HELDERSCHE GN 1VIE1JWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Aterlentiellai Tour Hollands Noorderkwartier. In0 42. <^jy§Lg, Vrijdag 6 April. Jaargang46. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BEKENDMAKING. Tweede zitting vau den Militieraad. 30) VREDE NA STRIJD. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per Vwartaal. f 0.90. frcnco per post 1.20. bureau': molenplein. Prij» der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.; Burgemeester en Wethouders der gemeente Helder geven bij deze kennis, dat de Militieraad van het derde District in Noord holland de tweede zitting zal houden te Alkmaar, en wel voor zoo verre deze gemeente betreft op Dinsdag 10 April 1888, des namiddags ten één ure. Volgens artikel 88, in verband met artikel 92 der wet op de Nationale Militie, moet voor die zitting verschijnen hij, die voor een loteling als plaatsvervanger of als nummerverwisselaar verlangt op te treden. In die zitting wordt tevens uitspraak gedaan omtrent alle in de eerste zitting niet afgedane zaken. Helder, den 3 April 1888. Burgemeester en Wethouders voornoemd, STAKMAN BOSSE, Burgemeester. C. BOON, Secretaris. Binnenland. De Commissie, die de werkstaking te Almeloo leidde, had de vorige week de werkstakers in de gelegenheid gesteld over haar beleid uitspraak te doen door af te treden. Het resultaat was, dat de leden dier Commissie met 196 van de 197 stemmen werden herkozen. Aan de firma's Scholten en Co. werd daarop een brief gericht van dezen inhoud: „De ondergeteekenden hebben de eer u te berichten, dat de gezamenlijke werkstakende wevers uwer fabrieken hun, bij eene op heden plaats gehad hebbende stemming, hebben opgedragen de belangen der werkstakers verder te behartigen, en zoo noodig met u in onderhandeling te treden omtrent de voorwaarden waarop het werk zal worden hervat. Er zijn geruchten in omloop, dat door u nieuwe voorstellen aan eenige werklieden zouden zyn gedaan. Mochten deze geruchten waarheid bevatten, zoo verzoeken wij u beleefd ons in kennis te willen stellen van die voorstellen, waaromtrent wij dan in een algemeene vergadering der volwassen werkstakers bij geheime stemming het gevoelen zullen inwinnen. Van de gevallen beslissing zullen wy u onmiddellijk daarna kennis geven." Naar het Duitsch van W. HEIMBURG. Ik lag thuis in mijn bed en kon niet vergeten, dat hij er zoo ongelukkig uitzag. Ik had er in stilte dikwijls voor gevreesd ik kende Ruths karakter, had zoo menigen blik in het koude, behaagzieke gemoed geslagen het moest zoo komen, het was niet te vermijden. Maar het deed my pijn, onuitsprekelijk pijn. dit trotsche, levenslustige gelaat zoo moede, zoo onverschillig en afgemat te zien. Mijn God, gij leidt uw kinderen wonder baar, dacht ik. Ieder kleine wrok die zich nog in een hoekje van mijn hart jegens hem verborg, verdween voor dien stil treurigen blik en hoopte zich steeds meer als glceienden haat op het hoofd zijner vrouwzij droeg van alles alleen de schuld. Raadselachtig menschenhartAl de gloeiende liefde voor hem was opnieuw ontvlamd, toen hy zoo onverwacht tegenover mij stond en dat heviger en onstuimiger naarmate ik meer over tuigd was dat bij niet gelukkig was. „Kathrine zeide ik den volgenden morgen met bevende stem, en knielde bij haar bed, „weet ge wien ik gisteravond gezien heb?" Zij zag mij verwonderd aan, vroeg toen, daar zij iets bijzonders in mijn oogen bespeurde: „Hem toch niet, den luitenant Yon Eberhardt?* „Ja, Kathrine, ik zag hem weder, maar hoe „Nu vroeg zy. „Hij leeft niet in de be3te overeenstemming met zijn vrouw en zag er zoo bekommerd uit...." „Ik weet het reeds lang," knikte Kathrine, „en heb er my in stilte over verheugdhet is zijn rechtmatige straf en kon niet anders komen. Daarom heb ik den lieven God gebeden, toen ik je zoo ellendig en wanhopig zag; met blijdschap hoorde ik de eerste toespelingen, die mij verkondigden, dat zijn huwelijk niet was wat het zijn moest. O, het moet nog erger worden, opdat hij inziet, hoe hij zich aan je bezondigd heeft „Schaam je, Kathrineriep ik on sprong verschrikt over eind. „Schaam je, ik had niet gedacht, dat je zoo wraakzuchtig waart. Als je hem gezien hadt, hoe treurig, hoe gedrukt hij er uitzag." „Grethe, kom tot je zelve," viel de oude mij barsch in de rede, „begin het' oude lied niet opnieuw. Je gevoel voor hem kon zonde worden hij heeft vrouw en kind." „Zonde herhaalde ikeen oogenblik was het, alsof ik met kokend water overgoten werd. Ik drukte de handen voor het gezicht en haalde diep adem; waar was ik bijna toe gekomen! Ach, was hij mij stralend van geluk tegemoet gekomen, dan had ik mij kalm teruggetrokken, mij verheugd in zyn welzijn maar zoo... Ik gevoelde een machtig verlangen, hem te troosten, een vriende lijk woord toe te spreken om hem schadeloos te stellen voor al den hoon, dien zijn vrouw hem in het gezicht wierp; en dit medelijden, deze deelneming zou zonde wezen? Toch had zij gelijk, dc oude Kathrine; ik mocht niet aan hem denken,hij had mij zoo ruw van zijn hart gestooten, hy wilde niets meer van mij weten en hij was de man eener andere. Onrustig bracht ik den dag door; eindelijk verzamelde ik al mijn moed. „Kathrine," zeide ik, „je zeidet van morgen vroeg, dat je reeds lang wist, dat hy niet gelukkig met zijn vrouw leefde. Ik bid je, vertel mij wat je weet." Op dezen brief hebben de firma's nog niet geantwoord. Jl. Zondag is te Almeloo de volgende circulaire ver spreid Vergadering werkstakers. „De ondergeteekenden, door de gezamenlijke wevers der firma's Gebrs. Scholten Co. en H. B. Scholten gekozen tot scheidslieden in het bestaande geschil met hunne patroons, noodigen de volwassen werkstakers uit tot eene vergadering op Woensdag 4 April ten 2 ure in het lokaal van F. Ten Bruggencate. Almeloo, J. C. Van Marken. 3 April 1888. L. Post.' Door den uitgever Tjeenk Willink is aan den heer Van Marken ten bate der werkstakers ter beschikking gesteld een bedrag van f 300, als voorloopige netto opbrengst der brochure van den heer Van Marken. Voor deze som heeft de heer Van Marken een extra Paaschuitdeeling verschaft. Het weekblad „de Amsterdammer* geeft naar aan leiding van den uitslag der verkiezingen een geestige plaat Men ziet er Heemskerk als minnezanger. Hij tokkelt de mandoline en brengt zijn uitverkorene „de liberale partij* een afscheidslied. Droef klinkt het: Moet ik weg, moet ik weg van het Binnenhof, van het Binnenhof, En gy, mijn schat, blijft hier? Ja ik kies, als ik kom, als ik wederkom, als ik wederkom, Toch by u weer mijn kwartier! Hoe ge weent, hoe ge weent, dat ik zwerven moet, Als waar' thans onze liefde voorbij Zijn er ginds, zyn er ginds, ook meisjes genoeg, ook meisjes genoeg, Er is er maar één voor mij Achter de pilaren op het Binnenhof staan een ultra- montaan, een calvinist en een sociaal-democraat dr. Schaep- raan, dr. Kuyper en Domela Nieuwenhuis zijn er voor gekozen op de wacht om vooruit te treden, als de droeve zanger het veld ruimt. De „Spectator7 vertoont ons de „Paaschos van Staat". Omkransd door het „Ministerie-Heemskerk" wordt het dier door dr. Schaepman en mr. De Savornin Lohman, als „Wel kind, de vogels op het dak vertellen het," begon de oude, „bet geheele dorp is er vol van. De heerlijkheid heelt niet lang geduurd, maar ik kon het je niet zeggen, omdat ik vooruit reeds wist, dat je goed hart en je oude liefde weer zouden ontwaken. De jonge vrouw moet al heel spoedig na de bruiloft, nog voor de wittebroodsweken om waren, allerlei zonder linge voorstellen aan haar man gedaan hebben. Zij kon zich in de kleine vesting niet tehuis vinden, daarom had zy van haar man verlangd, dat hij den dienst ook aan den kapstok zon hangen en met haar naar Weenen trekken. Op het slot moet het toen een groot spektakel gegeven hebben, Lize vertelde er van. De luitenant verklaarde, dat hij met lijf en ziel militair was. dat zij dit geweten had toen zij hem nam, in ieder geval, hij bleef officier. De jonge vrouw had gescholden en gekeven en op het laatst gesmeekt; hij was echter standvastig gebleven en had gezegd, dat de vrouw zich gelukkig moest gevoelen in den stand waarin de man eenmaal geplaatst was. Mevrouw de barones had zich het wanhopig gedrag harer dochter eerst zeer aange trokken en den baron voorgesteld, stil te gaan leven en Eber- hardt het landgoed over te geven. Dit had zoowel de baron als de luitenant geweigerd, de eerste wijl hij nog te jong was om reeds op zijn lauweren te gaan rusten, de laatste omdat hij in dienst wilde blijven. Ten laatste dacht mevrouw Van Bendeleven, dat de toestand der jonge vrouw de oorzaak van haar prikkelbaar gedrag was, en dat, als zij eerst een kind in haar armen wiegde, alles wel in orde zou komen. Nu heeft zij een heerlyken jongen, zooals Lize zegt, en toch is het nog de oude comediewat het einde daarvan wezen zal, weet God. Ik houd vol wat ik zeg, de straf blijft niet uit, er leeft een rechtvaardig God hierboven." Ik had de handen gevouwen. „Arme, arme Eberhardt!" dacht ik en stelde mij voor, welke huiselijke tooneelen hij reeds met deze schoone, rustelooze, overdreven vrouw had beleefd. „De ouders hebben het gaarne gezien, dat zij zich met den knappen neef verloofde," vervolgde Kathrine. „Er moet veel zijn voorgevallen in haar eerste huwelyk, mompelen de menschen. De koetsier, die haar, toen graaf Satewski gestorven was, hals over kop uit Weenen naar huis heeft moeten brengen, moet wonderlijke stukken verteld en zich meermalen bedenkelyk uitge laten hebben. Nu, de baron heeft hem dadelyk den volgenden dag teruggezonden, maar in een paar uren kan iemand veel nit- strooien dat later ontkiemt. Ik wil niet zeggen, dat de menschen soms niet slecht zijn en praten wat zy dikwyls niet kunnen ver antwoorden, maar uit de lucht gegrepen is zoo iets ook meestal niet." Ik kon ditmaal ter nauwernood den tyd afwachten om naar het slot te gaan, ik moest weten of de jonge vrouw werkelijk naar Weenen gereisd was. Waarlyk, zij was vertrokken en me vrouw Van Bendeleven was reeds eens naar de stad geweest om te zien hoe het met haar kleinzoon ging. „Het is roerend, Eberhardt te zien," zeide zy. „Als hij geen dienst heeft, zit hij den ganschen dag thuis. Ik wenschte wel, dat Ruth iets van zyn zin voor huiselijkheid bezat, maar het wilde Weener leven heeft dit by haar geheel verstikt. Als gravin Satewski hield zy een kleine hofhouding, en het moet haar wel zwaar vallen, zich in de betrekking van lnitenantsvrouw te schikken. Ik hoop dat Eberhardt zich nog eens bedenken zal, want wij zijn voornemens hem eenmaal het goed over te geven; een zoon hebben wij niet, Rnth is de oudste en Eber hardt onze neef. Kon zy slechts tot zoolang haar wenschen be- slagersknechts, ter slachtplaats geleid. De heer Keuclienius houdt 't dier bij den staart vast. Onder de plaat leest men 't volgende, ontleend aan het „Boek der Spreuken" Er is een weg, die recht is in iemands oog, Toch zyn de paden des doods er het uiteinde van, Ook onder het lachen wordt ons hart bedroefd, En het einde van de vrengde is verdriet. De „Lantaarn" geeft ons „een Friesch landschap na de Maartsche verkiezingsbuien". Een enkele kraaiwederom met de bekende gelaatstrekken zweeft over 't dorre veld. Men leest als bijschrift de woorden uit Tollen's „Over wintering op Nova-Zembla* 't Is alles doodsch en leeg en onbezield en naar Alleen een enkle kraai vliegt hongrig hier en daar. Men schrijft ons uit Schagen, dd. 3 dezer: „Voor een stampvolle, mitsdien voor het muziekaal genot te volle zaal (lokaal Kos), gaf gisterenavond onze Harmonie kapel, afdeeling strijk-orchest, het door haar aangekondigde Concert, met welwillende medewerking van onze plaats- genoote mej. H. M. Denijs, elève-violiste van het Conser vatorium te Amsterdam. Die afdeeling strijkmuziek bestaat pas een jaar, en rekening houdende met die omstandigheid, aarzel ik niet te verklaren, dat de uitvoering der verschil lende nummers meestal uitstekend slaagde. Gegeven werden 1. „En revenant de la revue*, marsch, J. Désormes. 2. Ouverture: „Le chevalier Breton", A. Hermann. 3. Strijk trio (voor viool, piano en violoncel), Haydn. 4. „Am Himmel- blauen See", Walzer, C. Millöcker. 5. Fantaisie de „La fille du régiment", Donizetti. 6. Ouverture: „Carnaval", L. E. Rugers. 7. Méditation sur le 1" prélude de Bach, met harp- en orgelbegeleiding, Gounod. 8. Concert (voor viool), Viotti (door mej. H. M. Denijs). 9. „En gros et détail", potpourri, J. De Beer. 10. „De wachtparade komtEilenberg. Van de orchestwerken voldeden vooral de Nos. 6 en 7 de eer, den kapelmeester, den heer Rugers bewezen, door hem na de uitvoering van No. 6 terug te roepen, waR ten volle verdiend. Mej. Denijs handhaafde hare hier reeds gevestigde repu tatie, zoo in het liefelijk terzet van Haydn voor viool, teugelen." „Zijn er reeds berichten uit Weenen?" vroeg ik. „Ja, een brief voor Eberhardt, maar een zeer korte. Zij schrijft alleen over de erfenis, die niet gunstig voor haar schijnt te zijn uitgevallende universeele erfgenaam der groote rijkdommen is een neef der oude gravin Satewski, de eenige zoon van haar eenigen broeder, dien zy altijd zeer liefhad, een jonge vorst Bodresky. „Nu, het zou niet zulk een groot ongeluk wezen; Rnth is door het vermogen van haar overleden echtgenoot een rijke vrouw geworden. Ik weet niet hoe zij er bij komt, te denken dat baar schoonmoeder baar erfgenaam zou maken van de ryk- dommen die zij zelve de Satewski's had aangebracht. Deze bezaten eigenlijk zeiven niets dan bun ouden naamzelfs het hotel te Weenen, waar de Satewski's woonden, is van de Bodreaky's afkomstig, terwijl de familiegoederen der eersten meer dan bezwaard waren. Toen de vorstin Bodresky den graaf Satewski hnwdc, heeft zij dezen met haar vermogen voor gerechtelijke vervolging bewaard. Ruth ontving bij den dood van haar man een aan zienlijk kapitaal, zoodat ik niet begrijp wat zij nu nog meer verwachten kan. Mij dunkt, zij moest tevreden zijn, zij heeft zelve vermogen, zij heeft Eberhardt getrouwd, die eveneens zeer veel middelen bezit..." Mevrouw Van Bendeleven zweeg, als bad zij reeds te veel gezegd. Inderdaad was zy nooit zoo vertrouwelijk jegens my geweestmisschien verlangde zy naar iemand, aan wien zij haar hart kon uitstorten. Zy kwam mij voor onrustig en smartelyk bewogen te zyn, alsof een innerlyke angst haar pynigde. Ik bracht het gesprek op Hanna, een paar woorden werden over haar laatsten brief gezegd, toen trad Ruth weer op den voor grond. „Gij kunt niet gelooven, Grethe,* begon zij opnieuw, „welk een oneindig groot verdriet het mij doet, te weten dat de betrek king tusschen Eberhardt en Ruth niet is, zooals die tusschen een jeugdig echtpaar wezen moet. Ik betuig u, dat ik Rnth gewaar schuwd heb toen Eberhardt zoo onverwacht met zijn huwelijks aanzoek voor my stondik heb haar gezegd, dat zij zich niet tevreden zou gevoelen in de betrekking van officiersvrouw. Maar zy lachte mij nit en verzekerde dat zij hem beminde en ik haar in haar wenschen niet moest tegenwerken. Eigenlijk waren wy blij, dat zy juist Eberhardt gekozen had, en koesterden de beste verwachtingen. Slechts een jaar duurde het, toen vond zij haar betrekking reeds onverdraaglijk en Eberhardt niet voor haar geschikt. Zelfs het kind verveelde haar. O, myn God, wat moet daarvan worden Ik zat als versteend te luisterenhet was das waar wat de menschen mompelden en ik gevoeld had in de eerste oogenblikken die ik met het jonge paar doorbracht. Mijn gedachten verwijlden bij Eberhardt, ik zag hem eenzaam bij het bedje van zyn kind, met zijn droevig gelaat wat moest hy niet uitstaan, als hy aan zijn vrouw dacht „Ik wil Rnth niet alleen de schnld geven," vervolgde zy en droogde haar tranen. „Eberhardt zal wel geen vurig minnaar zyn, die bestendig aan baar roeten ligt om haar te aanbidden, zooals zy van baar man schijnt te verlangen. Hij is als echt genoot zwijgend en somber geworden en dikwijls zeer kortaf tegen haar, hoewel met recht. Zij is door haar eersten man verwend, die als een slaaf voor zijn vrouw knielde om haar pantoffel te kassen. Deze zichtbare onderwerping, dit onophondelyk verrukt zyn over elk harer luimen en grillen, mist zij by Eber-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1