HELDERSCHE
E\ MEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voer Hollands Noorderkwartier.
1888. N° 38.
Jaargang 46.
Woensdag 28 Maart.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
26) VREDE NA STRIJD.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per 1.wartaalf 0.90.
franco per post - 1.20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Binnenland.
Stellig wordt verzekerd, dat het Ministerie zijn ontslag
bij Z. M. den Koning heeft ingediend.
De Provinciale Staten van Noordholland hebben in de
zitting van jl, Zaterdag tot leden van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal gekozen de heeren: Jhr. rar. D. Van
Akerlaken met 61, C. Donker met 60, M. H. Insinger
met 61, mr. G. Van Tienhoven met 62, A. C. Wertheim
met 57 en mr. M. J. Pijnappel met 46 stemmen (de laatste
in tweede stemming), en als nieuwe leden de heeren: H.
F. Bultman met 43, mr. J. Kappeyne van de Coppello
(oud-minister) met 37 en J. Prins, lid der Prov. Staten
van Noordholland, met 35 stemmen.
[Met uitzondering van den heer Pijnappel (gematigd
conservatief) zijn al de gekozenen liberalen.]
Door eenige aandeelhouders, bezitters gezamenlijk van
ruim f 100,000 in aandeelen der Gooische Stooratrammaat-
schappij, daartoe aangezocht, werd jl. Donderdag alweder
een buitengewone algemeene vergadering dezer vernootschap
gehouden. Deze aandeelhouders wilden nl. den directeur
jhr. Van Reigersberg Versluys eervol ontslag geven en
een niewen directeur in zijn plaats benoemen, op grond
van de ongunstige exploitatie gedurende zijn beheer en zijn
gemis aan beleid.
Tegen deze beschuldigingen was wel ernstig en op deug
delijke wijze geprotesteerd door het meerendeel van com
missarissen, en zelfs met ontslag ook door hen te nemen
gedreigd, indien de vergadering de voorstellen mocht goed
keuren, doch inmiddels heeft de heer Versluys, die natuur
lijk meer dan genoeg heeft van de bisbilles onder de aan
deelhouders, zijn ontslag aangevraagd.
Dit ontslag werd verleend, terwijl tot directeur is be
noemd de heer J. Bakker, vroeger ambtenaar van de
Atjehsche stoomtram. Aan incidenten ontbrak het op de
vergadering natuurlijk weder niet. De verzekering, door
een der leden gegeven, dat de nieuwe directeur f 19000
op de exploitatie zou weten te bezuinigen, gaf sommigen
aanleiding tot de opmerking, dat het tractement van den
benoemde f 10000 daarvoor borg moest blijven
Het feuilleton, dat op Vrede tia Strijd
•volgt, is getiteldIJSLANDSCHE VISSCHERS,
uit het Fransch naar den 32sten druk, door
den gunstig bekenden schrijver PIER RE LOT1 (den
Franschen zeeofficier Viaud).
Naar het Duitech van W. HEIMBURG.
En het werd dag na dien vreeaelijken nacht. Ik stond op en
bracht als vroeger Kathrine het ontbijt op bed als vroeger gaf
ik de meid bevelen en ging met mijn werk bij het venster zitten.
Maar alles kwam mij zoo vreemd voor; mijn kanarievogel zat
ineengedoken op zijn stokjehij sprong anders zoo lustig in het
rond. De gordijnen leken grauw en de geheele kamer zag er
anders uit dan gewoonlijk. Ik hoorde ook niet dat iemand aan
de deur klopte, en eerst op Kathrines //binnen" zag ik op en
ontdekte Hanna. Werktuiglijk stond ik op en duldde den kus
dien zij mij op de lippen drukte.
„Grethe I och, wat is dat een leven daar boven op het slot
Kan Kathrine ons verstaan? Doe de deur dicht! Ik ben
weggeloopen, ik kon het niet langer aanzien." Zij ging op de
sofa zitten en trok mij naast zich. Verbeeld je, gister avond
viel er een vreeselijke scène voor tussehen myn man en Eber-
hardt. Hij was gister aan tafel reeds zoo opgewondenhij was
het in den laatsten tyd dikwijls. Zooals je je zult herinneren,
verdween hij plotseling. Wy zaten nog bij elkander te praten,
toen wij in de gang een woordenwisseling hoordenterstond
daarna trad Eberhardt binnen en smeet de deur achter zich dicht
dat het dreunde. Wij sprongen verschrikt op hij zag er
vreeselyk uit, het haar hing hem verwilderd om het hoofd, en
hij scheen wel geweend te hebben; hij had zeker aan tafel wat
veel wijn gedronken, ten minste Bergen dacht het. Zonder zich
om onze ontsteltenis te bekommeren, wierp hij zich op een stoel
en begon te fluiten, de melodie van het lied, dat je kort te
voren gezongen hadmidden er in hield hij echter op en lachte
schamper, toen floot hij verder. Mama, ontzet door dit onbe
tamelijk gedrag, gaf mijn man een wenk, hem te verwijderen
waarschijnlijk hield zij hem voor beschonken. Hendrik ging ook
naar hem toe en vroeg vriendelijk of hij een partij biljart wilde
spelen. Hij stond op en zij begaven zich naar de biljartzaal.
Een poos daarna hoorden wy driltig luid sprekenik ging met
vader in den angst mijns harten er heen en kwam juist binnen,
toen Eberhardt, die een queue in de hand hield, met van toorn
bevende stem uitriep
«Bij den hemel, niet meer! Hou op met je zedepreken! Wat
geeft je het recht, my als een schooljongen te behandelen?"
z/Ik behandel je niet als een schooljongen, ik vraag slechts of
je niet liever te bed wilt gaan, wijl het my voorkomt, dat je
ongesteld bent," antwoordde Hendrik, mij wenkende heen te gaan.
Vader, die nu binnentrad, legde zijn hand sussend op Eber-
hardts arm en verzocht hem eveneens rust te nemen. „Hebt gij
onaangenaamheden gehad of zijt gij ongesteld?"
„Het een noch het ander, maar ik schyn hier te veel te zijn
schreeuwde hij. „En het beste is maar, dat ik naar huis ryd."
Hy smeet de queue op den grond, rukte de kamerdeur open en
riep Johan met luider stem; toen zette hij zijn muts op en wilde
gaan.
„Gy znlt hedon niet wegryden, Eberhardt," sprak myn vader
zoo kalm mogelyk. „Kunt gij geen scherts verdragen
ttBij den duivelben ik dan gek geworden Misschien is
Ten slotte is de jaarwedde van den nieuwen titularis
voorloopig bepaald op f 3000.
De vergadering van aandeelhouders in de vennoot
schap „Vlissingsche havendienst" (in liquidatie) keurde de
rekening over 1887 en de liquidatie-rekening goed. Het
bedrag voor finale afrekening werd vastgesteld op f 63 per
aandeel van f 100.
Op de voordracht voor de benoeming van een
geneesheer-directeur van het gesticht voor krankzinnigen
„het St. Joris gasthuis" te Delft staan de heeren W. Littel
en dr. W. Van der Lee.
De vroeger aangekondigde brochure van den heer J. C.Van
Marken Jr. over „de werkstaking te Almeloo„ is by den uit
gever Tjeenk Willink te Haarlem verschenen. In 69 pagina's
druks heeft de schrijver, op grond van zijne persoonlijke bemoei
ingen en waarnemingen, de oorzaken en de geschiedenis van de
na reeds maandenlange werkstaking niteengezet en de toestanden
geschilderd, die hij te Almeloo gevonden heeft. Met hoogen ernst
heeft de heer Van Marken de zaken van alle zijden trachten te
onderzoeken, eerst na 't mislukken van de pogingen tot toenade
ring, door anderen bovenal door den Commissaris des Konings,
mr. Geertsema, wien de schrijver daarvoor hoogen lof brengt,
aangewend, heeft de heer Van Marken zich in den strijd gemengd,
met groote onpartijdigheid, zonder vooroordeel, slechts met wel
willendheid voor de werklieden, hen steeds tot orde en gematigd
heid aansporende en daartoe al zijn overredingskracht aanwen
dende, tegenover de heftigen onder de leiders der beweging, een
Bennink, Exoo en andere sociaal-democraten, wier portretten hij
in zijn brochure teekent. Na een zeer grondig onderzoek, wel
licht op enkele punten eenzijdig, door de weigering van de heeren
Gebr. en H. en B. Scholten om meerder licht te verstrekken, is
de heer Van Marken, die er niet in slagen mocht, na afwijzing
van zijn voorstel van arbitrage door de fabrikanten, de werk
lieden tot aanneming, zij 't ook onder protest, van een kleine
tegemoetkoming aan hun verlangens te bewegen, tot de con
clusie gekomen, dat reeds de afwijzing van een scheidsrechtelijke
uitspraak door de heeren Scholten voldoende is om den onbe
vooroordeelde partij te doen kiezen voor de werklieden.
Het is gebleken, dat de wijzigingen in de fabrieksinrichting
is te beschouwen als loonsverlagingplotseling in den barreu
winter, na een gedwongen werkeloosheid van drie weken, wegens
herstel der stoommachine ingevoerdniet gerechtvaardigd door
alles op het laatst nog wel gekheid geweest laat mij los,
Bergen, ik rijd weg, al wildet hij er u allen tegen verzetten.
„Mijn paard, domkopschreeuwde hij tegen Johan, die, op een
bevel wachtend, er bij stond en met verbazing dit tooneel aanzag.
Hij reed werkelijk weg, zonder „goeden nacht" te zeggen
toen hij vijf minuten weg was, liet Bergen zijn paard zadelen
en volgde hem. „Die is tot alles in staat," zeide hij tot mij,
„ik moet oppassen; onderzoek gy terwijl eens, mijn klein ver
standig vrouwtje, wat er kan zyn voorgevallen. Wat tussehen
hen beiden is voorgevallen, weet ik niet och, Grethe, wat
zegt gy er van Ik ben zoo angstig."
„O hervatte zij na een pauze, toen ik het antwoord schuldig
bleef, „ik heb een vermoeden. Ik ben ook reeds bij Ruth geweest
zij lag nog te bed, en toen ik haar het voorgevallene mededeelde,
lachte zij, schoof het geborduurde kussen recht gemakkelyk onder
het hoofd en zeide„Domme jongen maar zoo zijn de mannen
allemaalhij zal wel weder rustig worden." Grethe, zou Wilhelm
misschien op myn zuster verliefd zyn en zij hem ten laatsten een
blauwtje gegeven hebben, op grond van haar kort weduwschap
Iets dergelijks moet er zijn voorgevallen, want nog nimmer zag
ik hem zoo opgewonden, en zijn geheele gedrag doet het mij
vermoeden. Telkens, wanneer hy Ruth ontmoet had of zij in
de stad geweest was, of hy hier kwam, altijd was hij koortsachtig
opgewonden. Grethe, zeg, houd je dit voor mogelyk Het zou
mij spyten, want Ruth nu, je weet hoe ik over haar denk."
„Het kan wel zijn," sprak ik zacht.
„Lieve tijd, wat een geschiedenisEn jij, Grethe, ziet er ook
uit alsof je je diep ongelukkig gevoelt, of nog slimmer. Is er
tussehen je zelve en den dominé ook iets voorgevallenhet kwam
mij gisteravond zoo voor."
„Heb je dan allen sa&mgespannen om my krankzinnig te
maken riep ik uit. „Wat heb ik, wat heeft hy gedaan, om
je op dit dwaze denkbeeld te brengen Almachtige Goden
gij ook, Hanna, zijt al even wreed en boosaardig als al de
anderen."
„Maar Grethe," riep de kleine, blonde vrouw gekrenkt, en
sprong eveneens op, „is ieder dan bezeten vandaag Nu beleedig
ik je, omdat ik over een zaak spreek, die wy allen reeds lang
als uitgemaakt beschouwden."
„Ja, uitgemaakt, zonder mij te vragen dat oordeelde niemand
noodig de arme Grethe moest immers blij zijn, als er ook
maar een half passende partij voor haar gevonden kon worden.
Ieder zeide er het zijne vaner werd geplaagd en geschertst en
voor de wereld haar een bruidegom toegedicht, die mij onver
schillig was en die er zelf ook niets van wist! Dat is zeer
vermakelijk voor anderen wat ik daar onder te lyden had,
welk een namelooze kommer die historie mij bereidde daaraan
heeft niemand gedacht."
„Grethe, dit verwijt doet mij zeer," sprak Hanna zacht, „te
meer, wyl wij in den laatsten tijd zooveel vernamen, wat de
waarheid van dit gerucht, zoo als gij het noemt, scheen te beves
tigen ik ben de laatste, om je iets toe te dichten, volgens je
zeggen."
„Wat heb je gehoord? Hanna, ik bid je, zeg het mij! Maar
neen, laat het liever blyvenhet is toch alles te vergeefs, alles
te laat, te laat
Het dienstmeisje trad binnen en diende Anna Marie aan met
den knaap. „Zij kan weer heengaan, het is niet meer noodig
riep ik haar toe. „Ik behoef tiaar diensten niet meer."
„Grethe," begon Hanna weder, „een geheim drukt jeik wil
je niet dwingen, het my mede te deelen, en mijn vermoeden is
klaarblykelyk onjuist. Maar ik wil je al tyd helpen, ik wil doen
de plaatselijke omstandigheden in verband met de elders ondtr
gelijke toestanden betaalde loonenniet gerechtvaardigd ook door
den algemeene» toestand van de weveryen of door dien van de
fabrieken der firma Scholten. Daarom herhaalt de heer Van
Marken, dat er geholpen moet worden, om de 600 a 650 werk
lieden, waaronder 250 meestal gehuwde mannen, die eenparig,
overtuigd van hun goed recht en na afwijzing van alle concessiën,
door hen aangeboden ongeneigd zich door den honger gedwongen
aan de fabrikanten, die steeds zeggen dat zij al den tyd hebben,
te laten dwingen; althans eenigermate tegemoet te komen
in den nijpenden nood.
Wij houden ons er van overtuigd, dat alle lezers der brochure
van den heer Van Marken waarop intusschen door de heeren
Scholten reeds een verweerschrift is aangekondigd door zyn
schildering van den toestand en zyn verhaal van hetgeen hij te
Almeloo zag en ondervond, gelooven zullen een goed werk te
doen, als zij hem de hand reiken, om de werkstaking, die door
geen verstoring der openbare orde wordt geschandvlekt, zoo min
drukkend te maken als mogelyk is voor de arbeidersgezinnen. Vad.)
Men schrijft uit Amsterdam, dd. 23 dezer:
„Zoo moeielijk en bezwaarlijk het inslaan der lange masten
voor de fnndeering van de ijzeren bekapping van het Centraal
station voor 15 Januari jl. ging, zoo voorspoedig schijnt
het daarna gegaan te zijn. Wel werd aiwisselend met
drie, een enkele maal met vier stoommachines gewerkt,
maar verschil van ondergrond aan de westzijde met den
oostkant moet ongetwijfeld van belangrijken invloed zijn
geweest op den verbazenden voortgang van het werk in de
beide laatste maanden.
Van de 1313 palen zijn thans ongeveer 1250 stuks voor
de penanten gebruikt, zoodat men binnen enkele dagen met
het heien kan gereed zijn.
Het lijdt dan ook geen twijfel dat de aannemer, die elke
week, dat hij vóór 1 September 1888 het werk, d. i. het
afbreken en daarvoor in de plaats maken van een gedeelte
der fundeeringswerken" met uizondering der grondaanvul-
lingen, gereed heeft, f 1000 premie ontvangt, een niet
onbelangrijk surplus zal bekomen, daar hij wel meer dan
3 maanden voor dien termijn kan gereed zijn.
't Is te hopen, dat de soliditeit van de fundeering op
den duur voldoende blijkt te zijn."
wat ge vraagtik bid je, beschik over my, als ge mij noodig
hebt. Ik blyf nog eenige dagen hier, kom bij mij, wanneer en
zoo dikwijls als je wiltik heb het immers altijd goed met je
gemeend
Ik was blijde, toen zij eindelijk vertrok en ik weder zwygend
aan mijn venster zat. De dag ging voorbij als ieder andere,
de schemering kwam en ik staarde met myn brandende oogen
naar buiten op den ouden lindeboom en de pastoriezoo zou
het nu altijd zijn, eiken dag, iederen avond, eenzaam zon ik hier
zitten de dagen, de weken en jaren, die komen moesten. Lood
zwaar drukte deze overtuiging op mijn gemoedHoe zal ik
dit leven verdragen Kan het niet anders worden Is alles
dan verloren Onherroepelijk Ik sprong op en stak licht aan
ik wilde hem schrijvenden halven nacht bracht ik schryvende
door, zeide hem alles, klaagde hem mijn vertwyfeling, mijn
grenzenloozen jammer, en bad hem te onderzoeken, eer hy my
voor altijd van zich stiet.
Maar wie zou den brief bezorgen Het naaste postkantoor,
Wiesenau, lag ongeveer drie kwartier van hier om het even,
weg moest hij, al zon ik zelf hem morgen heenbrengen.
Het overige van den nacht bracht ik weder slapeloos door
vermoeid stond ik des morgens op; te vergeefs had ik er over
nagedacht, w i e ik naar Eberhardt zenden kon ik had niemand
gevonden. Kathrine sluimerde nog, toen ik een doek omsloeg
en, den brief in den zak, den weg naar Wiesenau insloeg. Deze
geleek meer op een beekje dan op een voetpad. De regen viel
nog even fijn en dicht als gister, en ik zakte dikwijls tot aan de
enkels in den doorweekten grondeen scherpe wind waaide mij
in het gezicht en maakte mijn hoofdpijn nog onverdraaglijker.
Een wagen kwam achter my aan, een boerenwagen met linnen
huif. Ik beproefde harder te loopen. maar hy was spoedig nevens
myde paarden trapten in de poelen, zoodat het vuile water
mij van boven tot onderen bespatte. Ik bleef eindelijk staan om
het rytuig voorby te laten, toen een welbekende stem riep:
„Juffrouw Grethe! Zie ik goed? Wat doet gij hier op den
grooten weg en in dit weer
Dominé boog zich nit den wagenhij zag mij verwonderd
vragend aan.
„Ik wil naar Wiesenau," zeide ik, werktuiglyk zyn vraag
beantwoordende, en wilde verder gaan.
„Maar gij kunt immers onmogelijk in dezen modder verder
gaan, de weg wordt daar boven bij het water nog weeker. Mag
ik u een plaats in mijn wagen aanbieden vroeg hy aarzelend
Ik moet naar G. en rijd door Wiesenau."
„Naar G.?" riep ik.
„Ja, het is heden daar synodale vergadering."
„Een zee van gedachten voer door mijn hoofdtoen trad ik
vastbesloten dichter bij den wagen en vroeg, terwyl mijn oogen
zich doordringend en vertrouwend op het fijn besneden gelaat
voor mij vestigden
„Wilt gij my een genoegen doen, my een dienst bewyzen,
waarvan het geluk myns levens afhangt?"
„Gij spreekt altijd zoo deftig," antwoordde de jonge man
eenigzins schuw en verlegen. Voor korten tijd gaf ik u op uw
verlangen zulk een belofte wanneer ik u in iets van dienst
kan zyn, hartelyk gaarne."
„Bezorg dezen brief aan de woning van den luitenant Von
Eberhardt," smeekte ik en reikte hem met bevende handen het
geschrevene over; mijn wangen werdeu gloeiend rood, toen zyn
oogen onderzoekend cn verbaasd op my rustten. Hy nam d n
brief en las halfluid„Aan den heer W. Von Eberhardt, ....ste
I regiment, G., Tempelstraat, no. 7."