Veertig jaren geleden was er te Leiden sprake van, dat de ouders van een studentenoppasser L. recht hadden op eene aanzienlijke erfenis van een buitenslands overleden bloedverwant. Dezer dagen is bericht ontvangen, dat werkelijk die erfenis bestaat en eerstdaags aan de recht hebbenden zal worden uitgekeerd. Dit zijn thans de nog in leven zijnde oppasser en drie bejaarde zusters, waarvan eene te Leiden en eene te Haarlem op een hofje woont. Het bedrag van de erfenis wordt geschat op negen ton gouds. Naar het „Dagblad* verneemt, zal de Commissie voor de Landbouw-enquête den 9 of den 16 Januari a. s. hare vergaderingen weder hervatten. f Men schrijft ons van Texel, dd. 21 dezer: „In eene woning aan de haven alhier, staande met twee andere woningen onder één dak, ontstond gisterenavond brand, vermoedelijk door vonken, die uit de kachelpijp tuBschen den zolder en het plafond waren geraakt. Gelukkig snelden terstond eenige personen ter blussching toe, waarin men eerst slaagde na het gedeeltelijk weg breken van het plafond. Was de brand niet zoo tijdig ontdekt geworden, dan zou hij de bewoners van het perceel in den slaap hebben overvallen en ware 't ergste te vreezen geweest.* DeVereeniging Floralia voor Hoogwoud en Opmeer blijft in bloeienden toestand. Ter aanmoediging is er dit jaar voor nagenoeg f 50 aan prijzen uitgereikt. Toch is het batig saldo, dat 1 Januari 1887 f 26.62* was, geklommen tot f 50.25*. Twee zoons van den heer N. Tiebie, te Akersloot, vonden dezer dagen aldaar, bij het spitten naar wit zand, op eene diepte van pl. m. 6 decimeter, tusschen leder (hetgeen zeker een zakje is geweest) 29 oude koperen-, zilveren- en waarschijnlijk ook gouden geldstukken, waar onder ter grootte van een rijksdaalder. Zij dragen de jaartallen 1523, 1528, enz. tot 1601. Door de Kiesvereeniging „Barsingerhorn", in de gemeente van dien naam, is eene uitnoodiging gericht tot de liberale kiesvereenigingen in het district Alkmaar, om zich vóór 1 Januari a. s. bij den Secretaris van boven genoemde Kiesvereeniging aan te melden, ten einde eene centralisatie der kiesvereenigingen in bedoeld district te verkrijgen. Te Ooster-Blokker c. a. is eene Kiesvereeniging opgericht, die reeds 40 leden telt. Keizerin Eugenie is gisteren te 4.05 uren van het Centraalstation te Amsterdam naar Brussel vertrokken. Het inslaan der 25 meter lange heipalen voor de fundeering der ijzeren bekapping van het Centraal-station te Amsterdam wordt dagelijks met afwisselend geluk voortgezet. Eergisteren en gisteren waren de vorderingen tamelijk ongunstig, daar er door de zware machine met 120 slagen in de minuut in 12 uren tijds, slechts één paal kon worden ingeheid. De machine moet wel een gevaarte zijn. Het metalen heiblok of hamer wordt nauwelijks een halve meter oogeheven, en daar de slagen zoo snel op elkander volgen, blijft de paal meestal een trilling behouden, waarop het inslaan van zulke lange masten moet berusten. Yan 12 dezer tot gisteren werden 16 palen, nog altijd in dezelfde put of liever rondom de bestaande fundeering," de eerste aan de westzijde van het station, ingeheid. Met nog 6 palen is deze nieuwe fundeering gereed, die weder met een zwaar houten plankier bedekt wordt om verder daarop te kunnen metselen. De wed. Snelli, wonende aan den Binnenweg te Rotterdam, vierde gisteren haren 103den verjaardag. Zij ontving vele gelukwenschen. Een landbouwer uit Maasland werd jl. Dinsdagmorgen door een „heer" aangesproken, toen hij van het Centraal station te Rotterdam kwam, over het leveren van aard appelen. Al pratende gingen zij te zamen een tapperij binnen, waar twee personen aan het kaartspelen waren. De boer werd aangespoord om mede te spelen, en verloor ten slotte f 105. Niettegenstaande herhaalde waarschuwingen schijnt nog menig buitenman onkundig te zijn van de praktijk, waardoor men hem tot dergelijk spel tracht te verlokken. Blijkens het programma van de internationale hard rijderijen op schaatsen, in dezen winter te Heerenveen te houden, zijn de prijzen vastgesteld als volgt: wIk ga sterven," ging zij voort, „en ik laat mijn kinderen doodarm achter." „Het spijt mij dit te hooren, juffrouw. Is het zóó erg?" „Ja. Ik heb geleefd van een pensioen, dat met mijn overlijden ophoudt. Mijn zoon en dochter staan arm en verlaten, alleen op de wereld. O, waarom mocht ik niet vyf jaar langer leven Dan zou ik hen een opvoeding gegeven en hen in staat gesteld hebben, hun eigen brood te verdienen. Haar hoofd ging rusteloos heen en weder en zy sloeg met hare bevende, zwakke hand wanhopig op het dek. „Gy hebt toch zeker wel vrienden, die iets voor uwe kinderen zullen doen?" zeide ik. „Ik heb geen enkelen vriend in de geheele wereld. Maar er is één man, die, als gij een goed woord voor mij wilt spreken, zich misschien het lot mijner kinderen zal aantrekken." „Laat my hooren wat ik voor u doen kan." „Gy zoudt mij zeer verplichten, als gij naar dien man wildet gaan, Item met myn overlijden bekend maken en vragen of hij mijn zoon en dochter een opvoeding wil geven." „Ja, dat kan ik doen." „Maar ik heb u nog meer te vragen. Die man zal niets voor mij doen uit liefde, daar hij eer mijn vijand dan mijn vriend is. Ik wilde u vragen tot hem te zeggen: „Zij heeft mij een ver zegeld pakje in bewaring gegeven en mij is gelast, als gy het door haar gevraagde geld niet aan mij, als gevolmachtigde, over maakt, het zegel te verbreken en het pak te zenden aan den persoon, aan wien het geadresseerd is." Dat is toch zoo heel veel moeite niet, mijnheer. Ik houd mij overtuigd, dat hij het geld zal betalen en dan kunt gij hem het pak geven. Zoudt gij dit voor een stervende vrouw willen doen?" Ofschoon hare stem zwak was, sprak zy op opgewonden, smeekenden toon. Weinig dacht zij zeker, dat ik wist aan wien dit geld moest ontwrongen worden en dat ik gissen kon, wat er in dien verzegelden brief te lezen stond. „Wilt gij het doen?" vroeg zij weder, bemerkende dat ik aarzelde. Ik bleef echter alleen zwijgen, omdat ik even bedenken wilde, wat ik doen moest. Ik had slechts te beloven dat ik aan haar verzoek zou voldoen, om de bekentenis in mijn handen gelegd te zien. En wanneer zij eenmaal in mijn bezit was, kon ik er mede doen wat ik wilde. Doch mijn geweten riep mij toe, dat ik deze stervende vrouw niet mocht bedriegen. „Ik kan het niet doen," zeide ik. Zy kreunde en hare vingers trokken zenuwachtig aan de bedde- lakens. „O!" zeide zij, of zou zij gekreten hebben, als zij kracht gehad had, hare stem te verheffen, „doe^het in Godsnaam I doe het 1. Meesterschap van Nederland op 1609 meter; 1ste prijs f 600, een diploma en eene gouden medaille; 2de prijs f 300 en een diploma 3de prijs f 60 en een diploma; 4de prijs f 30 en een diploma. 2. Meesterschap van Nederland voor heeren liefhebbers op 1609 meter: 1ste prijs eene gouden medaille; 2de prijs eene zilveren medaille; 3de prijs eene bronzen medaille; 4de prijs eene bronzen medaille. Als heeren liefhebbers worden niet beschouwd: 1. Zij, die ooit in een openbaren wedstrijd om geld, hetzij als prijs, hetzij als inzet of inleggeld, gereden hebben. 2. Zij, die van 31 Maart 1886 af ooit, voor zoover hun bekend, met of tegen een beroepsrijder om eenigen prijs gereden hebben. 3. Zij, die ooit ter wille van een geldelijk voor deel in de uitoefening der athletiek onderricht gegeven, ze uitgeoefend of daarbij als helper dienst gedaan hebben. Door een vermogende dame te Utrecht is in de Verlengde Weistraat aldaar een terrein gekocht, waarop een kerk voor het „Leger des Heils* zal gesticht worden. Een uiterst belangrijk oogenblik in het leven der vrouw in najaarstijd is de ure der mode, dat verheven oogenblik, waarin zij verneemt dat het bont wordt vervan gen door veeren, dat de boa de pélerine Souwaroff zal opvolgen, en dat het velours moiré de elegante dames zal omhullen. Waarom dit en niet iets anders? Wie zal het zeggen? De grillen der mode, zoo uitsluitend vrouwelijk, worden geboren zonder reden en sterven zonder oorzaak. Thans staan zwart, wit, reseda en hiliotrope in de gunst. Crème is in ongenade gevallen. Voor diners worden inderdaad ideale toiletten vervaar digd eostumes Louis XIII doffe zijde en velours moiréversierd met agrafen van paarlen en zijden strikken. Wat een verbeelding, wat een smaak, wat een kunst is er noodig, om zooveel verscheidenheid aan te brengen op eenzelfde thema! Buiten de zijden galons, de franje, de knoopjes en de applicatie van paarlen, die voor de klee deren onontbeerlijk zijn, vindt men in de groote.magazijnen ook een schat van mousseline en gaas, met zijde geborduurd, kleur op kleur, die dezen winter, tot keurige balkleedjes gearrangeerd, veler bewondering zal opwekkenmenig hartje zal kloppen onder de met witte roosjes doorwerkte tulle, waarop zijden stukken tusschen de guirlandes Pompadour een niet onaardig effect maken. Majoor (tot een soldaat, die gewoon is een stevigen borrel te drinken): Hoe komt het dat je neus zoo rood is? Soldaat: Majoor, ik bloos altijd als een hoofd-officier mij aanspreekt. Kiesvereeniging „Helder." Vergadering, gehouden op Dinsdag 20 December 1887, in een der lokalen van de Sociëteit „Eensgezindheid*. De Voorzitter, de heer Mooy, opende de bijeenkomst en herinnerde, dat in de vorige vergadering in behandeling is geweest een voorstel van het Bestuur, dat de strekking heeft om uit art. 2 der onlangs goedgekeurde Statuten weg te nemen do bepaling, dat deze Vereeniging zich ook zal bezig houden met het verkiezen en aanbevelen van caudidaten voor het lidmaatschap van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De Voorzitter lichtte dit voorstel nader toe en deed uitkomen, dat het wenschelijk moet worden geacht om, nn in dit hoofdkiesdistrict eene Cen trale Liberale Kiesvereeniging is opgericht, het programma voor de Kiesvereeniging „Helder" in te krimpen en dit te bepalen tot het stellen en aanbevelen van candidaten voor 't lidmaatschap der Provinciale Staten en voor dat van den Gemeenteraad,'met het bespreken en bevorderen van algemeene belangen, inzonderheid met het oog op de gemeente Helder. Eindelijk bracht spreker in herinnering, dat, op zijn voorstel, in de vorige bijeenkomst de behandeling dezer zaak werd uitgesteld, tot na den 18 dezer, den dag waarop de vergadering tot stichting eener Centrale Kies vereeniging zoude plaats hebben. Een levendige discussie had vervolgens plaats, waarbij het vóór en tegen van de aanneming van dit voorstel met ernst werd over wogen. Ook werd door een der leden op uitstel van het nemen van een besluit aangedrongen. Nadat van de zijde van het Bestuur herhaaldelijk het voorstel en de aanneming daarvan, op dit oogenblik reeds, was aanbevolen, nu toch kon worden gecon stateerd, dat de Centrale Vereeniging was tot stand gekomen, werd ten slotte met algemeene stemmen het voorstel des Bestuurs terwille mijner kinderenWat ik vraag is zoo weinig, zoo heel weinig." Het critiek oogenblik was gekomen. Ik boog mij over haar heen en zag haar in de woeste, smeekende oogen. „Juffrouw Merton," zeide ik, „knnt gij, een zondige, stervende vrouw, dit weinig noemen? Gij wilt mij het werktuig makeD, dat aan kapitein Chesham het geld moet ontwringen 't welk gij behoeft en gij kunt, als dat geld eens gegeven is, rustig sterven, terwijl gy weet dat het afschuwelijke complot, 't welk gij twintig jaren geleden samen gesmeed hebt, nooit aan den dag zal komen. Mary Williams, eindig, nu gy op uw sterfbed ligt, uw leven met een goede daad en zuiver uwe ziel van uwe zonden." Ik dacht dat de schrik haar zwakken levensdraad plotseling had afgebroken. Hare groote oogen spalkten zich vol vrees en afschuw open. Ondanks hare zwakheid, had zij zich in haar bed half opgericht en wild staarde zij my aan. „Wat hebt gij thans nog met Richard Chesham en zijn mis daden te maken?" ging ik voort. „Hoe durft gij, met deze laatste euveldaad op uw ziel, de eeuwigheid ingaan? Indien gy hoopt op genade, bewijs dan genade?" „Wie zyt gij?" stamelde zij, met naar adem snakkende stem. „Hoe kent gij myu naam? Gij zijt de zoon van Lady Estmere „Neen, dat ben ik niet. Ik ben de man, dien ik gezegd heb dat ik was niets meer." Zij sloot hare oogen en bleef prevelend, haar hoofd op het kussen geleund, liggen. De eenige woorden, die ik van hare ver droogde lippen opving, waren„Mijn kinderen arm verlaten Aan deze liefde, deze gehechtheid aan hare kinderen, hield ik mij vast. „Juffrouw Merton Mary Williams," zeide ik, „luister naar mij. Ik ben rijk. Ik geef u myn woord van eer, dat als gy uit vrijen wil deze verzegelde bekentenis in mijne handen stelt, ik voor u hetzelfde, ja meer zal doen, dan gij aan Chesham wilt vragen." Zij opende hare oogen en zag mij aan, alsof zij mijn hart doorvorschen wilde. „Zeg dat nog eens," fluisterde zij. Ik herhaalde mijn woorden. „Zweert gij het?" zeide zij. „Ik zweer, dat ik uwe kinderen eene opvoeding geven en zorgen zal dat zij hun brood kunnen verdienen." Weder sloot zij de oogen en de enkele oogenblikken, die voorbij gingen eer zij weder teekenen van leven gaf, schenen my een eeuwigheid toe. „Neem een stoel," fluisterde zij, „en voel met uwe handen op de kleêrkast. Geef my de doos, die gij daar vinden zult." (Wordt vervolgd.) aangenomen. Tengevolge hiervan behoort de keuze en het aan bevelen van Candidaten voor de Tweede Kamer niet meer tot de taak van deze Kiesvereeniging. Op voorstel des Voorzitters werd nu nog eeno wijziging gebracht in art. 3 der Statuten. Daarin was bepaald, dat de contributie zou bedragen minstens f 1.25 per jaar; voor 't vervolg zal het woord minstens door hoogstens worden vervangen. 't Voorstel van een der leden om, nu de taak der Vereeniging is ingekrompen tot het kiezen van Candidaten voor de Provinciale Staten en voor den Gemeenteraad, de bepaling in te trekken, dat die Candidaten moeten zijn van de liberale richting, had, na bespreking geen verder gevolg. Bij die bespreking werd aange voerd, dat de Provinciale Staten alsnog uitmaken bet Kiescollege voor de Eerste Kamer der Staten-Generaal en dat do Gemeente raad, zoolang die nog 70 pet. der kosten van 't lager onderwys betaalt, grooten invloed op het openbaar onderwys uitoefent, zoodat men niet onverschillig mag zijn omtrent de staatkundige richting van de candidaten voor die Colleges. Door den Voorzitter werd aan de vergadering medegedeeld, dat.de poging, door deze Vereeniging aangewend in 't belang van de visscherij, ten einde te verkrijgen een geleidelicht op de kust, ter bevordering der doorvaart van het Kaap- en Molengat, welke poging door de Kamer van Koophandel en Fabrieken is ondersteund, een zeer gunstig gevolg heeft gehad. In de maand Januari a. s. zal het geleidelicht, op welks tot stand koming door deze Vereeniging werd aangedrongen, worden aangebracht. Met betuigingen van bijval werd deze mededeeling door de vergadering vernomen. En eveneens betuigde de vergadering hare instemming met het woord van hulde, door don Voorzitter gewijd aan het Bestuurslid, den heer S. C. Visser, die door zijne veelvuldige bemoeiingen in deze zaak zooveel heeft toegebracht., om dit voor de visscherij zoo belangrijk besluit in het leven te roepen. Na voorlezing en vaststelling van de notulen der vorige bijeen komst, werd daarop de vergadering door den Voorzitter gesloten. Staten-Generaal. Tweede Kamer. Het artikel betreffende de verbouwing van het Departement van Marine, ad f 51,000, is verworpen met 31 tegen 30 stemmen. De heer Schepel en 7 andere leden der Tweede Kamer hebben voorgesteld op de Waterstaatsbegrooting voor kosten van oprichting en instandhouding van drie landbouw-proefstations uit te trekken f 30,000. In zijn antwoord op het afdeelingsverslag verdedigt de Minister van Waterstaat nader uitvoerig liet ontwerp tot voorloopige bestendiging van het verbod van visschen met den wonderkuil. Hij aarzelt niet, voortzetting aan te bevelen van de aange vangen proef. Hij is van oordeel, dat het in 's lands belang wenschelyk is, dat er eens voor altijd een einde kome aan de telkens terugkeerende beweging naar aanleiding van den wonder kuil. Dit is niet te verwachten van de dadelyke afschaffing van de verbodsbepaling, voordat de proef is ten einde gebracht. De Minister houdt vol, dat de statistieken der vischvangstcn naast de uitkomsten bchooren te staan van proefvisscherijen, en dat alleen kennisneming van beide gegevens tot een afdoend oordeel over het gebruik van den wonderkuil kan leiden. De Regeering heeft bij de Kamer een wetsontwerp ingediend tot bekrachtiging eener overeenkomst met de H. IJ. S. M. Deze overeenkomst strekt: 1. om aan den tegenwoordigen ondernemer van den stoomboot-veerdienst EnkhuizenStavoren de bediening van het veer, welke 15 Juli 1891 zou afloopen, op te dragen tot 15 Juli 1896, met toekenning van 't bedongen jaarlijksch subsidie van f 65,000, onder gehoudenheid voor den ondernemer om reeds nu een derde boot in dienst te stellen, beant woordende aan de bestedingsvoorwaarden. Ofschoon het vervoer over het veer aan de verwachting beantwoordt, is 't niet zoo druk, om reeds nu van den ondernemer die derde boot te eischen, die niettemin wenschelijk is bij 't schoonmaken van een der twee in dienst zijnde booten. Wel wordt in dit geval reeds nu een voldoende reserveboot in dienst gesteld, doch deze is niet zoo goed ingericht als de veerbooten. Daar toch in 1891 een derde passagiersboot zou moeten worden bedongen en dat wel geen lager subsidie zou kunnen worden toegekend en de H. IJ. S. M. die f 50,000 in 't subsidie betaalt, geen bezwaar heeft tegen verlenging van het contract buiten openbare aanbesteding, wenscht de Regeering daartoe over te gaan en in dien zin de overeen komst te wijzigen. In de tweede plaats strekt de overeenkomst om aan de Mij. op te dragen voor f 182,070 de uitbreiding van de werkplaatsen te Haarlem zóódanig, dat daarin de herstellingen kunnen geschie den van 't materieel der Staatsspoorwegen, voor zoover het by de H. IJ. S. M. in exploitatie is. Tot deze herstellingen is de Staat verplicht en een in 1883 opgemaakt ontwerp schatte de kosteD van het maken van eigen inrichtingen op ongeveer 4 ton. Daarbij waren aan het bestaan yan twee afzonderlijke werkplaatsen administratieve bezwaren verbonden. Het uit te keeren bedrag kan gevonden worden op de begrooting der Staatsspoorwegen voor 1887. 3.- Verder is bepaald, dat de kostende prijs van de lijn Amster damRotterdam, met 't oog op naasting of vervallenverklaring, zal worden verminderd met het hierboven aan de Maatschappij betaalde bedrag. Het wetsontwerp op den kinderarbeid of gelijk het officieel luidt„houdende bepalingen tot het tegengaan van overmatigen arbeid en verwaarloozing van jeugdige personen", luidt aldus Art. 1. Onder arbeid verstaat deze wet alle werkzaamheden in of voor eenig bedryf. Onder veldarbeid verstaat zij alle werkzaamheden in dejopene lucht in of voor het land- of tuinbouwbedrijf of het bedryf van veehouderij of veenderij. Bij uitzondering worden niet voor arbeid of veldarbeid gehouden de werkzaamheden voor een bedrijf die in een huishouding of stalling ook buiten eenig bedrijf plegen verricht te worden. Art. 2. Het is verboden een kind beneden twaalf jaren arbeid te doen verrichten. Ten opzichte van veldarbeid van kinderen boven tien jaren kan dit verbod voor iedere gemeente, waar en wanneer do belangen van den landbouw dit noodig maken, bij een telkens voor één jaar geldend besluit worden geschorst door Gedeputeerde Staten, op verzoek van den raad der gemeente, in dier voege, dat in dat jaar de gezamenlijke tijd van schorsing voor een zelfde gemeente niet langer dan acht weken zij. Indien het door Gedeputeerde Staten genomen besluit tot schorsing door ons wordt vernietigd, herleeft het verbod op den vierden dag na de dagteekening van de „Staatscourant", waarin ons besluit wordt openbaar gemaakt, of, indien die „Staatscourant" meer dan een dagteekening draagt, op den vierden dag na de eerste dier dagteekeningen. Art. 3. Het is verboden een kind boven twaalf doch beneden dertien jaren anderen arbeid dan veldarbeid te doen verrichten. Voor bepaalde bedryven kan door de Ministers bij algemeeDen maatregel van bestuur van dit verbod vrijstelling worden verleend, onder zoodanige voorwaarden als zullen noodig blijken. Art. 4. Bij algemeenen maatregel van bestuur kan door de Ministers, hetzij onvoorwaardelijk, hetzij voorwaardelijk, worden verboden een kind beneden zestien jaren bepaalde soorten van arbeid te doen verrichten, op grond van de gevaren voor de gezondheid of het leven van kinderen, welke die soorten van arbeid, hetzy in het algemeen, betzy\ bij niet inachtneming van zekere voorwaarden, door de verwerkt wordende stoffen of door de wijze van bewerking opleveren. Art. 5. Het is verboden een kind beneden zestien jaren langer dan tien uren in het etmaal anderen arbeid dan veldarbeid te doen verrichten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1887 | | pagina 2