De beleefdheid, door de Eerste Kamer jl. Maandag avond betoond door het uitbrengen van een votum van sympathie bij het overlijden van den Duitschen Keizer, is niet onbeantwoord gebleven. De Minister van Buitenlandsche Zaken seinde dien avond terstond den hoofdinhoud van 's Voorzitters rede naar Berlijn en jl. Dinsdagmiddag kwam het telegrafisch ant woord van Vorst Von Bismax-ck, waarin hij de Nederl. Regeering dank zegt voor hare betuiging van deelneming en haar tevens verzoekt den dank over te brengen aan de Eerste Kamer voor het in den naam van 't Nederlandsche volk uitgesproken leedgevoel met de verklaring, dat die betuiging ongetwijfeld weerklank zal vinden bij het Duit- sche volk. Dit een en ander werd in de namiddag-zitting der Eerste Kamer gisteren meêgedeeld. Men verzekert, dat mevr. Bulkley, met behulp van Engelsche detectives, te Lugano (Zwitserland) mr. Hoek en diens kinderen heeft opgespoord. Zij trachtte de politie aan het verstand te brengen, dat mr. Hoek ten onrechte gezag over de kinderen uitoefende. Niet dan na veel moeite slaagde deze er in, zich te verantwoorden. De Nederlandsche Regeering moet in de zaak gemengd zijn. In „het Vaderland" wordt door een inzender de vraag gedaan, of het niet wenschelijk zou zijn, bij het Nederlandsche leger een haring-menu in te voeren. De haringvangst bloeit en de visch is een smakelijk gerecht. Voor den afzet binnenslands zou het zeker goed zijn als ook nu en dan eens de haring op het menu in 't leger voorkwam. De boerenplaats van en bewoond door don heer Jan Cz. De Wit, staande tusschen den Boschweg en den Zijper- dijk, nabij 't Zand, is jl. Vrijdagavond geheel verbrand. In weinig tijds lag het reeds zeer oude huis geheel in de asch, zoodat de bewoners van den inboedel niets hebben kunnen redden. De 14 op stal staande koeien heeft men nog het huis uit kunnen leiden, doch 5 hokkelingen en 3 schapen met lammeren zijn in de vlammen omgekomen. Alles, met uitzondering van de schapen, was tegen brand schade verzekerd. Te Urk zijn bij de verkiezingen op 6 Maart jl. alle kiezers weggeblevendat is anders als te Wieringerwaard, waar geen enkelen kiezer (122) verzuimde te stemmen. Naar de ,/Haarl. Crt." met zekerheid verneemt bestaat het plan om vanwege het Rijk te Enkhuizen een proef station te vestigen, ten einde een zoölogisch onderzoek in te stellen ten behoeve der zeevisscherij. Reeds is door den heer dr. P. P. C. Hoek bij den Raad dier gemeente een stuk grond aangevraagd, waarop het gebouw zal geplaatst kunnen worden. Naar men verzekert, zal de Amsterdamsche Omnibus- Maatschappij over 1887 een dividend van 11 pet. uitkeeren. De Keizerin van Oostenrijk en de Aartshertogin Valéria zullen, volgens de //Temps", dezer dagen naar Amsterdam gaan en zich onder behandeling van dr. Mezger stellen. Bij de behandeling van de begrooting voor het loopende jaar te Amsterdam werd een voordracht van B. en W., om de straatbelasting te verdubbelen en dus van f 300,000 op f 600,000 te brengen, met groote meerder heid verworpen en aan het dagelijksch bestuur de opdracht gedaan om de verordening op de heffing van het straatgeld te wijzigen, door het wegnemen van ongelijkmatigen druk. Hieraan is thans gevolg gegeven. B. en W. achten de volgende regeling de bestea. heffing met behoud dei- grondslagen, huurwaarde en gevelbreedte, van pet. der huurwaarde voor élk der eerste 6 meters, van i pet. voor elke M. daarbovenb. vaststelling van het maximum der heffing op 3 pet. voor perceelen uitsluitend bestemd tot bergplaats of tot uitoefening van fabrieks-, trafieks-, am- bachts- of handwerksnijverheid en voor perceelen waarvan de huurwaarde minder bedraagt dan f 1000, 5 pet. voor alle overige perceelen. Ofschoon moeilijk de zuivere opbrengst kan geraamd worden, kan echter als maatstaf dienen, dat, indien het maximum voor alle perceelen op 3 pet. werd gesteld, de opbrengst ruim f 500,000 zou bedragen. zorgen Mijn God, het kan immers niet." //Heb geen zorg, Kathrine, ik weet nog goed waar onze houtstal is als er maar wat in is." z/Hoe zou er niets in zyn zeide de oude gekrenkt. //Ik wist dat gij komen zoudt en heb voor worst, brood en eieren gezorgd, maar thee en chocolade en zulke lekkernijen, als gij op het slot gewoon zijt, kon ik niet aanschaffen." «Nu, wat is lekkerder dan worst en brood, Kathrine Wacht maar, je zult zien, hoe ik er op aanval. Zie zoo, nu heb ik een schort voor, en let nu eens op, hoe goed ik kan huishouden. Daarop ging ik heen, haalde een arm vol hout, en spoedig brandde het vuur lustig in de kachelde lamp werd aangestoken, de vensters gesloten, do provisiekamer nagezien; toen zette ik mij in een hoek van de sofa met een boterham, innig vergenoegd, en atnooit smaakte het mij lekkerder het was immers eigen brood. Onbeschrijfelijk wel te moede gevoelde ik mij in mijn te huis. Als Kathrine maar eerst genezen is en mijn vader komt, zal het heerlijk worden in het oude huis. Na mijn eenvoudig avondmaal ging ik dit en dat in orde brengen, onder de bedrijven met Kathrine pratend, die zich in het bed had omgekeerd om ook te kunnen zien, borg mijn zaken op, pakte de manden met japonnen uit en hing ze in de groote kleêrkast. «Wat wilt gij met al dat tuig aanvangen, Gretlie zeide de oude hoofdschuddend. //Gij kunt hier toch zulk een staat niet voeren." Wel, Kathrine, ik zal immers dikwijls naar het slot gaan, en vergeet ook niet, dat ik zoo lang niet meer by je blijf. Wacht maar, want je wilt met alle geweld vergeten, dat ik in het geheim de bruid ben en spoedig trouwen zal." Een diepe zucht was het antwoord, terwijl ik, haar grillen kennend en er geen acht op gevend, rustig met mijn werk voort ging. Binnen den tijd van een uur was al mijn goed netjes in de kasten geborgen. Kathrines ademhaling was zachter geworden, zy sliep. Ik zette mij bij de kachel op een voetbankje en maakte het lint los, dat ik om Eberhardts brieven gebonden had. De lamp brandde flauw, maar ik kon ze toch lezen ik kende ze bijna van buiten. Het was toch heerlijk zoo te zitten, alleen en ongestoord, zonder bang te wezen dat een ongeroepene mijn geheim ontdekte. Blad voor blad nam ik in de hand om te doorlezen. De eerste brief! Met welk een verrukking had ik hem open gebroken het was duidelijk te zien, dat hij dikwyls was open gevouwen en ik hem lang in den zak gedragen had. Och, zulk een eerste minnebrief is toch een belangrijke gebeurtenis in een meisjesleven. Al heeft de geliefde ons ook nog zoo veel gezegd, het geschrevene maakt een veel sterkeren indruk. Ook nu rustten mijne oogen weder op de dierbare regels. Een die veel koopt! De commissaris van politie te 's Hage waarschuwt, dat men op zijne hoede aij bij het aanknoopen van handelsbetrekkingen met W. J. C. Hazelzet, huisvrouw van den meubelmaker Theodorus Tillekens, wo nende Rubensstraat 87, aldaar, die veelal schrijft op adver- tentiën, waarbij iets te koop of ter overname wordt aangeboden. De Rechtbank te 's Hage veroordeelde jl. Maandag j den Leidschen koffiehuishouder, die een agent van politie I een gulden aanbood, om een bekeuring na te laten, tot f 50 boete. In de audiëntiezaal dier Rechtbank werd Dinsdagmorgen een ontbijt opgediend! Eerste gerecht: een worst; tweede schotel: een varkenskluif (onzichtbaar); een en ander be sproeid met champagne? neen, simpele jenever!! (ook onzichtbaar). Doch, gestolen goed gedijt niet, en daarom werd het dejeuner niet aangeroerd; wel echter nauwkeurig onder zocht, wie de eet- en drinkwaren had ontvreemd. De worst meende het Openbaar Ministerie was ontvreemd door den opgeschoten Leidschen jongen, die vóór den rechter zat. De jongen was zoo vrij, dit tegen te spreken en gaf voor, het lekkere hapje nabij den winkel te Leiden te hebben gevonden. Vordering: 1 maand. De varkenskluif bleek uit een spekslagerswinkel te Lei den te zijn weggehaald door een bierbrouwertje uit de Sleutelstad, die, met een looze boodschap den winkel binnengetreden, 'het hazenpad koos met zijn buit, doch achterhaald werd en het kluifje wegwierp. Als de Rechtbank het eens is met het O. M., kan de jongen 14 dagen achter slot en grendel kluiven. En de jenever? Deze zou door „den dritte im Bunde" in twee tapperijen te Leiden op even brutale als listige wijze zijn weggehaald. Van bekennen geen sprake. Het O. M. dacht hem 2 maanden toe. Uitspraak in deze drie zaken over 8 dagen. Voor de Rechtbank te Leeuwarden heeft terechtge staan M. D., oud 22 jaren, wisselwachter te Harlingen, omdat hij in den avond van 25 November 11. de hekken over den kunstweg HarlingenBolsward niet had gesloten, toen de laatste trein uit Leeuwarden aankwam. De heer Bruinsma, geneesheer te Arum, kwam met zijn rijtuig uit de stad, en daar de hekken openstonden, reed zijn knecht door, doch, midden op den weg zijnde, zag deze den trein en riep//O God, mijnheerdaar is de treinEen dei- paarden begon te steigeren, doch schoot gelukkig vooruit; was dit niet het geval geweest, dan had een overrijden niet kunnen vermeden worden. Toen de Rijksopziener op de spoorwegdiensten hiervan in de courant las, maakte deze proces-verbaal op. De substituut-officier van justitie, mr. J. P. Van Outeren, deelde mee, dat de heer Bruinsma had verzocht M. D. niet strafrechtelijk te vervolgen, maar te bevorderen dat deze disciplinair gestraft werd; hij meende, dit niet te mogen doen en vorderde 3 maanden gevangenisstraf. De Rechtbank veroordeelde hem tot één maand. Een der stembiljetten in het hoofdkiesdistrict Middel burg bevat de volgende dichtregelen: z/Ik geef de brui van liberalen, Zoowel als van de clericalen. 'k Wil Kuyper niet, noch Buitendijk, Noch Sckaepman of wie hem gelyk Geen Snijders wil ik in de Staten, Geen procureur of advocaten, Die weinig doen en heel veel praten; 'k Wil dokters by de zieken laten: Maar wel wil ik een praktisch man, Die 't Volksbelang bevorderen kan, Op dat gebied zijn sporen won En volhoudt, wat hij eens begon. Een, die zorgt voor de boterham, Die wou ik, dat in de Kamer kwam; 'k Wil dus, dat in de Kamer zit, De burgemeester Arie Smit." Verdi is bezig met eene operette in één acte, waar van eene aristocratische dame te Rome den tekst schreef. Toen men Verdi vroeg, bij wien hij zijne studies in de operette-compositie had gemaakt, zeide hij lachend„Bij de onsterfelijke werken van Offenbach, Lecocq en Strauss." „Mijn geliefd meisje!" schreef hij. „Daar zit ik nu weêr in mijn vroegere kamer. Het is nog het oude bekende vertrek met de beschadigde meubels, die door wie weet hoeveel luitenants vóór mij gebroken zijn het is alles nog evenzoo als toen ik het verlietzelf ben ik echter een ander mensch geworden. Ach, Grethe, mijn lieve, beminde Grethe, is het werkelijk waar, dat gij met al uw beminnelijkheid de mijne zyt geworden Ik kan mij bijna niet voorstellen, dat het zoo is; die avond in het boscli bij den helderen maneschijn komt mij als een wonderschoonc droom voor. En toch is het werkelijkheid, ik heb het in uw oogen gelezen, uw mond heeft het mij toegefluisterd. Gij bemint mij en wilt mijn lieve, kleine aangebedene vrouw worden? „Hoe anders komt mij nu het leven voor ik vergeet al het onaangename dat het mij vroeger opleverde. Mijn minderen zijn zeer verwonderd, zulk een genadig heer aan mij te hebben. Zelfs het eindelooze, eeuwige luitenant zijn, komt mij niet meer zoo verschrikkelijk voorhet avancement is mij op dit oogenblik zelfs onverschillig; ik denk slechts aan u, zie slechts uw lieve blauwe oogen voor mijhet overige laat mij koel. „Hoe dankbaar ben ik, dat ge mij wilt liefhebben. Ik heb geen ouders meer, en wat mijn hart aan liefde bezit, den ganschen rijken schat, die daar is verzameld, leg ik aan je voeten neder, mijn lieveling, mijn bruid Laat de geheimhouding onzer ver loving je niet ontstemmen omstandigheden dwingen mij er toe en is er ook niet iets bekoorlijks in, dat niemand ons zoet geheim vermoedt „Och, Grethe, het leven is schoon, wanneer men zulk een schat bezit als ik. Hoe verheug ik mij op het wederzien Ik denk, dat ik over drie of vier weken heel kalm weder te Bendeleven durf komen, zonder gevaar tc loopen, dat mijn verstandige tante de wezenlijke reden myner komst doorziet. Hoe lang zal het nog duren, voor het oogenblik daar is, waarop mijn moe gejaagd ros voor de groote stoep van uw slot stilhoudt. Ik stel mij reeds voor, hoe deftig mogelijk gij er zult uitzien, wat het schalkschc gezichtje zeker nieuwe bekoorlijkheid verleent. Was het maar eerst zoo ver „Ik bid je, schrijf spoedig. Friedel is een getrouw mensch. Je brieven komen zeker in mijn handen. Hoe gaat het Hanna De arme Bergen, ik wenschte dat hij zoo gelukkig was als ik. Men ziet hem nergens, en toen ik hem bezoeken wilde, was hij niet te spreken hoe zou hij mij benijden, als hij wist, hoe veel gelukkiger ik ben. „Vaarwel, mijn bruid, myn lieveling, mijn eenigste, schrijf spoedig, ik verga van ongeduld. Duizend kussen. Uw Wilhelm." (Wordt vervolgd.) Gemeenteraad van Schagen. Zitting van Woensdag 14 Maart 1888. In deze zitting werd, na de opening door den Voorzitter, medegedeeld, dat de vergadering hoofdzakelijk was belegd ter behandeling van een ingekomen schrijven van den heer Arkes, directeur van den paardentram IIoorn-Enkhuizen, hebbende dat schrijven betrekking op den voorgenomen aanleg van een dergelijk vervoermiddel tusschen Hoorn en Schagen. Uit de daarna voorgelezen missive bleek, dat de ontwer pers zich reeds mochten verheugen in de toezegging door andere gemeenten, zoo van geldelijken als zedelijken steun voor hun plan. Naar aanleiding van deze bemoedigende aanvankelijke resultaten verzochten zij den Raad, om voor het bedoelde plan zedelijken steun te beloven en zich bereid te verklaren, om op aanvrage daartoe de noodige vex-gun- ning te verleenen. De Raad besloot dien zedelijken steun te verleenen, zoomede de bedoelde vergunning, mits deze laatste worde aangevraagd binnen een jaar na dagteekening van het heden genomen besluit. Bij de daaropvolgende ï-ondvraag deelde de heer Govers mede, dat de uitbaggering van de sloot achter de Bewaar school, ter verbetering der doox-strooming van het watex-, in de daarmede in vei-binding staande sloot achter de Gemeenteschool heeft plaats gehad, doch dat niet is uitge diept, gelijk bij een indertijd genomen raadsbesluit was bepaald, een gedeelte sloot, mede met die achter de Gemeenteschool in verbinding staande, gelegen tusschen sprekers weiland en den boomgaard van den lieer De Pater. Zulks zou achterwege zijn gebleven, wijl genoemde heer, niede-eigenaar dier sloot, ongeneigd is, die uitdieping toe te laten. Na eenige discussie deed de Voorzitter de toezegging, dat hij den heer De Pater over deze zaak zou gaan spreken, terwijl de heer Govers zich, in het belang der openbare gezondheid, welwillend bereid verklaarde, om, zoo tengevolge van verdere weigering door den heer De Pater de sloot niet kan worden drooggelegd en uitgediept, en men zich zal moeten bepalen tot uitbaggering, alsdan al de daaruit komende specie op zijn perceel te ontvangen. Daarna werd de vergadering door den Voorzitter gesloten. Buitenland. De begrafenis van Keizer Wilhelm van Duitschland zal morgen (Vrijdag) plaats hebben. Te 12 uur zal de kist uit de Domkerk worden opgenomen om naar de Sieges- allée te worden gedragen, gevolgd door de bloedverwanten vau den overledene en het gevolg. Dan gaat de tocht per as naar Charlottenbui'g, waar men zal defileeren voor het venster waar Keizer Fredei-ik staan zal, en dan wordt de kist in het Mausoleum bijgezet, waar ook het stoffelijk overschot van de ouders van den grooten doode rust. Nog slechts gedeeltelijk vei-neemt men hoe de stoet zal zijn samengesteld. Rusland zendt den Grootvorst-troon opvolger en twee zijner ooms, met talrijk gevolg; Engeland den Prins van Wales en een zijner zoonsOostenx-ijk, Italië en Denemax-ken ieder den troonopvolgerFrankrijk generaal Brugère en luitenant Carnot, zoon van den President der Republiek. Tal van Duitsche Vorsten worden voox-ts te Berlijn verwacht, terwijl o. a. alle bevelvoex-ende generaals uit het Duitsche leger het lijk zullen volgen. De begrafenisplechtigheid belooft dan ook eenig in haar soort te zullen worden. In eene avond-uitgave van den „Reichsanzeiger" is eene van jl. Dinsdag gedagteekende proclamatie des Keizers opgenomen. In dit stuk leest men het volgende: „Veilig op eigen kracht steunend, staat Duitschland geacht in den Raad der volkeren. Het wenscht slechts de gewonnen vx-eedzame ontwikkeling te blijven genieten. Dat dit zoo is, zijn wij aan Keizer Wilhelm verschuldigd. „Doordrongen van de grootheid der taak welke op mij rust, zal ik doen wat in mijn vermogen is om het werk voort te zetten in den geest waarin het werd gegx-ondvest, namelijk: Duitschland tot eene bakermat van den vrede te maken en, in overeenstemming met de verbonden Regee ringen, zoomede met de grondwettige organen van het Duitsche Rijk, de welvaart van Px-uisen en van de Duitsche landen te bevox-deren." Genoemd blad bevat voorts een schx-ij ven van den Keizer aan Prins Bismarck, waax-in hij, onder warmen dank aan dezen trouwen en moedigen raadgever, de voornaamste gezichtspunten ontwikkelt, welke der Regeex-ing tot richt snoer moeten dienen. De constitutioneele x-echtsvex-houdingen in het Rijk en in Pruisen moeten zich verder bevestigen in den eerbied en de zeden van het volk. In het Rijk moeten de constitutioneele rechten der verbonden Regee ringen even nauwgezet in het oog worden gehouden als die van den Rijksdag; van beide is gelijke eerbied voorde rechten des Keizers te vorderen. Verder wordt nadruk gelegd op de handhaving der onverzwakte weerkracht van het Rijk; op het besluit van den Keizer om in het Rijk zoowel als in Pruisen met nauwgezette betrachting van de Rijks- en landswetten te regeeren; op de handhaving van het beginsel van gods dienstige verdraagzaamheid voor alle gezindheden en belijde nissen; op de bevordering van aller streven tot ontwikkeling van de economische toestanden, zonder dat daaruit echter de verwachting kan geboren worden alsof het mogelijk zou zijn door Staatsbemoeiing aan alle kwalen der maatschappij een einde te maken. In het bijzonder moet de aandacht gevestigd zijn op de opvoeding der jeugd, ten einde een opkomend geslacht te vormen, dat zich door godsvrucht en eenvoudigheid van zeden kenmex-kt. Eindelijk wordt in overweging gegeven, of het noodig kan zijn de plaatselijke belastingen te herzien en vereen voudiging te brengen in do organisatie van het bestuux-. „Bewondex-enswaardig, zegt de „Köln. Ztg.", is de buiten gewone kalmte en het geduld, waarmede de Keizer zijn lijden dx-aagt. Nooit wordt hij ongeduldig, nooit toont hij eene ontevredenheid, wanneer men zijn gebaren niet terstond begrijpt. Zonder een oog te vertx-ekken, heeft hij zich op de slagvelden aan den kogelregel blootgesteld en zich steeds als een held gedi-agen, maar de moed, waarmede hij de verraderlijke, ongeneeslijke ziekte weerstaat, terwijl hij zich volkomen bewust is van het gevaar, waarin hij zich bevindt, gaat elke beschrijving te boven. Het is een martelaar in den waren zin des woords." De geneesheeren zijn echter zeer bang voor een aan doening der longen, en daarom mag de Keizer in geen geval bij het gure weêr de begrafenisplechtigheid zijns vaders bijwonen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 2