HELDERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Ad rertectiehlad voor Hollands Noorderkwartier. 1888. N° 24. Vrijdag 24 Februari. Jaargang46. Uitgever A. A. BAKKEE Cz. 12) VREDE NA STRIJD. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 1 4 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsrnimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. 15 i n n e n 1 a ii d. Tot toelichting van het reeds aangekondigde, thans ingediende ontwerp, om den vijfjarigen dienst van de inge- lijfden bij de militie te land der lichting van 1883 en den vierjarigen dienst van de ingelijfden bij de zeemilitie der lichting van 1884 met een jaar te verlengen, ten ware de omstandigheden het inmiddels raadzaam mochten doen oor- deelen hun het ontslag vroeger te verleenen, wordt gezegd: Bij den algemeenen politieken toestand in Europa is het naar de meening der Regeering noodig, dat de lichting van 1883 der militie van de landmacht en de lichting van 1884 der zeemilitie met 1 Mei niet wordt ontslagen, maar voorloopig in dienst gehouden wordt. Te minder bezwaar zal tegen dezen maatregel rijzen, wanneer overwogen wordt, hoe weinig last van den door de wet van 31 Mei 1887 (Staatsblad No. 100) getroffen maatregel door de ingezetenen ondervonden is en hoe uiterst gering in aantal de bezwaren zijn geweest, van welke aan de Regeering en aan de Staten-Generaal is gebleken. Ook dit ontwerp bevat de bepaling, die beoogt, de daarbij bedoelde militieplichtigen, voor zoover zij vroeger niet ter zee gevaren hebben en zich indertijd niet voor de zeemilitie hebben aangemeld, niet langer te beletten, ter buitenlandsche zeevaart te gaan. In 't HPaleis van Justitie' wordt er op aangedrongen dat in de stervende Tweede Kamer een der leden van zijn recht van interpellatie zal gebruik maken om een stellige verklaring uit te lokken nopens de beweringen van Methöfer over de behandeling welke Jeanne Lorette in de gevangenis te Arnhem heeft ondergaan, 't Geen beweerd wordt moet onwaar zijn, anders zou de Minister van Justitie reeds lang schuldigen hebben gestraft. Doch er moet zekerheid bestaan, ook omdat de woelige socialistische partij zich niet op een althans schijnbaar gegronde grief kunne beroepen. Op de heilige Themis mag, als op Caesar's vrouw, zelfs geen verdenking rusten. Ds. A. Brummelkamp Jr. zal binnenkort optreden als hoofdredacteur van de te Groningen verschijnende anti revolutionaire „N. Prov. Gron. Crt." Naar het Duitsch van W. HEIMBURG. Toen ik hem trouwens aan den maaltijd wederzag en hij later naast mij te paard zat, had ik spoedig Kathrine en haar verma ningen vergeten; het was zoo heerlijk, langzaam door het groene woud te rijdenwanneer ik opzag, waren zijn oogen op mij gericht met een uitdrukking, die mij de mijne in verwarring deed neêrslaan. Waarover wij spraken, weet ik niet meer, zeker over onverschillige zaken, en toch heb ik mij nooit zoo aangenaam met iemand onderhouden. Kathrine, Kathrine, hadt gij ons zoo gezien en een uwer witte rozen op zijn uniform, al uw zacht moedigheid zou verdwenen zyn. Ik vertelde en sprak over mijn vader, en hoe verlaten ik zou zijn, had ik geen toevluchtsoord op het slot gevonden. „Ik heb ook reeds lang geen ouders meer," sprak hij, en zyn gelaat werd droevig. „Maar een man gevoelt het niet zoo als een meisje, wier plaats toch eigenlijk in het vaderlijk huis is, tot zij haar echt genoot volgt." „Ik ga ook naar myn vader," antwoordde ik zacht, „zoodra hij van zijn reis is teruggekeerd. Ik verheug er my nu al over, maar zeg het niet aan Hanna, zij vermoedt er niets van." „Wie weet, hoe lang Hanna nog in het ouderlijk huis blijft?" lachte hij. „Zie eens naar den kleinen Bergen, hoe bevalt hij u Ik schrikte over het verband tusschen deze beide vragen, wat toch eigenlijk wel eene toevalligheid konde zijn. „Daar heb ik nog niet over gedacht," antwoordde ik en zag bedaard het paar na, dat samen druk praatte; mijn blik zocht luitenant Von Eberhardt, maar hij scheen al weder vergeten te zijn wat hij zoo juist gezegd hadzijn oogen dwaalden over de plaats waar wy ons bevonden, en met volle teugen ademde hij den geur der dennen in. „Willen wij wat harder rijden?" Ik stemde dadelyk toe en spoedig vlogen wij Hanna en haar geleider voorbij. Och ja, het waren schoone, heerlijke dagen, zooals men ze slechts ééns op deze wereld beleeft, en deze tyd is als eene groene heldere plek in de droevige zee mijns levens. Ik wil haar niet beschrijven, die 3choone tijd der ontluikende liefde, wier geheele bekoorlijkheid dikwijls slecht3 bestaat in een blik uit lieve oogeneen paar korte, voor anderen onverstaanbare woorden doen ons hart sneller kloppen, men vergeet tijd en omgeving, heeft slechts oogen voor de dierbare en lacht en weent beurtelings. Maar niet alleen was m ij n hart onder den invloed der liefde, ook Hanna was veranderd. De kleine, blonde heer Von Bergen week bijna niet van haar zijde, en haar buitengewone vroolijkheid, die dikwijls in onze stille kamer door een vloed van tranen gevolgd werd, bewees mij maar al te duidelyk, dat ook zij op het punt stond, haar hart te verliezen of het reeds verloren had. Wij gaven nochtans nimmer over en weer aan ons gevoel lucht wij kenden elkanders geheim, maar wachtten ons er over te spreken. Of mevrouw Van Bendeleven niets bespeurde, dan of zij niets wilde bemerken, is mij altyd een raadsel geblevendaar wy door den dood van een verren bloedverwant van alle voorgenomen groote feesten moesten afzien, en de heeren, om in ons bijzijn te wezen, eveneens aan een verblijf op het slot de voorkeur gaven en de officiëele bals in den steek lieten, was zy steeds in de gelegenheid ons gade te slaan, wat baar in een groot gezelschap moeilijk zou gevallen zijn. Schijnbaar was zij altijd zoo verdiept in een gesprek met den overste of kapitein, dat zij voor ons jonge lieden geen oogen scheen te hebbenslechts nu Tengevolge van het bedanken van den heer Waller, heeft de Kiesvereeniging te Zijpe den heer D. C. Loman candidaat gesteld voor lid der Tweede Kamer. Het examen voor de betrekking van kommies bij de belastingen, 80 kunnen er geplaatst worden, zal, naar het „Va Ierland" verneemt, te 's Hertogenbosch gehouden worden. De commissie daarvoor aangewezen moet bestaan uit de heeren J. B. Story van Blokland, provinciaal inspecteur der directe belastingen te Eindhoven, P. P. E. Hoefnagels en Th. Top, contróleurs derzelfde middelen te Veghel en Weesp. Toen in de laatste algemeene vergadering der Ver- eeniging voor Volksonderwijs, den 31 Mei van het vorige jaar te Amsterdam gehouden, door den heer J. Versluijs in overweging was gegeven of, zooals in het verslag dier vergadering vermeld staat, „thans niet dienstig zou zijn eenige rechtsgeleerden uit te noodigen om alvast een wetsontwerp op den leerplicht in gereedheid te brengen en alzoo bedenkingen tegen de uitvoerbaarheid reeds vooraf te ontzenuwen", werd door den Voorzitter geantwoord, „dat het hoofdbestuur dit denkbeeld gaarne in ernstige over weging zal nemen." Zoo is inderdaad geschied. Het besloot (zoo meldt het „Volksblad") de heeren mrs. H. Ph. De Kanter, te Brielle, M. C. J. Willeumier, te Amsterdam, en Jhr. L. F. H. Michiels van Kessenich, te Roermond, uit te noodigen om aan dit denkbeeld, zoo mogelijk, uitvoering te geven; aan welke uitnoodiging genoemde heeren bereidwillig hebben voldaan. Aan een en ander openbaarheid te geven, behoorde natuurlijk niet aan het hoofdbestuur der Vereeniging, maar uitsluitend aan de drie heeren, die, geheel vrijwillig en zonder eenig uitdrukkelijk mandaat, de taak hadden aan vaard, de uitvoerheid van het beginsel van den leerplicht door het formuleeren van een wetsontwerp aan te toonen. Zooals men weet, heeft thans een lid dier commissie, de lieer De Kanter, zelf het geheim opgeheven. Het Openbaar Ministerie bij het Gerechtshof te Am sterdam, eischte jl. Dinsdag bevestiging van het vonnis en dan wierp zij een blik op ons groepjeoverigens konden wij praten, musiceeren en onder be£ geleide van den baron zooveel in het park ryden als wy wildeD. Veertien dagen gaan spoedig voorbij, en wanneer men van bet aanstaande afscheid sprak, zag ik Hanna's gezichtje ver- bleekenging het mij beter Ik weet het niet meer. Daags voor den afmarsch, het wa3 den 2den September, hadden wij buitengewoon lang aan tafel gezeten, en de zon begon reeds te dalen toen wy opstonden. Onze paarden stonden onge duldig trappelend voor de groote stoep, wij wilden voor het laatst een wandelrit doen. Hanna en ik begaven ons naar boven, ten einde onze rykleeren aan te trekken. „Wat zal het hier morgen weder stil zyn, Grethe," sprak zij zacht en zag mij aan zij wilde lachen, maar tranen kwamen in haar groote oogen. Ik kon niet antwoordenden laatsten nacht had ik reeds slapeloos doorgebracht, en Katbrines woorden „Het zou my den dood doen, als je ongelukkig werdt," klonken my onophoudelijk in de ooren. Ik had in deze gelukkige dagen bijna geheel niet, hoogstens vluchtig aan haar gedacht, en eerst by de aankondiging van bet naderend afscheid drukte bet mij zeer zwaar op het gemoed. Als Kathrine eens gelijk, als hij zijn spel met my gedreven had, als die half gefluisterde en toch zoo veelzeggende woorden, die stralende blikken mij bedrogen hadden, wanneer hij mij niet liefhad Haastig streek ik mijne lokken weg en drukte den hoed met den blauwen sluier op mijn hoofd, ik haalde diep adem, 't was of ik stikken zou maar neen het was onmoogelijk, zijn geheele wezen stond mij borg voor zijn eerlijkheid. Hoe deel nemend had by naar mijn vader gevraagd, hoe het betreurd dat my geen liefhebbende moeder ter zijde stond al wat hy zeide klonk zoo oprecht, zoo waar. Neen, en duizendmaal neen, hij had mij lief, ik had het in zyn oogen gelezen, en hoewel zyn mond het niet uitsprak, ik wist het toch en was gelukkig. Toen wij in ons rijcostuum beneden kwamen en hy mij bij het opstijgen hielp, trof mij zulk een gelukkige blik uit de donkere oogen, dat ik er van ontstelde. Naast elkander reden wij door den geurigen herfstavond. De ondergaande zon wierp purperroode stralen over de toppen der eiken en beuken aan den wegde lucht was zoo helder en zacht, en even helder en zacht klonk zijn stem mij in de ooren. Achter ons kwam Hanna met den beer Von Bergen, gevolgd door den baron en den overste, die zich bij het vertrek aan de cavalcade had aangesloten. „Wij rijden naar den houtvester!' riep de baron ons toe, en spoedig bevonden wy ons in de schemering; de vogels hadden hun nesten reeds opgezocht, een heilige avondstilte vervulde de natuur. In de verte hoorde men de klok van het kleine kerkje te Wctzendorf luiden, ten teeken dat het avond was. Nu was het oogenblik gekomen waarin het leven my de schoonste rozen bood, en de geliefde man het uitsprak, dat hij my liefhad, dat hy mij vroeg, of ik de zync wilde worden voor altyd? De duisternis was ingevallen, maar in myn hart een heldere zon opgegaan. Bevend lag myn hand in de zijne en een name- looze zaligheid vervolde mijn hart. O, de wereld, het leven, hoe zonnig lagen ze voor mij, en hoe heerlijk was het 1 Wy bevonden ons reeds lang op den terugweg. Ik had nauwelijks gemerkt, dat wij omkeerden ik kon haast niet gelooven, dat by mij beminde, en meende, dat ik uit een schoone droom tot een droevige werkelijkheid moest ontwaken. Toen wy het bosch verlieten, steeg achter de toppen der oude lindeboomen in het park de maan op en wierp haar helder schynsel over wegen en velden. Het was my, alsof zij nog nooit zoo schoon had geschenen. Daar riep de baron „Grethe, zing een volkslied voor ons, het is nu de rechte tyd van de Rechtbank, waarbij rar. Dumoulin, wegens verduis tering van gelden tot een jaar celstraf is veroordeeld. Op de kiezerslijst voor Amsterdam, zooals die in de vorige week door Burgemeester en Wethouders is vastge steld, na aangevuld te zijn volgens de besluiten van den Gemeenteraad, is bij vergissing eene dame onder de kiezers opgenomen, vermoedelijk wegens haar weinig gebruikelijken voornaam. Jl. Maandag is de Haagsche Kookschool geopend. De voorzitter van het Bestuur, de heer M. Hijmans van Wadenoyen, hield een rede, die beantwoord werd door den heer Conrad, voorzitter van de Maatschappij van Nijverheid. Daarna sprak de directrice, mej. Manden. Zij wees er op, dat haar taak zich in de eerste plaats zou bepalen tot de gewone voeding. Later zouden allicht luxe-schotels volgen. Voor den tweeledigen cursus, aanvankelijk bestemd voor tweemaal 12 leerlingen, hadden zich nu reeds 36 meisjes en jonge dames aangemeld. Een paar dagen geleden had bij den heer B., te Breda, een tragisch voorval plaats. Mevrouw «kwam des middags ten 1 ure in de keuken, gaf een gil en viel in onmacht; haar echtgenoot, gelukkig thuis, kwam terstond aanloopen, vond mevrouw op den vloer liggen en de meid aan een bovenkastdeur hangen. Hij sneed eerst de meid los, haalde hulp en hielp toen zijn echtgenoot bij, terwijl anderen de levensgeesten der meid trachtten op te wekken. Een dokter slaagde daarin, waarna de dienstbode naar het Ziekenhuis werd vervoerd. Naar het bleek had zij het touw niet genoeg aangetrokken. De oorzaak dezer wanhopige daad was gelegen in een.... schoenmakersrekening, die nog al hoog was, waardoor bij haar vrees ontstond van vervolgd te zullen worden. Dat men ooit zoover komen zou om kunstmatig vruchten te vervaardigen, zullen wel weinigen hebben ver moed. Toch maakt men te New-York tegenwoordig pisangs van tarwemeel met azijnzure amylether. Deze vloeistof heeft geheel den reuk en den smaak van een rijpen pisang; en het komt er slechts op aan, voor het tarwemeel-praeparaat een goede schil te vinden, om er vooreen dorp onder linden verborgen en door maneschijn overgoten. Ik bid u, zing iets „Grethe, mijn Grethe, zing nog eens het lied voor my, dat ik het eerst van u hoorde," fluisterde hij mij toe. Ik zong, en de gansche vreugde mijns harten klonk in myn stem Bij liefelijk maanlicht Een plekjen in 't woud, Wat luchtkasteel heb ik Met myn lief daar gebouwd Die gitzwarte oogen, Die kersroode mond, Dat vriend'lyke maanlicht, O, zalige stond Zoo zalig, zoo heerlyk Dat min'lyk gekoos O, kon het zóó blyven, Zoo blyven altoos! De maan is verdwenen... „O, het laatste vers niet," sprak hij haastig, „het laatste niet, het is zoo treurig en niet op ons toepasselyk." Verschrikt zweeg ikja, morgen zou hy reeds vertrokken zyn, maar slechts voor een korten tijd er zou immers een dag komen, waarop ik hem voor altyd zou toebehooren. „Grethe, onze liefde moet voorloopig een geheim blyven." fluisterde hij, zich tot my voorover buigende terwijl hy mijn hand drukte. „Niemand mag iets vermoeden, mijn liefste, zwijg zelfs tegen Hannade reden kan en wil ik u nu niet zeggen, dit heerlyk nur mag niet worden verstoord. Ik zal dikwijls, zeer dikwijls te Bendeleven komen er zal en moet gelegenheid gevonden worden om u te spreken en laat my u nu nog eens in de lieve oogen zienwy zyn aanstonds by het slot." Wij stonden stilhy hief mij ait den zadel en drukte mij aan zyne borst. „O, gij sterren des hemels, kon het altyd zóó blijven," klonk het zachtdaarop drukte hy nog eens mijn hand met de woorden „Wees voorzichtig, myn liefste, en verberg ons geluk." „Mag mijn vader ook niets weten vroeg ik zacht. „Neen, Grethe, zoodra het kan, zal ik het hem zelf vertellen." Hanna's binnentreden maakte een einde aan ons gesprek, en ik kwam eerst weer tot mij zelve, toen ik boven in ons kamertje was, voor mijn bed neerknielde en, het hoofd in de kussens gedrukt, den lieven God voor het groote, onverdiende geluk gedankt had. O, wat zou mijn vader zeggen en KathrineKat hrine, wat hadt gy ongelijk, zoo slecht over menschen te denken. O, welk een onnitsprekelyk geluk Toen liep ik naar den spiegel en lachte mij zelve toehet kwam mij zoo vreemd voor, dat hy my in de oogen gezien, mijn mond gekust had. Welke groote oogen zou Kathrine opzetten, als ik tegen haar kon zeggen „Kathrine, heb je wel eens een bruid gezien Aanschouw mij, ik ben er eene, en dc gelukkigste op de g&DSche wereld." Maar het was ook aardig, dat niemand het wistik wilde my onver schillig voordoen, slechts nu en dan een blik maar nu moest ik naar beneden waar bleef Hanna? Ik beproefde een onver schillig gezicht te zetten. Of het mij gelukte, weet ik niet. Niemand sloeg acht op mij, want toen ik de kleine zaal binnen trad, vond ik allen in groote opgewondenheid. Bij myn ver schijning heerschte er een oogenblik stilte. De baron liep met rassche schreden heen en weer; mevrouw Yan Bendeleven zat bij den haard, zag zeer bleek en plukte zenuwachtig aan de franjes van haar japon daar op een laag stoeltje zat Hanna, het gelaat in haar zakdoek verborgen, haar gestalte als vernietigd. „Wees verstandig, Hanna," klonk het uit den mond des barons, „en denk eens goed na, Hoe kunt gij van my verlangen, dat

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1