HELDERSGHE EN NIEIIWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1888. N° 25. Zondag 26 Februari. Jaargang46. 13) VREDE NA STRIJD. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. franco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 1 4 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Kijkjes over 't wereldrond. De feestelijke viering van 's Konings verjaardag droeg ditmaal niet het blijmoedige en opgewekte karakter van gewoonlijk. En vooral in vergelijking met het feestbetoon ten vorigen jare, bij gelegenheid van den zeventigsten verjaardag, had cle tegenstelling met dezen een-en-zeventig sten iets weemoedigs. Trouwens, niet zonder oorzaak. Reeds in het begin der maand hadden er zich geruchten verspreid, dat 's Konings oude kwaal, de nieraandoening, zich weer met meer dan gewone hevigheid deed gevoelen; en die geruchten vonden maar al te zeer bevestiging, toen Dr. Loudon uit Carlsbad naar de Nederlandsche residentie ontboden werd, om over den toestand van Z. M. geraad pleegd te worden. Wat het oordeel van dezen hoogst bekwamen arts was en welke voorschriften hij gegeven heeft, is niet bekend geworden; doch dat zijne komst niet overbodig was geweest, bleek uit de zorgwekkende tijdingen, die aan den vooravond van den 19den Februari eensklaps uit den Haag het geheele land vervulden. De Koning was bedlegerig, de pijnen hadden zich in de laatste dagen weêr met groote felheid verheven, en dientengevolge had Z. M. bevel moeten geven, dat alle ceremonieel en feestelijkheden ter viering van zijnen geboortedag ditmaal achterwege moesten blijven. Dat dit, niet alleen in de residentie, maar door het geheele land een schaduw op de viering van dien dag wierp, behoeft niet gezegd te worden. De Oranje vorsten en het Oranjevolk hebben hun lief en leed altijd saêm genoten of sa&m geleden, en elke slag, die het Vorstenhuis treft, trilt in het hart der natie na. Zoo stegen er dan ook dien Zondag, na het woord van dank dat 's Konings leven weêr een jaar gespaard mocht worden, vurige en uit het hart gewelde smeekgebeden uit alle bedehuizen op voor 's Vorsten spoedig herstel. Ze zijn niet onverhoord gebleven. Gelukkig is tot dusverre de ongesteldheid van den hoogen lijder niet toegenomen en doen er zich zelfs reeds bemoedigende teekenen van aanvankelijke beterschap voor. Mogen ze van langen duur blijken te zijn! Ook afgezien van de aangeboden gehechtheid der natie aan hare Oranje's, is het voor 's volks Naar het Duitsch van W. HEIMBURG. Hanna lag boven in tranen badende op de sofa. Zij wilde van geen troost hooren, zelfs Bergens opdracht deed haar droevig bet hoofd schudden. „Het is toch alles te vergeefs," sprak zy, en de tranen stroom den over hare bleeke wangen. „Alles te vergeefs, och, dat ik sterven konde!" Geheel uitgeput zonk zij ten laatste op het kussen achterover en drukte den doornatten doek tegen haar pynlijke slapen. Er werd zacht aan onze deur geklopt; Hanna had het nietgehoord, ik ging naar buiten Wilhelm Von Eberhardt stond in de donkere, kleine voorkamer. „Ik wilde vernemen, hoe Hanna het maakt?" zeide hij halfluid daarop trok hy mij hartstochtelijk naar zich toe, en zijn mond op mijn lippen drukkende, vervolgde hij „Grethe, ik vrees, wy zullen nog veel verduren moeten voor onze liefdeverlies den moed niet en vóór alles, zwijgover een jaar ben ik meerderjarig, kan dan doen en laten wat ik wil; tot zoo lang mag niemand iets vermoeden. Uw verblijf op het slot zou bij het bekend worden onzer liefde verschrikkelijk zijn of geheel ophouden, en Hanna heeft behoefte aan u. Weet gij geen goed vertrouwbaar persoon, die ik brieven voor u kan geven en die my uw antwoorden bezorgt? Ik moet iets van u hooren, anders houd ik het niet uit." Mijn eerste gedachte was Kathrine, maar neen, die zon nooit een geheime briefwisseling hebben bevorderd. „Zend uwe brieven aan de tuinmana vrouw," fluisterde ik „Anna Marie is mij genegen, ik heb haar ziek kind opgepast. Ach, Wilhelm, hoe vreesclijk is deze geheimzinnigheid!" „Wilt gy, dat men mij hier het huis verbiedt," vroeg hy „en daarmede de eenige gelegenheid herneemt, u te zien? Heb geduld, over een jaar kom ik, dan zal de geheele wereld weten dat gy myn bruid zyt, en wees nu het laatste oogenblik heel lief en goed; zeg dat gy mij bemint; ik ben morgen vroeg reeds weg en kan dan uw lief gezicht niet meer zien. Vaarwel, mijn liefste, liefste meisje Ik snikte en weende, de ontroering van dezen dag was mij te sterk geweest. Ik had hem immers nauwelijks goed aangezien, of hij was al weer wegik gevoelde mij dubbel eenzaam, toen ik weder naast de zacht weenende Hanna in ons kamertje zat. Ik had vroeger de zon niet gekend, die zoo stralend voor my was opgegaan, en nu zy verdwenen was, werd het eerst recht duister in mij. Den volgenden dag was het stil in het slot en alle bewoners waren in een gedrukte stemming. Hanna bleef te bed, zij was koortsigde baron was knorrig alleen aan mevrouw Van Bendeleven bemerkte men niet dat er iets was voorgevallenzij zat vriendelijk een poos aan Hanna's bed en deed alsof er nooit inkwartiering bij ons geweest, nooit een heftige scène was voorgevallen. Na het eten ging ik naar Anna Marie; het koste mij moeite, haar mijn vertrouwen te schenken en haar stilzwygen te vragen maar ik deed het uit liefde tot hem, en Anna Marie beloofde alles wat ik vroeg. Daarop ging ik naar Kathrine, die mij vriendelyk ontving en koffie uit mijn blauw kopje aanbood. Ik had al mijn zelfbeheersching noodig, haar niet om den hals te vallen en myn geluk te vertellen, maar ik onderdrukte myn ge voel. Slechts eens vroeg zy staatkundige eu maatschappelijke eenheid zeer te wenschen, dat het leven van onzen Koning nog vele jaren gespaard moge blijven. Wat de natie ook verdeele of in gisting brenge zooals in deze veelbewogen dagen, mogen wij er wel bijvoegen de Koning staat grondwettig boven de partijen en daarom kan de liefde voor den Koning en zijn Huis de banier zijn, waaronder allen zich vereenigen, die den naam van rechtgeaard Nederlander nog als een eerenaam beschouwen. En die vormen Goddank nog verre weg de groote meerderheid in ons raidden. Gelukkig geeft 's Konings krachtig gestel en overigens goede gezondheid ons gegronde reden, om niet bij elke tijdelijke verergering der kwaal terstond het ergste te vreezen. Daarentegen schijnt de keelziekte van den armen Duit- schen kroonprins meer en meer een bedenkelijken loop te nemen. Welk een ontzettend, diep tragisch schouwspel vertoont zich daar in het Italiaansche stedeke San-Remo aan ons oog! De erfgenaam van een Keizerstroon, na Keizer Wilhelm de eerste vertegenwoordiger van het koninklijk geslacht der Hohenzollërn, de schoone, krachtig gebouwde man, die eerlang de teugels van het bewind over het misschien machtigste mRar stellig invloedrijkste gebied der wereld in handen zou nemen, die man ligt daar als een ter dood veroordeelde zijn laatste uur te verbeiden. Want, ja, men houdt zich met angstvallige nauwlettendheid telkens aan een stroohalm van hoop vast, en de „officiëele" bulletins omtrent den toestand des lijders worden zoo gerust stellend mogelijk ingekleed, maar niettemin wordt hem het leven zelfs door den sterksten optimist nog slechts bij maanden toegemeten. Bij maanden; en hoe kort geleden verkeerde hij neg „in den bloei des levens", terwijl hij nu gedoemd schijnt om „met een gezond hart de eeuwigheid in te gaan". Want redding is, menschelijkerwijs gesproken, onmogelijk. Slechts leniging en verlichting vermag de hel pende hand hieraan te brengen. En daar ontbreekt het dan ook niet aan. Al wat kunst en wetenschap, zoowel ieder op zich zelf als in vereeniging met elkander, vermogen om de ziekte te bestrijden en de smarten dragelijker te maken, geschiedt met de meestmogelijke onbekrompenheid. De bekwaamste geneesheeren, die Europa bezit en zich in hun vak als „Grethe, wat is u overkomen Uw oogen zijn rood, alsof ge geweend hebt, en go ziet er toch zoo gelukkig uit? Is er geen inkwartiering meer vroeg zy haastig. Een donkere blos be dekte myn gelaat. „Ja, zij zijn van morgen afgemarcheerd," zeide ik zoo vry mogelijk. „Nu, God zy gedankt!" riep zij van harte. Stille weken volgden. Hanna was lijdend men kon eigenlyk niet zeggen dat zij ziek was, maar zij vermagerde zichbaar, het kleine gezichtje was doorschijnend wit geworden, de handen waren altyd heet en om haar mond lag een pijnlijke trek. Desniet tegenstaande nam zij in alles deel, en het was duidelijk te zien dat zij moeite deed om haar ongesteldheid in het byzyn harer ouders te verbergen. My deerde het van die arme, zachte Hanna. Hoe gelukkig was ik daarentegen; hoe beefde ik van vreugde, wanneer Anna Marie's grove hand my een sierlijk briefje over reikte. „Daar moet iets heerlijks in staan," lachte zij„jnffronw Grethe is een en al blijdschap." Ik knikte slechts en ijlde weg, om in een afgelegen hoekje van het park alles te lezen wat de smachtendste en teederste liefde schreef. Ik merkte ter nauwer- nood dat er een koude herfstwind begon te waaien. De wangen gloeiden mij van vreugde cn geluk, en slechts noode, nadat ik alles wat er in stond van buiten kende, keerde ik naar het slot terug om mijn schat te verbergen. Het antwoorden viel mij zeer moeilijkhoe dikwijls, wanneer ik juist was begonnen te schryven en meende alleen te zijn, hoorde ik Hanna's nu zoo vermoeiden, zachten tred in de voor kamer; snel verdwenen pen en papier dan in mijn lessenaar. Eens zelfs had mevrouw Van Bendeleven mij bijna verrast. Wat schrok ik, maar gelukkig was het kort voor haar verjaardag, zoodat zy zich hield, alsof zij niet bemerkte dat ik iets voor haar verborg. Maar trots alle stoornissen en hinderpalen gelakte het my, vrij geregeld mijn brieven by Anna Marie te bezorgen. Twee maal 's weeks kwam Wilhems oppasser, de trouwste mensch der wereld, als een boer gekleed, om brieven te brengen en af te halen. Myn vader schreef uit het zonnig Italië, geheel verrukt ovér al het schoone wat hij daar zag. Die brieven kwamen niet dikwyls, maar alle vervulden mij met blijdschap en ik bracht ze altijd dadelyk naar Kathrine. De goede ziel maakte plannen als myn vader weder terng zou zijn en Grethe hier beneden voor het venster der woonkamer zou zitten. Ik stond er by en lachte het stemde mij weemoedig, maar ik wilde met hem gaan. Arme vader! Uwe Grethe komt niet weder in uw huis, of slechts voor korten tijd, om het dan voor altijd te verlaten. Maar ik wist, het zou hem gelukkig maken, als hij zijn kind zoo goed bezorgd zag. Och, dat de tijd vleugels had October was gekomen en had het loof in park en bosch bont gekleurd de wilde wijngaardranken hingen donkerrood van het rasterwerk der veranda naar beneden, een fijne mist lag over den ganschen omtrekdorre bladeren bedekten de groote laan, en de dorpskinderen zochten ter sluik de bruine, gladde kastanjes op. Hanna en ik hadden des namiddags in hat park gewandeld en zy had heden bijzonder sterk op mij geleund, want zij gevoelde zich altijd zoo moede. Het arme kind had tranen in de oogen. „De herfst stemt mij ditmaal droevig, Grethe," zeide zy, toen ik, om haar genoegen te doen, een lijsterbessetak met roode bessen afplukte. Het ziet er in mijn gemoed even somber uit specialiteiten een wereldberoemden naam hebben gemaakt, bewaken de sponde van den lijder of worden met de snel heid des bliksems ontboden, om op de vleugelen van den stoom derwaarts te vliegen. Wat voor goud te koop is, staat den prinselijken patiënt ten dienstebij behoeft slechts een wenk te geven, en dienstvaardige boden snellen heen om zijn begeerte onmiddellijk te voldoen. Al wat de wereld heeft aan te bieden, al ware het ook met op offering van schatten, is het zijne, doch dat ééne, dat vurig begeerdegenezing, herstel, gezondheid, kan zij hem ook ten prijs van millioenen gouds niet verschaffen. Er rest den armen, ja, den armen prins en zijn huis en zijn volk niets meer dan de hoop, zelfs tégen hoop, de hoop, die toch in elke Pandora-doos van menschelijke ellende verscholen ligt. Overigens is er een tijdperk van rust en kalmte aange broken op het staatkundig tooneel in den vreemde. Na den buitengewoon overspannen toestand der laatste maanden is er thans een periode van reactie gekomen, die een ieder weldadig aandoet. Bismarck's orakeltaal heeft voorshands weer stilte in de ontruste gemoederen doen ontstaan. „Een reculer pour mieux sauter," hoor ik fluisteren Dat staat nog te bezien, sedert Duitschland, Oostenrijk en Italië de handen ineengeslagen hebben. Alle geweren zijn nu weer opgeborgen.... neen, zoover zijn we nog niet, maar staan toch weer aan den voetalle zwaarden rusten weer in de scheede, al houdt hier en daar een hand het gevest nog omklemd, en de smeulende lonten zijn uitgetrapt. Alles in rust, en Bismarck eet zonder zijn zorg zijn broodje met kaviaar, hem door den Russischen keizer gracieuselijk ten geschenke gezonden. Om intusschen toch altijd wat om handen te hebben, kibbelt men saam over Bulgarije, want zonder „quaesties* kan de diplomatie nu eenmaal evenmin leven als een kruidenier zonder koffie en suiker. Maar dit daargelaten, kan men zeggen dat Europa tegenwoordig naar omstandigheden redelijk^ welvarend en rustig is. Europa, ja, maar toch met een paar kleine uitzonderin gen, waaronder b. v. ons goede Nederland, dat in politieken zin allesbehalve welvarend en vooral zéér ver van rustig is. Het is of er niet alleen in de hoofdstad, maar aller- als bier in de natuur," „Myn lieve schat," bad ik, „hoop toch. Op regen volgt zonne schijn gij zult zeker nog eens hartelijk lachen en vroolijk zijn." Zij schudde treurig het hoofd. „Och, Grethe, als ik er nog aan denk, toen ik de laatste maal aan zijn zijde dezen weg ging, hoe spiegelde ik my de toekomst voor, en..." Zij hield op en zag met steeds toenemende opmerkzaamheid den weg langs. Ik volgde haar blik en zag een ruiter spoor slags naderen. Hy was hetik herkende den donkerrooden mantel. Bijna had ik uit vreugde al zijn waarschuwingen vergeten en was hem te gemoet gesneld gelukkig gaf Hanna's smartelyke uitroep: „Het is neef Wilhelm maar," my mijne bezinning terug. Hij had ons reeds opgemerkteen oogenblik later hield hy bij ons stil, sprong van zyn paard en gaf zyn nicht de hand, terwijl hij mij met stralende blikken aanzag. „Ik kom toch niet ongelegen, Hanna? Het is tnsschenbeide zoo vervelend bij ons. en bovendien werd het ook tijd, eens te zien hoe gij het maakt." Hanna antwoordde niet; het was haar, geloof ik, onmogelijk iets te zeggen zonder in tranen uit te barsten. Treurig zag Wilhelm zijn nicht aan, zwygend bereikten wij het slot, geen ven ons beiden durfde door eenig teeken onze vreugde over het wederzien te kennen geven. Wy eerbiedigden de smart van het lieve meisje. De baron was blykbaar zeer verheugd, zijn neef te zien mevrouw Van Bendeleven begroette hem met het vriendelijke lachje, dat zij voor alle met haar in rang gelijk staande menschen over had. Hanna had zich by de begroeting verwijderd en was de trap opgegaan ik volgde haar en hoorde Wilhelm nog zeggen Maar om Godswil, oom, wat is HanDa veranderd! Boven gekomen legde het arme kind haar hoofd op mijn schouder en snikte alsof haar hart zou breken. „Och, ik schrikte zoo, toen ik de uniform zag," zeide zij. „Aan Wilhelm dacht ik in het geheel niet." Ik bleef het overige van den namiddag, even als altijd, by haar bovenhet viel mij zwaar, maar vooreerst wilde ik haar niet alleen laten, en bovendien zon het de aandacht getrokken hebben, wanneer ik nu beneden kwam. Met ongeduld wachtte ik den bediende, die ons aan het sonpó zou roepen. Hanna was eindelijk tot bedaren gekomenik had haar weten te overreden, mede naar beneden te gaan zy bette haar roode oogen met koud water, en eindelijk klonk het uit Johans mond: „Het sou pó is gereed Men was reeds in de eetzaal toen wij binnentraden. Mync oogen zochten hemhij was in een druk gesprek met den heer des huizes, het lamplicht scheen op zyn bruin kroeshaar en spiegelde zich in de knoopen zijner uniform. Een flikkering in de geliefde donkere oogen zeide my, dat ook hem de tyd lang was gevalleD, toen ik op eens een andere welbekende stem vernam. Verrast keerde ik mij om daar stond de jonge predikant bij den haard, waarin een klein vuur branddemevrouw Van Bendeleven zat tegenover hem en luisterde met gespannen aandacht naar 't geen hy sprak: Myn God, hoe kwam hij en juistheden hier? Ik beantwoordde zyn groet, toen het gezegde van den baron„Mij dunkt, wij moesten nu aan tafel gaan," een eind maakte aan mijn verwon dering over dit vreemd bezoek. Mevrouw Van Bendeleven begaf zich naar haar plaats. „Lieve Wilhelm, hier, als het u belieft," zeide zy, en wees met de hand op een stoel tusschen haar en Hanna. „Grethe, gij daar. Dominé Renner, wilt gy naast juffrouw Sigismund

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1