11 HELDERSCHE
EK KIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1888. N° 6. Vrijdag 13 Januari. Jaargang 46.
KENNISGEVING.
NATIONALE MILITIE.
Uitgever A. A. B A K K E B Cz.
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Helder,
Gezien art. 26 der wet van den 19 Augustus 1861
(Staatsblad N°. 72),
Brengen ter kennis van de belanghebbenden, dat het
inschrijvings-register en de daarbij behoorende alphabetische
naamlijst, betrekkelijk de jongelingen, die zich binnen deze
gemeente in 1887 hebben doen inschrijven voor de lichting
der Nationale Militie van 1888, op de Secretarie der
gemeente voor elk ter inzage is nedergelegd van den 16
tot den 25 Januari aanstaande, van des morgens 9 tot des
namiddags 1 ure, en dat tegen register en lijst, binnen
fenoemden tijd, bezwaren kunnen worden ingebracht bij
en Commissaris des Konings in deze provincie, door middel
van een bij den Burgemeester in te leveren, door de noodige
bewijsstukken gestaafd verzoekschrift, op ongezegeld papier
en onderteekend door hem die ze inbrengt.
Helder, 12 Januari 1888.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
C. BOON, Secretaris.
Binnenland.
„De Amsterdammer" zegt in een artikel getiteld „Leer
plicht", dat leerplicht om twee redenen niet op een liberaal
programma kan gemist worden. Leerplicht toch beteekent
dat men het onderwijs wil regelen zooveel mogelijk in
overeenstemming met de wenschen en behoeften der ver
schillende partijen, want alleen onder die voorwaarde kunnen
alle partijen den leerplicht voorstaan. Leerplicht geeft ten
tweede als punt op een program te kennen, dat men in
allen ernst den arbeid voor kinderen wil beperken tot
dertien- of veertienjarigen leeftijd, want zonder leerplicht
42> EERE GEHEIMZINNIGE GESCHIEDENIS.
Naar het Engelsch van HUGH CONWAY.
Ik beproefde een toestemmend geluid uit te brengen, waarop
Rothwell zijn hand verwijderde en mij losliet.
„Kom hier en ga liggen," fluisterde hy. „Het was myn bedoeling
niet u zoo onzacht te behandelen. Maar dit duel zal door niets
belet worden."
Ik sloop iets naderbij en ging naast myn commandant liggen.
Toen wendde ik mijn oogen naar het strand onder mij. De
beide mannen stonden nog naast elkander en ik zag het gelaat
van mijn vader in het maanlicht kalm en bleek, zonder een
spoor van ontroering of gejaagdheid. O God, hoe zal het er over
tien minuten uitzien?
Hij bukte zich cn legde iets wits een zakdoek verbeeldde
ik mij op het zand aan zijn voeten. Hij wees op dien zak
doek en scheen met Chesham te spreken, die toestemmend
knikte.
„A la barrière," fluisterde Rothwell mij in 't oor.
„Wat beteekent dat?" vroeg ik dof.
„Zy zullen beiden op ecnige schreden afstands van den zakdoek
gaan staan, zich dan omkeeren en vuren. Als de een vuurt en
misschiet, mag de ander naar die grensscheiding toeloopen en op
hem aanleggen. Het gaat hier om leven en dood. Chesham zal
deze plaats nooit meer levend verlaten."
Ofschoon de kansen van beiden gelijk stonden, was Rothwell
in zijn bijgeloof zoo vast overtuigd dat zijn vijand vallen zou,
dat de woorden op schier zegepralenden toon werden uitgesproken.
Ik sidderde en mijn mond en keel schenen opeens te verschroeien.
Zelfs als ik had willen schreeuwen, zou mijn tong hare diensten
geweigerd hebben. Ik begreep dat het thans te laat was om
tusschenbeide te komen en toch wist ik dat als mijn vader viel,
mijn leven een bestaan zou zijn van eindelooze wroeging.
De mannen onder ons scheidden. Ik zag dat beiden iets in de
rechterhand hielden. Zij liepen een paar schreden in tegenover
gestelde richtingen voort en terwyl zy zulks deden, kwam de
gedachte in mij op, dat Chesham zyn pistool kon opnemen en
schieten, voordat mijn vader gereed was. Dat zou moord zijn,
maar zou hij daarvoor terugdeinzen? Hij wist immers niet dat
in zijn onmiddellijke nabijheid twee getuigen op de loer lagen.
Wat Rothwell in zyn zonderlinge gemoedsstemming dacht, weet
ik niet, maar elk lid van mijn lichaam beefde, toen ik mijn vader
den rug zag keeren naar den witten zakdoek en een paar schreden
achteruitgaan. Ieder oogenblik verwachtte ik Chesham's schot
te hooren en te vernemen dat de moord gepleegd was.
Maar neen. De ellendeling scheen te onverschrokken. Hij
stapte evenals mijn vader naar zijn aangewezen plaats en de
beide mannen keerden zich om en keken elkander aan. De afstand
die hen van elkander scheidde scheen zoo klein, dat het onmoge
lijk was dat de een kon vuren en misschieten. Waarom had ik,
in spijt van mijn belofte, het alarmsein niet gegeven? Nu was
het te laat! Te laatl Elke kreet zou thans noodlottig zijn voor
hem dien ik liefhad. Ik moet het vreeselyk treurspel tot het
einde toe zien uitspelen.
De mannen hebben zich omgekeerd en bieden elkander het
front. Chesham staat met den rug naar ons toe. Ik zie dat hij
zijn stok op den grond heeft gelegd en zelfs in dit vreeselijke
oogenblik vraag ik mijzelven af, of hij dien ooit meer noodig zal
hebben. Het gelaat van mijn vader is in het maanlicht zichtbaar.
Het is kalm, strak en vreeselijk, als van den engel der wraak.
Hij staat als een rots, onbewegelijk, schynbaar ongevoelig. Ches
ham heft zyn hand op cn laat die weder vallen.
BUREAU: MOLENPLEIN.
zou het verbod van arbeid voor de kinderen der armen eer
een vloek dan een zegen zijn.
„De Amsterdammer" meent, dat het toepassen van twee
hoofdregels noodig is, om het bijzonder onderwijs recht te
doen wedervaren. Waarom, vraagt het blad, zou de Staat
of gemeente niet evengoed de kosten van het onderwijs
aan on- en minvermogenden, op bijzondere scholen gegeven,
vergoeden, als die van het onderricht, den kinderen van
on- en minvermogenden op de openbare school verstrekt?
Wie ter wereld kan iets inbrengen tegen de billijkheid of
mogelijkheid van zulk eene regeling?
En waarom, zoo vraagt het blad verder, zouden de
kosten van onderwijs voor de niet-minvermogenden voor
hen, die het dus betalen kunnen, niet voor een goed deel
naarmate zij gefortuneerd zijn geheel of ten deele
den ouders kunnen worden in rekening gebracht Zou het
onbillijk of onmogelijk zijn, dat bij toepassing van beide
stelregels Staat of gemeente aan het bijzonder onderwijs
een subsidie gaf tot een bedrag gelijk aan de som, die aan
Staat of gemeente in hunne uitgaven voor het openbaar
onderwijs, door de oprichting van bijzondere scholen, werd
bespaard? Zou het niet nuttig zijn, ook met het oog op de
zuinigheid, waarover het „Hld." spreekt, dat de Staat niet
meer subsidiëere dan strikt noodig is, en de gemeente de
bezittenden ook voor het onderwijs doet betalen naar hunne
krachten, twee beginselen, tot dusver vooral geminacht,
omdat men vreesde den bloei van het bijzonder onderwijs
mogelijk te maken. Waarlijk, wanneer men goed onder
wijs eischt tevens onderwijs voor allen, en men betracht
tegelijkertijd de zuinigheid, men onthoudt zich van alle
overdrijving in de inrichting der scholen en het gebruik
van leermiddelen, enz. en men geeft daarenboven het
bijzonder en dat is niet alleen het kerkelijk, maar ook
het onkerkelijk onderwijs gelegenheid om zich te ont
wikkelen, waarom zou leerplicht dan onmogelijk wezen?
Verzet tegen leerplicht acht „De Amsterdammer" het
ongelukkigste, waartoe de oud-liberalen zich kunnen laten
verleiden. Op verscheidene programma's van liberale Kies-
vereenigingen komt leerplicht dan ook reeds voor, en .de
O, waarom schiet mijn vader niet Waarom maakt hij zijn
vijand niet een man des doods? Zijn schot kan op dezen aistand
niet missen. Hoe lang hebben zij daar gestaan? Zijn het uren,
minuten, oogenblikken
Chesham is een twee drie stappen naderbij getreden.
Hij heft zijn hand op. O vader, vunr, schiet hem dood, eer hij
u vermoordtIk voel dat Rothwell's hand zich om de mijne
klemt. Ik hoor zyn zware, bygende ademhaling en in mijn hart
vervloek ik hem, dat hij dit niet heeft voorkomen. Als myn
vader sterft, zal ik mijn valschen vriend dooden. Dat zweer ik
AhChesham heelt zijn pistool opgeheven. De stralen der
maan glinsteren op het staal. Ik ban het niet meer aanzien. Ik
verberg mijn gelaat in het gras en sluit de oogen. Het is gedaan!
Het schot heeft door de lucht gesuisd. Ik spring op. Een
vreugdekreet ontsnapt aan myn borst. Mijn vader staat onbe
wegelijk, kalm, blijkbaar ongedeerd op dezelfde plek.
Rothwell knielt naast mij neder en grijpt mijn hand. Doch
ik heb tijd noch gedachten voor iets, behalve het tooneel onder
my. Een rilling vaart my door de leden ik moet een man
zien sterven.
Eere wie eere toekomt 1 Voor de eerste en eenige maal in
mijn leven bewonderde ik den man die gevallen was. Hij had
misgeschoten en wist dat zijn leven was verbeurd verklaard.
Maar toch bleef hy onbewegelyk staan, koen den dood afwachtend,
alsof hij uit een vlekkeloos, zondeloos leven overging naar de
eeuwigheid. Wie zal zeggen wat er op dat .oogenblik in hem
omging? Wie zal zeggen wat hij voelde, toen hij dat strenge,
bleeke gelaat tegenover hem zag, het gelaat van den man wien
hij zijn levensgeluk had ontnomen een gelaat, waarop toorn
noch ontroering zichtbaar waren, maar waarop ook geen spoor van
genade te lezen stond.
Zijn zielsfolteringen duurden niet lang. Sir Laurence Estmere
trad drie schreden nader. Hij hief zijn arm op en vuurde.
Terwyl het schot door de lucht floot, trad Richard Chesham
waggelend een schrede naar voren en viel toen voorover op
den grond.
Mijn vader verwaardigde zich niet den uitslag van zijn schot
te onderzoeken. Zonder een enkelen blik moer op den gevallene
te werpen, slingerde hij het pistool van zich af en liep naar de
klip. Wij zagen dat hij ons moest voorbijgaan.
„Zullen wij hem roepen," fluisterde ik.
„Neen. Ga liggen. Zoo. Hier kan hij ons niet zien."
Wij verborgen ons. Een paar minuten later liep hij langs ons
heen. Zijn tred was rustig en bedaard, als van iemand die zich
verlustigt in een wandeling by maanlicht. Wij volgden hem
met de oogen, totdat hij den straatweg moest bereikt hebben.
Rothwell's opgewondenheid was voorbij. Hij keerde zich mot
droevig, ernstig gelaat tot mij.
„Schenk my vergiffenis, Philip," zeide hij. „Het moest zoo
wezen. Het was onvermijdelijk."
Ik kon hem nog niet vergeven. Had hij niet gehandeld als
een dweeper of als een krankzinnige
„Laat ons naar het strand gaan," zeide ik. „Wy kunnen den
man daar niet zoo laten liggen."
„Ja, wij zullen naar beneden gaan, ofschoon wy niets kunnen
doen. Het onrecht, uwe moeder aangedaan, is gewroken."
„Waar denkt gij dat vader zal heengaan vroeg ik. „Wy
zullen hem terstond volgen. Luister. Wat is dat
Uit de verte kwam het geluid van paardenhoeven tot ons.
„Hij moet een paard gekregen hebben," zeide Rothwell. „Dat
moet ergens voor hem hebben klaar gestaan. Gy ziet dus dat
hij er vaa overtuigd was, dat hy zou terugkeeren. Chesham was dat
niet. Wy zullen uw vader dezen nacht niet meer te zien krygen.
Prij» der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Liberale Unie heeft dit punt niet vergeten. Het is waar
moest de uitdrukking: „het effenen van de baan" be-
teekenen, dat men leerplicht slechts als phrase, niet als
werkelijk gemeend doel op het program wil plaatsen
dan zou „De Amsterdammer" ernstig moeten waarschuwen
tegen de formule, door de Liberale Unie gebezigd. Doch
het bewijs, dat het Bestuur der Liberale Unie zich tot zoo
iets leenen wil, is gelukkig nog niet geleverd. In elk ge
val zal het echter beter zijn, zooals vele Kiesvereenigingen
reeds deden en „Burgerplicht's" commissie ook voorstelt:
leerplicht ruiterlijk in het program te schrijven. De liberale
partij moet niet met een bekentenis van zelfzucht dit nieuwe
tijdperk van politieke werkzaamheid intreden.
Te Schagen zullen in de maanden Januari, Februari
en Maart achtereenvolgend als sprekers optreden de leden
der Tweede Kamer: Heldt, Levy en Lieftinck.
In eene jl. Zondag te Barsingerhorn gehouden ver
gadering van de besturen der Liberale Kiesvereenigingen
van Schagen, Barsingerhorn en Nieuwe Niedorp is besloten,
dat men pogingen zal aanwenden tot het verkrijgen van
centralisatie der opgerichte plaatselijke Kiesvereenigingen.
Men heeft verklaard geene andere Centrale Kiesvereeniging
te willen dan eene zoodanige, waarin alleen afgevaardigden
der plaatselijke vereenigingen zitting en stem hebben. Het
reglement zal worden vastgesteld in eene vergadering van
afgevaardigden der verschillende Kiesvereenigingen, die zich
tot aansluiting bereid verklaren.
Het nieuwe reistarief voor de personen, in Rijksdienst
reizende, berust, naar wordt gemeld, op vergoeding per uur.
Terwijl voorheen voor elke reis, die 12 uren duurde, een
halve dag reiskosten wei^l betaald en voor 12 uur en meer
een dag, zullen voortaan alleen de uren van de reis in
rekening gebracht mogen worden.
Feitelijk wordt van deze nieuwe regeling wederom een
belangrijke besparing van reiskosten verwacht.
Uit Oudkarspel wordt dd. 9 dezer gemeld:
„Hedenavond ten 51 ure zou de aangekondigde samen
komst in het evangeliesatie-lokaal te Noordscharwoude
plaats hebben, om onder leiding van den heer Van Son,
Laat ons naar het strand gaan."
Wij daalden van de hoogte waar wij gezeten hadden, naai
beneden. Rothwell, die evenveel verstand had van kogel wonden
als do beste heelmeester, voelde Chesham's pols en wees toen
naar een gat in zijne van bloed doorweekte kleederen.
„De kogel is midden door zijn hart gegaan," zeide hij. „Wij
kunnen niets voor hem doen. Hij is dood."
„Laat hem liggen zooals hij gevallen is," ging hij voort. Ik
gehoorzaamde.
„Zoek het pistool dat uw vader gebruikt heeft."
Ik zocht en vond het. Rothwell nam het in oogenschouw.
Chesham's naam was er in zilveren letters op gegraveerd. Het
tweede pistool lag geklemd in de hand van het lijk.
Rothwell nam den zakdoek op, die als een noodlottige grens
paal had dienst gedaan. Hij wond dien om het pistool en slin
gerde beiden met zijn gespierden arm zestig ellen de zee in.
„Er is hier weinig eb en vloed," sprak hij. „Dat pistool zal
rustig blijveu liggen, totdat land en zee door den een of anderen
schok veranderd worden. Ga nu mede, daar wij hier toch niets
meer kunnen doen. Het is gevaarlijk hier langer te dralen."
Hij sprak op berispenden toon, alsof hij mijn zwakheid ver
achtte. Wat bij zeide was waar. Aan den doode had ik geen
verplichtingen. Dus volgde ik mijn vriend.
Wij wandelden terug naar Monaco. Daar het te laat was om
in de verschillende hotels te gaan zoeken waar mijn vader zijn
intrek had genomen, legde ik mij ter rust en smeekte God, dat
wij voor verdere onheilen mochten bewaard blijven. Want ik
werd gekweld door de vrees, dat mijn vader wegens moord zou
gearresteerd worden. In rechten was hij schuldig.
Den volgenden dag gingen wy terstond na het ontbijt op weg,
om berichten in te winnen aangaande een persoon, die aan het
signalement van myn vader beantwoordde. Wij vernamen dat
een heer, die zich Norris noemde, een paar uren in een klein
liótel had gelogeerd. Hij had daar gedineerd en na het eten was
hij uitgegaan. Omstreeks elf uur was hij teruggekomen en had
zijn verlangen te kennen gegeven een paard te huren, daar hij
naar Nice wilde rijden. Hij zou het paard laten terug bezorgen.
Toen tegen dit voorstel bezwaar gemaakt werd, bood hij aan de
waarde van het paard in geld neer te tellen en dat geld terug
te vorderen, zoodra het paard weder in den stal werd gebracht.
Het was een zonderling verzoek, maar daar alle Engelschen min
of meer dwaas zijn, werd het niet zoo heel vreemd gevonden.
Het geld werd betaald en de heer kreeg het paard. Zijn valies
werd op den rug van het dier gebonden en toen had de vreemde
ling zijn rekening betaald en was vertrokken.
Das was hij, zoodra aan de eischen der wraak of der gerechtig
heid voldaan was, naar Nice afgereisd. Zonder twijfel had hy
die plaats reeds weder verlaten en was hij met den eersten trein
naar Marseille gegaan.
Ik was er voor, dat wij hem terstond zouden volgen, maar
weder sprak Rothwell zijn veto over dit plan uit.
„Wij moeten hier minstens twee dagen blijven," zeide hij,
„daar ons plotseling vertrek argwaan kan wekken. Wij hebben
gisteren verscheidene kennissen ontmoet. Over uw vader maak
ik mij niet meer bevreesd. Laat hem rustig naar Engeland door
reizen."
By gevolg bleven wij. Doch ik had geen rust. Ieder oogenblik
verwachtte ik te hooren dat Chesham's lijk gevonden was. Ieder
oogenblik zag ik dat strakke, op het grauwe zand uitgestrekte
lijk voor mij, welks bleek gelaat door de golven werd be3pat. In
mijn angst en spanning zocht ik afleiding aan de speeltafel.
Weder was de fortuin mij gunstig en ik verliet Monte Carlo veel
rijker dan ik daar gekomen was.