Ook in hetlioofdkiesdistrict Alkmaar Mr. W. VAN DER KAAY. atriotten en het belang des lands gaat boven partijbelang. Dus wachten wij, kalm gestemd, de redding af. Wij zijn onbevangen genoeg, om, als de tegenpartij er inderdaad in slaagt wezenlijke verbeteringen tot stand te brengen, waar toe de liberale partij niet bij machte was, haar met beide handen toe te juichen. Niet als zij b. v. meent, den mate- riëelen toestand te kunnen verbeteren door protectie in te voeren. Wel daarentegen als zij eene oplossing vindt van de schoolquaestie, waarbij het volksonderwijs geen schade lijdt. Wel als zij kans ziet den Atjeh-oorlog te beëindigen zonder te kort te doen aan. de eer van Nederland en ons prestige, zoo nauw bij deze zaak betrokken. „Wij wachten op hare daden. Wij kunnen wachten. Want het liberalisme is wel geslagen, verslagen is het niet. Nog is de liberale partij op' zichzelve verreweg de sterkste en slechts een combinatie, die wij hier niet beoordeelen van een hoog zedelijk standpunt, maar waarvan wij de gevolgen met. „belangstellende aandacht" zien komen, kan haar verslaan. Zulk een partij heeft een .toekomstde heterogene bestanddëelen van een combinatie vallen ten slotte noodwendig uiteen. „Natuurlijk hadden wij den uitslag liever anders gehad. Maar alles is beter dan de kleinst mogelijke meerderheid, dan het „doode punt". Wij hebben daarvan genoeg beleefd. Daarom zouden wij gaarne den weg breed willen maken voor de anti-liberalen: zij moeten kunnen toonen wie zij en zoo verhaalde Anna Marie mij, dat de luitenant bij de broeikas had gezegd, dat mevrouw de gravin even moest wachten, hij zou haar een bosje viooltjes halen, maar zij had hem niet los gelaten en lachende verzekerdmet viooltjes kon men haar de wereld uitjagen, die blauwe, vervelende dingen stonden haar vreeselijk tegen zij hield van donkerroode rozen en granaat bloesems en die zou men hier bezwaarlijk vinden. Verbeeld u, juffrouw Grethe, geen viooltjes te mogen lijden Het is echter met de gravin zoozij is anders dan andere dames. Toen ik onlangs toevallig haar slaapkamer binnentrad, verschrikte ik hevig zy stond voor haar toiletspiegel en had een prachtig, donkerrood zijden kleed aangetrokken. O, de sleep was zoo lang, het was zoo prachtig en de steenen, die zij in de zwarte lokken om den hals en de armen droeg, fonkelden als lichten, zoodat ik bijna verblind werdzij stond lachend voor den spiegel en verheugde er zich in dat zij zoo schoon was. Ik trok de deur zacht weder toehet deed mijn hart zeer, dat iemand zich zoó kan optooien, als de man eerst sedert Kerstmis onder de aarde ligt." Ik lag doodstil, het suisde mij in de ooren. Dat was nog Ruth, dezelfde koele kokette zonder hart, die zij reeds als meisje geweest waswat moest ik beginnen, als zij ik waagde niet het verschrikkelijke te denken. Was de luitenant zeer opgeruimd," vroeg ik. „O, neen, juffrouw Grethe. Hij zag reeds donker toen hij kwam, maar nog meer, toen hij de kamer der jonge gravin verliettusschen mevrouw Van Bendeleven en de jonge genadige was iets niet in den haak. Zy had het ontbijt op haar kamer laten brengen en toen de luitenant kwam, zeide zij tot Joban „Ik laat mijn neef verzoeken, hier de koffie te gebruikenmijn ouders hebben reeds gedronken." Ik was juist in de kamer toen hij kwamzij stond even op en reikte hem de hand tot een kus maar de oogen die hij zetteik dacht de luitenant moest smelten." „Genoeg, Lize, hou op Dat behoef ik niet te weten vertel mij liever iets anders." Het hart kromp mij ineen bij deze be richten. „Ik wilde alleen maar vertellen wat de luitenant zei, toen zy zelve een kop koffie voor hem had klaar gemaakt," begon Lize weder „Hij zag haar somber aan en zeide „Kathrine beweegt zich, Lize. Ik bid je, zie even naar haar; het boezemt mij waarlijk geen belang in." Lize kwam terug. „Zij slaapt maar ik ben toch nieuwsgierig wat daaruit worden zal." Ik sloot de oogen en deed alsof ik sliep. In myn gemoed kampten de verschillendste aandoeningen dan schilderde de ijverzucht mij de schrikkelijkste beelden voor, dan had het verstand de overhand en sprak Oordeel niet onrecht vaardig en te spoedig. Ik gevoelde zulk een angst voor deze schoone. behaagzieke vrouw, dat ik mijn hoofd diep in het kussen drukte, als wilde ik niets hooren of zien. Den ganschen nacht kwelde ik mij met de akeligste voorstellingenhet grauwe licht der morgenschemering bracht eindelijk eenige vertroosting in mijn binnensteLize was op den stoel in slaap gevallen, Kathrine sluimerde ook en ik bad om een sterk, krachtig hart. (Wordt vervolgd.) moet op a. s. Dinsdag de herstemming plaats hebben ter verkiezing van een lid voor de Tweede Kamer der Staten- Generaal. De keuze moet zich bepalen tusschen de heeren Van der Kaay en Hartsen, die bij de op 6 dezer gehouden verkiezing de meeste stemmen op zich vereenigden. Er doet zich in genoemd kiesdistrict een gelijk geval voor als in het naburige district Helder. De liberalen, die bij de eerste stemming verdeeld waren, worden nu met groote ernst tot eenstemmigheid aangespoord. En geen wonder. De vereenigde en nauw aaneengesloten kerkelijke partijen gaan met de conservatieven samen en doen al hun bestom den zetel voor 't district Alkmaar voor den heer Hartsen te veroveren. Alle reden bestaat er dus voor de liberalen om, insgelijks het „eendracht maakt macht" tot leuze ver kiezende, de keuze van den heer Van der Kaay te ver zekeren. Zij, die bij de eerste stemming hunne stem op laatstgenoemden candidaat uitbrachten, zullen voorzeker ook nu daarin niet ten achter blijven. En zij, die, om 't belang van den landbouw te bevorderen, toen hunne stem gaven aan den heer Levy, zullen nu wel niet aarzelen om op den heer Van der Kaay hunne stem uit te brengen, 't Geldt nu een beslissend antwoord te geven op de vraag, den kiezers gesteldSchaart ge u aan de zijde van hen, die kerkelijke invloeden willen laten werken op staatkundig gebied, of wilt ge dat het Staatsbestuur vrij blijvevanden schadelijk werkenden invloed der kerk? Men begrijpe het echter welde liberale partij wil geen strijd voeren tegen kerk en godsdienstzij wil alleen, dat die beide zich houden buiten het gebied van het Staatsbestuur, op welk gebied de kerk de geschiedenis leert dit op tal van bladzijden slechts nadeel heeft toegebracht aan de zoo zeer gewenschte eendracht tusschen de zonen van 't zelfde Vaderland. Daarom, vrijzinnige kiezers in 't district Alk maar, getrouw ter stemming opgegaan en eenparig gekozen den heer mr. W. Van der Kaay, kantonrechter te Leiden. 't Geldt hier wel in de eerste plaats de richting, die door de meerderheid der kiezers in dit district wordt gewenscht, maar toch ook mag worden herinnerd, dat de 'heer Van der Kaay jarenlang is geweest een getrouwe vertegenwoordiger van 't oude district Alkmaar, jarenlang is geweest een van de bekwaamste leden der liberale partij in de Tweede Kamer, wiens adviezen steeds op hoogen prijs werden gesteld. Ook om zijne persoonlijkheid verdient de heer Van der Kaay ten volle eene herkiezing, en ook daarom dringen wij bij onze lezers, die tot de kiezers in 't tegenwoordige district Alkmaar behooren, er op aan, dat zij niet verzuimen bij de a. s. herstemming als één man hunne stem uit te brengen op den heer Begrafenis van Keizer Wilhelm. Gisterennacht heeft een groot gedeelte dor Berlijnsche burgerij niet geslapen. De laatste hand werd gelegd aan het rouwgewaad der hoofdstad voor den dag van gisteren. Byna alles was op de been. Onder het fantastisch schijnsel van fakkelvlammen en houtvuren waren duizenden bezig met het aanbrengen van den somberen tooi langs den gëheelen weg van den Dom tot aan de Brandenburger poort. Dat' kostte geen geringe moeite; want elke voet breedte van dén'hardbèvroren bodem moest voor het oprichten van palen of staketsels met. volle kracht worden uitge hakt. Ook op het oogenblik der begrafenis was het bitter koud. De straat vertoonde door ijs en sneeuw eene kleur als van geoxydeerd zilver, en de matte schijn van eene dicht omwolkte zon kampte tegen het donkerroode licht der opflikkerende vuren, die langs den gehcelen weg stonden te branden. Onwillekeurig dacht men daarby aan de helden der Duitsche sage. die eerst door eenen vuurgloed moesten heendringen alvorens de ruste des doods te kunnen ingaan. Zoo zou. thans de overleden Keizer, de held van toekomstige Duitsche sagen, gisteren langs een vuurgloed worden gevoerd, alvorens hij te Charlottenburg in de stille groeve werd nedergelaten. Niet slechts toch brandden alle gaslichten en lantaarns, maar links en rechts van den weg, op een ouderlingen afstand van twintig passen, verrezen trotsche voetstappen met reusachtige schalen er op, waarin de teervlammen knetterden. Eenige van die toestellen waren met zwart fluweel omkleed en onderling met rouwfloers verbonden. Zoo vormden zij twee onafgebroken vlammenketens tusschen welke de Keizerlijke lijk stoet zou doorgaan. Op verscheidene kruispunten der straten zag men groote baldakijns, terwijl de eerepoorten in den vorm van bidkapellen, die vóór de meestvermaarde gebouwen prijkten, den indruk van het rouwvertoon niet weinig verhoogden. Daarbij die menigte van honderdduizenden, die zich zoo stil langs de geheele ruimte bewoog, en dan, als eene waardige omlijsting van het geheel, die lange rijen huizen over de gezamenlijke breedte der gevels met floers behangen, en waarvan alle ramen op alle verdiepingen met menschen waren bezetEen indrukwek kend slot van dit alles vormde de Brandenburger poort, die van beneden tot boven als een reusachtig rouwaltaar met zwart was bekleed, terwijl ook op den top de godin der overwinning met het vierspan in floers was gehuld én er een majestueus velarium in breed golvende plooien is uitgespreid. Doch wij koeren naar de stad terug. Het oude Berlynsche paleis en de Dom liggen dicht bij elka&r en vormen het uitgangs punt voor den weg van den lykstoet. Iiier verhieven zich twee trotsche zwarte piramiden, terwijl een groot wit Christusbeeld zegenend naar bet hoofdportaal van den Dom wees, hetwelk het eenige lichte punt in het sombere tafereel vormde. Die uitgang, door welken de overleden monarch het bedehuis heeft verlaten, was ter weêrszijden bezet met vergulde zuilen, prijkende met gulden vredespalmen, als zinnebeeld van de heiligheid des eeuwigen levens. Te elf ure galmden de sombere toonen der Domklok en volgden terstond alle overige kerkklokken, niet alleen in de stad, maar in het geheele land. Zij verkondigden den volke, dat aldaar de laatste handeling, de inzegening van het lijk des Keizers, zou beginnen, nadat in het middernachtsuur in tegenwoordigheid van het Hof en de Ministers de zinken binnenkist, waarin het lijk ligt besloten, was dicht gesoldeerd. Op den laatsten dag, waarop het lijk was tentoongesteld, had men door eene bewerking aan de kaarsen een licht verkregen, waardoor het gelaat van den doode in zulk een zacht rood schemerde alsof hij in eene stille sluime ring gedoken lag. Thans is dat voorbij. De in het purper bekleede sarcophaag, met gouden handvatsels ter zwaarte van tien centners, is gesloten en onder bloemen bedolven. Aan het hoofd einde liggen de kroon, het zwaard en de scepter. Deze laatste wordt bewaakt door den Minister Puttkamer, wiens gestalte met den langen grijzen baard bij zulke gelegenheden eene trotsche figuur maakt. Ieder der andere Ministers bewaakt eene der ryks-kleinodiën. Boven dit alles verheft zich de omfloersde Duitsche rijksbanier, in de hand van den grijzen generaal der Keizerlyke gardes, die geflankeerd wordt door twee andere gene raals met uitgetrokken degen. Rondom in een wijden kring waren al de Duitsche legeraanvoerders gegroepeerd. Daar tusschen stonden als steenen beelden de hunnengestalten van verscheidene garde-officieren. Aan het voeteneinde had zich als in waaiervorm do stoet der Vorstelijke personen uitgespreid. Keizerin Victoria zat met eenige andere vorstelijke dames in een kleine zijloge dicht bij het hoofdaltaar, vóór hetwelk de katafalk verrees. Keizer Frederik was er niet tegenwoordig. Hij schijnt den raad zijner geneesheeren te hebben gevolgd en in het Mausoleum te Charlottenburg zijnen vader de laatste eere te hebben bewezen. Drie Koningen en acht Kroonprinsen zaten aan de voeten van den doode, terwijl de gezanten der vreemde mogendheden, be nevens de binnen- en buitenlaudsche deputatiën verderop hunne plaatsen hadden ingenomen. Rechts en links in zijloges zag men de diplomatie en de hofdames gerangeerd. Het schitterde aller- wege van uniformen en galakleedingcn, wier pracht door het floers meer werd verhoogd dan verzwakt. Ook de katafalk vormde een veelkleurig tafereel; want hij was overladen met bloemen, kransen en lauweren, deze laatste deels levend, deels in goud, zilver of dun yzer, en daartusschen palmtakken en eikenloof, alles te zamen tot eene aanzienlijke hoogte opgestapeld. Daaronder waren merkwaardige bewijzen van vereering, zoo bijv. eene groote halve maan uit hyacinthen in de Turksche kleuren, als geschenk van den Sultan. De President der Fransche Republiek zond een bloementooi, gevormd van camelia's, viooltjes en mei klokjes, omstrengeld door de nationale kleuren. Eh zoo is er nog meer, maar te veel om alles op te noemen. Plet orgelspel, waarmede de plechtigheid werd ingeleid, heeft opgehouden. Thans begint het ceremonieel der geestelijkheid. Door een der predikanten werd een gedeelte van den 908ten psalm voorgelezen en te midden der plechtige stilte klonk vermanend het bijbelwoord: „Leer ons alzoo onze dagen tellen, opdat wij wijs worden." Daarop viel het Domkoor in met eene strophe, vermeldende de heerlijkheid der opstanding. Weder las een predikant eenige bijbelteksten over de vergankelijkheid des levens, en weder klonk een koorzang, als juichtoon over de „zaligheid der dooden, die in den Heere sterven." Daarna vereenigde zich alles in een stil gebed, totdat het orgel de indrukwekkende toonen deed hooren van het „Wat God doet, dat is welgedaan!", welk koraal door de geheele schare der aanwezigen werd medegezongen. Na dat lied trad de opperhofprediker Kogel op, eene statige verschijning, een eerwaardig grijsaard, een voortreffelijk kansel redenaar. Gedurende eene reeks van jaren is hij de vertrouwde godsdienstige raadsman des Keizers geweest, en op zijn sterf bod heeft hij hem de laatste vertroostingen gebracht. Kögel's lijkrede was kort, maar diep treffend. Hij sprak naar aanleiding van het tekstwoord: „Heer laat uwen dienaar gaan in vrede, want mijne oogen hebben uwe zaligheid gezien." En andermaal ruischten de orgeltonen, en zoo zongen zij het geliefkoosde koraal van den overledene, hetwelk begint met: „Wen ich einmal soll scheiden." Toen verhieven zich nog eenige heerlijke stemmen, die een treffend liefelijken zang deden hooren, waarna de opper hofprediker den zegen over den doode uitsprak, bij welke plech tige handeling velen in een luid snikken uitbarsten. Eenige der hooge dames vielen weenende elka&r in de armen; en ook mannen zag men onophoudelijk schreien. De kerkelijke ceremonie was afgeloopen. Onder de tonen van het „Heilig, heilig, heilig is de Heer!" volgde de uittocht uit den Dom. Terwijl daar buiten de eere-salvo's der infanterie knet terden, traden twaalf hoofdofficieren naar den kist en droegen die naar de lijkkoets. Ten ongeveer 1 ure zette de stoet zich in beweging, waarbij zich eene indrukwekkend grootsche militaire statie ontwikkelde. Men kon zien dat het een soldatenkeizer was, die ter ruste werd gebracht, de militaire regeerder van een militair volk. Het was in waarheid een onbeschrijfelijk schouwspel. Voorop acht escadrons garde-cavaleric van verschillende wapens, eerst de huzaren in hunne donkerroode, vervolgens de dragonders in hunne lichtblauwe, de ulanen in hunne donkerblauwe, de kuras siers in hunne witte uniformen, gevolgd door de troepen infanterie en artillerie, en achter die martiale groepen de hoogbejaarde naaste bedienden des Keizers, waarby alleen de alleroudste ontbrak, doordien hij tengevolge zijner smart over den dood zijns meesters thaus zelf op sterven ligt. Weder volgde er een groep bejaarden, het waren 's Keizers geneesheeren, waaronder de stokoude dr. Lauer. De lijkkoets, bespannen met acht paardeD, werd voorafgegaan door de Ministers, die op fluwcelen kussens de rijks-insignes droegen, waaronder de Minister van Oorlog het groote rijkszwaard. Van de lijkkoets zelve heeft men niet veel kunnen zien, doordien het groot fluweelen baldakijn met de draperieën alles aan het oog onttrok. Het werd, evenals de slippen van het lijkkleed, gedragen door generaals, gevolgd door eene menigte hooge offi cieren, die van tijd tot tijd elkander in het dragen aflosten. Daarachter zag men het lijf paard des Keizers met ledigen zadel. Wanneer men zoo die vele hoogbejaarden in den stoet zag, dan drong zich onwillekeurig de gedachte aan allen op, dat zeker menigeen uit dezen stoet weldra den thans gedragen Keizer in het graf zal volgen. Achter de rijksbanier, die onmiddellijk achter den lijkwagen volgde,' schaarden zich de mannelijke leden van het Huis Hohenzollern, de reeds genoemde Europeesehe Vorsten en Kroonprinsen en de bijzondere gezanten der buitenlandsche Regceringen. Daarna volgden in schitterende uniform de hoog- waardighéidsbekleeders en dan de lange zwarte sleep van deputatiën, enz. in burgerkleeding, die hier en daar afgebroken werd door de bontkleurige hofmaarschalken of universiteits-deputatiën en rechterlijke ambtenaren in lange en breede toga's. De stoet werd eindelijk gesloten door twee afdeelingen linie-troepen, samengesteld uit alle mogelijke regimenten. Ook de aanblik der met zwart doek gevulde straten, tusschen de doodstille massa van menschen, die letterlijk honderdduizenden in getal waren, en het fantastische licht der gasvlammen en teertonnen, te midden van duister winterweder, maakten een grootsch-somberen indruk. Voor het keizerlijk paleis, onmiddellijk bij het ruiterstandbeeld van Frederik den Groote, hield de lijkwagen gedurende eenige oogenblikken stil. De Keizerin-weduwe stond voor een der vensters van het paleis, met de hand een afscheidsgroet wenkende. Het plotseling standhouden van den lykstoet voor het vermaarde monument maakte een indruk, alsof de groote Keizer in de kist en de groote Koning op het voetstuk elkander wederkeorig be groetten en hulde brachten. Daarna zette de lykstoet zich weder langzaam in beweging en verdween in de verte, tot het door den wind zachtkens overgebrachte geluid der saluutschoten uit Char lottenburg het sein was, dat het lijk des Keizers in het praalgraf aldaar was bijgezet. (N. Rott. Crt.) Ook Bismarck en Von Moltke zijn om redenen van gezondheid bij de begrafenis niet tegenwoordig geweest. De stoet, in welke de Kroonprins onmiddelyk na den lijkwagen zich bevond, kwam ten 2 ure aan de Brandenburger poort en kwam aan het praalgraf ten 3 ure. De Keizer stond aan een der vensters van de groote op het park uitziende zaal van het paleis te Charlottenburg in generaal3-uniform met het lint der orde van den Zwarten Adelaar. Hij bleef daar totdat de kanon schoten gelost waren, ten teeken dat het lyk des Keizers was bijgezet. Hy had de oogen gericht naar het graf. Keizerin Victoria, benevens de aanwezige familiën van alle vreemde vorsten, woonden de plechtigheid der bijzetting bij, die ten 4 ure geëin digd was. Buitenland. Te New-York is liet ergste geleden. Duizenden handen, geholpen door een Hinken dooi, verdrijven thans de sneeuw. De schade, die de storm heeft aangericht, moet ontzaglijk groot zijn en zal wel millioenen dollars beloopen. Op zee schijnt het vreeselijk gespookt te hebben. In de meeste gevallen waren de gezagvoerders machteloos tegen het I element, daar de matrozen dadelijk door de koude werden I bevangen. Op één plaats strandden dan ook niet minder zijn, en in daden, niet in programma's, wat zij willen." De directeur der Stoomvaart-Maatschappij „Zeeland", de heer C. L. Van Woelderen, is in 't ruim van een der te Vlissingen liggende schepen gevallen, en heeft zich daarbij ernstig aan den arm gekwetst. Uit Zijpe wordt ons van gisteren gemeld: „De Liberale Kiesvereeniging alhier heeft in hare ver gadering van heden met algemeene stemmen tot candidaat gesteld den heer S. T. Land." Men schrijft ons uit Anna Paulowna, dd, 16 dezer: „De Kiesvereeniging „Algemeen Belang", die voor de verkiezing op 6 dezer den lieer D. C. Loman tot candidaat voor de Tweede Kamer koos, besloot gisterenavond met algemeene stemmen de candidatuur te steunen van den heer S. T. Land. Tevens kwam men overeen, de liberale kiezers in deze gemeente op te wekken, algemeen ter stembus te komen." Dezer dagen is te Aartswoud (gemeente Hoogwoud) overleden de heer D. Koorn Az., in den ouderdom van 77 jaren, die jaren achtereen onvermoeid in verschillende betrekkingen werkzaam was. Hij was van 1838 tot 1878 lid van het Bestuur van den Binnenpolder onder Hoogwoud en Opmeer, gedurende een tijdvak van 23 jaren sehatgaarder, van 1848 tot 1871 lid van den Gemeenteraad van Hoogwoud, eenige jaren daarvan wethouder dier gemeente, jaren lang lid van het kerkbestuur te Aartswoud, en bekleedde tevens nog verscheidene minder belangrijke posten. Naar men verzekert, wordt Sarah Bernhardt nog vóór het einde van het seizoen te 's Hage verwacht. In een te Deventer uitkomend blad las men dezer dagen de volgende advertentie van een vroedvrouw: „Ik ondergeteekende ben niet dood, maar leef nog en om het algemeen verspreid gerucht en het voorkomen van mijn nadeel, eerst dat ik voor een bepaalde som uitga, is onwaarheid en nu zou ik dood zijn. Neen, ik hoop dezelfde te blijven en uit den laster wordt dikwijls het goede tot stand gebracht." Eene eigenaardige hulde bracht men, naar uit Londen aan het „Hld." wordt geseind, gisteren in Engeland aan den overleden Keizer. Om 12 uur namelijk begon het geschut van den „Tower" te Londen een laatsten groet aan Keizer Wilhelm toe te bulderen. Zooveel levensjaren als de Keizer telde (91), zoovele malen weerklonken de schoten, en hetzelfde geschiedde te Edinburgh, Plymouth en Dover. Op alle publieke gebouwen en op alle schepen der Marine waren voorts de vlaggen halverstok geheschen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 2