„Wilt u scharen om de oude vaan onzer richting, die
thans in uw district wordt bedreigd. Herinnert u hoe
zijne beproefde hand haar nooit liet glippenhoe zijn woord
in ons Parlement ontzag voor onze beginselen zal weten te
wekken.
Herhaaldelijk reeds mocht ik uwerzijds het blijk ont
vangen van een hooggewaardeerd vertrouwen. Daarvoor
betuig ik u mijn oprechten dank. Aan uwe heuschheid
mijwaarts echter kunt, en ik ben er zeker van, zult gij de
kroon wel willen opzetten door op mr. W. Van der Kaay
uwe stem uit te brengen. In het aantal onzer geestver
wanten, dat aan mr. W. Van der Kaay de zege verschaft,
ontbreke dan ook niet ééne stem. Zwaar zou op hem, die
thans van de stembus wegblijft, de verantwoordelijkheid
drukken. Laat mij vast mogen vertrouwen, dat gij, door
dergelijk verzuim, noch haar beloopen, noch mij ernstig
grieven zult willen.''
Het bestellend personeel der Posterijen mag niet
meer optreden als agent of bode van een begrafenisfonds,
van eene levensverzekering of ^an andere dergelijke Maat
schappij.
Aan de Israëlitische militairen, die het Paaschfeest
ten hunnent wenschen te vieren, is daartoe de gelegenheid
gegeven, door aan hen, wier ouders of betrekkingen in de
garnizoensplaatsen wonen, op de feestdagen vrij van dienst
te verleenen en aan de overigen een verlof van 23 dezer
tot 4 April a. s. toe te kennen.
De heer C. H. Kühne Jr. schrijft aan //Het Vad./
dat aan zijn woning ter inzage ligt „een verklaring met
eenige handteekeningen voorzien van stellers der bewuste
annonce, allen Israëlieten, en allen kiezer."
De heer P. Rampen, nagenoeg 44 jaar hoofd der
openbare school te Barsingerhorn, heeft tegen 1 Mei a. s.
zijn ontslag aangevraagd.
In het verslag van de Stoomvaart-Maatschappij
//Koninklijke West-Indische Maildienst" over het jaar 1887
wordt medegedeeld, dat het vervoer niet onaanzienlijk is
toegenomen en bovendien nog eenige bezuinigingen in de
exploitatie zijn ingevoerd een en ander met het verblijdend
resultaat, dat het voordeelig saldo der reisrekeningen de
som bereikt van f 162,823 en een dividend van 3£ pet.
over de uitgegeven aandeelen kan worden uitgekeerd.
De Rotterdamsclie Broodbakkerij /Hofdijk", te Rot
terdam, keert over 1887 een dividend uit van 9 percent.
De firma Dorrepaal, Loopuyt&Co., te Rotterdam, heeft
hare betalingen gestaakt. Men noemt een cijfer van 4 ton.
Jl. Zaterdagnacht overleed te Haarlem, na een lang
durig lijden, -de heer J. A. Slangen, van 1861 af leeraar
aan 's Rijks Kweekschool v. Onderwijzers en sedert anderhalf
jaar directeur dier inrichting. Tot 1886 was de heer Slangen
ook ettelijke jaren leeraar aan de Kweekschool voor Onder
wijzeressen aldaar en meermalen lid en voorzitter van de
commissie van toezicht op het lager onderwijs, en van het
hoofdbestuur van het Nederlandsch Onderwijzersgenootschap.
Gisterenmorgen ten 12 ure, bij binnenkomst van den
trein van den Oosterspoorweg te Amersfoort, viel de stoker
De Groot van de locomotief; hij werd door den geheelen
trein overreden. De ongelukkige was onmiddellijk dood.
Jl. Zaterdag werd in het Paleis voor Volksvlijt te
Amsterdam eene nationale tentoonstelling met een daaraan
verbonden wedstrijd van ameublementen geopend. De
expositie is georganiseerd door het Kon. Nederl. Handels-
Museum. Volgens den catalogus zijn ingezonden 11 salon-,
10 huiskamer-, 28 slaapkamer-ameublementen en verder
een aantal losse meubelwerken.
De grootste lof, zegt het //Hld.", die aan de Mikado" -
opvoering in het Grand Thc&tre te Amsterdam kan worden
toegezwaaid, is wel die van een getrouwe kopie te zijn van
het oorspronkelijke. Op een kleine afwijking na in het
costuum van de lijfwacht van den Mikado, is alles tot in
de kleinste bijzonderheden zoo getrouw, dat men zich
jl. Zaterdagavond, bij de eerste vertooning van deze Engelsche
operette in het Hollandsoh, verplaatst waande naar die drukke
Novemberavonden, toen de three little raaide frorn scho.ol
haar eerste compliment maakte voor het Amsterdamsche
publiek. Ook in de opvatting der rollen, in de bewegingen
en standen, in het waaierspel, is de nabootsing allergeluk
kigst; ja, de gelijkenis is zoo volkomen, dat precies dezelfde
nummers werden gebisseerd als bij de Engelschen, en dat
de bloemen die bloeien in Mei in Maart net zoo dikwerf
moeten ontluiken als the flowors of spring in November.
Natuurlijk is in de uitwerking der opvatting de een
gelukkiger dan de ander. Er zal gelegenheid zijn daarop
nader terug te komen, maar ontegenzeggelijk heeft cle
Hollandsche /Mikado" Zaterdagavond een groot en welver
diend succes gehad, en 't is te verwachten, dat het Grand
Thcatre nu niet minder toeloop zal hebben voor de Hol
landsche Japanners als voor de Engelsche.
Te Giesendam zijn jl. Zondag de eerste ooievaars
aangekomen.
Nu Keizer Wilhelm is overleden, is Koning Willem
der Nederlanden de oudste der regeerende vorsten. Dan
volgen de 69jarige Koning Christiaan IX van Denemarken,
de evenoude Koningin van Engeland, Keizer Pedr.o van
Brazilië, die 62 jaar is, Koning Oscar vau Zweden, die 59,
en Keizer Frans Jozef, die 57 jaren oud is. De jongste
is, zooals men weet, Koning Alfons XIII van Spanje.
Een vindingrijk Brusselsch theaterdirecteur is op het
idee gekomen om het publiek door de kleur der aanplak
biljetten eenigszins op de hoogte te brengen van de strek
king der op te voeren stukken. Is die strekking streng
zedelijk dan is het biljet wit; loopt de zedelijkheid gevaar
dan neernt hij rood papierkan het er nog even mede
door dan wordt blauw papier genomen. Voor echtbreuk
drama's is geel de nuance. Geel en rood zullen dus wel
de modekleuren op de Brusselsche aanplakborden worden
Zeer waar. /Korte antwoorden," zegt een wijsgeer,
„zijn de aangenaamste."
En hij heeft gelijk 't Is vrij wat pleizieriger, als men
iemand vijf-en-twintig gulden ter leen vraagt, dat hij een
bankje uit zijn zak haalt en zegt: ,/Zie daar!" dan dat hij
begint: //Ja, zie je, ik zou je heel graag helpen, maar je
begrijpt," enz. enz.
Staten-Generaal. Eerste Kamer.
Zitting van gisterenavond.
Kliitdc aan de nagedachtenis van lieizei1 Wilhelm»
vau Dullschlaud.
De Voorzitter, Jhr. Van Eijsinga, zegt: ,/Ik open deze ver
gadering, evenwel niet zonder een enkel woord te wijden aan de
treurige gebeurtenis, die dezer dagen alom diepgevoelden rouw
heeft verspreid. Waren de jaren van Keizer Wilhelm hoog
geklommen, toch ziet men mannen, die zoo grooten en weldadigen
invloed op de Europeesche toestanden uitoefenden, niet dan noode
van dit aardsche tooneel verdwijnen. Zijn assche ruste in vrede
„Moge de nooit volprezen liefde dor Voorzienigheid zijn diep-
beproefde opvolger Keizer Frcderik III Bteunen en in gunste
nabij zijn.
„Ik houd mij overtuigd, dat ik, aldus sprekende, de tolk ben
van u allen, en stel u voor de Regeering uit te noodigen van
deze gevoelens van de Eerste Kamer mcdcdcelïng te doen aan de
Regeering van Z. M. den Keizer van Duitschland." (Teekenen
van instemming.
De Minister van Buitenlandsche Zaken (de heer Van Karne-
beek). „Mijnheer de Voorzitter! 's Konings Regeering sluit zich
van harte aan by de gevoelvolle woorden door u gewijd aan de
gebeurtenis die de gemoederen in de laatste dagen zoo diep
geschokt heeft.
zeker dikwijls schaken, maar tegen deze reden kunt gij niets
inbrengen."
„De reden is tc prijzen," antwoordde de baron, „maar het
spijt mij tochhet is alsof ik weer een dochter weggeven moet."
„Wie weet welke oorzaken nog meer een rol vervullen," zeide
Ruth schalks; „men heeft in het oude huis een schoon uitzicht."
Ik werd, geloof ik, donkerrood maar te gelukkig om iets euvel
op te nemen, vergenoegde ik mij eenvoudig to doen als had ik
- de toespeling niet gehoord. De baron was ontstemdik zag hem
des middags den weg naar het dorp inslaan.
Over veertien dagen wilde ik het slot verlaten en schreef Ka-
thrine, die ik niet weder bezocht had, gereed te zyn, wijl ik dan
zou komen. Een antwoord ontving ik niet, ik had het ook niet
verwacht. Eberhardt kwam terug, maar alleen Hanna miste
ik overalik gevoelde mij onaangenaam gestemd. Had mij de
gedachte niet vertroost„het is een overgang," het zou mij zeer
zwaar gevallen zijn, van bet slot te scheiden, vooral om den
baron.
Ruth scheen zich zeer te vervelen, en in dien tijd vernederde
zij zich zoover, mij te verzoeken, in haar kamers bij haar te
komen. Zij lag dan gewoonlijk in een bekoorlijk, net huiskleed
op de sofa, met een boek in de hand, dat spoedig op den grond
geworpen werd, waar reeds meer lagen. Zij liet my haar kasten
met klecderen zien, de prachtige zijden japonnen, waarmede zij
op een hofbal verschenen was; liet mij haar snuisterijen bewon
deren en snapte over louter onbeduidende dingen. Boven een
kleine vergulde schrijftafel hing in ovale lijst het levensgroot
portret van den overleden graaf Satewskizij had het met een
zwart krippen sluier bedekt, waarvan het eene einde juist over
het kloeke gelaat met de levenslustige oogen viel, alsof deze het
weinig treurige uitzicht zijner weduwe niet zouden bespeuren. Zij kon
lange geschiedenissen verhalen van wat prinses A. tot haar gezegd,
hoeveel rozen-bouquetten vorst S. haar dien winter gezonden had,
en haalde medelijdend de schouders op, als Planna's en Bergcn's
gelukkige brieven kwamen. „Kan men zich een prozaïscher man
voorstellen dan mijn waarden zwager. En zijn eeuwige zedeprceken
Neef Eberhardt is toch een ander man, vindt gy niet, juffrouw
Margarethe
Zij lag op de sofa en at bonbons.
„Een schoon man, die Eberhardt," vervolgde zij. „Ik weet
niemand, die zoo knap ismaar galant is hy niet, daar valt
niet op te roemen."
En dit scheen juist in haar smaak te vallen, want toen Eber
hardt den volgenden Zaterdag niet kwam, reed zy des Zondags
naar G., onder voorwendsel, iets noodig te hebben. Zij verhaalde
later heel kluchtig, dat de Bergens vreeselijk geschrikt waren bij
haar plotselinge verschijning, dat Hanna er zeer lijdelijk had
uitgezien en dat Bergen zeer waardig den heer des huizes repre
senteerde zij had zich daar niet lang opgehouden, maar was na
het verrichten harer boodschappen, waarbij neef Wilhelm haar
geholpen had, weder vertrokken.
Opmerkelijk was het, dat Wilhelm mij daar niets van schreef
zijn brieven waren trouwens niet meer zoo uitvoerig als vroeger.
Hij had een drukken dienst, zoo verontschuldigde hij zich, en
was dan te vermoeid, groote vellen vol te schrijven. Ik nam er
genoegen mede ieder woord van hem maakte mij immers
gelukkig. (Wordt vervolgd.)
„De Regeeving heeft harerzijds reeds van hare deelneming doen
blijken en zal niet nalaten gevolg te geven aan den uitgesproken
wenseh dezer Kamer."
Buitenland.
Keizer Frederik III is, gelijk men weet, te Charlottenburg
aangekomen.
Volgens de mededeelirigen van verslaggevers, die den Keizer
konden zien, was Frcderik wel magerder en bleeker dan men
hem vroeger gekend had, hetgeen trouweus na de operatie niet
te verwonderen is, maar overigens verklaren ze dat liet uiterlijk
van den Keizer gunstiger was dan zij, oordcelende naar de berichten
uit San Reino, hadden verwacht.
Toen de Keizer te Potsdam aankwam, woedde een hevige
sneeuwstorm, maar niettemin waren duizenden menschcn op do
been, die den Vorst wilden begroeten. Een offioiëele ontvangst
werd door den Keizer niet gewenscht en daarom waren alleen
zijn naaste betrokkingen aan het station. Met een veerkraohtigen
tred en uitgestoken handen ging de Keizer terstond naar den
Kroonprins, dien hij herhaaldelijk omhelsde. Onmiddellijk reed
de Keizerlijke familie onder het luide gejuich der menigte, naar
Charlottenburg. Met de verschillende personen, die hem begroetten,
heeft de Keizer slechts enkele woorden gewisseld, o. a. ook met
Koning Humbert en Prins Biamarck.
Graaf Moltke heeft de officieren van den gencralen staf reeds
den eed van trouw aan den nieuwen Keizer laten afleggen. De
veldmaarschalk legde eerst zelf den eed af, en daarna alle officieren
in de volgorde van hun rang.
Evenmin kon de sneeuwjacht den Berlijners beletten, de over
brenging van het lijk van Keizer Wilhelm van het paleis naar
den Dom bij te wonen.
Nadat de lijkkist in de hoekkamer, waar de Keizer zich steeds
aan het volk vertoonde, in tegenwoordigheid van de Keizerin-
weduwe gesloten was, verliet de stoet ongeveer een uur na
middernacht het paleis. De dienaren des Keizers droegen de
ki3t naar buiten, waar zij door 32 onderofficieren werd overge
nomen. Vierhonderd soldaten vormden twee ryen van het paleis
naar den Dom. Ieder soldaat hield een fakkel in de hand en
tusschen deze lichtende rijen door droegen de soldaten het stoffe
lijk overschot des Keizers, dat door de Prinsen Willem en Hendrik
en de andere Prinsen van den bloede werd gevolgd.
In den Dom hield de predikant Kogel een korte toespraak, en
vervolgens werd de kist geplaatst op een verhevenheid, daarvoor
jn het midden der kerk opgericht. De Kroonprins knielde naast
de lijkbaar en legde er een krans op. Overeenkomstig zijn ver
langen is de Keizer gekleed in dè uniform der garde. Het hoofd,
dat eenigszins hooger ligt, is gedekt door de pet, welke de Keizer
gewoonlijk droeg, en de grijze mantel is uitgespreid over de
voeten. Aldus zal het lijk gedurende eenige dagen ter bezichti
ging worden gesteld.
Ziehier een kort overzicht van het belangrijkste uit het leven
van den overleden Keizer
De Vorst groeide op in een tyd, toen het er voor Pruisen
treurig uitzag. Geboren den 22 Maart 1797, als tweede zoon
van Koning Friedrieh Wilhelm III en van Koningin Louise,
moest hij als kind met zijn ouders de wijk nemen naar Königsberg,
nadat in den slag bij Jena Pruisen door Frankrijk bijna was
verpletterd. Drie jaar waren toen Königsberg en Memel afwisse
lend de verblijfplaats van de Koninklijke Familie. Koningin
Louiso toonde zich in die dagen een voortreffelijke vrouw. Toen
in de slagen van Eylau en Friedland Pruison's zon voor goed
onder scheen te gaan, begaf zij zich zelf naar het leger van
Napoleon, om te trachten zoo gunstig mogelijke vredesvoorwaarden
te verkrijgen. Ook als moeder was zij een voorbeeld voor anderen.
Zij ontviel echter te vroeg aan haar gemaal en haar kinderen,
reeds in 1810.
Wilhelm had intusschen uitstekende leermeesters. Op zestien
jarigen leeftijd kon hij reeds tot kapitein worden benoemd en het
volgend jaar nam hij deel aan den veldtocht tegen Frankrijk, in
welken hij het ijzeren kruis verwierf en tegenwoordig was bij
den intocht der verbonden mogendheden in Parijs. Sedert wijdde
hij zich bij voorkeur aan militaire zaken. In 1829 huwde hij
Prinses Augusta van Saksen-Weimar, uit welk huwelyk twee
kinderen werden geborenFriedrieh Wilhem, geboren 1831, en
Prinses Louise, thans Groothertogin van Baden.
Toen in 1840 zijn broeder, wiens echt kinderloos gebleven was,
den troon besteeg, werd Wilhelm als vermoedelijke troonopvolger
aangewezen. Bij het uitbreken van de revolutie te Berlijn in
1848 was hij het, die met strengheid het oproer wilde te keer
gaan en het met kracht van wapenen den kop indrukken, om
eerst daarna de eonstitutioneele beginselen in toepassing te brengen.
De sympathie, die hij koesterde voor al wat militair was, bracht
hem bij het volk minder in aanzien, en algemeen gold hy voor
een verstokt reactionair. In deze meening kwam echter ver
andering, toen het bekend werd, dat zijn neigingen lijnrecht
streden met die van het clericale ministerie-Manteuffel, en door
zijn flink karakter en zijn echt vaderlandsehe gezindheid nam
zijn populariteit gedurig toe. O. a. werd hij grootmeester van
alle Pruisische loges. De liberalen koesterden dan ook hoop op
een betere Regeering, toen hij in 1858, wegens ziekte van den
Koning, met het regentschap werd bela9t. Er kwam echter wel
een nieuw Ministerie, maar de Prins verklaarde zelf, dat van een
„breken met het verleden" geen sprake kon zijn. Ook later,
toen hij zichzelf de kroon opzette, plaatste hij het „Koningschap
bij Gods genade" op den voorgrond, en dit bleef zoo tot het einde.
Als regent en sedert 1861 als Koning van Pruisen streefde
Wilhelm er naar, den invloed van Pruisen over de andere
Duitsche Staten te vergrooten. Zijn plannen tot reorganisatie.en
versterking van het leger deden een langdurig conflict ontstaan
tusschen de Regeering en de Kamer. Toen trad Von Bismarck
op als de man, die, ondanks het verzet van de Kamer, die plannen
durfde doorvoeren. De strijd tusschen de Regcering en de Ver
tegenwoordiging nam daardoor natuurlijk nog scherper omtrekken
aan, maar tegelijk trad de Duitsche politiek van den Koning op
den voorgrond. Zij uitte zich in den oorlog met Denemarkon.
Deze sleepte den krijg met Oostenrijk, dat den nabuur reeds lang
naijverig gadesloeg, na zich. Pruisen trad daaruit glansryk te
voorschijn. De slag van Sadowa, waar de grijze Koning zelf
zijn troepen aanvoerde, sloot Oostenrijk buiten de Duitsche staat
kunde. Pruisen verkreeg het overwicht in Duitschland en in
1S67 zag zijn Koning zich aan het hoofd gesteld van den Noord-
Duitschen bond.
Het dreigend gevaar van een oorlog met Frankrijk deed ook
de Zuid-Duitsche Staten zich nauwer bij dezen bond aansluiten,
en de lang gewenschte eenheid van Duitschland deed een groote
schrede voorwaarts. De Fransch-Duitsche oorlog maakte haar
tot werkelijkheid. Wilhelm, die, ondanks zijn hoogen leeftijd
zelf in de bloedige gevechten bij Gravelotte en Sedan aan de
spits van zijn troepen stond, werd den 7 Maart 1871 in het
hoofdkwartier te Versailles tot Keizer van Duitschland geprocla
meerd. Den 21 Maart d. a. v. opende hij den eersten Duitschen
Rijksdag en TG Juni deed hij aan het hoofd van de zegevierende
troepen den glorierijken intocht in Berlijn.
Sedert wijdde Keizer Wilhelm zoowel aan de buitenlandsche
als aan binnenlandsehe aangelegenheden van het Rijk de grootste
aandacht. Gedurig spande hij zich in om de organisatie van het
leger te verbeteren. Nooit verzuimde hij, de jaarlijksche groote
manoeuvres by te wonen, waardoor hij tegelijkertijd do gelegenheid
had den band met de verbonden Vorsten en volkeren nauwer
toe te halen.
Hoe populair de grijze Vorst bij zijn volk ten slotte geworden
was, bleek uit de algemeene geestdrift bij de viering van zijn
70jarig dienstjubilé in 1877, bij de gouden bruiloft van het
Keizerpaar in 1879, bij de onthulling van het Germania-monu-
ment en nog verleden jaar bij de viering van zijn negentigsten
„Wel, cher cousin, waarom zoo in gedachten verzonken
vroeg zij en wierp hem koket een bloem toe, waarmede zy ge
speeld had. De bloem viel op den grondhij maakte een
beweging, alsof hij zich bukken wilde, trok echter de hand terug
en bleef in zijn vorige houding. Toen naderde ik, nam de bloem
op, legde haar naast hem op de tafel en verliet het vertrek.
Ik ging naar boven, in mijn eenzaam torenkamertje; hoe
wonderlijk was ik te moede! Een gevoel van ijverzucht greep
mij aanik wist hem daar beneden alleen met die schoone,
behaagzieke vrouw, riep mij voor den geest, hoe hij haar had
aangezien en kon mij maar niet verklaren, waarom hij geen
vriendelyken blik, geen goed woord van daag voor mij gehad
had Hij was vroeger daarmede niet karig geweest, gisterenavond
nog bad hij mij toegefluisterd, dat nu de dag niet verre meer
was, die ook ons voor altijd zou verecnigen en nu geen blik,
geen woord, en dit somber gelaat! Ik had niet heen moeten gaan.
En Ruth, de schoone Ruth, met haar zat hij daar beneden, en
zy zag hem aan het was om wanhopig te worden!
Ik sloop weder naar beneden en wilde binnengaan. Toen ik
voor de deur stond, verweet ik mij wantrouwend te zijnik
overreedde my dat ik geen recht had, aan hem te twijfelen, dat
ieder man wel eens ontstemd kon zijn. Ik wilde hem morgen
vragen, of ik iets verkeerds gedaan, of hem onwillekeurig beleedigd
had. Dan zou alles terecht komen.
Ik keerde terug, ging op de sofa liggen cn trok den ring te
voorschyn, dien ik aan den vinger stak. Een gevoel van kalmte
beving my hij was immers de mijne, hij beminde mij waarom
zou ik twijfelen
Het scheen alsof met Hanna mijn goede engel was verdwenen
er kwam een tijd waarin ik als een katje behandeld werd, dat
men aanhaalt en liefkoost, maar als het lastig wordt, wegjaagt.
Eberhardt was de volgende dagen weder de oude, mij boven
alles liefhebbende verloofde; ik kwam er niet toe, hem naar den
beteekenisvollen avond te. vragen. Hij was teederder dan ooit,
en verlangde zeer naar den dag zijner meerderjarigheid. Hoe
spoedig is men toch gerustgesteld
Ik was van harte blij dat ik my bedrogen had, en gaf te
kennen, dat ik er aan dacht, wyl mijn vader binnen eenige weken
terug zou keeren, naar myn ouderlijk huis te gaan. De baron
liet van verbazing de courant vallen.
„Hoe komt gy daar by, Grethe; wat, gij schertst!"
Ik lachte.
„Neen, Hanna is nu weg en ik heb mijn vader beloofd, bij
hem te komen zoodra hy weer thuis is."
Mevrouw Van Bendeleven verzekerde dat het haar zeer zwaar
viel, mij te laten vertrekkenzy hoopte dat ik dagelijks een
uurtje op het slot zou komen.
„Maar dat komt als een bliksemstraal uit een helderen hemel,"
zeide de baron. „Grethe, gij ondankbaar ding, wie zal 's avonds
thee voor mij schenkeD, de pijp stoppen en schaak met mij
spelen? Neen, Clothilde," zich tot zyn vrouw richtende, „waarom
hebt gij nooit vroeger daarover gesproken Ik zou het steeds
ontraden hebben."
„Grethe heeft er meer dan eens over gesproken, Bernard,"
antwoordde deze. „De dorainë is zoo jong niet meer, de oude
Kathrine is ook al zeer hulpbehoevenddaarom vind ik het
natuurlyk, dat zij naar haar vader wenscht te gaanzij komt