HELDERSOHE N1EDWEDIEPER COURANT. - en Advertentieblad voor Hollands NoonMwartier. 1888. N» 50. writc Woensdag 25 April. Jaargang46. Uitgever A. A. BAKKER Cz. INSCHRIJVING van leerlingen voor de gemeentescholen KOSTELOOS ONDERWIJS. 38) VREDE NA STRIJD. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 00 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. en Ouders, die hunne kinderen met primo Mei wenschen geplaatst te zien aan de openbare lagere scholen der gemeente, moeten zich aan liet schoollokaal hunner wijk aanmelden op WOENSDAG den 25 APRIL e. k., des namiddags tusschen 1 en 2 ure, onder overlegging van de bewijzen van geboorte en koepok-inënting hunner kinderen. Zij, die het onderwijs voor hunne kinderen kosteloos verlangen, moeten zich bovendien aanmelden aan het Raadhuis, op MAANDAG den 30 APRIL e. k., des namiddags ten één ure. Helder, 21 April 1888. De Burgemeester der gemeente Helder, STAKMAN BOSSE. VERTREK DER MAILS. Oost-Inc3. ië. Met de stoomschepen van de Maatschappij „Nederlaud" cn van de „Rotterdamsche Lloyd". f) Met de Pransche paketbooten. Met de Britsche paketbooten. Over Amsterdam cf Rotterdam van 's Gravenhage 11.45 's avonds. Over Marseille van 's Gravenhage 4.15 's avonds. Over Marseille van 's Gravenhage 8.15 's mergens. Over Brindisi van 's Gravenhage 12.30 's avonds. 27 April 4 Mei 11 18 25 1 Juni 8 15 22 29 1 Mei 8 u 15 22 29 5 Juni 12 19 26 3 Juli 5 Mei 19 2 Juni 16 30 27 April 11 Mei 25 8 Juni 22 Met de stoomschepen der Maatschappij „Nederland", f Padang wordt alleen aangedaan door de stoomschepen van de Maatschappij „Nederland". Naar het Duitsch van W. HEIMBURG. Sprakeloos stond ik bij de baar en zag op mijn gestorven geluk neder. God moge het mij vergeven, maar de gedachten, die toen mijn ziel vervulden, waren niet ootmoedig; het was een opstaan tegen het onverbiddelijke, ruwe noodlot, en toch, hoe machteloos kampte het arme hart daartegen Friedel weende nog steeds. „Ach juffrouw," zeide hij ten laatste, „ik wenschte tranen in uw oogen te zienU ziet zoo bleek en zoo somberschrei toch, laat een traan vallen op de baarhij heeft immers geen rust in zijn graf, als zij, die hij liefhadt, niet om hem weenen." „Friedel, kon ik maar schreienriep ik uit„maar ik kan het niet. Wilhelm, blijf bij mij, wat moet ik zonder u in de wereldIk boog mij voorover, legde mijn gezicht tegen zijn koude wang en drukte een kus op zijn lippen. Zoo bleef ik alleen, lang alleen met hem, want Friedel was ook heengegaan. Ik sprak fluisterend tot mijn Eberhardt en staarde op zijn lief gelaat; toen sneed ik een zijner lokken af. Men had de kamer met bloemen versierd, een menigte kransen en witte rozen bedekten de doode alle bloeiden zij gister nog in volle pracht, ja, gisteren nog „Ik heb niet eens een krans voor u, mijn eenigste schat fluisterde ik. „Wat kan ik u meegeven in het koude graf?" Op eens schoot mij te binnen, dat Kathrine mijn moeder nog in de kist een klein medaillon had afgenomen, dat een lok van mijn haar bevatte, vroeger eenmaal door de doode afgekniptop mijn nieuwsgierig vragen had Kathrine geantwoord, dat als iemand een doode een haarlok van een levende mede in het graf gaf, de afgestorven hem dan spoedig haalde. Ik nam een kleine schaar, bond mijn haar op en sneed haastig een mijner lange, bruine lokken af, die altijd zijn trots geweest waren. „Hier, mijn Wilhelm, dat is nog beter dan bloemen," fluisterde ik en legde de vlecht onder het doodskleed op zijn borst. „Vaar wel, heb dank voor alles en haal mij spoedig Ik wilde mij nog eenmaal bukken om hem te kussen, toen de deur geopend werd en verscheiden officieren, door den baron gevolgd, binnentraden. Ik wendde mij van de kist af en verliet het vertrek met nedergeslagen oogen, een paar rozen en den haarlok in mijn hand. Op het punt de deur te sluiten, hoorde ik, hoe een der heeren vroeg wie ik was. De baron zeide luid, maar met eenige verlegenheid in zijn stem: „De dame, die zijn kind verzorgd heeft." „Ook dat verdroeg ik, het deed mij geen pijn, niets trof mij meer. Een minachtend lachje mag misschien om mijn lippen gespeeld hebben over deze verloochening mijner rechten door den man, dien ik als een vader bemind had en die ook mij boven anderen liefhadzyn trots kon zich zelfs op dit oogenblik niet verloochenen. Toen sprak een andere stem „Verschoon mij, mijnheer de baron, als deze jonge dame juf frouw Margarethe Sigismund is, zoo is zij zijn verloofde, gelijk Eberhardt ons reeds eenigen tijd geleden verhaald heeft; by het "W est-Indië. Via Engeland. (Verzending). Suriname: van 's Gravenhage: 2, 16 en 30 Mei; 13 en 27 Juni, te 8.15 's morg. Cura^ao, Bonaire en Arubavan 's Gravenhageover New-York: 4, 18, en 25 Mei; 8 Juni, te 6 u. 's avonds; over Engeland: eiken Donderdag te 6 uur 's avonds; over Ilavre: den 13 en 27 van elke maand te 12.30 's avonds. St. Martin, St. Eustatius en Saba: van 's Gravenhage: 2, 16 en 30 Mei; 13 en 27 Juni, te 8. 15 's morgens. Binnenland. In de laatstgehouden vergadering van het Hoofd bestuur der Yereeniging ter bevordering van de Neder- landsche Visscherij is o. m. besloten eene circulaire te richten tot de aanzienlijken in Nederland, ten einde hunnen steun te vragen voor de Vereeniging, zooals dit in Engeland, Schotland, Duitschland zoo algemeen plaats vindt voor die instellingen daar te lande. Verder werd behandeld een verzoek der afdeeling Yerseke omtrent het brengen van oesters van vreemden oorsprong op sommige verpachte perceelen, terwijl dit weer verboden was op andere banken. Naar aanleiding hiervan werd besloten, den betrokken Ministers in overweging te geven, den adviseur voor de visscherijen een onderzoek op te dragen omtrent het onderscheid tusschen de vreemde en de Zeeuwsche oesters. Daarna werd definitief vastgesteld het ontwerp-reglement voor eene Verzekering-Maatschappij van visschersschepen tegen zeegevaar en werd bepaald, dat thans zoo spoedig doenlijk aan de orde zal worden gesteld de bespreking van eenen grondslag voor eene Verzekering-Maatschappij ten behoeve der nagelaten betrekkingen van verongelukte visschers en voor ouden van dagen. De tweede algemeene vergadering der Vereeniging zal dit jaar Woensdag 30 Mei te Rotterdam worden gehouden. Aangaande de brochure der heeren Scholten over de werkstaking te Almeloo zegt „De Tijd" o. a.: „Wij gelooven dat de heeren Scholten door dit gekijf zeer weinig zullen bijdragen om de publieke meening te hunnen gunste te wijzigen. Evenwel gebiedt de billijkheid er op te wijzen, dat ook door hen eenige feiten worden aangevoerd, welke, de waarheid er van aangenomen, ons niet van belang ontbloot schijnen." „En verder o. a. „Het is natuurlijk zoo goed als onmogelijk om anders corps officieren is het reeds lang bekend en wij zullen aanstonds gelegenheid zoeken, de bruid van onzen gestorven kameraad te condoleeren." „Ik hoorde nog iets als een goedkeurend gemompel van ver schillende stemmen, toen sloeg ik mijn doek om en wilde weggaan, hoewel ik niet wist waarheen. Maar ik had voor geen geld betuigingen van deelneming kunnen aanhooren, hoe hartelyk zy ook gemeend waren. Friedel kwam en bracht mij mijn portret en Eberhardts porte feuille, die hij uit zijn uniform genomen had. Ik vroeg hem, of hij ook wist waar ik blijven kon, totdat de begrafenis voorbij zou zijn. Hij knikte„Wacht een oogenblik, juffrouw." Een poosje later kwam hij terug, vergezeld door een dikke, goedig uitziende burgervrouw, wier kleine blauwe oogen vol tranen stonden. Zij was de huishoudster en bood mij tot den volgenden dag vriendelijk een kamer aan. Ik nam dankbaar het aanbod aan en zat toen stil daarbinnen, in mijn smart verdiept. Den nacht bracht ik op de sofa door, en den volgenden morgen vroeg sloop ik zacht heen om nog eens zijn lieve trekken te zien. Maar de kist was reeds gesloten ik ging dus weder naar beneden cn zat daar alleen in het kleine kamertje, uren lang Op eens hoorde ik den regelmatigen stap van naderende sol daten, commando's, het spreken van vele menschen ik trad aan het venster en zag dat de lijkstaatsie geregeld werd. De officieren van het garnizoen stonden zacht fluisterend op de straat ik leunde met mijn hoofd tegen het raam en staarde naar beneden op de bonte menigte, die hem de laatste eer zou bewijzen. Ik bedacht, dat ik nu alleen, ja, zoo geheel alleen was, dat onder die allen niemand in znlk een nauwe betrekking tot hem gestaan had als ik, en dat toch niemand zich om mij bekommerde toen de deur mijner kamer geopend werd, en, mij omkeerende, ik in het lieve, oude gelaat van mevrouw Renner staarde. Zij omarmde mij, terwijl ik bevend aan het venster stond en de doodkist uit het huis zag dragen. De trommels roffelden, de treurmarsch klonk en de trein zette zich in bewegingik echter zag de met bloemen getooide doodkist na en omklemde kramp achtig de handen der kleine vrouw, tot alles om den hoek der straat verdwenen was. Toen keerde ik my om en zeide nog eenmaal„vaarwel, vaarwel, nu is alles voorbij De kleine vrouw bracht my naar de sofa, omvatte my vol liefde en wilde spreken; de smart liet het haar niet toe. Zij weende stil, en zoo zaten wij, terwyl zij hem buiten op het kerkhof begroeven in de koude bevroren aarde mijn geluk, mijn alles. Toen schrikte ik op, de helderen tonen van een vroolijken marsch troffen mijn oorzy keerden terug van de begrafenis steeds luider en naderbij klonken deze overmoedige, vroolyke melodieën. Ach, het was zyn lievelingsmarsch geweestonder deze tonen was hij eens Bendeleven binnengetrokken, had hij mij eens zoo vroolijk in de oogen gezien, toen de muziek van het regiment op het groote voorplein van het slot speelde. „O, de fcugd, het leven is toch zoo heerlijk!'' had hy toen gezegd; ik dan op de plaats zelve, en nadat men zich van zeer nabij met alle bijzonderheden van den toestand en met alle détails der fabricage op de hoogte heeft gesteld, over de juistheid of onjuistheid der hier medegedeelde feiten te oordeelen. Maar blijkt ook hier niet de noodzakelijkheid van Arbeids kamers of scheidsgerechten, bekwaam en bevoegd om in soortgelijke geschillen tusschen arbeidgevers en arbeidnemers op onpartijdige wijze en met volledige kennis van zaken uitspraak te doen?" Het door de Staatscommissie tot onderzoek van landbouwtoestanden vastgestelde rapport omtrent het land- bouw-onderwijs zal eerstdaags openbaar gemaakt worden. In Engeland heeft men, naar de berichten van daar luiden, het plan opgevat, om op 19 Juli a. s. den 300sten gedenkdag van de door de Engelschen en Nederlanders behaalde overwinning op de „Onoverwinnelijke" vloot met eenigen luister te vieren. Bestaat voor die feestviering aanleiding bij de Engelschen, de Nederlanders hebben evenzeer reden om die gedenkwaardige overwinning, welke voor ons Vaderland zoo gewichtige gevolgen had en eene redding mocht heeten uit grooten nood en dreigend gevaar, te herdenken. Voortdurend hoort men klachten ook over den econo- mischen toestand van onze Koloniën. Slaat men echter een blik op de jongst gepubliceerde lijst van effecten te Batavia, dan verkrijgt men, naar de „Arnh. Crt." doet opmerken, toch den indruk, dat de zaken zoo slecht niet staan. Van de vier-en-zestig der daarop vermelde ondernemingen staat de koers der aandeelen van enkele beneden pari, van een vijftal zelfs op 25 of 20 pet.verreweg het meerendeel staat op 100 pet. en daarboven; vele daarvan op 110,120, 140, terwijl er zijn, die voor 260, 270, 280, ja 325 pet. genoteerd zijn. Wanneer er nog zooveel ondernemingen zijn die zulke rente afwerpen, kan men niet beweren, dat het zoo wan hopend is gesteld. Het onweder van jl. Vrijdagmiddag heeft te Kolhorn al groote ontsteltenis teweeggebracht. Een slag viel gelijk tijdig met den bliksem en was zóó hevig, dat de deuren der school opensprongen, hetgeen groote verwarring veroor zaakte. De kindereu verlieten in de grootste wanorde en overhaasting de school, allen zeer ontsteld en verschrikt, terwijl vaders en moeders, het rumoer in en bij de school hoorende, dachten, dat de bliksem was ingeslagen en uit alle richtingen naar de school snelden, sommigen half gekleed en een aantal ongeschoeid. had er mede ingestemd en gejubeldtoen ik hem de laatste maal zag, floot hij nog deze melodie en wiegde zyn kind op de knieën O, deze herinneringen, hoe grepen zij mij aan, deden my gevoelen, hoe veel geluk ik verloren hadMaar wat het vreese- lijke tegenwoordige niet vermocht, dat deed de herinnering aan het gelukkig verleden ik sloeg mijn arm om den hals der oude vrouw en snikte en schreide uit het diepst mijner gepijnigde ziel. „Goddank, zij weentwas alles wat de oude vrouw zeide. En nu, mijn lieve, jonge vriendin, heb ik u weinig meer van mij te vertellen. Met hem was alles in het graf gezonken wat mij het leven had doen liefhebben wat nu volgde, was geen loven meer, was een plantenleven zonder eenige belangstelling. Nog menig zwaren slag heb ik moeten dragen, maar de welkome gast, de vreugde is nooit ten mijnent ingekeerd. Wel is menigeen mij nog hartelijk tegemoet gekomen, en ik leerde ook, nadat ik de eerste moeielyke jaren had doorgestaan, deze hartelijkheid en liefde vriendelijk waardeeren, maar ik zelf kon mij niet meer verblijden, dat had ik verleerd in die vreeselijke uren. Spoedig daarop had ik geheel verlaten bij Kathrines graf gestaan, nog jong en niet in staat, een beschermster, al was zy nog zoo zwak, te ontberen. Op Bendeleven had men mij toen een tehuis aangeboden, te meer, wyl Eberhardts kind lang om my schreide en naar mij verlangdemevrouw Van Bendeleven zeide, ik zou hem opvoeden, maar ik weigerde. Het wa3 wel een weinig hoog moedig van mijik wilde geen opvoedster zijn daar waar ik op het pont gestaan had, de moeder van het kind te worden. Ook vreesde ik, te weekhartig te zijn en daardoor het afscheid niet te kunnen verdragen, als het zyner moeder plotseling in den zin mocht komen, het naar Weenen te roepén. Ik had gelijk gehad; Ruth huwde voor de derde maal, met den jongen vorst Bodresky, en daar hun echt kinderloos bleef, nam de vorst later zyn stiefzoon aan. Hij werd in het katholieke geloof, waartoe ook Ruth overging, opgevoed en schynt met het betoove- rend uiterlijk ook de lichtzinnigheid zyner moeder overgeërfd te hebben. Hij is reeds lang gehuwd en heeft het alleen aan zijn vorstelyk vermogen en de aanzienlijke huwelijksgift zijner vrouw te danken, dat het hem nog niet gelukt is, zich te ruineeren. Ook, dikwerf denk ik, als God zyn eigen vader in het leven had gelaten en wij hem te zamen hadden opgevoerd, of er niet een voortreffelijk mensch van hem zou geworden zijn. Maar nu, bedorven door de verfijnde weelde, waarmede de moeder hem omringde, in handen van dwepende onderwijzers, in de zedeleer der Jezuïeten opgevoed kon het anders? Ik bleef alzoo standvastig en ging niet naar Bendeleven, hoewel Hanna het mij byna kwalijk nam. Tot mevrouw Renner, de eenvoudige vrouw, gevoelde ik mij aangetrokken, die my vriende lijk het verblijf in haar huis aanbood. Hoe teeder en verachoo- nend ben ik daar behandeld, zoowel door haar als door den jongen predikant. Aan zyn woorden heb ik het te danken, dat ik my ootmoedig onder Gods hand boog, in plaats van te murme- reeren. Ik werd steeds kalmer, maar de wonde mijns harten is nooit geheeld, en nu nog bloedt zy, zoodra de herinnering er

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1