onder de slagen van de ijzermassa zien dalen om zijne
oogen te kunnen gelooven. Stukken eikenhout van meer
dan vijftig voeten lengte op vier in het vierkant, daarnevens
op het terrein gestapeld, schenen van eene zeer gewone
afmeting en in verhouding met het overige.
Als men te land van het Zand naar den Helder gaat,
volgt men den grooten weg, die langs de westelijke duinen
strekt. Gaat men er ter zee naar toe, dan doet men deze
reis met vlotschuiten; wij voor ons gingen er met rijtuig
heen, hoewel langs den zeeweg, op het voetspoor der
Hebreërs die uit Egypte trokken. Alle kaarten duiden
de rechte lijn, die wij volgden om er te komen, aan als
water en als deel uitmakende van de Zuiderzee. De schoon
heid van het weder, de droogte en een van die in den
bodem van Holland zoo menigvuldige veranderingen hadden
de uitgestrekte kwelder, die nog somtijds door de wateren
overdekt wordt en den naam van Koegras draagt, bruik
baar, vast en ver verkieslijk gemaakt boven de zandige
wagensporen, door welke men zich gewoonlijk voortsleept.
Slechts een of twee dikwijls afgebroken wielsporen strekten
ons tot gidsen en aanmoedigingen onze beminnelijke gids
op dezen tocht, die niet in het land teruggekomen was
sedert hij het in 1813 in naam van zijnen Koning in bezit
genomen had, scheen niet te gelooven, dat de natuur hem
meer hinderpalen dan de garnizoenen zou in den weg
stellen.
Wij waren welhaast in de volslagen wildernis, en gedu
rende twee of drie uren herinnerde ons geenerlei voorwerp,
dat wij gelijken op deze aarde hadden. Eene uitgestrekte
heide, waterplassen afwisselende met eenige bremstruiken,
in de verte de sombere zich met de wolken ineensmeltende
duinregel, zoo was het gezicht dat zich bestendig aan ons
voordeed; en er was een goed geloof noodig om zich ver
zekerd te houden, dat deze grond, die in de golven scheen
te eindigen, ons weldra kanonnen, bordeaux-wijn, weelde
en al de wonderen die men ons beloofde, kon aanbieden.
Het scheelde er intusschen veel aan, dat het leven aan dit
tafereel ontbrak en dat wij van alle gezelschap verstoken
waren. De geheele wildernis was in beweging. Geweken
op een grondgebied, dat zij niet verwachtten zich te zien
betwisten, hadden de verschillende vogels, die de moerassige
landen opleveren, zich er in ontelbare troepen teruggetrokken.
De wilde ganzen, de kievitten en vooral de zeezwaluwen
omringden ons van alle kanten, een gedruisch makende
waarvan men zich geen denkbeeld kan vormen. Sommigen
ontvingen ons met eene volmaakte onverschilligheid, anderen
met een toorn die ons gevaarlijke dreigde te worden door
het ongeduld, dat hunne bek- en vleugelslagen bij onze
paarden opwekten. Van al de bewoners dezer kwelder
waren de meest verschrikten de myriaden konijnen, dooreen
genesteld met al deze vogels. Eindelijk, na heelhuids uit
deze ontmoeting te zijn gekomen, vonden wij de zand-
golven van den grooten weg terug, en achter een dezer
duizend golvingen zagen wij eenklaps op eene diepte, welke
wij begrepen niet alleenlijk de uitwerking van het toeval
te kunnen zijn, en op een klein rood en blauw voorwerp,
dat door nauwlettend onderzoek ons bleek noch een gans
noch een konijn te zijn. Het was „de Helder'', zijn eerste
grachten en zijn buitenste schildwachten. Wij hadden ten
naasten bij vergeten, dat wij wat anders in dit land zouden
zien dan wild dat zich met ons vermaakte.
De naam Helder is den kinderen van Parijs wel bekend,
sedert men dien op den boulevard gekoppeld heeft aan
dien van den Mont-blanc. Dat mag wel heeten de natuur
bij de twee uitersten te nemen; want niets gelijkt minder
op elkander dan deze twee punten van Europa. Deze ver
wijderde kust en het naburig eiland Texel zijn het tooneel
geweest van talrijke zeegevechten. De Ruiter en Tromp
hebben in reeds verleden tijden de wateren ervan ver
eeuwigd. In onze dagen, in 1799, deden de engelschen
eene landing, rukten zij voort tot Beverwijk en daar door
den generaal Brune teruggeworpen, lieten zij van hunne
poging geen andere sporen op het vasteland dan den naam
van eene kleine straat te Parijs 't Is uit Texel dat de
groote expeditiën voor de Indiën vertrokken, en het is in
deze door hare zandbanken en hare stroomen zoo gevaar
lijke zeestreken, in deze eenzaamheden waarin men zich
nauwelijks kan begrijpen dat menschen wonen, dat de moed
en de geestkracht der hollanders met den verwonderlijksten
glans hebben geschitterd. De Oceaan heeft geheel dit land
afgeknaagd, een deel der gronden schoongeveegd en ver
zwolgen, om er anderen te ontblootenafgezonderd al deze
eilanden die eertijds slechts één vastland vormden, en
dreigt nog heden alles te overweldigen. De verdediging
is waardig aan den aanval geweest, en tot heden heeft zij
volstaan. Geheel de punt of veeleer (als men het van
nabij beschouwt) het sterk afgeronde uiteinde van het vaste
land van dien kant, en over een cirkelboog van verschei
dene mijlen te midden waarvan de Helder is gelegen, is
bedijkt geworden, dat is te zeggen werkelijk geschapen,
nieuw gemaakt en omtogen met een onmetelijk pantser,
dat tegen de golven en de geweldigste stormen bestand is.
De twee meest van elkander verwijderde uiteinden van
Holland, bestemd om tot voorwerken te dienen van het
land dat zij voor een zekeren ondergang bewaren, en mis
schien om geheel Midden-Europa te beschermen, de dijken
van den Helder en van Westkapelle in Zeeland, toonen al
wat volharding en moed vermogen; en een zoo machtigen
breidel aan de woede der baren stellende, schijnen zij eerder
het werk van den Schepper dan dat van het schepsel te zijn.
De groote dijk van den Helder, die bijna twee mijlen
lang is, heeft eene breedte van veertig voeten op zijne
kruin, waarop overal een zeer goede weg is. Hij daalt
in de zee met eene glooiing van tweehonderd voeten, hel
lende onder een hoek van veertig graden. De hoogste
zeeën zijn niet in staat zijn kruin te overdekken, de laagste
om zijn grondslag te ontblooten. Van afstand tot afstand
steken ontzaggelijke sporen, breed en hoog naar verhouding
van het overige en nog sterker samengesteld, verscheidene
honderden ellen vooruit in de zee. Deze kunstmatige en
reusachtige kust is geheel gebouwd van granietblokken,
alle uit Noorwegen aangevoerd; en deze massa's, die onmo
gelijk te bewegen schijnen, zijn gevlakt en aaneengesloten
als een parketvloer. Het aantal rotssteenen, één enkel
oogenblik overzien, is voldoende om de verbeelding te ver
bijsteren. Wat zal er van haar worden als men denkt aan
de, om dergelijke bergen te grondvesten, in het diep der
Bovendien den naam Alkmaar in een der kransen op de
attique van den Are de Triomphe de 1'Etoile te ParijB en eenige
schansen tusschen de Wijkermeer en de Noordzee, met een naald
in de duinen die het opschrift draagtsi vis pacempara beüo.
wateren verzwolgen hoeveelhedenMen herstelde, bijna
alleenlijk uit voorzorg en uit overdaad, een punt van den
dijk, waar de herhaalde aanvallen van den Oceaan een
gering spoor hadden achtergelaten. De eenvoud,"^waarmede
de werklieden de zaak opnamen, scheen ons zeer opmerke
lijk toe. Drie staken, aan het eene eind saamgebonden en
met het andere tusschen de steenen vastgezet, dienden om
een dubbele katrol, die zelf een touw droeg, te houden.
Aan een der einden van dit touw was een groote nijptang
gehecht, ingericht om steeds sterker te klemmen als men
aan het andere einde van het touw trok. Een man zet
deze tang pas op den steen die opgetild moet worden, hij
maakt dezen met een hefboom zooveel mogelijk los van
zijne omgeving, en als hij zijn makker geholpen heeft om
den steen tot voldoende hoogte op te heffen, behakt hij
hem in de lucht op nieuw, brengt hem op zijn bed en
herplaatst hem er met eene stilte, eene afwezigheid van
inspanning en eene zachtheid, die werkelijk de volmaakt
heid in dit opzicht en het kenteeken des lands zijn. Een
der zekerste waarborgen van dezen dijk, en welke het
meest bijdraagt om hein in goeden toestand te onderhouden,
is de kwistige hoeveelheid zeewier waarmede hij bedekt is.
Deze vette en gladde plant doet de golven over zijne
oppervlakte glijden. Zij slagen er niet in haar te schrampen
en vinden geen enkele sleuf om tusschen de steenen te
dringen. De dijk van Westkapelle kost, zegt men, 75000
gulden (160,000 francs) aan jaarlijksch onderhoud. Die
van den Helder kan niet veel minder behoeven.
(Wordt vervolgd.)
Binnenland.
De Landbouwcommissie is, na een tweetal vergaderingen
te 's Hage te hebben gehouden, waarin zijn vastgesteld
vraagpunten strekkende tot een leiddraad bij een landbouw-
enquête vanwege de commissie, uiteengegaan tot 20 dezer.
Een rapport omtrent het landbouw-onderwijs wordt
spoedig openbaar gemaakt.
In afwachting van de pensioneering en definitieve
vervanging van den heer Völlmar als kapelmeester van de
Koninklijke Militaire Kapel van het regiment grenadiers
en jagers, zal diens betrekking tijdelijk worden vervuld
door den heer Van der Linden. (Het Vad.)
Men schrijft ons uit Alkmaar, dd. 1 dezer:
„Tot gemeente-architect alhier is benoemd de heer G.
Looman, hoofdopzichter bij de gemeentewerken te Leiden,
met 11 van de 13 uitgebrachte stemmen.
Zes bezwaarschriften tegen de kiezerslijsten zijn heden
bij den Gemeenteraad ingekomen, waaronder vier van de
hier woonachtige kapelaans.
Door de Arrondissements-Rechtbank te Alkmaar is
het vonnis van het Kantongerecht te Hoorn in zake de
directie van den paardentram HoornEnkhuizen, die tot
eene boete van f 10 was veroordeeld wegens het leggen
van rails in de gemeente Hoogkarspel, bij uitspraak van
jl. Dinsdag vernietigd.
In geheel Vlissingen staat slechts één woning te huur.
Eene boerenplaats te Oostermeer (Friesland), bewoond
door S. De Vries, is gisteren afgebrand. 24 koeien en
2 paarden kwamen in de vlammen om.
Uit Haarlem wordt aan het „U. D." geschreven:
„Eenige Amsterdammers van naam zijn in onderhandeling
over den aankoop van een belangrijk terrein, in de nabij
heid dezer stad, met het doel om daar eene begraafplaats
voor Amsterdam aan te leggen op zeer groote schaal, welke
door middel van een lokaalspoorweg aan den Hollandschen
spoorweg en daarmede aan Amsterdam verbonden zal worden.
Het kapitaal voor deze belangrijke onderneming schijnt
reeds te zijn gevonden, terwijl de medewerking van de
Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij mede als ver
zekerd wordt genoemd."
Een beambte van de Hollandsche IJzeren Spoorweg-
Maatschappij te Amsterdam, die jl. Zondagavond per spoor
te Zwolle aankwam om Maandag een lid zijner familie te
helpen begraven, overkwamen de volgpnde lotgevallen, die
hem verhinderden zijn plan uit te voeren. In eene tapperij
hoorde hij op eene harmonica spelen; hij ging daarbinnen,
gebruikte het een en ander en trakteerde ook anderen.
Na in slaap te zijn gevallen, werd hij te 11 Uren op
onzachte wijze buiten de tapperij gezet en maakte hij kennis
met de straatsteenen. Welwillende voorbijgangers zouden
hem den weg wijzen naar zijne familie; onderweg miste
hij zijne portemonnaie met geld; zijn gouden remontoir
en gouden ketting had hij nog. Men ging met hem terug
om de portemonnaie te zoeken, waarin een paar andere
personen hem zouden behulpzaam zijn. Toen hij Maandag
ochtend ontwaakte, bevond hij zich buiten de Kamperpoort
boven in een hooiberg, maar vermiste toen ook zijn gouden
horloge en dito ketting, benevens zijne overjas. Verscheidene
personen zijn in verhoor genomen en bij eenigen is huis
zoeking gedaan.
De Gemeenteraad van Amsterdam heeft den Stads
schouwburg voor de volgende drie jaren weder verpacht
aan de Vereeniging „Het Nederlandsch Tooneel* voor
f 8000 's jaars. Alleen de heer Hovy stemde tegen.
Gisterenavond trad in het Grand ThéStre te Am
sterdam opnieuw de Engelsche operatroep op van den heer
d'Oyly Carte, die aldaar in November zoo groot succès
behaalde met „De Mikado" en die sinds te Berlijn en
Hamburg zoo hartelijk werd ontvangen.
Van denzelfden componist, Sullivan, die „De Mikado"
componeerde, werd nu de opera „Patience* opgevoerd. Zij
is een charge op een satvre van het dwaas overdreven
aestheticisme der Engelschen, een geblaseerde lieden-waan
van den dag, toen de dichter Oscar Wilde vereerd werd.
Die waan is nu weer voorbij.
Wat haar in herinnering houdt is deze opera. Ze is
daardoor minder belangwekkend buiten Engeland, en ze is
niet zeer geestig. Er komt veel lieve muziek in voor, zoo
als het sextet in de eerste acte, de solo van den Hertog
en het duet in de eerste acte. De costumes en decoratie
zijn weder even aantrekkelijk en bevallig als in „De Mikado,*
en beloonden alleen reeds het bezoek.
De tenor (de Hertog) blonk vooral uit en deed het
mooie lied dat hij zong recht wedervaren. De koren zijn
uitstekend en meêsleepend. (Hld.)
Naar aanleiding van een whist-concours in de Sociëteit
te Arnhem, schrijft de „Aruh. Crt.*:
Is het houden van een wedstrijd, waar hoofdzakelijk,
zoo niet alleen, de kans beslist, wèl beschouwd een onge
rijmdheid, zulk een concours heeft de goede eigenschap,
dat het alle leden van een Sociëteit, voor zoover rij dit
spel beoefenen, met elkander in aanraking brengt en de
onderlinge goede verstandhouding bevordert.
Komt men tegen het ijdele van het kaartspel op, dan
herinneren we aan het woord van den wijsgeer: „c'est bon
de jouer, quelque fois. Cela dispcnce et repose de penser.
On a un but fixe, immédiat, étroit. Si on Ie manque, on
prend sa revanche." Bekend is ook wat Talleyrand zeide
tot een jongmensch, die het whistspel niet verstond: „Ah
monsieur, vous vous préparez une bien triste vieillesse.*
De wereldberoemde kunstschaatsenrijder Leop. Trey
uit Weenen met echtgenoote, geven heden op de baander
Amsterdamsche Sportclub voorstellingen. Des avonds is
er tevens herhaling van het carneval op het ijs.
De heer W. C. Honingh, firma H. C. Iloningh,
kassier en commissionair in effecten te Wormerveer, heeft
zijne betaling gestaakt. (Hld.)
Te Boskoop, waar ruim 400 hectaren ten behoeve
der boom- en bloemkweekerijen worden aangetroffen, was
gedurende het jaar 1887 de handel bij lagen prijs redelijk.
Van de ruim 300 boomkweekers, welke er worden ge
vonden, zijn er 127 gepatenteerd, yerzendingen hadden,
behalve door geheel Nederland, ook plaats naar alle Staten
van Europa, en zelfs ook naar Amerika. Tot op 30 Nov.
van dat jaar werden 1498 certificaten voor de druifluis-
conventie geteekend, waarvan 1313 Duitscheen 185 Fransche,
tegen 1261 Duitsche en 111 Fransche in het jaar te voren.
De teelt van aardbeziën in de boomkweekerijen is nage
noeg algemeen, en hoewel de uitkomsten door de droogte
slecht waren, wordt de opbrengst daarvan in totaal nog
geraamd op f 15000. De verzending der aardbeziën ge
schiedde naar verschillende groote plaatsen, en ook in mandjes
en vaten naar de jamfabrieken in Engeland.
Voor de Rechtbank te Leeuwarden heeft terecht ge
staan Jelske R., oud 25 jaren, dienstbode, laatst wonende
te Houtrijk en Polanen, beschuldigd van in October 1887
bij den heer mr. N. H. v. Nes v. Meerkerk, raadsheer in
het Gerechtshof te Leeuwarden, bij wien zij destijds diende,
eenige coupons van 3£ Ned. Werk. Schuld uit de brand
kast te hebben ontvreemd. Eén had zij uitgegeven bij den
banketbakker De Wijn en een bij den banketbakker v. Zuilen,
die niet gezien hadden naar de datums waarop die coupons
vervielendoch toen zij ze bij eenen kassier aanboden,
bleek dat ze eerst later vervielen. Bij eene huiszoeking
te Houtrijk en Polanen zijn vier coupons gevonden, netjes
in eene kous genaaid. Meer dan die zes, zegt beklaagde,
heeft ze niet gehad, maar de heer v. Nes mist er meer,
o. a. een blad coupons met talon. Zij heeft de brandkast
geopend met den sleutel, dien mijnheer onder zijn hoofd
kussen had laten liggen, en dien zij vond toen ze het bed
zou opmaken.
De substituut-officier van justitie, mr. J. P. Van Outeren,
vorderde 18 maanden gevangenisstraf.
De verdediger, mr. S. Salverda, bepleitte verlichting
van straf.
Uitspraak Zaterdag a. s.
Zeven schepelingen van het schip „Stalwart" zijn
van de reede van Soerabaja met eene sloep gedeserteerd
en te Samarang aangekomen, waar de politie hen heeft
opgepakt om hen naar Soerabaja terug te zenden. Tien
dagen hebben zij op zee gedobberd, steeds roeiende, bloot
gesteld aan de zonnestralen en aan den regen, hier en daar
een stranddessa aandoende, om tegen een stuk van hun
kleederen wat klappers of vruchten machtig te worden.
De oorzaak van hunne desertie moet gelegen zijn in slechte
behandeling aan boord.
De heer Manger Cats, te Wolvega, is wegens het
doodschieten van den jachthond van den heer Jager, te
Oldeberkoop, veroordeeld tot een boete van f 50, subsidiair
7 dagen hechtenis. De eisch was f 100 boete, subsidiair
14 dagen hechtenis.
Te Ootmarsum werd jl. Maandag, naar de „Tw. Crt."
meldt, een varken geslacht, dat aan een inwendig gebrek
scheen te lijden, omdat liet steeds een ongewoon geluid
van snuffelen of ademhaling door den neus gaf. Bij het
openen bleken long en lever zeer gezond te zijn, maar
bij het afhakken bevond men, dat zich in den snuit een
pruimen- of kersenpit had vastgezet. Daar deze pit reeds
van een behoorlijke lange kiem was voorzien, had dit dier
later hoogstwaarschijnlijk met een sierlijk boompje op den
neus kunnen prijken en daarmede het bewijs leveren dat
Miinchhausens verhalen nog zoo dol niet zijn. Jammer,
dat het geslacht is!
Op een dorp, in Noordbrabant gelegen, bestaat een
buitenherberg, alwaar des Zondags, tegen het verbod der
politie, in gedanst wordt. Op zekeren avond, toen het er
weer lustig toeging, kwam onverwacht de veldwachter
binnen. Dadelijk werd proces-verbaal opgemaakt tegen den
waard en tegen.... des veldwachters ontrouwe minnares.
Al de overige dansers kwamen men den schrik vrij, want
in zijn minnenijd scheen de dienaar der politie ze niet
gezien of gekend te hebben.
Het volgende verhaal wordt als historisch medege
deeld aan de „Helm. Crt.*:
„Eenigszins misnoegd, daar hij niet naar wensch had
kunnen slagen, keerde de landbouwer S., uit Asten, van de
Eindhovensche markt huiswaarts. Te Geldrop gekomen,
gevoelde de man behoefte aan eene hartsterkinghij
kon dan tevens een en ander hooren over dat vreemd
soortige sloopen van den toren dezer plaats, waarvan men
hem reeds zooveel verbazends verteld had. Na zijne reis
gezellin, een flinke vierkante koe, aan een raamkozijn Van
het Noordbrabantsch koffiehuis te hebben vastgebonden,
trad hij den tempel van Bacchus binnen.
Nauw heeft hij zich een plaatsje gekozen en zijn glaasje
besteld of daar komt een van de torensloopers, een echte
dynamietman, op hem af met de vraag:.„Vriend, wilt gij
dat beestje niet verkoopen, dat gij daar juist aan het raam
hebt gebonden. Ik geef er je 95 voor." „Dan zijt gij
koopman," is het antwoord van den eigenaar. „Goed, maar
dan geef jij een „rondje* voor mij en mijne kameraads,*
herneemt de kooper. S. had daar niets tegen, dat kon er
wel af, zelfs wel twee. Ondertusschen volgde het eene
„rondje* het andere op en had reeds de avond zijn grauwe
vlerken over Geldrop's veelbesproken torenruïne uitgespreid.
't Werd dus tijd voor S., die nog een paar dikke uurtjes
te maken had, om zachtjes aan op te stappen; doch eerst
afrekenen. „Zeg eens, koopman, kom eens over de brug,"
klonk het nu, „met je 95 gulden, want ik moet weg."
„Wat blief je?" luidde het antwoord, „95 gulden? Dit
heb ik niet gezegd, en nog veel minder bedoeld; mijn
meening was 95 stokslagen. Die klinkende munt kan een
geniesoldaat betalen, maar guldens? dat weet je wel beter,"