HELDERSCHE EN NIEIIWED1EPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad Toor Hoüands Noorderkwartier. 1888. N° 31. Zondag 11 Maart. Jaargang46. BEKENDMAKING. 19> VREDE NA STRIJD. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaal0.90. franco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER BUREAU: MbLENPLEIN. Cz. Prij» der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Het Gemeentebestuur van den Helder brengt, ter vol doening aan het bepaalde bij artt. 6 en 7 der wet van den 2den Juni 1875 (Staatsblad N°. 95), ter openbare kennis, dat door den Heer A. KLIK alhier het verzoek is gedaan om in het Heldcrsclic kanaal aan het Molenplein, of andere daarvoor aan te wijzen plaats, een in te richten ijzeren vaartuig te mogen bezigen tot berging van vaten petroleum, en dat verzoek ter Secretarie der gemeente ter visie is nedergelegd. Bezwaren tegen die inrichting kunnen worden ingebracht op Vrijdag den 23 Haart 1888, des namiddags ten twee ure, aan het Raadhuis der gemeente. Helder, 8 Maart 1888. Het Gemeentebestuur voornoemd, STAKMAN BOSSE, Burgemeester. C. BOON, Secretaris. Kijkjes over 't wereldrond. De uitslag der Dinsdag gehouden verkiezingen voor de Tweede Kamer is een overwinning voor den Ach, mijn waarde lezer, hoe gaarne zou ik dezen keer mijne veertiendaagsche „Kijkjes" aanvangen met de invul ling van het aantwoord op deze vraag. Maar, met een kleine wijziging op vader Van Alphen: „geduld is zulk een schoone zaak, om, hoe men ook van spanning blaak, een poos geduld te blijven." Zelfs terwijl ik deze regelen schrijf (Donderdag-middag dus twee dagen nk de stemming), is er van het resultaat nog niets te zeggen. Vooreerst om de vele herstemmingen. Ten andere omdat de uitslag van onderscheidene districten eerst heden avond bekend wordt. En vooral wegens de onzekerheid omtrent den afloop der stemmingen te Amsterdam. Gisteren avond te elf uur had men er circa 60,000 namen geteld en besloot toen, wat rust te nemen tot heden ochtend en dan de opening der overige briefjes te hervatten. Op elk stem biljet komen 9 namen voorrekent men nu, dat er plus minus 20,000 kiezers ter stembus zijn getogen, dan geeft dit een totaal van 180,000 namen, die een voor een gesor- Naar het Duitsch van W. HEIMBURG. Aan tafel was het gesprek zoo levendig, als zelden in onzen kleinen kring gebeurdede jonge gravin was niet alleen schoon, zij was ook geestig en had deze gemakkelijkheid in het spreken aan de theetafels der groote wereld te Weenen geleerd. Men sprak over Hanna's bruiloft en daardoor over bruiloften en huwelijken in het algemeen. „Dat huwelijk kan alleen gelukkig wezen, waarin de vrouw het verstaat om nooit vervelend voor haar man te wezen, waarin zij telkens iets nieuws ontvouwt, al zijn het ook somtyds luimen en grillen. Hij zal zich dan gelukkiger gevoelen dan met een zoogenaamde goede, gehoorzame vrouw, die eiken wensch in zijn oogen leest en hem nooit gelegenheid geeft, zich over haar te verwonderen, te ergeren of te verhengen. Ik raad u, zusje, laat nooit in uw huis alle klokken goed gaan, alle kamers netjes in orde zijn de goede man vindt dat vervelenddoe liever niets om zijnentwil." „De gelukkigste echt is die, waarin man en vronw zich naar elkander voegen en schikken, en waarin hij noch zij door luimen en grillen opnieuw belangstelling moeten opwekken. Ik zou de man niet zyn, die zich door zulke middelen liet bindenniets is er, dunkt my, dat een vrouw meer ontsiert dan sommige behaagzieke luimen, en al is de mond ook nog zoo lief, die zich pruilend vertrekt, en zijn de voetjes, waarmede zy toornig stampt, de sierlijkste der wereld, ik zou dat nooit bewonderen. De verveling zou bij mij plaats maken voor misnoegen en gelukkig zou ik mij daarbij niet kunnen gevoelen." Bergen had deze woorden ernstig en eenigzins opgewonden gesproken en vatte de hand zijner bruid. Ruth lachte ietwat spotachtig. „Dan hebt gy een gelukkige keuze gedaan, Yon Bergen. Myn zachtmoedige zuster zal noch pruilend den mond vertrekken, noch met den voet stampen als zij iets wil doordry ven, zal zij hoofdpijn en migraine krijgen. Ook dat is afwisseling, zij het in den grond slechts lnim en onaardigheid, c'est tout a fait égal zoo of zoo, maar altijd nog beter dan eeuwig goed weer." „Als Hanna iets wil," zeide Bergen, wie deze beschouwiugen der schoone vrouw onaangenaam schenen te zijn, „zal zij het mcedeelen, en wanneer haar wenschen te vervullen zijn, waar aan ik niet twijfeldan behoeft zij geen migraine to krijgen, waartoe zij. God dank, ook geen aanleg schijnt tc hebben." „Wanneer haar wenschen verstandig zijnlachte de schoone vrouw. „Alsof ooit een man een wensch zijner vrouw verstandig had gevonden Wil zy in de warmte uitrijden, dan stuift het te veelis het koel, men haalt zich een verkoudheid op den halsheeft men lust naar de opera tc gaan, het stuk wekt geen belangstelling genoeg. Kort en goed, zoo men niet altijd toestemt, als de gebieder iets verkiest, is men onaangenaam en vervelend en doet men zijn zin, dan wordt men eerst recht vervelend. Dan amuseer ik mij nog liever met hem door een paar luimen te kwellen, dan is do verveling toch niet zoo heel erg." Zy hield de kleine smalle hand voor den mond om een geeuw te bedekken Bergen keek verdrietig en merkte een weinig scherp aan „Gij moet treurige ondervindingen hebben opgedaan, gravin." Toen zag hij zijn bruid aan, als wilde hij zeggen „Wij zullen elkander nooit vervelen." toerd en geteld moeten wordeh. Men was gisteren avond elf uur dus nauwelijks tot op een derde gevorderdhet zal le vraag zijn, of de totale uitslag van de hoofdstad zelfs heden nog wel bekend wordt. Zooveel kan echter reeds gezegd worden, dat er door het geheele land buitengewoon goed gestemd is en er zich op zeer vele plaatsen verblij dende teekenen van een opgewekt staatkundig leven ver toonden. Dat hebben wij ten minste bij den nieuwen toestand reeds gewonnen. Ook de hoop, waarmede ik mij vleide, dat ik in dit nommer der „Kijkjes" het einde van de werkstaking der wevers te Almeloo zou kunnen berichten, is helaasniet verwezenlijkt. Eer het tegendeel heeft plaats gehad, en de par tijen (patroons en werklieden) zijn thans verder dan ooit van elka&r verwijderd. Ik kan niet zeggen, dat de houding van eerstgenoemden een aangenamen indruk op den onbevooroor- deelden toeschouwer maakt. Het indertijd door mij te dezer plaatse geopperde denkbeeld om de quaestie door van weerszij den benoemde scheidsrechters te laten beslissen, is ook van an dere zijden aan de hand gedaan, maar niet tot een begin van uit voering gekomen, wat zeer te betreuren is. De werklieden hebben echter in dit opzicht geen schuld: zij wenschten wel tot de benoeming van arbiters over te gaan; doch de heeren Gebroeders Scholten wilden er niet van hooren, o. a. om de zonderlinge reden dat dit de eerste maal zou zijn, dat een arbeidersquaestie hier te lande door scheids rechterlijke uitspraak werd opgelostOok de tusschenkomst van den industriëel Van Marken uit Delft, een erkende en gezaghebbende autoriteit op oeconomisch gebied, heeft niet mogen baten. Zijne advertentie, waarbij hij giften voor de werkstakers vraagt, ademt een zeer ongunstig oordeel over de patroons. In die advertentie toch, met naam en toenaam onderteekend, gewaagt hij van „het goed recht der werkstakers tegenover de halsstarrigheid van hard vochtige patroons", en verzekert dat hij dit uitspreekt als zijne innige overtuiging, waartoe hij na onderzoek gekomen is. De heeren Scholten daarentegen beantwoorden die ver klaring met een insinuatie, en verwijten den heer Van Marken een „vertrou wel ijken omgang en persoonlijke vriendschappelijke verhouding met de leiders der sociaal democraten, die ook de leiders der werkstakers zijn." Doch met beschuldigen over en weer komt men niet verder, en Ruth wierp hem bij deze opmerking een somberen blik toe en wilde juist een bitter antwoord geven, toen Eberbardt, die, evenals wy, zwijgend had toegeluisterd, zeide: „De verveling van welke gij spreekt, Ruth, kan alleen daar voorkomen, waar de cchtgenooten geen andere bezigheid hebben dan voor zichzelven te leven, dat wil zeggen, waar de man geen betrekking of ambt heeft dan zyn renten te innen en zijn intressen te berekenen, en de vrouw haar huis niet behoeft te verzorgen, wyl zij bedienden genoeg kan houden, slechts voor haar toilet te zorgen beeft en bals en gezelschappen bezoekt. Wanneer echter de man een werkkring heeft, de vrouw waarlijk huisvrouw is, dat wil zeggen haar huishouding waarneemt, in de bezigheden deelt, voor man en kinderen zorgt, dan zijn de weinige uren, die zij te zamen doorbrengen, voor den door arbeid vermoeiden man waarlijk uren van ontspanning, en ik geloof niet, dat de verveling daar zal binnenkomen." Bergen knikte hem toe, maar Rnth merkte minachtend op, dat zy aan zulke burgerlijke betrekkingen niet had gedacht. „Ja, ik stel het mij ten minste zoo voor," sprak Eberbardt, alsof hij haar opmerking niet hoorde, „en wanneer ik getrouwd zal zyn en vermoeid en bestoven van den dienst in mijn gezellig huis kom, waar mijn vrouw my ontvangt, ben ik overtuigd geen verveling te vinden-" Ruth maakte een afwerende beweging met de hand, als wilde zij zeggen„Houd ophoud open de baron mengde zich in het gesprek „Er is nu genoeg getwist. Gy spreekt als blinden over de kleur; in het huwelijk vindt men alles, ook verveling. Bergen neemt het ongetwijfeld kwalijk, dat men de mogelijkheid ver onderstelt dat Hanna zich in zijn gezelschap zou kunnen vervelen Wilhelm schildert een waar herdersdicht voor onsmen ziet hem reeds zich na een vermoeienden marsch op de sofa uitstrekken, en zijn allerliefste brengt hem een kop koffie maar Grethe zegt niets. Hoe denkt gy er over, kleine wijsheid?" Ik zat innig gelukkig te luisteren, bood werkelijk in mijn gedachten Eberhardt een kop koffie aan en wischte "hem het stof van het voorhoofd; o, welk een bekoorlijk tafereel had hy daar geschetst „Wat ik er van zeg? Ik denk, als twee menschen elkander innig liefhebben, is alles heerlijk, zelfs de verveling." Een heldere blik van Eberhardt beloonde mij, do baron en Hanna lachten, slechts mevrouw Van Bendeleven en de schoone weduwe schenen aan iets anders te denkeu. De laatste stond op, verklaarde dat zy vermoeid was en trok zich terug, nadat zij nogmaals tegen Eberhardt vriendelyk had gelachen, toen deze de hem aangeboden hand kuste. Eberhardts eenvoudige woorden hadden mij zoo gelukkig ge maakt, dat ik het den volgenden dag zonder nijd kon aanzieD, hoe de gravin Satewski mijn paard besteeg, om met het bruids paar en Eberhardt in de buitengewoon zachte lucht een wandelrit te maken. Er bevond zich geen derde damespaard in den stal, en daar de schoone vronw, die volstrekt naar buiten wilde, het voorstel van den baron om het rijtuig in te spannen schouderop halend afwees, wist men geen ander middel, dan mij pro forma te verzoeken, mevrouw Van Bendeleven gezelschap te houden, terwijl de anderen uitreden. Toen zij na twee vervelend lange uren, die ik met de sedert den terugkeer harer dochter buitengewoon stille mevrouw Van Bendeleven had doorgebracht, terugkwamen, zag de schoone jong nu de heeren Scholten de vorming van een scheidsgerecht van de hand wezen, hebben zij de publieke opinie tegen zich. Intusschen bewijst, ni de enquête, deze verwikkeling opnieuw, hoe hoog noodzakelijk het is, dat er van Staats- wege gezorgd worde voor eene wettelijke regeling der arbeidsverhoudingen. In Frankrijk is de quaestie-Wilson thans eindelijk een phase ingetreden, die wat meer de publieke opinie bevre digt. De veroordeeling van dezen knoeier en zwendelaar eerste klasse tot twee jaar gevangenisstraf, een boete van 3000 francs en vijf jaar verlies van burgerlijke rechten, is niet meer dan zijn verdiende loon, ofschoon door som migen het vonnis buitengewoon streng wordt genoemd en de veroordeelde dan ook besloten moet hebben het „hoogerop te zoeken." Te streng? Maar waar vindt men een maatstaf voor dergelijke monstrueuse gevallen? Eigenlijk is het geheele land schuldig, waar zulke dingen gebéuren kunnen, en zeer verklaarbaar is dan ook de jammerklacht van sommige Fransche bladen, die, na het bekend worden der afschuwelijke bijzonderheden van dit proces, het betreuren, dat men dit „vuile linnen" niet liever „en familie" ge- wasschen heeft. Dat laat zich hooren! Want hoe slecht moet de Staatsmachine werken, hoe moet alle zweem van controle en eerlijkheid bij de hoogere besturen verdwenen zijn, wanneer een sujet als deze Wilson zulke „goede zaken" kan maken! Overigens zijn op het buitenlandsch tooneel de zaken „in écn doen," om een handelsterm te gebruiken. De regeling der Bulgaarsche aangelegenheden blijft de spil op zich zelf waarlijk niet zeer veel beteekenend waarom alles draait. De mogendheden twisten en zeuren er onderling over, maar de een houdt de ander in bedwang, en zoo kan 't nog lang vrede blijven. Een dreigende onweerswolk is echter de ongesteldheid en toenemende zwakte van den bijna 91jarigen Duitschen Keizer, wiens gestel in den laatsten tijd zwaar geschokt schijnt. Trouwens geen wonderTegen de ernstige beproevingen, waaronder hij en zijn huis thans gebukt gaan, zijn de zenuwen van menig kerngezond man niet bestand, laat staan dan van een zoo hoogbejaard grijsaard, al behoort hij ook tot de „zeer krassen". Wanneer de mensch op dien hoogen leeftijd gekomen is, behoeft hij slechts één stootje, om voor goed te vallen. En kwam vrouw er rood en verdrietig uitzij ging dadelijk naar haar kamer en kwam eerst by het soupé terug. Had zy geweend Het was alsof er nog tranen in de donkere oogen blonken. Dominé Renner was gekomen. Eberhardt ging ditmaal haastig zijn nicht voorbij en bood mij den arm. Zij ging met den „voor mij uitgenoodigden cavalier" aan tafeldat deed mij genoegen. Toen Eberbardt in den loop van den avond gelegenheid vond, mij zacht eenige woorden toe te fluisteren, zeide hij „Men schijnt hier plannen voor uw toekomst te smeden, neem u in acht." Ik begreep hem toen niet recht, en eerst toen Hanna my later, kort voor de bruiloft, vertelde: „Grethe, zij hebben beneden heden middag huwelykeplannen voor je gemaakt," ging mij een licht op. „Wie heeft die plannen voor mij gemaakt vroeg ik. „Wel papa, mama en Ruth." „Wie zal ik dan, en wie mij gelukkig maken „Maar Grethe, hoe kunt gij dat vragenEr is maar één, en die ééne is de dominé, mama's uitverkoren lieveling." Niettegenstaande myn ergernis, moest ik toch lachen, maar ik dankte God, dat ik nu wist hoe het stond. Ruth had my in den laasten tyd met nederbuigende vriendelijkheid behandeld. Zy was luimig, als altijd, had meestal hoofdpyn, en achtte het alleen dan de moeite waard eenigzins beminlijk te zijn, als Bergen en Eberhardt verschenen. Van haar voornemen, naar Weenen terug te keeren, zoodra de eerste rouw voorbij was, sprak zij in 't geheel niet meerop de vele brieven aan de oude gravin Satewski was namelijk in het begin volstrekt geen antwoord ontvangenlater was er echter een brief gekomen van haar secretaris aan de Hooggeboren Gravin weduwe Satewski, met de onderdanigste kennisgeving, dat mevrouw de gravin moeder nog te veel door de smart over den zoo plotseling gestorven zoou was vervuld, om de gedurige herinnering, welke het byzijn der jonge weduwe met zich zou brengen, te kannen verdragen mevrouw de gravin werd verzocht te zeggen, wat zy van haar goederen, bedienden, rijtuigen en paarden wenschte te hebben gezonden, het zou dadelijk ter harer beschikking zyn. De inhoud van dezen brief werd my door Hanna bekend, die zeer verwonderd meende, dat de oude gravin toch een zonder linge vrouw moest zijn. Mevrouw Van Bendeleven werd zoo mogelyk nog stiller. Ruth sprak met een eenigzins gedwongen kalmte over de vertrekken, die zy in den vleugel van het slot, waar de logeerkamers lagen, dacht te laten in orde maken, cn meende, dat zij tot eiken prys haar lady Arabella, een Engelsch paard, en Josefa, haar kamenier, moest hebben. „Laat uw meubels en het paard komen, de kamers zullen voor u in orde gemaakt worden, maar uw Ween er kamenier blyft waar zij is," verklaarde de baron koel. Ruth weende een halven dag over deze weigering en bestormde toen haar moeder met beden. Toen deze niet was te bewegen waarom, weet ik niet werd zy kalm en schreef aan haar cher cousin Eberhardt, of hij een voor haar geschikte kamenierin G. zon kunnen vinden. Het antwoord was zeer kort. Het speet hem, maar hy was volstrekt niet in de gelegenheid naar zoo iemand om te zien. Zij verhaalde deze lakonische weigering zeer vertoornd aan tafel. „IIoc ia het mogelyk, zoo onbeleefd te zijn," riep zy. „O myn

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1