HELRERSCHE EN IVIEUWEUIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voer Hollands NoorMwartier. 1888. N° 28. Zondag 4 Maart. Jaargang 46. 16> VREDE NA STRIJD. 9 a „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaal franco per post 0.90. 1.20. Uitgever A. A. BAKKER BUREAU: MOLENPLEIN. Cz. I Prijs der Advertentièn: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Welke rle meerderheid zal zijn in de nieuwe Kamer van Honderd is niet te voorspellen. Maar te vreezen is het wel, dat de liberale partij daai bij in de minderheid zal blijven. Indien dat gebeurt, zal het niet alleen zijn door de krachtsinspanning der kerkelijke partijen, maar ook, en voor een gi'oot deel helaasdooi' onze eigene verdeeldheid. Wil de liberale partij niet ontaarden en verloopen in eene machtelooze en bandelooze verzameling van clubjes en kleine vereenigingen, ieder met eigene wenschen, ieder met eigene eischen, vol persoonlijke grieven en persoonlijke sympathiën, dan behoort zij van de tegenpartij eendracht te leeren en samenwerking en de moeielijke kunst om eigene denkbeelden, opvattingen, wenschen ondergeschikt te maken aan een groot doel. Het is te vreezen, dat zij, die de leiding van deze ver kiezingen in handen genomen hebben, niet allen en niet voldoende zich hebben doordrongen van dezen plicht, en niet voldoende hebben bedacht, dat met goeden wil alleen, zelfs niet gesteund door een warm hart voor de liberale beginselen, men geene verkiezingen bestuurt en geene partij regeert. Ook in ons district bestaat eene verdeeldheid, die te betreuren is, en die ernstige gevolgen kan hebben. Ook in dit district heeft men in 't duister gelaten, wat ons vereenigt, de groote maatschappelijke belangen, die dezelfden zijn voor stad en dorp, maar als bij voorkeur opgezocht, wat ons verdeelt, en die belangen naar den voorgrond gedrongen, die den band verzwakken, die gelijk gezinden verbindt. Het platteland heeft gezegd: geef ons een afgevaardigde, die verstand heeft van landbouw, die ons helpt deze moeie lijke dagen van lage prijzen en verminderden afzet en buitenlandsche concurrentie te doorleven, geef ons iemand, die uit eigene ondervinding in de Kamer spreken kan over de nooden en bezwaren van den landbouw. En het platteland en de eilanden stelden den heer Loman, den Burgemeester van Texel, candidaat. De gemeente Helder heeft gezegd: is niet de Begeering schuld aan bijna al het leed, dat ons is overkomen? Doodde niet het Noordzeekanaal onze haven, de afschaffing der rechten op het hout, onze laatste scheepvaart, worden wij nu niet weder bedreigt met de opheffing onzer reeds ver minderde Marinewerf? De Regeering heeft genomen, genomen en wij hebben niets in ruil gekregen. Opofferingen in het algemeen belang Naar het Duitsch van W. HEIMBURG. zijn van ons gevraagd telkens wcêr, tot dat eindelijk ffit plaatselijk belang om hulp roept. Den Helder is niet onvaderlandslievend. Wat 's lands belang eischt, zal onze gemeente dragen zonder morren, al bleef haar ten slotte alleen over, wat niemand nemen kan, haar voortreffelijke haven en haar visschersvloot. Maar onze gemeente wil niet ongehoord veroordeeld worden. Zij vraagt als haar recht, dat wanneer in de Kamer, die vragen worden behandeld, die voor haar levens vragen zijn, dat er dan althans één is onder de honderd leden, die over haar lot beslissen, die zeggen kan ik ken den Helder ik weet, wat de maritime stelling waard is, ik zal u bewijzen in hoever lands belang met plaatselijk belang te zamen gaat En de Heldersche Kiesvereeniging stelde den verdienste lijken zee-officier S. T. Land tot haren candidaat. Wat nu Is het verlangen van het platteland ongegrond, of de eisch van den Helder onbillijk Wat moet nu de kiezer doen, en aan welke zijde zal de pers zich moeten scharen Had men den kiezers dien strijd niet behooren te besparen Ware overleg tusschen de leiders der partij in de ver schillende kiesdistricten niet noodzakelijk geweest, om in de rechtmatige belangen van den landbouw, in de belangen van de maritime defensie eene stem te geven in den Raad van Honderd Maar waar toe baat klagen. Wij moeten kiezen, al is de keuze moeielijk. Na rijp beraad, niet zonder aarzeling, hebben wij gekozen. En wanneer wij de kiezers aanbevelen op 6 Maart e.'k. hunne stemmen uit te brengen op den Heer S. T. LAND, luit. ter zee 1ste klasse, dan zijn wij bereid rekenschap te geven van die keuze. Wij meenen, dat de belangen van den landbouw in de Staten-Generaal in zekere mate vertegenwoordigd zijn. Wij erkennen //in zekere mate", want het getal grond bezitters in de Eerste Kamer is groot, in de Tweede Kamer niet onbelangrijk. Daaronder zijn er meerderen, die hunne gronden voor eigene rekening doen bearbeiden, en op groote schaal boerderijen drijven. De belangen van het landbezit zijn in de Kamers meer dan voldoende ver tegenwoordigd. Maar de belangen van den eigenlijk gezegde boerenstand, voor zooverre die belangen niet te zamen vallen met die van de landeigenaars, hebben recht op eene Zwijgend gingen wij nevens elkander uaar de kerk. Hanna en Bergen waren reeds vooruit, wij zagen hen niet meer. De vensters van het kleine bedehuis blonken helder in den winter avond het was zoo stil, zoo plechtig, geen voetstap hoorde men op het sneeuwkleed, en „U is heden een kind geboren" klonk het ons tegen, toen wij over het kleine kerkhof gingen. Daar op den achtergrond verhief zich ook het witte kruis op den grafheuvel mijner moeder. Ik wees er met mijn hand heen z/Mijn moeder wWij willen er heengaan," zeide hij. Weldra stonden wij bij het stille graf. Mijn oogen vulden zich met tranen. z/Mijn moeder dood, mijn vader zóó ver! Hij vatte mijn hand „Zie, Grethe, dit is het rechte oogenblik om u mijn Kerstge schenk te geven." Een kleine, glinsterende gouden ring blonk mij tegen. z/Deze zal u vader en moeder vergoeden," voegde hij er zacht bij. En bij den kouden grafsteen mijner moeder reikte wij elkander de hand tot een verbond, dat, naar ik waande, eeuwig zou duren. Boven onze hoofden blonk de avondster en uit het kleine, verlichte kerkje klonk een jubelend Kerstlied. Ik echter drukte den ring aan mijne lippen en trad met een dankbaar gemoed bij Hanna en Bergen in de Bank. Wat kwaad kon mij ook bejegenen? Achter mij stond immers hij, de statige man, die mij aan zijn hart gesloten had om mij voor alle stormen te behoedenik was zoo kalm, zoo rustig alsof ik reeds in de haven was aangeland; ik dacht aan mijn vader in het verre Rome, aan een gelukkige, zonnige toekomst, en daartusschen klonk de heldere, zachte stem van den jongen predikant z,En er waren herders op het veld, die des nachts de wacht bij hunne kudden hielden Zie. ik verkondig u groote blijdschap." In het slot was alles verlicht, wij behoefden niet lang in de duistere kamer te wachten. Ik had ter nauwernood den tijd, Eberhardt het kleine pakje met mijn portret te overhandigen, toen de vleugeldeuren geopend werden, en de helle glans van den Kerstboom straalde ons tegen, waaronder voor ieder ryke geschenken lagen. Hanna sloeg de handen in elkander van blijdschap over de menigte schoone zaken, waarmede zij haar eigen huis kon versierenop mijn plaats lag naast een zwart zijden kleed een prachtige prentbijbel. ;,Mij dunkt," fluisterde mevrouw Van Bendeleven mij toe, „een prentbijbel is een schoon sieraad voor ieder huis, en voor een pastorie wel het allerschoonste!" Ik zag haar verschrikt aan, maar kon uit deze onbeweeglijke trekken niet lezen, of zij op het huis mijns vaders doelde of dat het een nieuwe toespeling op zijn opvolger was. Ongerust dacht ik daar over na, toen mij de kleine ring te binnen schoot, dien ik sedert een uur aan een koord op de borst droeg, en de angstige gedachten verdwenen waarom zou die prachtige bijbel ook niet een sieraad voor ieder huisgezin zijn Neen, ik wilde niet bezorgd wezen, daartoe was deze avond te wonderschoon; de stem in de Kamer; die stand is niet of slecht vertegen woordigd. Maar is de heer Loman de vertegenwoordiger van dien boerenstand? Zal hij in de Kamer iets meer of anderszijn, dan zoovele grondbezitters, zelf belanghebbenden bij het landbouwbedrijf, en dat bedrijf een goed hart toedragende? Wij meenen het te mogen betwijfelen. Maar al ware het zoo, een groot deel van ons land staat open voor de keuze van een landbouwer; maar waar ter wereld moet de afgevaardigde vandaan komen, die de Marine kent; onze havens en reeden, onze vloot en onze werven, indien den Helder hem niet kiest? Namen van landbouwers vindt men in overvloed op de candidaten-lijsten der verschillende districten; in welk district is ook maar de naam van een zee-officier onder de voorloopige candidaten genoemd? En jaarlijks gaan millioenen door de handen van den Minister van Marine, en worden er schepen gebouwd en torpedo's gekocht, werven georganiseerd en gereorganiseerd, en de Kamer stemt, keurt goed en keurt af, beslist over de welvaart van gemeenten en het lot van duizenden mannen en honderden van gezinnen, terwijl hierin alleen voor- en tegenstemmers gelijk zijn, dat zij, marine-dilet tanten als ze zijn, eene groote vrees hebben voor zeeziekte, en met wat hulp bakboord kunnen onderscheiden van stuurboord. Pleiten wij nu voor een plaatselijk belang, als wij zeggen: zend een marine-man naar de Kamer? Neen, naar onze innige overtuiging niet. Voor een groot landsbelang meenen wij te strijden, als wij zeggen: zonder Marine geen Koloniën, en zonder Koloniën daalt Nederland af tot den vierden rang onder de mogendheden: stemt niet langer in de Kamer over de Marine, soms tegen de Marine en altijd zonderde Marine! Geeft haar eene stem. Wij ontkennen niet, dat er tevens een groot plaats3Üjk belang mede gemoeid is. Als de Marine-werf van uit deze gemeente wordt weg genomen, en hare gebouwen, zooals die der Maritime gebouwen in Medemblik, jarenlang blijven ledig staan, om eindelijk, zooals in Medemblik, door een medelijdend mi nister te worden ingericht tot een krankzinnigengesticht, wat zal er dan overblijven van deze gemeente? En als de Regeering dan nog een stap verder gaat, en ook den Helder als maritiem station van de lijst onzer doode weermiddelen schrapt, wat zal den Helder dan zijn menigte kaarsen van den boom weerkaatsten in gelukkige, dank bare oogen, zij vergulden met hun schijnsel het tegenwoordige en de toekomst; deze ééne heerlijke Kerstavond staat in mijn herinnering als het toppunt van het zoetste geluk dat ooit mij ten deel viel, deze korte en toch zoo onvergetelijke tijd! Hoe ras vliegt hij echter voorbij als men gelukkig is! De schoone avond was in de genoeglijkste stemming voorbijgegaan alleen mevrouw Van Bendeleven had geen onvermengde vreugde gesmaakt, zij bad te vergeefs op eenig teeken van leven uit Weenen gewachtnu troostte zij zich door op morgen te hopen besneeuwde wegen konden het tijdig aankomen der post ver hinderd hebben het was immers ondenkbaar, dat haar liefste kind zijn ouders op Kerstavond zou vergeten. Hiermede stelde zij zich gerust, evenals de baron en Hanna. Eindelijk ging men ter ruste, nadat nogmaals woorden van dank naar alle zijden gewisseld waren. De volgende dag verliep stil en huiselijk. Des morgens gingen wij ter kerk en later was er allerlei in orde te brengen voor den tweeden feestdag, wijl men voor het eerst in langen tijd een groot gezelschap op het slot Bendeleven zou ontvangen. De talrijke uitnoodigingen waren alle aangenomen. Wij hadden veel genoegen, maar niet zoo veel als vroeger het geval was. Ik geloof zeker, dat Hanna mijn gevoelen deelde en liever met Bergen en familie was gebleven. Mijn voornemen, heden Kathrine te bezoeken, bracht ik niet ten uitvoer om de waar heid te zeggen, ik was bang dat zij mij over de onverwachte verschijning van Eberhardt te nauwkeurig zou ondervragen. Zij had hem te doordringend aangezien, vandaag in de kerk ook weer, en ik was haar na de godsdienstoefening als het ware onder de handen weggeloopen, hoewel ik aan haar bemerkte, dat zij mij graag wilde spreken. Ik besloot, haar morgen voor het feest tc bezoeken. Hoe gaarne stelt men iets onaange naams uit. Alsof Kathrine rust had gehad! Zij wachtte den ganschen dag, en toen ik niet kwam, begaf zij zich den volgenden dag op weg en kwam bij mij op het slot, ten tweeden male uit angst over mijHet oude trouwe hart dreef haar naar het geliefd pleegkind. Het schemerde reedsde toebereidselen tot het feest, dat dezen avond plaats zou hebben, waren geëindigd. De tuinman had de danszaal met oranjeboomen versierd, het zilver op het buffet blonk in smetteloozen glans, de tafel in de eetzaal pronkte met den rijksten tooi, alleen de bedienden liepen nog zacht af en aan; met éón woord, er was rust gekomen en men kon nog een paar uren ongestoord praten. Toen ik de trap opging om ons toren kamertje te bereiken, en jnist bij mij zelve overlegde, of ik bij het slechte weder dat sedert den raiddag was begonnen, het wel zou durven wagen naar het dorp te gaan, stond Eberhardt in een vensternia, alsof hjj op my wachtte. „Ik verzoek om den eersten dans heden avond," sprak hij zacht, nadat hy naar alle zijden voorzichtig had rondgezien, mij tevens een paar frissche, schoone rozen aanbiedende. „Maar niet vergeten, mijn liefste," toen ging hij schielijk verder, mij bij het omkeeren nog een kus toewerpende. Ik knikte hem vriendelijk toe, maar gevoelde my plotseling bij den arm gegrepenGrethe, ik dacht het welIk keerde my om en zag in Kathrines smartelyk vertrokken gezicht 1 „Het is te laat." ging zij voort, „het helpt niet meer, ik kan wel weer naar huis gaan." Zij draaide zich om en keerde terug. „Kathrine, hoor mij toch, ga niet heen. Je zult alles weten riep ik, haar naijlend en bij haar doek grijpend. „Ik behoef niets meer te weten," riep zij en trok heftig haar doek uit mijn handen. „Eergister avond in ons huis nu die rozen en de kus die hij je toewierp, is dat niet duidelyk genoeg Och, miju voorgevoel, mijn angstWaarom heb je niet geloofd wat ik je zeide vroeg zij smartelijk aangedaan en ging de trap af. „Arm kind," hoorde ik haar nog mompelen. Onwillekeurig bleef ik staan een huivering beving mij en voer my door de leden, toen trad ik aan het venster, waar Eberhardt vroeger gestaan had. Daar liep zij de laan doordc storm zweepte haar kleederen, het kostte haar moeite voort te komen. Een geelachtig licht bescheen den ganschen omtrek, zware zwarte wolken joegen heen en weer, de laatste bladeren der boomen waren verdwenen, de storm had ze weggevaagd. Huilend en gierend voer hij door het woud en sloeg de kale takken tegen elkanderik kon een angstig, benauwend gevoel niet onderdrukken, als ik aan de oude, getrouwe Kathrine dacht. „Een vreeselijke storm vandaagzeide Hanna's kamenier, een vriendelijk stil meisje. „Vele der gasten zullen wel niet komen; hoor maar eens, juffrouw Grethe, hoe het in de lucht huilt. Gister zoo schoon en nu zulk een onweder." Ik knikte haar verstrooid toe en ging in onze kamer. Het laatste vale avondlicht viel op de witte kleederen, die daar voor onze baltoiletten gereed lagen. Hoe akelig zagen zy er uit De rozen in mijn hand vertoonden een geelachtig rood alles was in dit schemerlicht zoo ongezellig. Kathrines gezegde „arm kind," klonk mij onophoudelijk in de oorenik had wel kunnen heenloopen en haar zeggen „Kathrine, hij heeft my waarlijk lief, ziehier den ringknor nu niet meer, verheug u met mij!" „Zal ik het doen?" vroeg ik mij zelve na een pooshet was inmiddels geheel donker geworden. Reeds stond ik op, ten einde een doek om te slaan, toen een windvlaag met vreeselijke heftigheid de oude muren schudde, waarop een kraken van het dak volgde. „O hemel, Grethe, wat is dat voor een storm riep Hanna, die de deur binnenkwam. „Wij zullen van avond ons soujjó wel alleen kunnen gebruiken, bij zulk een storm vertrouwt nie mand zich buitenshuis. Mama is in een verdrietige stemming van Ruth is er nog geen brief en daarbij de onzekerheid, of by dit weer de gasten komen. Nu, de dichtstbij wonenden zullen wel verschijnen, maar de Nordheims, de Belau's en de G.... er officieren bezwaarlijk, als zij ten minste niet reeds onder weg zijn." „Om half zeven moeten wij toch in alle geval gekleed zijn," babbelde zij voort, terwyl zij licht aanstak, „opdat wij mama bij de ontvangst kunnen helpen, en buitendien wil ik mij ook graag een weinig door Hendrik laten bewonderen. Maar wat scheelt je Je ziet zoo bleek, ben je ziek vroeg zij. „Neen, o neen, ik was slechts in myn gedachten verdiept. Ja, je hebt gelyk, wij willen ons kleeden; zie, hoe lief die witte japonnen er bij het licht uitzien, maar vroeger hoor eens, Hanna, het ja alsof ouze oude toren hier omvergehaald moet

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1