HELDERSCHE
NIEEWEDIEPER COURANT.
- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1888. N° 15.
Jaargang46.
Vrijdag 3 Februari.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Kon. Ned. Posterijen.
3) VREDE IMA STRIJD.
BEKENDMAKING.
BEKENDMAKING.
GRONDBELASTING.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 1 4 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Oost-Indië.
Met de stoomschepen van de
Met de
Met de
Maatschappij „Nederland" en van de
Fransche
Britsche
„Rotterdamsche Lloyd". f)
laketbooten.
paketbooten.
Over Amsterdam of
Over Marseille
Over Marseille
Over Brindisi
Rotterdam van
van
van
van
's Gravcnhoge
Graveuhage
Gravenhage
Gravenhage
11.45 'a avonds.
4.15 's avonds.
8.15 ,s morgens.
12.30 's avonds.
3 Febraari
7
Februari
11
Februari
3
Februari
10
14
u
15
17
u
17
21
n
10
Maart
2
Maart
24
28
24
u
16
2 Maart
6
Maart
7
April
30
9
13
u
21
13
April
16
20
u
5
Mei
27
0
23
27
V
19
0
11
Mei
30
3
April
2
Juni
25
0
6 April
10
u
16
u
8
Juni
13
17
rr
30
y
22
0
20
24
0
27
1
Mei
4 Met
8
jr
11
15
u
18
22
u
25
29
1 Juni
5
Juni
8
12
u
15
19
u
22
26
u
29
3
Juli
Met de stoomschepen der Maatschappij „Nederland",
f Padang wordt alleen aangedaan door de stoomschepen
van de Maatschappij „Nederland".
De Directeur van het Postkantoor te Helder,
POL VLIET.
Naar het Duitsch van W. HEIMBURG.
Des winters bleef ik stil in een hoekje achter de groote kachel
zitten en kon dan uren lang turen op het snorrende spinnewiel
van Kathrine, dat zij den ganschen middag ijverig in beweging
hield. Tusschenbeide werd evenwel de lust tot leeren of bezigheid
ook in mij levendig. Dan sloop ik zacht in mijn vaders kamer
en vroeg hem beschroomd om een prentenboek.
„Ik heb er geen, kleine." placht hij dan te zeggen„ik zal u
een meenemen uit de stad, als ik er weder heenga, maar stoor
mij nu niet langer." Dan boog hij zich over zijne boeken en ik
sloop bedroefd de deur uit.
„O, hoe jubelde ik toen de lente kwam; nu had ik geen
prentenboek meer noodig, dat ik trouwens nooit gekregen had,
maar zwierf door veld en bosch met Peter mijne kat, en was
gelukkig.
Vijf minuten van Weltzendorf verwijderd ligt het riddergoed
Bendeleven, een oud heerenhuis, dat sinds onheuglijke tijden in
het bezit der familie Derer van Bendeleven was geweestna
behoort het aan een rijken linnenfabrikantja, wat kan alles
toch veranderen wie had dat toen kunnen denken!
Eens was ik weder met Peter het bosch ingeloopen, het was
zeer warm en ik lette er niet op, dat de hemel geheel met
donkere wolken bedekt werd. Ik lag vermoeid op het groene
mos en staarde naar de toppen der oude eiken en beuken boven
mij, toen ik op eens een dof gerommel hoordein een oogenblik
was ik overeind, want Kathrine had mij een bijgeloovige vrees
voor onweders ingeboezemd, en mij bij hoog en laag verzekerd,
dat men, bij een onweder in het bosch zijnde, ontwijfelbaar door
den bliksem getroffen werd. Ik liep, het katje op den arm,
alsof ik door iets verschrikkelijks werd achtervolgd, den weg
terug, dien ik gekomen was.
Eenige minuten later verlichtte een heldere straal het donkere
loof, gevolgd door een vreeaclijken donderslag; de boomen bogen
zich en ruischten alsof zij door een storm bewogen werden; ik
drukte mijn katje vast aau mijne borst en snelde nog harder
voort. Plotseling ontdekte ik, dat ik niet op den goeden weg
was; ik was juist over een kleine, uit boomstammen gebouwde
brug geloopen en bevond my in een groote laan, aan wier einde
het oude, donkere slot door de boomen flauw zichtbaar werd
ik bevond mij in het park van Bendeleven.
Aan terugkeeren viel niet te denken, te meer, wijl spoedig
weêr een nieuwe bliksemstraal en hevige donderslag volgde, en
dus liep ik in angstige haast door de laan recht op het slot toe,
en voor ik zelf wist hoe het kwam, stond ik boven op het terras
voor het portaal en zag met verschrikte blikken rond. Eene
dame kwam buiten de deur, blijkbaar om naar het weer te zien,
want zij bespeurde my niet.
In mijn angst vergat ik alle beschroomdheid, liep op haar toe
en snikte
„Ach, neem mij en Peter meê naar binnen, wij zijn zoo bang."
De dame zag verrast op, toen lachtte zij, en terwyl zij mij bij
de hand nam en in de tuinkamer bracht, vroeg zij „Mijn God,
hoe komt gij hier? Zijt gy niet dominó's kleine Grethe?" Ik
knikte. „Bekommert zich dan niemand om u," vervolgde zy,
„dat gij loopt waar gij wilt?"
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Ilelder
roepen bij deze op ingezetenen, die verlangen als VRIJWILLI
GERS bij de Militie voor deze gemeente op te treden, om zich
daartoe op een der overige werkdagen van deze maand, tusschen
des morgens 9 en 12 ure, ter Secretarie aan te geven.
Aan ieder Vrijwilliger wordt door de gemeente een handgeld
toegekend van ZESTIG GULDEN.
Ora Vrijwilliger bij de Militie te zijn, moet men ongehuwd,
of kinderloos weduwnaar en ingezeten wezen, voorts lichamelijk
voor den dienst geschikt, ten minste 1.56 meter lang, op den
1 Januari van dit jaar het 203te jaar ingetreden en het 35ste
jaar niet volbracht hebben, tot op het tijdstip der optreding aan
zijne verplichtingen ten aanzien van de Militie, zoover die te
vervullen waren, voldaan en een goed zedelijk gedrag hebben
geleid.
Ter bekoming van laatstgenoemd bewijs, kan men zich, ver
gezeld van twee, ter goeder naam en faam bekend staande
meerderjarige ingezetenen, die de vereischte verklaring kunnen
afleggen, ter Secretarie op eiken werkdag in deze maand aan
melden, tusschen des morgens 9 en 12 ure.
Hij, die voor de Militie is ingeschreven, wordt slechts als
Vrijwilliger toegelaten voor de gemeente, in welke hij inge
schreven is, tenzij hij geen verplichtingen ten aanzien van de
Militie meer te vervullen hebbe.
Hij, die bij de zeemacht, bij het léger, hier te lande, of bij het
krijgsvolk in 's Rijks Overzeesche bezittingen heeft gediend,
wordt niet als Vrijwilliger bij de Militie toegelaten, tenzij hij
bij het verlaten van de dienst, behalve een bewijs van ontslag,
van den bevelhebber onder wien hij laatstelyk heeft gediend,
een getuigschrift hebbe ontvangen, inhoudende, dat hij zich
gedurende zijn diensttijd goed heeft gedragen.
Hij kan, heeft hij dit ontvangen, tot zijn, veertigste jaar vol
bracht is, als Vrywilliger bij de Militie worden toegelaten.
De Vrijwilligers worden, voor zooverre ze daartoe geschikt
bevonden zijn, en er gelegenheid toe bestaat, ingelijfd bij het
korps hunner keuze.
Helder, den 2 Februari 1888.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
C. BOON, Secretaris.
Zij sloeg een blik op mijn verwaarloosde kleeding.
„Kathrine weet, dat ik in het bosch ben," zeide ik zacht. Nu
volgden nog vele vragen, die alle hoofdschuddend door mij beant
woord werden, terwyl buiten het onweder voortwoedde. „Of
ik dikwijls zoo alleen omzwierf? Of ik niets leeren moest? Of
ik er geen lust aan had?" En ten laatste „hoe ond ik was?"
„Zes jaar."
„Maar dan wordt het hoog tijd; hoor eens, mijn kind, als gij
nu thuis komt, zeg dan aan nw vader, dut mevrouw Van
Bendeleven hem morgen vroeg komt bezoeken, ten einde eene
zaak van gewicht met hem te bespreken. Kunt gy dat ont
houden
Ik antwoordde toestemmend en werd, toen het onweder voorbij
W88 en de regen bad opgehouden, aanstonds naar huis gezonden,
waar men mij tor nauwernood gemist had.
Mijn vader zette een verwonderd gezicht over mijne boodschap,
en Kathrine schudde het hoofddo Bendelevens hadden zich nooit
om haar heer en mevrouw bekommerd. In haar oogen was de
geestelijke stand de voornaamste der wereld, en zij kon het nog
niet verduwen, dat mevrouw de barones niet dikwyls op een
gezellig koffieuurtje bij vrouw zaliger in de pastorie gekomen was.
Wat zou zij hier nu willen doen, nu de lieve, jonge huisvrouw
reeds sedert een jaar onder de koude aarde lag?
Kathrines hoofdschudden was dus billijk en ik zelf kon er den
ganschen nacht niet door slapenaltijd dacht ik aan de schoone,
voorname vrouw, aan de prachtige zaal en wat of zy den vol
genden dag wel met mijn vader te bespreken zou hebben.
De dag kwam, en met hem vrouwe Van Bendeleven. Zy ging
regelrecht naar mijns vaders kamer en bleef daar lang; daarop
werd ik geroepen, en binnengekomen, zag ik, dat mijn vader de
hand der dame in de zyne hieldhij zag er opgeruimd, doch
tevens ontroerd uit.
„Zie nu zelf eens, beste dominé, hoe verwaarloosd het kleine
ding is!" riep mevrouw Van Bendeleven uit, terwyl zij op my
wees, die verlegen bij de deur was blijven staan.
„Gy hebt gelijk, mevrouw de barones," sprak mijn vader; „en
ik ben er waarlijk geheel beschaamd over, dat ik weet niet
hoe ik u danken...."
„Goed, dominé, goed," viel zy hem in de rede, „het voordeel
is weerkeerigmijne kinderen krijgen een gezellin by hun onderwys
en hunne spelen, en de kleine leert iets. Nietwaar, Grethe,
daar hebt gy wel zin aan? Wilt gij met mij gaan en heel
vlijtig zyn? Wilt gij lezen, sehryven, naaien en breien leeren?"
„O ja," antwoordde ik levendig; „ik ga met u, het is zoo
fraai bij u als papa het hebben wil," voegde ik er zacht bij
en zag hem angstig aan.
„Ja, royn kind, en toon nwe dankbaarheid door vlijtig te wezen
u is een groot geluk ten deel gevallen."
Wat hij er by voegde, hoorde ik nauwelijks meer. Luid juichend
stoof ik de keuken binnen, waar Kathrine met ons eenvoudig
middagmaal bezig was.
„Kathrin, Kathrin! Ik ga mede naar het slot, ik zal lezen,
sehryven en..."
„Wat voor onzin is dat nu?" viel de oude mij in de rede, my
terugstootende. „Wat wilt gij toch op het slot?"
Stotterend vertelde ik wat tusschen myn vader en mevrouw
Van Bendeloven was afgesproken. Kathrine sloeg de handen
De Burgemeester der gemeente Helder maakt bekend,
dat hij, ter voldoening aan het bepaalde bij het tweede
gedeelte van art. 15 der wet van den 26 Mei 1870 (Staats
blad No. 82), betrekkelijk de grondbelasting, heden ter
Secretarie der gemeente gedurende dertig dagen ter inzage
van de belanghebbenden heeft nedergelfigd eene opgave der
uitkomsten, bedoeld in de artt. 15,23 en 43 van de genoemde wet.
Helder, den 2 Februari 1888.
De Burgemeester voornoemd,
STAKMAN BOSSE.
Nabij het Zand bouwde men zeer groote sluizen, noodig
om het kanaal met behoedzaamheid te doen dalen in den
bodem van den polder. Waardig aan het overige van het
werk, eischen deze ovale kommen, die eene grootere diepte
dan het kanaal moeten hebben, nog meer arbeid. Men was
bezig om het terrein te vervaardigen waarop zij gebouwd
moesten worden, d. i. met het beheien van den bodem,
die bemetseld en daarboven beplaveid zou moeten worden,
alvorens onder het diep der wateren te verdwijnen. De
heiblokken zwoegden in dezen afgrond met eene kracht,
geëvenredigd aan het te verrichten werk; en de groepen
van kleine levende machines, verbonden aan de vijftig
onderafdeelingen van den kabel, vormden een zeer opmerke
lijke levende pyramide. Zij deden alles om zich heen
schudden, maar hun kracht en nadruk schenen ons niet
bijzonder toe. De treurige kreet der engelsche matrozen,
die aan eenzelfde touw trekken, deed zich niet hooren, en
men vond overigens dat gezamenlijke niet terug in de
pogingen, die tot zoo hoogen graad de macht der trekking
van eene talrijke groep vermeerderen. Bosschen van de
grootste denneboomen uit Noorwegen waren gestapeld op
de kanten van de kom, in afwachting hunner verdwijning
in een bodem, die door dikke metselwerken en deze wederom
door veertig voeten water zouden bedekt worden. De Ver
zwelging van dergelijke massa's in een bodem, die scheen
vast te zijn en haar geen plaats te kunnen bieden, geleek
eene onmogelijkheid. Men moest ze beetje voor beetje
„Dat God zich erbarme; daarom kwam zij dus hier?" Toen
zette zij haar muts terecht en steeg vastberaden de trap naar
myns vaders studeerkamer op; ik volgde haar, uit vrees, dat zij
mijne schoone vooruitzichten zou bederven.
Mijn vader was reeds weder in zijne boeken verdiept. Mevrouw
Van Bendeleven was vertrokken.
„Dominé," begon Kathrine, „wilt gij Grethe naar het slot
zenden?"
„Ja," antwoordde mijn vader eenigzins korzelig over deze
nieuwe stoornis; „tegen den avond zult gy haar brengen, maar
netjes aangekleed."
„God bewaar ons, gij zult toch uw huis niet beroovcn van
het eenige wat ons nog vreugde geeft?" de stem der oude vrouw
beefde bij deze woorden. „Als de zalige dat wist, zou zy het
nooit toestaan!"
Mijn vader richtte zich op.
„Hoor eens, Kathrine." begon hij, „ik moet n iets zeggen:
Het meisje is nu zes jaar en als een wilde opgegroeid; zij kan
niets, zy weet niets en leert niets. Gy zyt een goede ziel, maar
gij kunt geen jong meisje opvoeden; ik kan het evenmin. Het
doet mevrouw Van Bendeleven leed, het kind zoo te zien ver
wilderen. Zij heeft mij aangeboden, Grethe met haar dochters
op te voeden, een voorslag, om den wille van het kind dankbaar
door mij aangenomen. Gij kunt haar zien zooveel gij wilt. zy
zal ons heel dikwijls bezoeken, nietwaar, Grethe? En gij,
Kathrir.e, zult nog vreugde aan haar beleven; houd dus op met
dat snikken en laat my met rust,"
Kathrine hield haar boezelaar voor het gelaat en snikte:
„Dat neemt nooit een goed einde; ik vrees, het zal haar hier
nimmer weer bevallen."
Toen nam zij mij bij de hand mede naar beneden, waar zij
mij op haar schoot nam en zoo bitter weende, alsof ik sterven moest.
Des avonds waschte en kleedde zy my onder een stroom van
tranen en bracht my daarop, nadat ik van myn vader afscheid
genomen had, naar het slot.
„Grethe," zeide zij onderweg, „al geven zij daarboven n ook
nog zooveel fraais, vergeet niet, dat gij in onze kleine pastorie
te huis behoort en dat gij eens weder daarin terug moet keeren
word nooit hoogvaardig. Ach, God beware ons voor een
ongeluk."
Nooit had ik kunnen denken, dat een dezer sombere voor
spellingen der oude vrouw later bewaarheid zoude worden, want
vol liefde werd ik ontvangen en groeide met dc beide dochters
des huizes, Ruth en Hanna, op.
Wij genoten eene zeer zorgvuldige opvoeding; mijn vader, die
evenals vroeger een kluizenaarsleven leidde en slechts nu en dan
naar mijne vorderingen- onderzoek deed, begon een weinig trotach
op zijn dochtertje te worden.
Kathrine zocht altyd naar een hoogmoedigen trek in mijn
gelaat; toen ik echter even lief en vriendelijk jegens haar bleef,
en wanneer ik thnis was uren lang naar haar luisterde, als zij
vertelde hoe lief mijne moeder waarop zij trotsch was ons
had en altyd met onverminderde belangstelling de onde bekende
verhalen aanhoorde, werd zij langzamerhand geruster, maar gaf
mij echter altyd eene vermaning mede.
Nu, kindlief, moet ik u eerst met de personen en hunne ver
houding onderling op het slot Bendeleven bekend maken.
(Wordt vervolgd.)