HELDERSOHE EN N1EUWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1888. N° 22. Zondag 19 Februari. Jaargang46. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Amsterdamsche kroniek. 10) VREDE IMA STRIJD. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters nnar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnemeut belangrijk lager. 16 Februari. Met de snelheid van het licht verspreidde zich Dinsdag morgen door heel Amsterdam, maar vooral door de nijvere, dichtbevolkte buurten op de eilanden Kattenburg, Willem burg en Oostenburg, de blijde tijding, dat de leening van drie ton voor de Koninklijke fabriek van stoomwerktuigen gelukkig volteekend was geworden. Het was in den vollen zin des woords een redding „ter elfder ure", daar juist op dat uur de vergadering van aandeelhouders geopend werd, waarin de voorzitter het heugelijk nieuws aan de aanwe zigen kon mededeelen. En sedert de leening Vrijdag slechts voor de helft geslaagd was, bestond er werkelijk tot Dins dagmorgen nog groote vrees, dat de inschrijvingen niet het gewenschte cijfer bereikt zouden hebben, en de fabriek dus gesloten zou moeten worden. De nieuwe ramp is Amster dam evenwel bespaard gebleven. Het goede voorbeeld van 's Konings zuster, de Groothertogin van Saksen-Weimar, die hare vorstelijke inschrijving van f 20,000 later met nog f 10,000 verhoogde, schijnt dus door velen gevolgd te zijn. Deze verblijdende uitkomst kan niet genoeg gewaardeerd worden. Wat had er van de duizend werklieden moeten worden, die bij sluiting der fabriek met hunne gezinnen broodeloos aan den dijk zouden zijn gezet. Welke ver reikende, ontzettende gevolgen zou het, nu er van lief dadigheid en hulpbetoon reeds zooveel gevorderd wordt, voor onze maatschappelijke toestanden gehad hebben, indien al die duizenden, helaas gewoon om bij den dag te leven en slechts bij uitzondering de spaarzaamheid betrachtend, midden in den winter van hun broodwinning verstoken waren geworden? Men mag er niet aandenken! Het is dus in vele opzichten een zegen te achten, dat de Koninklijke fabriek, de grootste industriëele instelling van dien aard te Amsterdam, door deze belangrijke vermeerdering van haar bedrijfskapitaal weder in staat gesteld is om hare exploitatie voort te zetten. Die zorg is ons dus alweer van het hartMaar toch blijft het een bedenkelijk feit, dat zulk een omvangrijke zaak telkens weer bij het publiek om steun moet aankloppen en dat voor dien steun niet zoozeer een beroep gedaan Naar het Duitsch van W. HEIMBURG. Hij sloot mij nog eens in zijn armen, en ik ging. Op de trap volgde hij mij. „Gij zijt immers hierheen gereden, Grethe ik moet je loch eens te paard zien. Ik ga mede." „Lieve, beste vader riep ik, en trots alle Kathrines besteeg ik van vreugde stralend mijn paard, terwyl myn vader in de huisdeur stond. Op eens liet Kathrines stem zich hooren „Nu, als mijnheer de predikant zelf haar bewondert, mag natuurlijk een van ons er niets tegen zeggen. Ach, mij God, dat neemt geen goed einde, ik heb het altijd wel gedacht." Nu echter troffen deze woorden mij niet meer; ik reed naar het slot zoo gelukkig als ik nog nooit geweest wasik bad immers voor de eerste maal ondervonden, hoe mijn vader mij liefhad. Daar vond ik een brief van mijne Hanna. Binnen acht dagen zou zij weder bij haar Grethe zijn, schreef zy, en dan alles vertellen van het wonderschoone Weenen en de prachtige brnid. Ik doorleefde een gelukkigen avondik stelde mij voor, hoe gezellig ik het kleine huis zou inrichten wanneer mijn vader terugkeerde en hoe minzaam ik met Kathrine zou omgaan. Myn paard moest ik natuurlijk meenemen zonder dit dacht ik, was het mij onmogelijk te leven de gordijnen voor de vensters zouden nog helderder zijn dan die bij den jongen predikantik zou morgens met mijn sleutelmandje het huis rondgaan, des middags bevallig de tafel dekken, na het eten een wandelrit maken en avonds met mijn werk boven in de studeerkamer zitten, in weerwil van den blauwen tabaksrook. O, dat het eerst zoo ver maar eens wasIk kon dien nacht bijna niet slapen, zoovele plannen doorkruisten mijn wonderlijk hoofd. Ach, het kwam zoo geheel anders Myn vader vertrokonder heete tranen nam ik afscheid van hem. De Bendelevens keerden terugjuichend vlogen Hanna en ik in elkanders armen. Wat was er veel te vragen, te vertellen en welke kostbare geschenken ortving ik Den eersten nacht was er van slapen bijna geen sprake. Hanna vertelde van Ruth. De jonge bruid was onuitsprekelijk schoon geweestzij had er zoo bekoorlijk uitgezien in het lange, witte bruidskleed naast den knappen, slanken graaf, en het paleis der Satewski's was zoo prachtig. „Och, Grethe, daarbij vergeleken is ons slot een boerenhuis de graaf moet zeker onmetelijk rijk zijn. Ruth gedraagt zich echter, alsof zy hem een groote genade bewezen heeft, door hem te huwen. Gij kunt niet gelooven, hoe koel al deze pracht baar Inatmisschien houdt zij zich maar zoo zij zag immers altijd uit de hoogte op alles neer. Tante zegt, zij had wel een vorst kunnen krijgen, indien zij gewild had. Maar zij is ook zoo wonder schoon." Ook ik deelde mijne ervaringen mede. Toen Hanna hoorde dat mijn vader vertrokken was, zeide zij „En als hij niet terugkomt, dan blijft ge bij my." Ik glim lachte, want ik had immers geheel andere plannen. De zomer liep ten eindehet graan was in de schuren, de manoeuvres zouden beginnen en in het slot was inkwartiering aangekondigd j een overste, zijn adjudant, een kapitein en twee wordt op de belangrijke werkzaamheden, die de fabriek verricht of te verwachten heeft, dan wel op het mede lijden en de goedhartigheid van Amstels gegoede burgerij. Als een kapitalist een leening sluit, vraagt hij alleen naar de bepalingen omtrent rente en aflossing en de vertrouwbare financiëele waarborgenphilanthropische overwegingen komen hierbij minder in 't spel. Bij deze leening echter zag men vlak het omgekeerde. Dat er betere tijden uit industriëel oogpunt voor de fabriek aan staande zouden zijn, wordt meer gehoopt dan verzekerd; en het krachtigst argument, waarmeê men de wenschelijk- heid van het welslagen der leening bepleitte, bestond in de wanhopige vooruitzichten der vele arbeidersgezinnen, die bij sluiting der werkplaatsen broodeloos zouden worden. Nadat de leening slechts half geslaagd was, heeft dit argument dan ook blijkbaar den doorslag gegeven en is het wagentje der Koninklijke fabriek weêr op gang gekomen. Voor hoe lang? In de laatste jaren kon zij haar bestaan slechts met horten en stooten rekken; en ik heb ervaren deskundigen hoofdschuddend hooren verzekeren, dat de volteekening dezer nieuwe leening slechts uitstel van executie is en de „Koninklijke fabriek" het evenmin als „de Atlas" tegen de buitenlandsche concurrentie zal kunnen bolwerken. In hoever die sombere profetie juist of onjuist is, valt op 't oogenblik niet te beoordeelen; maar het feit dat de fabriek alleen in het vorige jaar, na afschrijving en rentebetaling, een netto verlies had van f 95,000, stemt toch tot nadenken. Gaat dat zoo voort, dan is, met en ondanks de nu bijgedragen drie ton, het doodvonnis der fabriek toch over een paar jaar geteekend. Er zijn er, die bij deze gelegenheid openlijk en onomwonden beweerd heb ben, dat de organisatie van het beheer der fabriek niet deugt en daarom kleine inrichtingen van denzelfden aard geregeld kunnen blijven doorwerken, terwijl deze grootere telkens aanvallen van vliegende tering heeft. Dit is een ernstige klacht, waarvan de al of niet gegrondheid thans, op verzoek van het Bestuur, door de leenings-commissie zal onderzocht worden. Blijkt het werkelijk, dat er te veel aan de maat en de strijkstok blijft hangen, dan is het te hopen dat men onmiddelijk tot beslissende en afdoende maatregelen luitenants. De logeerkamers waren gereed. Mevrouw Van Bende leven zag ze alle nog eeDS na, om zich te overtuigen dat de zaken in orde waren. Uit de keuken in het sousterrain stegen de verleidelijke geuren van een goed diné omhoog, de tafel in de eetzaal prijkte met het oude familiezilver, de bedienden liepen druk heen en weer, en boven in ons torenkamertje waren wy met ons toilet bezig. „Het is half vier," zeide Hanna, „zij zullen wel spoedig komen het zal mij verwonderen, welke menschen dat zijn zullen, Grethe." Zy stak nog een lichtblauwen strik in de blonde lokken en zag er in haar wit kleed allerbekoorlijkst uit. Ik had weder een mijner dartele dagen en stond voor den spiegel, om nog een late witte roos in mijn donkere haren te bevestigen, wat bijzonder goed stond bij mijn blauwe japon, die wel op den weerschijn mijner oogen geleek een weinig ijdel is immers ieder meisje. „Ik bid u, houd nu ook eens op je mooi te maken," zeide Hanna knorrig; „je wilt mij toch met alle geweld den voet lichten en dat is gemakkelijk genoeglaat mij ook eens zien." Zij trad voor den spiegel. „Mijn hemel, Grethe, gij zijt bijna een hoofd grooter," riep zij verwonderd. „Och, die arme luitenants. Grethe, Grethe." „Kom eens hier, kleine," zeide ik, „gij hebt al dikwijls jonge heeren ontmoet; hoe diep mag de buiging wezen, die men voor zulk een luitenant maken mag „Zie mij aan," lachte Hanna. „Die voor den overste moet zoo diep zijn, die voor den kapitein zoo, voor den adjudant zoo en de luitenants wel, die is nauwelijks merkbaar. Laten wij ons eens oefenen," en nu maakten wij overste- en luitenants buigingen, die ons ten slotte hartelijk deden lachen. Op eens hoorde ik muziek. „Hanna, zij komen riep ik. In een oogenblik stonden wij buiten op het balkon. Een stofwolk werd op den grooten weg zichtbaar, waaruit tusschenbeide de geweren blonkende tonen der muziek werden steeds duidelijker. „Kom gauw, Grethe, naar benedenop het bordes kunnen wij hen het beste zien." Daar stonden de baron en zijn vrouw reedsop de onderste trede eenige bedienden. Mevrouw Van Bendeleven zond ons weer terug. „Het is vroeg genoeg als gij aan het diné verschijnt ik blijf ook niet hier. Het belemmert de hecren, door dames ont vangen te worden, en buitendien voegt het ook niet." Wy gingen dus weer heen. Een kwartier verliep onder gesprekken en gissingen over de vreemde gasten, tot een bediende binnentrad en ons bij de barones ontbood, die zich in de kleine zaal bevond. Juist wilden wij, na nog eens in den spiegel gezien te hebben, naar beneden gaan, toen de kamenier mij tegenkwam. „Juffrouw Grethe, een brief voor u," riep zij van verre en reikte mij een tamelijk dik pakket over. Overgelukkig greep ik er met beide handen naar, en bedenkend dat ik beneden geen tijd tot lezen zou vinden, verzocht ik Hanna alleen naar haar moeder te gaan en deze te zeggen waarom ik wegbleef, maar dat ik mij haasten zou. Ik zette my voor het venster en las. Mijn vader schreef my, dat hy op dit oogenblik te Miinchcn was, dat hij waarschijnlijk nog naar Italië zou gaan en dat hij daardoor nog langen tijd moest wegblijven. Over het geheel gevoelde hij zich sterk hoewel hij meermalen een gedeelte van den nacht doorwerkte en zijn gemakkelijken leunstoel van huis zeer miste. De brief eindigde zal overgaan, te hopen bovenal in liet belang der arme, duizend werklui, die niet het slachtoffer mogen worden van wanorde en spilziek beheer. Een nieuwe leening zou niet meer slagenen wel is Amsterdams liefdadigheid schier grenzenloos, maar te verwachten dat zij de Konink lijke fabriek in een philantropisclie werkinrichting her- scheppe, zou toch wel wat veel gevergd zijn! Er wordt evenwel alreeds zulk een zware belasting geëisebt van die spreekwoordelijke weldadigheid der hoofd stad. Onder allerlei vormen wordt zij in de gelegenheid gesteld, dien goeden en benijdenswaardigen naam te hand haven. Soms denkt men daarbij wel eens aan de Duitsche zegswijs, dat „men ook van het goede te veel kan hebben." Maar er zijn toch uitzonderingen. Zoo vind ik het een loffelijk denkbeeld om aan de meergegoeden een geldelijke bijdrage te vragen, ten einde, evenals verleden jaar, bij gelegenheid der viering van 's Konings 71sten geboortedag een buitengewone uitdeeling te houden van levensmiddelen en brandstoffen aan behoeftigen. Door de armverzorgers der verschillende kerkelijke gemeenten, benevens die van het burgerlijk armbestuur, hebben daartoe dezer dagen gezamenlijk aan de huizen van de ingezetenen onzer stad een buitengewone schaalcollecte gehouden, waarvan de op brengst onder de armbesturen zal worden verdeeld, om tot het bovengenoemde loffelijke doel besteed te worden. Ik hoop van harte, dat dit weldadigheidsbetoon steeds op het programma der viering van 's Konings verjaardag zal blijven voorkomen. De feestelijkheid zal hier ditmaal 's avonds te voren ingeleid worden door een militaire taptoe op den Dam, die daar, als 't weer niet te zeer tegenwerkt, een eigenaardigen indruk kan maken. Dat men hier overigens onuitputtelijk is in het vinden van middelen om de liefdadigheid te beoefenen, ook op een gemakkelijke en min kostbare wijze, bewijst de ver leden jaar gestaakte A-B-C-club. Het denkbeeld tot de vorming dezer Vereeniging is ontworpen door een zeer aanzienlijke en zeer invloedrijke dame uit de voornaamste kringen der hoofdstad. Zij wenschte een bond te vormen tot bestrijding der armoede, uit vele leden bestaande, die dan elk slechts een kleinigheid behoefden bij te met de verzekering, dat het hem verblijden zou te vernemen, dat ik vroolijk en tevreden was, terwyl hij verzocht, de familie Bendeleven, domine' Renner, zijn moeder en Kathrine van hem te groeten. Teleurgesteld liet ik den brief vallen, mijn schoone droomen waren nu immers weder geheel op den achtergrond geschoven. Ik had gehoopt, mijn vader reeds in den naherfst te kunnen ontvangen, en nu zouden er nog maanden voorbygaan hij had zeker geen verlangen naar my. Ik begreep het niet; en den dominé zou ik groeten? Nooit! Ik was niet weder bij zijne moeder geweest en had hem, wanneer hij een bezoek op het slot aflegde, altyd weten te ontwijkenslechts ééns had ik hem ontmoet, toen ik de jonge tuinmansvrouw haar doodziek kind hielp verplegen. De arme vrouw waakte geheele nachten, en daarom had ik haar dikwijls des daags afgelost, opdat zij eenige uren zon kunnen slapen. Toen was hij plotseling de ziekenkamer binnengekomen, had mij vriendelijk gegroet, zonder zich verwonderd te toonen dat hij mij daar vond, zich over het bedje heengebogen en de hand op het gloeiende kinderhoofdje gelegdik was verlegen geworden, want my schoot te binnen hoe deze man, die nu zulke zachte, vriendelijke woorden tot het knaapje sprak, mij zulk een hard verwijt op spottendon toon had toegevoegd. Het bloed steeg mij naar het gelaat, en toen de moeder een oogenblik later binnentrad, stond ik op en zeide „Zie zoo, Anna Marie, nu kunt gij uw post weder opvatten, het is bij vieren, dan maken wij altijd onzen wandelrit en de baron wacht ons." Bij deze woorden rees hij plotseling overeind, geen spotachtige trek lag er als vroeger om zyn mond, maar met een droevig gelaat sprak hij „Waarom wischt gij met zoo ruwe hand het schoone beeld weder uit, dat ik zooeven aanschouwde Ik zag hem een oogenblik verwonderd aan, zonder te kunnen antwoorden. Toen vertrok ik zonder te groeten die eenvou dige woorden hadden mij nog meer in de war gebracht, en sedert had ik hem steeds nog meer vermeden. Neen, zooals ik zeide, die groet wilde ik niet overbrengen als ik op een der eerstkomende dagen tijd had, zou ik naar Kathrine gaan, en daar ik bedacht, dat ik reeds lang was weg gebleven, ging ik haastig naar beneden. Toen ik de deur van het kleine salon wilde openen, hoorde ik daar binnen den baron zeggen„Maar, myn lieve jongen, dat is een kapitale verrassing." „Jongen," dacht ik, „wie kan dat dan zyn en trad binnen. Ik zie hen allen nog duidelijk voor mij de baron, als naar gewoonte ook zelfs in den zomer voor den haard staande met de handen op den rug, Hanua naast hemop de sofa zat mevrouw Van Bendelevenzy had een grijs zijden japon aan en een mutsje met rosé-linten opvoor haar stond een jong, slank officier, die lachend haar beide handen vasthield. Wilhelm Von Eberhardt. Toen ik binnentrad keerde hij zich om; wy stonden tegenover elkander en zagen elkander in het gelaat. Later, na verloop van jaren, nu nog, vraag ik mij meermalen af, waarom menschen, die op elkanders lotgevallen invloed oefenen, dit niet reeds by de eerste ontmoeting gevoelen O, had ik het kunnen vermoeden, welk een invloed hij op mijn leven zou verkrijgen, ik was naar mijn somber vaderlijk huis gevlucht en was misschien gelukkiger geworden. „Daar Ju onze wildzang," riep de baron. „Lieve Grethe, zie dezen joDgea man eens aan hij beweert^ dat zijn naam Wilhelm

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1