbinden,
maar ze verbinden niet. Slechts de mondelinge afspraak
verbindt.
„De godspenningen moesten worden afgeschaft en ver
vangen (ik wil de dienstboden niet benadeelen) door premiën,
te betalen bij de indiensttreding of, nog veel beter, in eens
of in tweeën, na verloop van zekere termijnen na de
indiensttreding en enkel in het geval, dat de meester tevreden
is over de aanvankelijke bewijzen van geschiktheid.
„Ook ben ik al lang van meening, en meen goed te doen
ook daaraan bij deze gelegenheid openbaarheid te geven,
dat het zeer de overweging zou verdienen om, ter verkrij-
bed legde. Blykbaar werd zij gekweld duor de folterendste pijnen
en ik betreurde het diep, niet bij machte te zijn haar lyden te
verzachten dat, zooals het krampachtig samentrekken harer gelaat
spieren bewees, ondragelijk moest zijn. Wij konden echter niets
doen dan wachten en hopen dat de dokter spoedig komen zon.
Hij verscheen eindelijk en toen hij de wonden zyner patiënt
onderzocht had, schudde hij onheilspellend het hoofd. Ik bleef
bij de arme kinderen, zoolang ik hen van dienst kon zijn en
keerde toen naur mijn eigen woning terug. Doch vóór ik vertrok,
verzocht ik den dokter, of hij, eer hij huiswaarts keerde, even bij
mij wilde komen.
Hij bleef uren by de zieke, om haar te verbinden en haar
lijden dragelijk te maken. Toen kwam hy bij mij.
„Het is een treurig geval," zeide hij, „een heel treurig geval."
„Denkt gij dat zij zal sterven?" vroeg ik.
„Ik geloof niet dat zij kan herstellen, daar zij vreeselijk ver
brand is. Als zij slechts de tegenwoordigheid van geest gehad
had om in haar bed te springen en een deken om zich heen te
rollen, zou zy er waarschijnlijk met een paar kleine kwetsuren
zijn afgekomen. Maar echt als een vrouw, is zij gaan loopen
en om hulp schreeuwen."
„Is zij in onmiddellyk gevaar?"
„Dat geloof ik niet, maar ik kan dat eerst beoordeelen als ik
haar nogmaals onderzocht heb. Goeden morgen."
De dokter vertrok en liet mij aan mijn overpeinzingen over.
Ik was natuurlijk diep geschokt door het tooneel, waarvan ik
daar juist getuige was geweest. Het gezicht van een mede-
mensch, die door een daad van onachtzaamheid, binnen enkele
seconden in zulk een deerniswaardigen toestand wordt gebracht,
moest het verhardste gemoed treffen. Neen, ik zou zelfs mijn
ergsten vijand niet onbewogen zoo hebben kunnen zien lyden.
Maar mijn gemoed werd nog door andere angsten gekweld. Wat
zou ik beginnen, als juffrouw Merton stierf, eer zij hare lippen
tot spreken geopend had? Door haar dood werd de hoop dat
het schelmstuk van Chesham ooit aan den dag zou komen, ver
nietigd. Dat zou al te vreeselyk zijn. Neen, ik wilde my liever
vasthouden aan het geloof, dat deze tragische geschiedenis deel
uitmaakte van de andere toevallige gebeurtenissen, die mij het
spoor hadden doen vinden. "Juffrouw Merton zou herstellen, of
zij zou de waarheid opbiechten. Hoewel eenigszins ongerust,
hield ik mij vast aan het anker der hoop, vertrouwend dat zij
haar geheim niet met zich in het graf zou nemen.
Haar verblijf op aarde werd echter nog verscheidene dagen
verlengd. Niettemin bleef de dokter aan haar herstel wanhopen.
„Ik geloof niet dat zy beter kan worden," hield hij vol. lederen
morgen liet ik naar de patiënt vragen en daar ik diep mede
lijden had met de arme kinderen, stelde ik mij ten allen tyde
ter hunner beschikking, om hen, waar dit noodig was, te helpen.
Ik hoopte vurig dat het mij vergund zou worden, nog een enkel
woord met de stervende vrouw te spreken. Misschien zou zy,
met den dood voor oogen, tot bekentenis kunnen gedwongen
worden. Ik glimlachte als ik dacht, welk een verandering een
paar woorden van hare lippen, in het lot van verscheidene menschen
kon teweeg brengen. Het geluk van Lady Estmere, Sir Laurence,
Yalentyn, Claudine, mijzelven en eenigermate dat van mijn
vader, hing af van haar spreken of zwygen. Ik werd hoe langer
hoe zenuwachtiger, naarmate de dagen verliepen en dokter zyn
hoofd bleef schudden.
Op zekeren morgen kwam de jonge Merton, voordat de genees
heer zyn gewoon bezoek gebracht had, mij zeggen dat zijn moeder
veel beter was, daar de pijn haar byna geheel scheen verlaten
te hebben. Zij lag zoo rustig, dat de knaap hoop en moed kreeg
dat zij zou herstellen. Maar toen ik den dokter sprak, had deze
een andere geschiedenis te verhalen.
ging van een deugdelijker middel van verbintenis bij het aan
gaan van huur van werklieden en dienstboden, een geschreven
contract vast te stellen, waarvoor de formulieren zouden
worden gedrukt en verkrijgbaar gesteld, ter invulling en
onderteekening, gelijk ze verkrijgbaar zijn voor een ander
soort van huur, namelijk van woningen.
„Nu ik toch aan het woord ben, wenschte ik ten slotte
er op te wijzen, dat men bij het huren van minderjarige
dienstboden (volgens de wet onbekwaam om zich te ver
binden) beter handelt, te contracteeren met haar vader of
voogd, wat meestal verzuimd wordt, en dat men opzegging
der huur of verbreking van het contract niet aanneme dan
van laatstbedoelden. Zulks voorkomt veel wispelturigheid
of brutaalheid van jeugdige dienstboden, en is ook een
middel, dat zij niet buiten dienst en op straat geraken,
zonder weten van de personen, die gezag over haar hebben
Vele meisjes zag ik buiten dat weten geheel opdendwaal-
weg geraken."
De heer W. Van Zuylen is thans weder geheel
hersteld. Hij is voornemens half Januari a. s. opnieuw
op te treden in „De Emancipatie der Vrouw (Die Wespe).
De zoon van dezen verdienstelijken acteur is in den
Klienen Schouwburg te Rotterdam, onder directie van den
heer Faassen, met succès opgetreden.
Josef Joachim gaat zich te Amsterdam onder behan
deling stellen van dr. Mezger, wegens eene aandoening
aan de hand.
Te Kuilenburg is de prijs van het gas verlaagd,
omdat het meerendeel der gasverbruikers zich petroleum
lampen hadden aangeschaft.
Een man, die jl. Maandag voor de Rechtbank te
's Hage wegens bedelarij terechtstond en tegen wien het
O. M. 5 dagen hechtenis en 6 maanden opzending naar
een Rijks-werkinrichting vorderde, deed de rechters het
verzoek, „om er assieblief nog een jaartje bij te doen!!*
De Rechtbank gaf echter geen gehoor aan dien wensch
en veroordeelde de beklaagde tot de gevorderde straf.
„De arme vrouw heeft slechts enkele uren meer te leven,"
zeide hij.
Ik bleef als van schrik versteend staan.
„Haar zoon vertelde my dat zij zich beter voelde^ daar de pijn
was verminderd."
„Zij zal niet veel pyn meer voelen," zeide de dokter, „daar
er, zooals ik vreesde, koudvuur bij gekomen is. Ik geloof dat
haar laatste uur geslagen heeft."
„Is zij bij kennis? Zou zij in staat zijn een woord of wat
met my te spreken?"
„Ja, maar zij is zeer zwak en die zwakte zal van oogenblik
tot oogenblik toenemen. Evenwel kunt gij, als gij zulks ver
langt. even bij haar gaan."
„Weet zij dat zy gaat sterven?"
„Ja, zij heeft het mij gevraagd en ik meende dat het beter
was haar met dc waarheid bekend te maken."
Ik begreep dat ik moest beproeven onmiddellijk by juffrouw
Merton te worden toegelaten, daar al myn moeite anders zonder
baat zou zijn. Morgen heden middag zelfs, kon het te laat
zyn. Ik moest haar terstond spreken.
De moeilykheid om haar dat onderhoud te vragen, werd my
bespaard. Een oogenblik nadat de dokter my verlaten had, kwam
Charles Merton met roodgeschreide oogen Daar mijn huis loopen.
„Ga met mij mede, mynheer Norris," sprak hij. „Moeder zou
nog zoo gaarne een paar woorden met u spreken eer zij
sterft."
Hy sprak op werktuigelijken toon, alsof hy de beteekenis van
de boodschap die hem was opgedragen, niet begreep.
Hoewel mijn hart opsprong van vreugde, had ik medelijden
met den knaap. „Ik zal terstond komen," zeide ik, van mijn
stoel opstaande.
Toen volgde ik hem naar zijn huis, ten volle verzekerd, dat,
als ik zijn woning weder verliet, mijn zending volbracht zou
zijn.
De waarheid wordt haar ontwrongen.
Juffrouw Merton zat, door kussens gesteund, in haar bed op.
Ik schrikte onwillekeurig toen ik haar gelaat zag. Wel had ik
den dood verscheidene malen onder de oogen gehad, maar het
waren altyd slachtoffers geweest, op welke het zwaard van den
gevreesden koning, zonder voorbereiding was neêrgedaald. Als
knaap had ik een paar malen het lijk van een drenkeling gezien
en ook eens het ontzielde lichaam van een man, die van een klip
naar beneden was gestort. Nimmer echter hadden mijn oogen
een wezen aanschouwd, dat, als het ware, door pijn gedood werd.
Juffrouw Merton was' afschuwelyk veranderd. De kakebeenen
van hare ontvleeschte wangen staken evenals hare slapen vooruit
in één woord, haar geheele gelaat droeg de sporen van ontzettend
lyden. Indien my niet het licht harer groote, zwarte oogen, uit
haar aschgrauw gelaat had tegengeblonken, zou ik gedacht hebben
dat het te laat was en dat de dood my vóór was geweest. Maar
één blik dier oogen was voldoende om mij te overtuigen dat de
lijderes niet alleen leefde, maar haar volle bewustzijn had.
Zij verspilde hare krachten niet in pogingen om mij te begroeten,
maar fluisterde de ziekeverpleegster een paar woorden in het
oor, die daarop terstond wegging en my met de stervende vrouw
alleen liet. Ik zette een stoel naast haar ledikant, zoodat ik
mij over haar kon heenbuigen en elk woord dat van hare lippen
kwam, opvangen.
„Mijnheer Norris," zeide zy, met zwakke stem, „ik heb geen
recht u een gunst te vragen, maar gy zyt zoo lief voor myn
jongen geweest en ik geloof dat gij veel van hem houdt."
Hare oogen namen een wonderbaar zachte uitdrukking aan.
toen zy van haar zoon sprak.