op het einde van liet jaar blijkt boven den marktprijs door
den aannemer te zijn ontvangen, wordt tusschen allen ver
deeld. Het bedrag, aan één hunner toekomende, werd
opgegeven als f 85 a f 150 's jaars te beloopen.
Mr. W. A. Paap, J. Zürcher en H. J. C. Holdert,
berichten het volgende:
Blijkens uit Duitschland ontvangen berichten is de aan
koop van het huis van Multatuli onmogelijk geworden.
Zij, die reeds ingeteekend hebben, zijn dientengevolge ont
slagen van hun verbintenis.
f Men schrijft ons van Texel, dd. 27 dezer:
„De gladheid was gisteren oorzaak, dat eene vrouw te
Oude Schild zoo hevig viel, dat zij een been brak.
Dr. Hoyting van der Vegt verleende aan de patiënte de
noodige heelkundige hulp.
Yoor de vrouw, die met haar groot gezin in behoeftige
omstandigheden verkeert, is 't ten zeerste te wenschen, dat
nu vooral de liefdadigheid zich niet onbetuigd laat."
Het hoofdbestuur der Nederlandsche Jachtvereeniging
„Nimrod" is geslaagd in het treffen der voorbereidende
maatregelen tot het openstellen der inrichting voor dressuur
en huisvesting van honden te Groenloo. Het gebouw, eene
oppervlakte beslaande van circa 400 vierkante meter en
vroeger ingericht tot stroohulzenfabriek, ligt aan de lijn
van den stoomtram Lichtenvoorde-Groenloo. De aanbe
steding tot het vervaardigen en opstellen van 20 honden
hokken met loopen heeft plaats gevonden tot een bedrag,
dat aanzienlijk onder de begrooting van f 2000 is gebleven
de totale kosten hiervan zullen toch waarschijnlijk binnen
de helft der som beperkt blijven. Met 1 Januari e. k. zal
de inrichting waarschijnlijk geopend kunnen worden.
Op het graf van Jacobus Mens op de Westerbegraaf
plaats te Amsterdam is van wege de Koninklijke Vereeni-
ging „Het Indische Kruis" een gedenksteen geplaatst, die
jl. Zondag te half elf plechtig aan de familie is overge
dragen.
Zekere vrouw, wonende in een watermolen bij Rusten
burg, liet jl. Donderdag haar beide kinderen eenigen tijd j
alleen te huis, daar zij boodschappen moest doen. Toen zij
terugkwam, vond zij het oudste, een meisje van 4 jaar,
verkoold in haar stoeltje zitten. Het arme kind was levend
verbrand.
De „Middelb. Crt." behelst het volgende:
De kwartjesvinders zijn uit de mode; eene variatie op
dat thema zijn tegenwoordig zoogenaamde aardappelkoopers,
die zich ook in Middelburg vertoonen.
Donderdag voor 8 dagen komt een landbouwer uit de
gemeente Y. in Middelburg, langs de Londensche kaai,
en wordt aangesproken door een „mijnheer", waarachtig
een mijnheer, want hij had een hoed op, en een bril op
zijn neus, die hem vraagde:
„Zeg vrind, zoudt ge me niet kunnen helpen aan een
paar adressen van boeren, bij wie ik eene groote partij
aardappelen zou kunnen koopen voor goeden prijs?"
De boer, die zelf veel aardappelen te missen had, ant
woordt: „Ja, mijnheer, hoeveel hebt ge er wel noodig?"
„Wel 5 a 600 mud."
„Zoo 1 dan weet ik wel een paar boeren, die met mij samen
zooveel zouden kunnen en willen leveren; maar zonder
kwade er in, kunnen wij dit niet doen."
„Odat komt er niet op aan, ze zijn maar voor de
soldaten, ze moeten per spoor vervoerd worden. Weet je
wat, ga met mij raeê naar gindsche herberg, dan kunnen
wij de zaak bepraten en een kop koffie drinken."
De boer, die in zijn portefeuille vrij wat bankpapier had,
zooeven bij den notaris ontvangen, had er wel geen ergen
ziel ooit bij ons kwam en het verheugde mij te hooren dat
Chesham daar verwacht werd. Ik wist dat hij voor mij kwam
en nam het besluit om, al3 hij mij thans niet met zich nam, aan
onze liefdesgeschiedenis een einde te maken. Als ik mij aan hem
gaf, moest dat geschenk willig worden aangenomen.
Hij sprak met gladde tong en verklaarde geen andere begeerte
te hebben, dan mij met zich te nemen, zoodra hy Dower House
verliet. Of hij dit gedaan zou hebben, indien zijn plan mislukt
was, kan ik niet zeggen, maar gekwetste ydelheid deed, toen ik
bemerkte, dat hy mij als zyn werktuig had gebruikt, mijn liefde
spoedig in haat veranderen.
Sir Laurence had nu en dan zaken te regelen te Estmere Court.
Wanneer hij daar heen ging, bleef hy doorgaans een nacht over
en kwam den volgenden morgen vroeg terug. Op zekeren
dag vertrok hy derwaarts, om er als naar gewoonte te blijven
overnachten. Er waren geen andere logés op Dower House dan
kapitein Chesham, en deze had beloofd nog enkele dagen te blijven.
Lady Estmere en de kapitein dineerden samen en zij trok de
japon aan, waarvan ik gesproken heb. Terwijl ik haar kleedde,
maakte ik voortdurend vergelijkingen tusschen haar en mijzelve
en vond ik dat de japon my veel beter stond dan mijn meesteres.
Tegen den avond sloop ik, als gewoonlijk, naar mijn rendez-
vous met Chesham. Hij was buitengewoon opgewekt en zeide
dat ik mij gereed moest houden om met hem naar Londen te
gaan. Waarschijnlijk zou hij reeds den volgenden morgen ver
trekken.
„Tusschen twee haakjes," zeide hij, „kunt ge nu de japon
niet eens aantrekken, die ik je gegeven heb Lady Estmere
heeft vandaag de hare aangehaddus thans kan ik zien wie van
u er het best in het nieuwe toilet uitziet."
Ik had er niets tegen om aan dit verzoek te voldoen, maar
ik verklaarde de japon niet te kunnen aantrekken, voordat Lady
Estmere naar bed was gegaan. Zelfs dan zou het moeilijk zijn,
daar ik niet door de dienstboden beschuldigd verkoos te worden
van mevrouw's kleederen te dragen en ik Chesham niet in mijn
kamer wilde laten, noch naar de zijne wilde gaan.
„Weest zonder zorg," antwoordde hij. „Helpt eerst uwe meesteres
en ga u dan verkleeden. Wanneer ge klaar zijt zal ik u in Lady
Estmere's kleedkamer komen bekijken. Deze grenst aan de myne
en wij kunnen ons verzekerd houden, dat wij daar door niemand
zullen gestoord worden. Bovendien behoeven wij niet te spreken.
Ik verlang niets dan u stilzwijgend te bewonderen."
Zijn plan scheen mij zonderling toe, maar ik kon in de verste
verte niet gissen wat hy in den zin had. De kleedkamer van
Lady Estmere was, wanneer mijn meesteres die verlaten had,
misschien veiliger dan eenig ander vertrek, daar niemand haar
durfde binnentreden. Ik stemde du3 in zijn voorstel toe.
Lady Estmere ging vroeg naar bed, waarschijnlijk in de hoop,
door den slaap de uren te verkorten, die haar nog van haar
echtgenoot gescheiden hielden. Ik borg hare kleedere'n weg, zette
de lamp op de tafel, verkleedde mij en sloop toen, hoogst inge
nomen met mijn gedaanteverwisseling, terug naar de kleedkamer.
Ge zult u herinneren, dat Dower House een laag huis is en
dat al de slaapkamers op dezelfde verdieping naast elkander
liggen, zoodat ik in het gaan van de eene kamer naar de andere,
weinig gevaar liep ontdekt te worden. Chesham stond op mij
te wachten en kwam spoedig bij mij. Het verwonderde mij
eenigszins te bemerken dat het raam openstond en dat de gordijnen
hoog opgetrokken waren, daar ik zeker wist dat ik, terwijl Lady
Estmere zich ontkleedde, beiden gesloten had. En als ik dat
niet gedaan had, zou zy het zeker gezien hebben.
trek in, om in dat kroegje op de Turfkaai te gaan, maar
het uitzicht op een voordeelig karreweit je deed hem er toe
besluiten.
Ze traden binnen.
„Aannemen! een bittertje! (geen kop koffie dus).
„Wat drink jij vrind, ook een bittertje?"
Met de linkerhand onder zijn rok op zijn rechtervestzak,
waarin de portefeuille met dierbare inhoud stak, zeide de
boer: „Ja, een elixertje, als 't wezen mag?"
Men ging zitten.
De mijnheer vroeg, alsof hij de lucht van de porte
feuille had:
„Heb je niet een potlood voor me?"
„Zeker mijnheer!" en de boer haalde leukweg een
eind potlood uit zijn wijden broekzak dus niet uit
de portefeuille.
„Zeker wel een stukje papier ook?"
„Nee mijnheer, dat niet."
De mijnheer sprak niet meer over aardappelen of adressen,
maar over heel wat anders.
Intusschen zaten aan een ander tafeltje twee heeren kaart
te spelen. Het zilver rolde over de tafel, en de mijnheer
vond dat klaarblijkelijk zoo aardig, dat hij tot ons boertje
zeide
„Kijk eens, wat doen die lui daar? Die schijnen er goed
bij te zitten."
„Ja, ze spelen met kaarten."
„He, ja, willen we eens kijken? Doe je daar ook aan?"
„Neen mijnheer, ik ken de kaarten wel, maar kan er niet
meê spelen."
Voor ons boertje ging een licht op.
Jandorie! Waar was hij verzeild! Hij had al een paar
malen in de nieuwsbladen gelezen van kwartjesvinders,
en hoe sommige lomperikken in de fuik gezwommen waren.
Neen, zoo lomp zou hij niet zijn. Hij bemerkte zelfs,
dat, hoewel de kaartspelende heeren net deden alsof ze den
aardappelkooper niet kenden, zij elkaflr volstrekt niet vreemd
waren. Krampachtig de portefeuille omklemmende, keek
hij al eens ter sluiks naar de deur, om als hij de kans
schoon zag zoo gauw als t'fasoen t'maar toeliet, er van
door te gaan. De mijnheer animeerde nog wat, maar ons
boertje wou niet bijten.
„Nou menheer, k'heb niet veel tijd, zooals t'afgesproken
is, tot Maandag dan. Wel bedankt voor je bittertje."
Meteen was hij de deur uit.
Of de „Mijnheer" hem een paar krachtige welgemeende
verwenschingerf nazond, weet hi j niet zeker, hij gelooft het
wel, maar hij was veel te blij, in het bezit nog van zijne
ongerepte portefeuille, weer den vriendelijken blauwen hemel
boven zich te zien, dat hij daar niet op lette.
Twee Maandagen zijn voorbij, maar onze boer wacht
nog steeds op den „mijnheer", om zijn aardappels. Die
mijnheer was geen kwartjesvinder, maar wou aardappelen
voor goeden prijs koopen.
Denkt er aan, boeren en buitenlui, als je aardappelen te
veel hebt, en men wil met u, onder een bittertje, contracten
sluiten in de een of andere kroeg, neemt dan wel het
bittertje aan maar de hand op het teere plekje, waar
de beurs zit anders zoudt ge er misschien zoo goed niet
afkomen als de boer, die mij zijne ontmoeting naar waar
heid mededeelde. -
Te Oudkarspel zijn dit jam- door de verbouwers van
groenten (roode-, witte kool en bloemkool) beste zaken
gemaakt. Blijft de prijs der kool vast, dan wordt er dezen
winter aldaar veel geld verdient, zoodat ook de arbeider
in zijne behoeften kan voorzien.
Chesham bewonderde mij naar hartelust, ofschoon hij uit vrees
dat Lady Estmere ons hooren zou, zijn goedkeuring in een nauw
hoorbaar gefluister te kennen gaf. Hij nam dc lamp van de
tafel en hield die vlak bij mij, omdat hij mij dan beter zien kon.
Toen zette hij haar op een klein tafeltje achter in de kamer. Op
dat tafeltje stond een doos, die niet aan Lady Estmere toebe
hoorde. Hij deed die doos open en haalde daaruit een pruik
van goudblond baar te voorschijn.
„Zet die op, dan zal de gelijkenis volmaakt zijn," zeide hij.
Ik gehoorzaamde, denkende dat het slechts een grap was. Daarop
bracht hij mij naar het raam en omhelsde mij. Ik smeekte hem
niet al te vermetel te worden, daar de kamer helder verlicht
was en ieder die langs het huis ging, ons zien moest.
„Wie zal op dit uur hier voorbij komen?" fluisterde hij. „En
als men ons ziet, zal men denken dat er heel iemand anders bij
mij is dan gij."
Toen, ja toen eerst, begreep ik waartoe deze maskerade moest
dienen. Hij hoopte dat wij gezien zouden worden en dat het
gerucht zich verspreiden zou, dat hij dien avond met Lady Estmere
in zijn armen, voor het raam had gestaan.
Ik was niet bij machte mij aan zijn omhelzing te onttrekken,
daar hij mij al3 met een ijzeren greep vasthield. Ik zou hebben
moeten worstelen en om hulp roepen, als ik los had willen komen.
Bovendien trok ik my de zaak niet zwaar aan. Ik hield niet
van Lady Estmere en wat Sir Laurence betrof, zou ik er mij in
verheugd hebben, als hij zijn vrouw had kannen verdenken en
zich had wijsgemaakt dat zij even kwistig was met hare lief
kozingen als zoovele andere groote dames die ik kende. Hij was
hoogmoedig en verdiende dat die hoogmoed voor den val kwam.
Dus bleef ik zoolang als Chesham verlangde, totdat ik het staan
moede werd. Toen voelde ik dat hy over al zijn leden beefde;
zijn handen klemden zich vaster om de mijnen en terwijl hij mij
met kussen overlaadde, voelde ik dat zijn tanden tegen elkander
knarsten. Er stond iemand voor het raam dien hij zag, maar
die voor mij onzichtbaar was.
Toen ik eindelijk een poging deed om my om te keeren,
fluisterde hij mij verwoed in het oor: „Als je je gezicht naar
het raam keert, worg ik je." En ik houd mij overtuigd dat hij
dit gedaan zou hebben.
Een oogenblik later sloeg hij zyn armen om mijn middel en
de lamp uitblazende duwde hy mij, terwijl ik nog met myn rug
naar het raam stond, naar dc deur.
Ga gauw naar je kamer," zeide hij. „Trek fluks die dingen
uit, leg ze weg en ga slapen. Je hebt goed opgepast. Houd
alles geheim en ik zal je liefhebben mijn leven lang. Ik vertrek
dezen nacht of morgen ochtend. Kom zoo spoedig mogelijk aan
dit adres in Londen bij mij."
Hij duwde mij een strookje papier en eenig geld in de hand.
Daarop ging ik naar mijn kamer en deed wat hy mij gezegd had.
Den volgenden morgen bemerkte ik dat hij vertrokken was.
Een der stalknechts vertelde mij dat Sir Laurence den vorigen
avond tegen elf uur was teruggekomen en dat hij zelf zijn paard
naar den stal had gebracht. Nu wi3t ik waarom Chesham die
komedie gespeeld had en waarom Sir Laurence den volgenden
dag zijn vrouw verliet. Het was een geheim, alleen aan mij en
Chesham bekend.
Al de bedienden werden weggezonden en het huis was gesloten.
Zooals wy hadden afgesproken, ging ik naar Londen en volgde
ik Chesham naar het buitenland, waar ik hem oppaste, toen hij
in zijn duel met Sir Laurence zoo zwaar gewond werd.
(Wordt vervolgd.)
Een aantal liefhebbers en beoefenaars van den wieler
sport hebben het plan opgevat om te Scheveningen eene
wielerbaan aan te leggen, indien het benoodigde kapitaal
wordt bijeengebracht. Het is niet de bedoeling, er eene
speculatieve onderneming van te maken, maar alleen om
de badplaats Scheveningen des zomers wat te verlevendigen,
daar er nu des daags weinig afwisseling wordt geboden.
Het terrein kan verkregen worden van het bestuur der
Holl. Belg. Bouwmaatschappij en grenst aan haar Park,
dus op weinige minuten afstand van het Kurhaus.
Het voornemen bestaat, op deze baan per seizoen drie
wedstrijden te houden, ieder op twee achtereenvolgende
middagen. De winsten zouden ten voordeele strekken van
de algemeene armen van Scheveningen.
De kosten voor aanleg en eerste exploitatie worden
geraamd op f 9000, die men in bijdragen van f 25 wenscht
bijeen te brengen, voor welke bijdrage men eene donateurs-
kaart ontvangt, toegang verleenende voor een heer met
dame, gedurende vijf jaar.
De klacht over de dameshoeden in den schouwburg
dagteekent reeds van voor jaren. Reeds Boïne klaagt in een
brief uit Parijs, dd. 1 Februari 1831, naar aanleiding van
een schouwburgbezoekLinks en rechts ontnamen mij domme,
dikke zuilen, vóór mij domme, groote hoeden het gezicht.
Wij hebben omwentelingen beleefd zal er dan nooit een
revolutie komen, die deze gevloekte vrouwenhoeden van den
aardbodem verdelgt
„Weet gij, lieveling," zuchtte een jonge man, aan de
voeten van zijn uitverkorene neerknielende, „weet gij wat
mij het naast aan 't harte ligt?"
„Ik weet het niet zeker," antwoordde zij vriendelijk,
„maar met dit koude weder zal het misschien uw flanellen
ondervest zijn."
Zooveel proza was hem te veel. Het engagement werd
verbroken.
Buitenland.
Aan de „Daily News" wordt uit Konstantinopel
geseind, dat de Porte gealarmeerd wordt door de Russische
en Oostenrijksche wapeningen. De Regeering overweegt
op bevel van den Sultan het plan, 50,000 man onder de
wapenen te roepen, om deels naar Bulgarije, deels naar
Erzerum gezonden te worden. Rusland gaat voort, de
Porte aan te zetten tegen Bulgarije, waartoe de Russische
ambassadeur thans de quaestie der achterstallige krijgs-
schatting aan Rusland bezigt. Nelidoff heeft de Porte
aangekondigd, dat Rusland eventueel waarborgen in Kiein-
Azië zal moeten eischen, tenzij de achterstallen dadelijk
worden aangezuiverd. De Porte is echter zonder middelen
de legersoldijen blijven onbetaald, terwijl het bestelde
geschut ook slechts gedeeltelijk is betaald.
Te Berlijn loopt het gerucht, dat prins Bismarck
tegen den 15 Januari in de Duitsche hoofdstad eene ver
gadering zal beleggen van de gezanten der vreemde
mogendheden, teneinde de Bulgaarsche quaestie te bespreken.
Graaf Kalnoky en een buitengewoon vertegenwoordiger
van de Porte zouden die bijeenkomst bijwonen en laatstge
noemde zou last hebben een voorstel te doen, strekkende
om prins Ferdinand af te zetten.
Bevat dat gerucht waarheid en werd tot de afzetting
van den vorst van Bulgarije besloten, dan zou de zaak een
zeer ernstigen keer nemen.
Dat prins Ferdinand er minder dan ooit aan denkt zijn
ontslag te nemen, werd uit Sofia bericht.
Het gerucht, als zou hij van plan zijn afstand te doen,
was in omloop gebracht door dezelfde personen, die inder
tijd het praatje rondstrooiden, dat te Sofia eene revolutie
was uitgebroken. De betrekking echter van den vorst tot
zijn volk schijnt op het oogenblik in Bulgarije niets te
wenschen over te latein, en wat ons te meer nog moet
aanzetten om dit te gelooven is een mededeeling uit de
Bulgaarsche hoofdstad, dat prins Ferdinand alleen op uit
drukkelijk verlangen van de Bulgaren den troon zal
verlaten.
Het blijkt overigens ook nog uit andere zaken, dat het
Bulgaarsche volk geen plan heeft, thans weder zijn vorst
te doen afzetten zonder te trachten dat te beletten. Zoo
deelt bijvoorbeeld de Times mede, dat, blijkens bericht uit
Sofia, de Bulgaarsche regeering vijftig millioen geweerpa
tronen gekocht heeft en in onderhandeling getreden is over
den aankoop van nieuwe geweren.
Het vergaan van den ballon „Arago" staat thans vast,
blijkens een brief van den scheepskapitein Mac-Donald,
gezagvoerder van de „Prince Leopold", uit Lissabon aan
den heer De Fonvielle, voorzitter der „Académie d'aéro-
station météorologique" te Parijs gericht. Genoemde gezag
voerder, den ballon ziende dalen, heeft alles gedaan om
hem in te halen. Men zag, hoe de „Arago" eindelijk het
water raakte en met geweldige sprongen opschoot en weer
neerviel, daarna te midden van den storm en den stortregen
de luchtvaarders L'Hoste en Mangot, den een na den ander
in zee storten. Een tijdlang hield het stoomschip zich in
de nabijheid van den ronddobberenden ballon op, maar geen
der twee ongel uk kigen werd meer gezien. Dit alles vond
plaats op 39 mijlen afstands ten zuidwesten van Kaap
St. Catharina, eiland Wight, 18 mijlen ten zuidoosten van
Kaap Portland, 12 mijlen van de Engelsche kust.
De Paus, vernemende dat de Koning en de Koningin
van Italië voornemens waren hem een geschenk aan te
bieden bij zijn jubilé, deed door tusschenkomst van den
aartsbisschop van Milaan weten, dat hij dat alleen dan zou
aannemen, indien het in naam van de Prinsen van het
Huis van Savoïe werd aangeboden. Koning Humbert liet
hierop antwoorden, dat het nooit zijn plan was geweest een
geschenk te geven. De Koning heeft al de leden van het
Kon. Huis verboden den Paus iets bij zijn jubilé te geven.
Op reusachtige schaal worden te Rome en ook elders
toebereidselen gemaakt voor de viering van het priester
jubileum van Paus Leo XIII, welke viering een aanvang
zal nemen op 1 Januari van het aanstaande jaar, met het
lezen van een mis in de Basilisk van Sint-Pieter.
Den volgenden dag zal de Paus op plechtige wijze de
Tentoonstelling der hem aangeboden geschenken in het
Yaticaan openen. De zalen, waar de verschillende voor
werpen, van de kostbaarste tot de eenvoudigste en goed
koopste, uitgestald zijn, bieden reeds op dit oogenblik een
schilderachtig schouwspel aan; zoo ook de tuinen van het
paleis, waar men de manden wijn, champagne en andere
dranken, de vaten honig, olie, enz., de levende beesten en
de kostbare planten, welke de Paus reeds ontving, tentoon
gesteld heeft.