HELDËRSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- eu ANfertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1888. N° 36.
Vrijdag 23 Maart.
Jaargang46.
Uitgever A. A. BA KEEK Cz.
24> VREDE IMA STRIJD.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
VERTREK DER MAILS.
Oost-Indië.
Met de stoomschepen van de
Met de
Met de
Maatschnppij „Nederland" eu van
do
Fransche
Eritsche
„Rotterdarasche Lloyd". t)
paketbooten.
paketbooten.
Over Amsterdam ol
Over Marseille
Over Marseille
Over Brindisi
Rotterdam van
van
van
van
's Gravenhage
11.45 *s avonds.
G.avenhage
Gravenhage
's Gravenhage
4.15 's avonds.
8.15 ,s morgens.
12.30 's avonds.
23 Maart
27
Maart
24
Maart
30 Maart
30
3
April
7
April
13 April -
6 April
10
u
21
27 v
13
17
H
5
Mei
11 Mei
20
24
B
19
B
25
27
1
Mei
2
Juni
8 Juni
4 Mei
8
u
16
H
22
11
15
u
30
B
18
22
u
25
29
1 Juni
5
Juni
8
12
w
15
19
22
26
29
3
Juli
Met de stoomschepen der Maatschappij „Nederland",
f Padang wordt alleen aangedaan door de stoomschepen
van de Maatschappij „Nederland".
West-Indië.
Via Engeland. (Verzending).
Suriname: van 's Gravenhage: 4 en 18 April; 2, 16
en 30 Mei; 13 en 27 Juni, te 8.15 's morg.
Cura£ao, Bonaire en Arubavan 's Gravenhage: 1. over
New-York: 30 Maart; 11 en 20 April; 4, 18 en 25 Mei;
8 Juni, te 6 u. 's avonds; 2. over Engeland: eiken Don
derdag te 6 uur 's avonds; 3. over Havre: den 13 en 27
van elke maand te 12.30 's avonds.
St. Martin, St. Eustatius en Saba: van 's Gravenhage:
4 en 18 April; 2, 16 en 30 Mei; 13 en 27 Juni, te
8.15 's morgens.
Naar het Duitsch van W. HEIMBURG.
„Mevrouw Van Bendeleven laat juffrouw Grethe verzoeken, op
het slot te komen soupeeren, de jonge mevrouw Von Bergen
komt tegen den avond ook met haar man," boodschapte Lize
van vreugde blozende den volgenden namiddag, toen ik voor
Kathrines bed zat te naaien. „Ik blijf zoo lang hier, juffrouw
Grethe, en nu, knap u eens terdege opik ben zoo blij, dat gij
ook weder eens genieten zult. Gij zijt hier zeer droefgeestig
geworden. De genadige gravin heeft zich in haar vertrekken
teruggetrokken," vervolgde zij, „zy heeft hoofdpijn, zooals zij
zegt. Straks, toen zij in de kleine blauwe zaal lag, hoorde ik
haar van harte geeuwen, en Johan denkt..."
„Wat dunkt je, Kathrine," vroeg ik, de opgewonden Lize in
de rede vallende, „kan ik je den geheclen avond wel alleen
laten
„Maar kind, wel zeker; ga toch, ga toch; komt er nog meer
bezoek, Lize?"
„Neen, Kathrine, wie zou er komen? De luitenant VonEber-
hardt misschien? Zeker niet, dan had mevrouw de gravin geen
hoofdpyn."
Ik beet mijn lip aan bloeden en stond op.
„Zij mag den luitenant zeker graag lijden?"
„Nu, dat spreekt," knikte Lize. „Dat kan een blinde wel
opmerken ik heb het altijd gezegd. Onlangs was zy weder
naar de stad gereden verhaalde Mertens onzen koetsier 'a avonds
in de dienatbodenkamer en had Frans de halve stad doorge
jaagd om den luitenant te zoeken. Toen hij hem niet vinden
kon, is zij zeer boos geworden, maar toen zij een winkel verliet,
met Frans achter zich, ontmoette zy den luitenant op straat en
ging aan zijn arm verder; zij geleken wel een bruidspaar. Dat
is zeker Weener mode, maar hier past het niet.
Ik kon de babbelaarster den mond niet stoppen en moest
geduldig aanhooren dat Kathrine zeide
„Zoo, zooWel, de man nauwelijks begraven, dat heeft niets
te beteekenen
„Ja! maar ik wil niets verklappen!" riep Lize en klopte zich
op den mond, als wilde zij haar babbelachtige tong bestraffen.
Ik kleedde mij langzaam aan en troostte mij daarmede, dat
Ruth hoofdpijn had en Eberhardt afwezig was. Ik zou niet
geweten hebben hoe het te verdragen, die twee samen te zien.
Schoorvoetend betrad ik 's avonds de oude vestibule, zachte
schreden weerklonken op de trapeen sierlijke in het grys
gekleede gestalte vloog mij tegemoet, en met den luiden, blijden
uitroep: „Grethe, mijn Grethe!" lagen wy in elkanders armen.
Ik aanschouwde weder het liefelyk gezichtje, de heldere oogen
zagen mij even trouwhartig aan als vroegerde in mijn borst
opgekropte smart ontlaste zichik legde het hoofd op haar
schouder en weende van aandoening.
„Arme Grethe, ja, je hebt moeielijke dagen doorleefd,
terwijl ik mij in louter geluk baadde. Kom, ween niet, wy
willen weder als vroeger een uurtje pratenik ben al boven in
onze meisjeskamer geweest het is er alles nog even zoo als
vroeger. Wij willen op de oude plaats gaan zitten, en dan zult
ge uw hart eens uitstorten 1"
Binnenland.
Wees een kind van uw tijd zoo lezen we in een
hoofdartikel van 't weekblad „De Hervorming". Is de
godsdienst, door welke invloeden dan ook, in minachting
en verval gekomen, welaan, bouw hem weer op, bewijs
(lat hij waarde heeft; elk doe het allermeest door zelf een
liefelijk en aantrekkelijk beeld van een vrome te laten
zien; wees goed, vroom, godsdienstig. Lacht onze tijd
soms met philantropen en wordt aan den Staat de zorg
voor noodlijdenden opgedrongen, laat er ons toe meêwerken,
dat de Staat bereidwillig wetten geve, die de maatschappe
lijke samenleving ten goede komen, maar laat ons tegelijk
niet verzuimen te handelen in den geest van het Evangelie
der liefde; weer de ziekelijke philantropie, maar bevorder
de gezonde; oefen deze zelf uit, die eigenlijk niet anders
is dan socialisme in den reinsten zin. Kunt gij eenigen
invloed oefenen op het leven van den Staat, o laat u niet
verlokken ook meê de bede aan te heffen: „algemeen
stemrecht, o Heer!" want wat is dit op het oogenblik
anders, dan het drijven van enkelen onder den scnoonen
schijn van 't belang van allen te behartigen, maar zonder
dat die allen zich er eenigermate om bekommeren, dat hun
belang op deze wijze behartigd wordt. Laat ons het rede
lijke erkennen, dat in dezen eisch ligt opgesloten. Het is
een ideaalde Staat bestuurd door wetten, door dien Staat,
dat is door de burgers samen vervaardigd, dit is de hoogste
vorm van zelfbestuur, van zelfbeheersching. Wij hebben
eerbied voor de waarheid, die in dezen eisch ligt opge
sloten, maar bedenken wij het wel, een ideaal wordt niet
in een oogenblik bereikt. Laat ons er toe meêwerken, dat
ieder individu verstandiger, beter worde. De zaak van het
onderwijs deze behartigen wij. Het onderwijs moet
verbeterd worden en aangevuld. Het moet voor allen toe
gankelijk zijn en vooral ook aan de ontwikkeling van hart
en gemoed worden dienstbaar gemaakt. Maak de menschen
door eene goede opvoeding geschikt en waardig, dan zul
len zij, wat zij nü niet hebben, lust krijgen om invloed te
oefenen en daartoe in staat zijn. Bereid zóó op redelijke
wijze den weg voor het algemeen stemrecht, dat dan recht
van bestaan hebben en zegen brengen zal.
Indien wij onzen plicht volbrengen, ons best doen om
kinderen van onzen tijd te worden, maar tevens over ons
zelf te heerschen, dan arbeiden wij niet te vergeefs, dan
Ik volgde haar werktuiglijk en zacht weenend, maar toen ik
weder het oude, lieve vertrek binnentrad, waar ik den gelukkig-
sten, zaligsten tijd doorleefd had, brak de storm in myn binnenste
heviger los en bijna jammerend wierp ik mij op de sofa en
drukte het hoofd in de kussens.
„Grethe," hoorde ik Hanna zeggen, „gij hebt meer kommer
dan ik vermoedde; het is niet alleen de zorg over de oude Ka
thrine. U deert ander, dieper lijden. Kan ik je niet helpen,
mijn lieve, goede Grethe? Zeg het mij, vertrouw mij!"
Ik schudde het hoofd. „Ach, dat ik het kon, maar ik mag
het immers niet," snikte ik buiten my zelve. „O, was ik maar
dood, dood en begraven, dat is beter dan zoo te leven ik kan
het niet langer vedragenl"
Radeloos stond Hanna naast mij, haar kleine handen streelden
mijn gloeiende wangen, haar koele lippen raakten mijn brandende
oogen aan."
„Arme Grethe, mag je niet verraden wat je zoo ontroert
Schrei je uit, dan wordt het betermen voelt zich daarna altijd
veel verlicht." Zij sloeg den arm om mij heen en legde mijn
hoofd tegen haar schouder; myn tranen vloten nog wel, maar
kalmer zy had gelijk, men gevoelt zich verlichter en opge
ruimder.
„Dwaas meisje!" beknorde ik mij zelve, „alsof reeds alles ver
loren was? Wat reden heb je tot droefheid De tijd tot schryven
kan hem ontbroken hebben, of eenige andere oorzaak kan er
zijnmisschien is hij dubbel voorzichtig, sedert de gravin op
het slot vertoeft, opdat geen brief verloren ga. Als je hem eerst
weder in de oogen gezien hebt, zal je anders denken. De lange,
droevige tijd thuis heeft je neergedruktwanhoop niet zonder
reden, het leven is immers zoo schoon."
„Een vriendelyke ontvangst, die je Grethe je bereidt, mijn
lieve Hanna," zeide ik. „Vergeef mij, het is reeds alles voorbij
en ik lach nu over mijn angst en zorgen het is de treurige tyd
in de ziekenkamer en het verlangen naar u, dat my zoo droevig
stemde. Je bent gelukkig, nietwaar?"
Een heldere vreugdestraal blonk uit haar oogen.
„Och, Grethe, woorden ontbreken om het uit te spreken 1"
Ik liet mij door haar vertellen, hoe zij haar leven had inge
richt, hoe gemakkelijk zy zich in haar veranderde omstandigheden
geschikt had, hoe veel genoegen zij in het waarnemen harer
huishouding smaakte en hoe oneindig lief haar man jegens haar
was. „Kom spoedig bij mij, Grethe. Je moet alles zelve zien,
de werkelijkheid overtreft verre de beschrijving."
Lang praatten wij zoo, terwyl de schemering steeds meer in
het kleine vertrek drong.
Daar hoorden wij Bergens stem door de deur: „Hanna,vrouw,
ontrouwe! Waar blijf je toch zoo lang? Wy wachten en wachten,
tot je mama zeide, je zoudt wel met juffrouw Sigismund in het
oude kwartier zitten. Is dit zoo, kom dan mee, wy willen ook
wel van je wijze gesprekken profiteeren." Lachend deed Hanna
open en omhelsde hem.
„O, tiran, afschuwelijke man, wy komen dadelijk."
„Het is meer dan tijd," voer hij ernstiger voort, nadat hij mij
hartelyk begroet en den arm zijner vrouw genomen had. „Papa
is zeer ongeduldig dat zijn jongste dochter zoo lang blijft, mama
schijnt hoofdpyn te hebben en zegt zeer weinig, terwijl Eber
hardt een beat voorbeeld geeft hjj heeft ten minste den mond
komen da welvaart en de vooruitgang, de zedelijke ont
wikkeling en het waarachtig geluk voor allen naderbij;
dan komt de betere tijd, waarop wij hopen en waarnaar
wij reikhalzend uitzien.
Bij koninklijk besluit van 12 dezer is aan art. 1 van
het koninklijk besluit van 30 November 1870 (Staatsblad
No. 183) houdende bepalingen omtrent de sluiting enz. der
aangeteekende brieven, tusschen bet tweede en derde lid
een nieuw lid toegevoegd, luidende: tDe verplichting tot
i/verzegeling bestaat niet ten aanzien van aangeteekende brieven
welke volgens eene verklaring van den afzender op het omslag
„geene waarde aan toonder bevatten.
Naar men verzekert, worden plannen beraamd voor
eene telephonische verbinding van de gemeenten Hansbroek,
Obdam, Spanbroek, Opmeer, Hoogwoud en Aartswoud met
bet telegraafkantoor te Winkel.
De armoede, die ook te Kolhorn buitengewoon groot
is, werd jl. Maandag weder eenigszins gelenigd door bet
houden van eene uitdeeling van levensmiddelen en brand
stoffen. Hiervoor was bij de meergegoede ingezetenen eene
collecte gehouden. Door de kleine neringdoenden wordt
het meeste gedaan; veel wordt door hen geleverd, wat zij
weten dat nimmer kan worden betaald. Weigeren gaat
moeielijk, als men de behoefte kent; er zijn lieden al vijf
maanden zonder werk. Men hoopt dat voor eenen vol
genden winter doeltreffende maatregelen zullen worden
genomen.
De kadet v. L. S., van bet 1ste studiejaar op de
Koninklijke Militaire Academie te Breda, heeft zich een
paar dagen geleden door een pistoolschot van het leven
beroofd.
De Haagsche correspondent der „Arnb. Crt." schijft
„Dezer dagen overleed hier weer zulk een zonderling,
ambtenaar aan een onzer Rijksinstellingen, een man die
zich nauwelijks de weelde van warm eten gunde, nooit of
nimmer een koffiehuis zou binnentreden, veel minder lid
worden en contributie betalen! in eene sociëteit. De
man zag er miserabel in de kleeren uit, kocht bij den
bakker het brood, waarvan hij hoofdzakelijk leefde, en dat
hij op zijn bureau at om thuis vuur en licht te sparen.
En toen na 's mans dood zijn lessenaar op dat bureau
geopend was vond men er, behalve ettelijke honderden
guldens aan goud- en zilvergeld, nog lijstjes en aanteeke-
ningen in, waaruit bleek dat de man voor vele duizenden
nog niet opengedaan."
Eberhardt hiér! Een doodsangst overviel mij wat zou ik
beginnen Terugkeeren Naar huis gaan Daartoe was het te laat,
wij stonden reeds voor de deur. Voorwaarts! fluisterde ik my
zelve toe, terwyl myn hart klopte, alsof het barsten zou; er is
niets tegen te doenGod alleen weet, hoe het komen zal
Wij traden binnen; mijn blik vloog door het vertrek mevrouw
Van Bendeleven zat op een stoel bij den haard, de baron voor
de tafel met de vingers op het blad tc trommelen, Eberhardt
was er niet. Ik werd hartelyk ontvangen, voornamelijk door
den baron.
„Wat zie je bleek, kleine; de ziekenlucht daarginds is niet
goed voor je. Je moet weêr eens een flinken wandelrit maken,
anders verleer je het rijden geheel. Suleika heeft je gemist, zoek
haar eens op," zeide hij vriendelijk, mij bezorgd aanziende.
„Waar is Eberhardt dan?" vroeg Hanna, die tegenover haar
moeder was gaan zitten, en yverig aan een kous breide.
„Hij heeft zich by Ruth laten aandienen om haar over te halen
het avondmaal met ons te gebruiken," sprak mevrouw Van Bende
leven met een zucht. „Hoe maakt Kathrine het?" wendde zy
zich tot mij. „Is het waar, dat zy lam zal blijven?"
Ik wilde juist antwoorden, toen dominé Renner binnentrad;
hjj verbleekte eenigszins toen hij mij zag en zeide zeer koel:
„goeden avond."
Mevrouw Van Bendeleven werd iets spraakzamer. Renner
verhaalde van zijn bemoeiingen in de nieuw opgerichte school
dit boezemde haar belang in, en zoo verliep byna een uur, voor
my ontzaglyk vervelend, wyl myn gedachten bij Eberhardt en
Ruth waren.
Johan meldde dat het sonpé gereed was en men stond op.
„Maar zullen wij zonder Eberhardt en Ruth soupeeren?" vroeg
Hanna.
„O neen," zeide mevrouw Van Bendeleven, „wees zoo goed en
roep hen
„Ga mede, Grethe," bad Hanna. „Wy zullen het vergeetachtig
gezelschap spoedig te voorschyn brengen," en trok my meê.
„Ga alleen, Hanna."
„Neen, ik ben bang in de lange gang."
„Stuur Johan," smeekte ik.
„Neen, kom, wij willen haar verschrikken."
Ik beefde van aandoening, maar zij trok my met zich mede.
„Hoor ze eens praten," zeide zij zacht, toen wy in het slechts
flauw verlichte salon der gravin stonden.
Door de zware, donkerroode gordijnen drong een lichtstraal uit
het kleine boudoirRuht's heldere lach weerklonk en ik hoorde
haar zeggen
„Wat zet ge een dwaas gezicht, neefik vind deze schikking
zeer voegzaam. Alleen wilde ik, dat de zaak openlijk haar beslag
had, maar God weet hoe lang het nog duurtDeze dorpsschoon
heid gelooft misschien dat het tot den bonton behoort, haar
openlijke verloving met haar zalvenden minnaar te verschuiven,
hoewel zij, naar het zeggen van Lize, het volkomen eens zyn.
Nu, zij was altijd al wat boven haar stand en doet de manieren
der beau monde na, voor zoover zij die leerde kennen.
Maar het wordt tijd dat ik je vrylaat, Wilhelm, want men maakt
zich voor het sonpé gereed. Ik wensch je smakelyk eten en veel
genoegen; Bergen zal wel voor een leerzaam gesprek zorgen."