HELDERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1888. N° 7. Zondag 15 Januari. Jaargang46. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Kijkjes over 't wereldrond. 43> EENE GEHEIMZINNIGE GESCHIEDENIS. ,.Wij huldigen het goede." Verachijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. „Laa»en Sie aic.h doch nicht verbluffen 1" Of in goed Hollandsch „Laat je toch niet van je stuk brengen Zóó sprak de man van ijzer cn bloed, en Europa herademt. De spanning, de óverspanning, begint allengs te wijken cn voor een gevoel van voorloopige gerustheid plaats te maken. Bismarck heeft den draak gestoken met de algemeene oorlogsvrees, en dus zal het vooreerst nog zoo'n vaart niet loopen. Een Evangelie critiscert men, aan orakeltaal durlt men twijfelen, maar als Bismarck een woord van zijne prinselyke lippen laat hooren, zegt heel Europa minus Rusland eerbiedig ja en amen. Lassen Sie sich doch nicht verbluffenIn een vertrouwelijk gesprek met een vriend uit de handelswereld, die wegens het naderend oorlogsgevaar van een eommerciëele onderneming meende te moeten afzien, werd het geruststellend woord gesprokenmaar ternauwernood whs het geuit, of het vermeerderde de lijst van Bismarck's „gevleugelde woorden" met een nieuwe bijdrage cn baande zich een weg naar alle landen en volken. De faam gaf er de grootst mogelijke ruchtbaarheid aan de telegraaf ver spreidde het wijd en zijd over de aardbodem; dc pers maakte er zich meester van en vond er ruime stol in voor bemoedigende profetiën en rooskleurige vooruitzichten, en de Beurs rees als een thermometer in den zonneschijn: „Het is al boter op den boom, het is al pays en vreêzou Vondel er bij gezongen hebben. Heb dank, IJzeren Kanselier, voor uw kloeke taal't Werd tyd dat een man van gezag en invloed als gy, zijn gewicht eens in de schaal wierp. Zulk een woord was er noodig om ons niet heel en al het hoofd op hol te doen brengen. Wezenlijk, Herr Von Bismarck, 't was geen leven meer, dat we hadden, zelfs hier, in ons neutrale Holland niet. De „mynheers", over wie gij en uw stamverwanten zich soms zoo vroolijk kunnen maken, begonnen zich werkelyk van hun stuk te laten brengen. Het eene onrustbarende bericht volgde ook op het andere. Wy durfden 's avonds de courant bijna niet meer op te nemen. Had men het buitenlandsch overzicht zonder al te groote schokken door- loopen, dan werd men toch naar zijn achterste zoldertje gejaagd door de jobstijdingen der „particuliere correspondenten"in de toongevende wereldstedenen was men die aandoening gelukkig te boven, dan kreeg men den genadeslag in de telegrammen, om vervolgens morsdood neêr te slaan by de bestudeering der effecten- lyst. Ieder voelde heter moest iets komen, oorlog of.... iets Naar het EDgelsch van HUG11 CONWAY. Een blijde boodschap. Op onzen terugkeer naar Engeland verdiepten wy ons hoofd zakelijk in gissingen omtrent Sir Laurence Estmere. Waar was hij heengegaan? Waar moesten wij hem zoeken? Als ik mijn vertrouwenden, opgewekten Rothwell niet bij mij gehad had, zou ik mij doodelijk ongerust gemaakt hebben. Deze verklaarde zich verzekerd' te houden, dat mijn vader terstond naar zijn zaakwaar nemer was gegaan, om te hooren waar Lady Estmere verblijf hield. Bij- was overtuigd dat wanneer wy hem terugzagen, dc vergiffenis reeds ^fgesmeekt en gegeven zou zijn. Ik betwijfelde dit, maar deed mijn best het te gelooven. Hoe verstandig en beredeneerd mijn vader ook gehandeld mocht hebben, toch bekroop mij de vrees dat hij zelfs, terwijl by te Monaco was om met zijn vijand af te rekenen, slechts half wist wat hij deed. Dat zonder linge middernachtelijke duel; de onverschilligheid waarmede hij den dood getrotseerd had de wijze waarop hy bet strijdperk had ver laten die koelbloedige overtuiging dat by, toen hy zijn doel bereikt had, zich niet meer behoefde te overtuigen of zijn vijand leefde of dood wasdie afwezigheid van alle voorzorgen tegen beschuldi gingen van moord; al die dingen droegen er toe bij, om mij in mijn gevoelen te versterken dat hij in een nbnormalcn toestand ver keerde. Rothwell was dit volstrekt niet met my eens. Als hij in mijns vaders plaats geweest was, zon hy niet anders gehandeld hebben. Aan de eischen der gerechtigheid was voldaan; verzoening en gelukkige dagen zonden volgen. Zoodra wij te Londen aankwamen, besloten wij ons allereerst weder naar den heer Grace te begeven. Als hij niets naders vernomen had, zouden wij telegrafeeren aan juffrouw Leo. Mocht myn vader ook niet te Torwood zyn, dan zouden wij hem by mijn moeder gaan zoeken, daar hem nu natuurlijk bekend was waar zij verblijf hield. Wij wendden onze schreden naar het kantoor van den ouden advokaat. Hij had sedert ons laatste bezoek niets meer van zyn cliënt gehoord of gezien. Toen telegrafeerden wij aan juffrouw Lee, maar moesten ons geduld gcruimen tyd op de proef stellen, daar uren zouden verloopen eer wij uit zulk een afgelegen hoek der wereld als Torwood antwoord konden verwachten. In dien tusschentijd zonden wy een telegram aan Lady Est mere, waarin haar gevraagd werd of er by haar ook iets bij zonders was gebeurd. Spoedig werd ons terug getelegrafeerd „Niets ik ben welvarend," en toen wisten wij dat Sir Laurence nog niet bij zijn vrouw was. Later op den dag gingen wy nogmaals naar het kantoor van Grace. Terwijl wij daar waren, werd den advokaat een dépêohe gebracht. Deze kwam van den rentmeester van Estmere Court cn luidde aldus: „Sir L. is teruggekeerd. Hy ligt ziek te Dower House." Een uur later waren wij op reis naar het noorden. Wy hadden met Grace overlegd, dat, indien zijn tegenwoordigheid vereischt werd, hij ons den volgenden morgen zou volgen en dat hij, als mijn vader ernstig ongesteld bleek te zyn, een der meest bekende Londensche doktoren met zich zou brengen. Daar Dower House nog mijlen van het naaste station gelegen was, was de dag al aangebroken toen wy de plaats onzer be stemming bereikten. De bedienden waren echter reeds op en wij werden door den rentmeester ontvangen. Hij kende Lord Rothwell van ouds en toen hij hoorde wie ik was, gaf hij zijn blijdschap te kennen, dat ik eindelyk in het huis mijner vaderen was terug anders. En toen is het dan ook gekomen, niet de oorlog, maar lat andere, dat goedmoedige, kalmcerende, pijnstillende woord van den Rijkskanselier en dreven de roetzwarte wolken, die bet verwoestend onweêr zouden baren, voorloopig weer uiteen. Nog eens, heb dank, IJzeren Kanselier, we zijn weêr gerust tot nader order althansWant lang blijven, zooals 't nu is, kan het natuurlijk niet, dat begrijpt een ieder zeer goed, zelfs zonder dat gij het zegt. En dan kwam er die historie van de „vervalschte papieren" bij. Wat schandaal! wat paskwil! Toen de zaak ruchtbaar werd, wist men niet wat men het eerst doen zou, zich boos of zich vroolijk maken. Welk een zonderlinge bladzijde in het boek der wereldgeschiedenis. De machtigste monarch der gansche wereld, de Keizer aller Russen, gefopt en beetgenomen door een grap, die op de schoolbanken of door een troepje brooddronken kadetten kon verzonnen zijnEn dan te denken, dat die mislukte aardig heid bijna de oorzaak was geworden vau een Eircpceatiieu oorlog tusschen drie of vier mogendhedenDe Czaar had de hem in de hand gestopte knollen werkelyk voor citroenen opgenomen de laffe fopperij had byna haar doel bereikt, toen er gelukkig lont werd geroken en het bedrog aan 't licht kwam. Het bedrog niet de bedriegerser is gepolst, gegist, geradener zijn namen genoemd en namen herroepener is argwaan gekoesterd en er zijn vermoedens uitgesproken, maar de ware schuldigen staan zóó ver van ons, gewone menschenkinderen, af, of liever zóó hoog boven ons, dat het volgens ervaren deskundigen maar beter is om niet naar hen te zoeken. Het zij zoo; hunne fantastische voortbrengselen zyn toch aan de publieke verachting prijs gegeven, hun opzet ia totaal verijdeld, en hun plan om de mogendheden tegen elkaar in 't harnas te jagen, faliekant nitgekomen. Zelfs de vredebond kan vrede hebben met dezen afloop der zaak. Als eerlang de Parlementen weer druk in de werkzaamheden zyn, arbeiden zy ten minste onder gansch andere indrukken dan vóór het Kerst-recès. Ook onze goede oude Tweede Kamer zal nog eenmaal inbare tegenwoordige sa&mstelling het Binnenhof bevolken. Tegen 8 Februari is zij bijeengeroepen om haar eigen uitvaart te komen vieren. De klokluiders, by wier zwaarmoedig geklep zij grafwaarts zal gebracht worden, staan reeds gereed. Onder welke indruk zal zij wel hare laatste werkzaamheden verrichten Waar mee met een glimlach of een pynlijk trekje? zullen onze volksvertegenwoordigers volgens de oude Grondwet elkaar by gekeerd. Wij lieten hem echter niet lang aan het woord, daar ik te ongerust was over mijn vader om tijd te verspillen met het aanhooren van begroetingen en gelukwenschen. Ik verlangde bijzon derheden. „Juffrouw Payne kan u op de hoogte brengen," zeide de rent meester. „Ik zal haar roepen." Juffrouw Payne verscheen. De rentmeester had haar gezegd wie hare gasten waren en groote verrassing was op het gelaat der goede vrouw te lezen, toen zij ontdekte dat ik de ondste zoon van Sir Laurence bleek te zijn. Doch zij was te verstandig om onbescheiden vragen te doen. In enkele woorden vertelde zy ons wat er gebeurd was. Sir Laurence was eenige dagen geleden eensklaps te Estmere Court verschenen. Ofschoon zij hem in meer dan twintig jaren niet gezien had, had juffrouw Payne hem terstond herkend. Hij had van dit plotselinge, onverwachte bezoek geen verklaring gegeven. Droomerig en peinzend was hij het huis binnen gekomen en terstond naar de kamer van zijn vrouw gegaan; en toen hij zag dat deze in orde was, had hij zich tot de huishoudster gewend, die het gewaagd had hem te volgen en haar gevraagd of Lady Estmere hier was. Juffrouw Payne, die zoo hevig ontsteld was, dat zij ternauwer nood kon antwoorden, had gestameld dat mevrouw van huis was. „Dan moet zij te Dower House zijn," zeide Sir Laurence. „Ik zal terstond naar haar toe gaan. Laat oogenblikkelijk een paard zadelen." De goede vrouw was ten einde raad. Zy bleef haar meester aanstaren, zichzelve afvragende of zij aan zinsbedrog ten prooi kon zyn of dat het een geestverschijning kon wezen. „Doe wat ik u verzoek," zeide Sir Laurence cp strengen toon. „Dadelyk. Ik heb geen tyd te verliezen." Zij ijlde de kamer uit, om haar echtgenoot te raadplegen. Beiden waren radeloos van angst cn wisten niet hoe zij aan het verzoek van hun meester zouden voldoen, daar zij geen paarden op stal hadden. Toevallig was een in de nabuurschap wonende pachter naar het dorp gegaan om een paar vrienden te bezoeken en die pachter had aan Payne vergunning gevraagd zijn paard een paar uren te Estmere Court te stallen. Toen besloot John Payne van den nood een deugd te maken en het paard van zyn vriend voor het beoogde doel te gebruiken. Het ros werd gezadeld en voor de deur gebracht. Sir Laurence sprong in den zadel en ijlde in vollen galop weg, terwyl juffrouw Payne en haar echtgenoot hem in sprakelooze verbazing nakeken. Hoewel zij niets van het gebeurde begrepen, voelden zij toch dat er gehandeld moest worden. Hun meester was naar Dower House gereden, dat er even ontredderd en verwaarloosd uitzag als Estmere Court en .waar hy niemand vinden zou dan een ouden, suffen huisbewaarder. Hun schoot, meenden zij, niets over dan hem onmiddellijk te volgen en den rentmeester met het zonder linge geval bekend te maken. Die rentmeester woonde vlak bij het landgoed en toen hij vernam wat er gebeurd was, verklaarde hij te vermoeden, dat er een brief of telegram verkeerd bezorgd of weggeraakt moest zijn. Hij kon niet gelooven dat Sir Laurence na een afwezigheid van zoovele jaren, zoo onverwacht zou terug komen. Het duurde zelfs eenigen tijd eer juffrouw Payne hem kon overtuigen dat hetgeen zij gehoord en gezien hadden, niet het uitvloeisel was van zinsbedrog. Hij zelf had Sir Laurence nooit gezien, daar hij eerst eenige jaren na de droevige gebeurtenis zijn betrekking aanvaard had. Maar juffrouw Payne en haar John kenden hem en wisten dat zij zich niet vergist hadden. De rentmeester zou dus begrypen wat er gedaan moest worden en zorgen dat Sir Laurence behoorlyk ontvangen werd. By gevolg hunne wederontmoeting op den achtsten van Sprokkelmaand aan zien? Om het even, de belangstelling in hunne verrichtingen gedurende de aanstaanden finale, in hnnne laatste „Handelingen", zal niet groot zyn. Laat de dooden hnnne dooden begraven! De natie heeft met deze Tweede Kamer afgerekend; en aller aan dacht, aller belangstelling, aller nieuwsgierigheid is gericht op de verkiezingen voor de Kamer van Honderd, welke vermoedelijk tegen 20 Maart zullen worden uitgeschreven. Twintig Maart, hoe kortdag reedsNog maar even twee maanden en de meest beslissende, althans meest gewichtige strijd die hier in de laatste twintig jaar op staatkundig gebied gestreden is, ral aanvang nemen. Wie zullen er uit de oude Tw«>^ ,u de nieuwe overgaan, als feniksen uit hun as __«,en? maar vooral: wie zullen door de talrijk vev- ^-rderde kiezers- schare waardig geoordeeld worden om Je ontbrekende plaatsen aan te vullen O, 20 Maart, o ef;«#se dag eens nieuwen levens, '.-'lke verrassingen bergt ge in uwen schoot? Welke verras singen en te!r,.'rstelb,r0dn?.... In ééa opzicht stelle de nieuwe Kamer ons althans niet te leur. Als zij wat op dreef gekomen en door de eerste drukten heen is, toone zij een open oog voor de maatschappelijke- en volksbelangen te hebben. Zoo er onder de honderd leden ééa is, die b. v. maatregelen voorstelt tot betere beveiliging van reizi gers op spoorwegen en stoombooten, zal hij een goed en een noodzakelijk werk doen. Het afgrijselijke drama, dat dezer dagen te Ruinerwold is afgespeeld, ga niet te spoedig uit de herinne ring verlorende indruk er van blyve onverzwakt voortleven bij allen „wien zulks aangaat." Het is een gevoelige waarschuwing voor de toekomst, eene maar al te welsprekende bevestiging van het beweren dergenen, die altjjd hebben volgehouden dat er in ons spoorwegwezen iomething rotten is. Dat something schuilt vooral in de regeling van don dienst der chefs aan de kleine stations, in het stelsel der veiligheidsseinen en in het ontbreken van dubbel spoor op vele plaatsen. Er is nu een wijdvertakt onderzoek hangende. Voortreffelijk, zoo komt men, kan men althans komen, achter de waarheid. Maar onderzoekende op hoedanige wijs het verdronken kalf in den put is geraakt, wat ontegenzeggelijk zyn nut kan hebben, verzuime men niet om in allerijl aan het dichten van den put te gaan. De uitkomsten van het ingestelde onderzoek zullen er volstrekt niet onder lyden. En zoo hopen we van de nieuwe Kamer ook de wettelijke regeling van een ander, nog dringender volksbelang te mogen vergezelde'! hij het echtpaar naar Dower House, om daar de noodige bevelen te geven. Toen zy op het tweede verlaten landgoed aankwamen, vernamen zij dat Sir Laurence een half uur geleden, door zijn plotselinge verschijning, den ouden huisbewaarder en zijn vrouw in groote ontsteltenis had gebracht. Hij was van zijn paard gestegen en het huis binnentredende, had hij, alsof zy een heirleger bedienden ter hunner beschikking hadden, last gegeven dat alle kamers in orde zouden gebracht worden. Daarop was hij weder vertrokken en zij vermoedden dat by thans in het park ronddoolde. Het hart zonk juffrouw Payne in de schoenen. Toch moest aan de bevelen van haar meester gehoorzaamd worden. Onmiddel lijk ging zij met hare perzikwangige helpster aan het werk cn een uur later wa3 de zitkamer met bezemen gekeerd en was er zelfs een en ander voor het middagmaal gereed gemaakt. In dien tusschentijd was Black, de rentmeester, Sir Laurence gaan zoeken. Hy vond hem in het park en maakte zich aan hem bekend, maar werd zoo koel en norsch ontvangen, dat hy niet wist hoe hy spoedig genoeg de vlucht zou nemen. Een paar uur later trad Sir Laurence het huis weder binnen en vroeg, als iets dat vanzelf sprak, of het middagmaal al gereed was. Met vrees en beving maakte juffrouw Payne verontschuldi gingen en verzocht hem het weinige dat zij hem verschaffen kon, voor lief te nemen. Hij fronste het voorhoofd. „Dek voor twee personen," zeide hij. „Lady Estmere zal terstond hier zijn. Is zy nog niet te huis gekomen?" Juffrouw Payno verliet hem en verbeidde angstig den afloop. Er was nog veel te doen, daar Sir Laurence blijkbaar van plan scheen op Dower House te overnachten. Een slaapkamer moest in orde gemaakt worden en dat was, in een huis dat twintig jaren gesloten was geweest, geen gemakkelijke taak. Juffrouw Payne hoorde Sir Laurence verscheidene malen de kamer verlaten en naar de voordeur gaan, om op den weg te kijken. Hy ging zelfs een paar malen naar het tuinhek en de huisbewaarder zag dat hy om zich heen keek, alsof hy iemand verwachtte. Geen wonder dat Sir Laurence's onderhoorigen begonnen te vermoeden dat Lady Estmere ook opeens voor hen zou staan. Maar de avond ging voorbij en zij kwam niet. Sir Laurence bleef, zonder verdere bevelen te geven, in de eetkamer en de in het naaste vertrek bezig zijnde juffrouw Payne verbeeldde zich, dat zy hem gedurig in zichzelven hoorde praten. Ten laatste werd zy ongerust en besloot zij naar hem toe te gaan, onder voorwendsel dat zy het dessert moest binnen brengen. Zy opende do deur en zag dat het middagmaal nog onaangeroerd op de tafel stond, terwijl Sir Laurence met woeste gebaren en uitgestrekte armen door de kamer liep, roepende om zijn vrouw en haar smeekende tot hem terug te keeren. Hij was ijlhoofdig. Het eenige wat zij doen kon, was hem naar bed te brengen en den dokter te laten halen. Het een bleek echter nog moeielijker te zijn dan het andere. Na veel moeite gelukte het haar, haar meester tot rust te brengen en toen vloog de rentmeester op het afgejaagde paard naar de stad, om medische hulp te halen. Na eenige uren kwam hij met een geneesheer terug, die verklaarde dat Sir Laurence door hersen koorts was aangetast. Voor het oogenblik was er geen gevaar, ofschoon zich verraderlijke verschijnselen vertoonden, die den toestand zorgelijk konden maken. Den volgenden morgen kwam het den rentmeester in de ge dachten aan den heer Grace te telegrafeeren. Doch daar het telegraafkantoor mijlen van Dower House was verwjjderd, hoorden wij eerst midden op den dag wat er gebeurd was. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1