De paniek was groot; gelukkig kreeg geen enkel kind
letsel, al vielen de kinderen in een der portalen over elkander,
een dam vormende, waar andere weer over gingen. Toch
was bij alle verwarring de school zeer spoedig ontruimd.
Sporen van treffing kon men aan de school niet vinden;
wel werd een boom in de onmiddellijke nabijheid getroffen.
Te Callantsoog is Vrijdagmiddag de bliksem in een
watermolen geslagen. Gelukkig ontstond er geen brand,
doch de aangerichte schade is niettemin vrij groot.
D. Pluister, te Aartswoud, heeft 18 dezer eene koe
afgeleverd voor f 161, welke in October van het vorige
jaar slechts f 80 waard was. Van 1 October tot 17 dezer
gaf ze eiken dag ruim 24 liters melk; deze werd voor de
kleinste helft afgeroomd aan de Kaasfabriek afgeleverd
a 5 cent de liter. Dus in dien tijd voor melk f 240,
waardevermeerdering f 81, dan nog de boter die van de
room gekarnd en de wei die van de fabriek teruggehaald
werd, welk een en ander men veilig op f 30 kan stellen.
Dat is in juist 200 dagen een gezamenlijk voordeel van
f 350, zegge f 350.
Zeker eene groote zeldzaamheid, maar tevens een bewijs
hoeveel voordeel een enkel stuk rundvee van goed ras, bij
doelmatige voeding en zorgvuldige behandeling, kan afwerpen.
Aan de berichten uit Batavia, dd. 24 Maart jl., is het
volgende ontleend
„Omtrent het sneuvelen van den zeeofficier Holtzapffel
schrijft de Atjeh-correspondent van de „Locomotief"
Toekoe Oemar te Rigas heeft het te kwaad met zijn
huurlieden en is in oorlog met den hoeloebalang van Tenom.
Zr. Ms. stoomschip „Bali", kruisende in de wateren om
den peperhandel te beletten, was getuige van hun gevecht
en zond twee gewapende barkassen in de nabijheid van
Pati om, zoo mogelijk, Tenom te ondersteunen. Deze bar
kassen, onder commando van den lsten officier van de
„Bali" Holtzapffel, kwamen op pl. m. 150 meter van het
strand, waarop door den vijand gevuurd werd, met het
ongelukkig gevolg, dat de 1ste officier een doodelijk schot
in de borst kreeg, waaraan hij onmiddellijk overleed. Zijn
stoffelijk overschot werd met de gebruikelijke honneurs op
Dinsdag 6 Maart op het kerkhof te Petjoet ter aarde besteld."
„Zr. Ms. stoomschip „Van Speyk" vertrekt in het laatst
dezer week naar Ambon, om van daar eene politieke zen
ding naar de Molukken te verrichten.
Nader wordt bericht dat de bestemming van de „Van
Speyk" is een der eilandjes van den Timor-archipel, en
dat de kapitein van den generalen staf Van Kooten mede-
gaat voor het geval eene landing noodzakelijk mocht blijken."
Aan eene Atjeh-correspondentie van de „Locomotief"
dd. 9 Maart jl. is het volgende ontleend:
„Met de stoomboot „Raja" kwamen eenige dagen geleden
eenige Atjehers van Penang.
De heeren werden gevisiteerd en bij hen gevonden 8
revolvers, die zij om hun middel gebonden hadden, terwijl
de patronen, ten getale van 1400, geborgen werden in
uitgeholde semangkas. Later werd ontdekt, dat zij nog
meer munitie hadden en wel patronen voor geweren, inge
pakt in een spijkervat.
De bovenste en onderste lagen bestonden uit spijkers,
terwijl in het midden de patronen zich bevonden. Wapens
en munitie waren bestemd voor Ajer Laboe. De heeren
importeurs werden natuurlijk ingerekend."
-•Uit het 13de jaarverslag over 1887 der Prins Hendrik
stichting blijkt, dat op 31 December 64 personen, verpleegd
werden. Uit eenige giften konden de verbouwingskesten
gedekt worden, terwijl ongeveer f 7000 aan legaten ont
vangen werden en het ledental vermeerderde.
Uitgegeven werd in het geheel f 11,301. Dè balans en
de winst en verliesrekening werden goedgekeurd.
Het vijftigjarig bestaan van „Natura Artis Magistra"
te Amsterdam, op 1 Mei a. s., zal worden gevierd met het
uitspreken eener feestrede doer prof. Stokvis het uitvoeren
eener cantate, woorden van prof. Alb. Thijra, muziek van
Dan. De Lange (waarschijnlijk twee malen, 1 en 3 Mei);
een feestmaaltijd aan genoodigdenversiering van den ingang
in de Kerklaan; verlichting van een drijvenden tempel
tusschen de beide bruggen, muziekuitvoeringen, enz.
Het programma is nog niet geheel vastgesteld.
Jl. Zaterdag wapperde de driekleur van de met groen
versierde heistellingen aan het Centraal Station te Amster
dam, daar de laatste paal voor de fundeering der bekapping
was in den grond geslagen. Hiermede is het werk echter
nog niet afgeloopen. Na de aanbesteding toch is gebleken,
dat buitendien nog zes spanten verzakt waren, zoodat nu
ook deze met de penanten nog moeten worden afgebroken
en van nieuwe fundeeringen voorzien.
Een Enkhuizer, die te Amsterdam beschonken aan
den Oosterdoksdijk in slaap viel, miste bij zijn ontwaken
f 65 aan rijksdaalders, 2 bankbiljetten van f 25 en een
zilveren cylinderhorloge.
Het voorgestelde scheidsgerecht tusschen de heeren
Sol en Kellerman in zake den slag bij Samalangan blijkt
eene andere beteekenis te .verkrijgen dan algemeen verwacht
werd. De heer Sol n). wenscht dat het scheidsgerecht
slechts uitspraak zal doen over zijn persoonlijk geschil met
den heer Kellerman, geenszins omtrent „de juistheid van
historisch geworden officiëele bescheiden". Kapitein Keller
man berust daarin, onder voorwaarde dat aan de uitspraak,
met de motieven waarop zij gegrond is, publiciteit zal
worden gegeven.
Het Gerechtshof te 'sHage heeft bevestigd het vonnis
der Rechtbank aldaar, waarbij de heer Willink Ketjen, te
's Hage, wegens smaad jegens den Minister van Koloniën,
is veroordeeld tot f 25 boete. Het Hof besliste, dat be
klaagde de waarheid van het door hem te last gelegde ook
door het getuigenverhoor in hooger beroep niet had gestaafd.
De directeur der Koninklijke Militaire Kapel van
het regiment grenadiers en jagers, de heer Vollmar, is
thans op pensioen gesteld.
De gemeente-gasfabriek te Groningen heeft over 1887
een winst opgeleverd van f 79,887.39, tegen f 96,355.69i
in 1886.
Uit goede bron wordt aan de „Zutf. Crt." verzekerd,
dat het verhaal van de straatmuzikanten, met betrekking
tot de arrestatie van de van kindermoord verdachte kinder
juffrouw, onjuist is, doch dat langs diplomatieken weg door
de Duitsche Regeering haar uitlevering is verzocht.
In de drie noordelijke provinciën werkt dit jaar voor
het eerst eene Onderlinge Hagelverzekering-Maatschappij,
waarvan de directie is gevestigd te Nieuweschans. Men
verzekert zich door het betalen eener vóórpremie, welke
voor gerst, haver, boekweit, oliezaden, vlas, karwei en
eenige tarwesoorten 1/3 procent der verzekerde waarde
bedraagt; voor andere tarwesoorten, erwten, boonen en
rogge 1/4 procent; voor kanariezaad en mais 1/5 procent;
voor klaver en aardappelen 1/7 procent. Mocht de vóór
premie voor de te betalen schadevergoeding onvoldoende
blijken, dan kan in het najaar nog eene napremie geëischt
worden, die evenwel een zeker bedrag niet mag te boven
gaan. Leden der algemeer.e vergadering van de Maatschappij
zijn de deelgenooten.
Dat de internationale beweging op het gebied van den
ijs-sport voor den aanmaak en verkoop van Friesche schaatsen
niet kwaad werkt, kan hieruit blijken, dat de smid en
schaatsenfabrikant Hoekstra, te Warga, in den afgeloopen
winter niet minder dan 5000 paar schaatsen heeft afge
leverd, niet alleen voor ons land, maar voor alle landen
van noordelijk Europa, onder andere verscheidene paren
voor Berlijn.
Wij leven in een tijd van ware jubilé-woede. Nu
weder leest men in het „N. v. d. D.", dat iemand 50 jaren
de Alkmaarsche veemarkt had bezocht met een lading koeien.
Dit feit wordt per advertentie bekend gemaakt door den
logement- en stalhouder, dié de eer en het genoegen had,
hem de laatste veertien jaar te mogen logeeren.
Dat de D'rentsche boer weet te woekeren met den
tijd, blijkt uit het volgënde
Een jongmensch uit een der gemeenten zou in de vorige
week in- het huwelijksbootje stappen. Op den bepaalden
dag echter was de bruidegom nog druk aan het spitten,
en wellicht zou hij den arbeid nog niet hebben opgegeven,
indien zijne moeder hem niet gewaarschuwd had: „Als je
nou niet opholden wilt, zeit Femme (het bruidje), dan gaot
ze weer naer huis en zei 't dan maor 'n dag uitstellen."
Het voor een paar jaar veelbesproken „boertje van
Nieuw-Buinen", de wonderdokter bij uitnemendheid, heeft
thans in een schaapherder te Exloërveen een opvolger
gevonden, die goedgeloovigen ter genezing de handen
oplegt. Hij heeft reeds vele patiënten, waaronder één, die
reeds tweemaal te vergeefs, volgens zijn zeggen, „voor de
profesters" te Groningen geweest is, en die beweert, thans
bij dezen schaapherder baat te vinden.
Van een aan het „Rott. N.blad" opgezonden gedicht
luidt het laatste couplet
Schoonmaak
De vrouw, die weduw worden wil,
Begint den schopnmaak in April.
Doch die haar man wenscht aan haar zij,
Denkt niet daaraan voor 't laatst van Mei.
Als een groote zeldzaamheid wordt gemeld, dat Zater
dag jl. de werkende leden der Vereeniging „De Veldclub"
tweemaal 5 kievits-eieren in één nest hebben gevonden.
Zeeüwsche natuübmerkwaardigheid. Bij Mid
delburg, op het buiten „De Parel", is eene witte ekster
te zien, die met een ekster van gewone plumage haar
nest bouwt.
aan wordt opgewekt.
Van allen, tot wie ik in mijn jeugd in nauwe betrekking
stond, leeft niemand meer, uitgenomen domme Renner in Wetzen-
dorf, die nu een oud man en mijn eenige vriend is, en zijn
dagen wil eindigen in de woning, die eens mijn vaderlijk huis
was. De eerste die heenging en wier dood mij met diepe smart
vervulde, was mijn lieve Hanna; zij bezweek onverwacht aan een
besmettelijke ziekte en liet, nog geen zes-en-twintig jaar oud,
haar bedroefden echtgenoot en drie kleine kinderen achter. Wij
waren van denzelfden leeftijd, en ik vroeg al weder, waarom de
lieve God niet mij had laten sterven, in plaats van haar op
te roepen, die nog zoo onmisbaar was en voor wie ik zoo graag
gegaan was.
In hetzelfde jaar werd mij een levensvraag gedaan; dominé
Renner bood mij zyn hand aan. Hij had mij reeds lang bemind,
reeds toen ik nog bet bevallige, vroolijke meisje.was, dat zoo
wild rijden en hartelijk lachen kon. Ik had een zwaren strijd
te voeren tusschen dankbaarheid en de onvergetelijke herinnering
aan den eenige, dien ik ooit beminde. De oogen der oude vrouw
zagen mij angstig en onderzoekend aan, en toch kon ik niet be
sluiten zijn vrouw te worden. Hij kon aanspraak maken op een
hart, dat zich geheel en onverdeeld aan hem overgaf, en zulk
een bezat ik niet meer. Onder het storten van vele, vele tranen,
smeekte ik, mij niet voor ondankbaar te houden, maar ik kon
de zijne niet worden. Ily schikte er zich inik zag, dat het
hem leed deed, maar hij is niettegenstaande dat alles een oprecht
vriend voor mij gebleven, myn leven lang.
Twee jaren later bracht hij zijn moeder een jonge bruid, rozig
en frisch, wier blauwe oogen vol zaligheid aan de ernstige
trekken van den bruidegom hingen. Toen besloten wij zijn
moeder en ik het jonge paar te verlaten en mijn oud huis
te betrekken. Het geschiedde aldus; wij maakten de pastorie
bewoonbaar voor de jonge vrouw; wij verheugden ons later, als
wy het blonde hoofcfje aan het raam tegenover ons bespeurden,
hoe zij vlytig naaide of spon of als zij, vlug als een wezel, de
rammelende sleutelbos op zy, overwipte, om een goeden raad van
de moeder in te winnen. (Slot volgt.)
HET NIEUWE MINISTERIE.
De „Arnh. Crt." had niet anders verwacht dan dat een
kerkelijk getint conservatief kabinet zou zijn opgetreden.
Het blad acht het rechtvaardig en plichtmatig de daden
van de nieuwe Ministers af te wachten eer het een oor
deel velt.
De „Tijd" is met het nieuwe Kabinet ingenomen, al
erkent zij dat de benoeming van den heer Keuchenius bij
haar zekere bezorgdheid opwekt.
Een andere persoon echter is, kan zijn althans, de afge
vaardigde Keuchenius, een andere de Minister. Daarenboven
sprak de afgevaardigde voor zich alleen, terwijl de Minister
rekening zal hebben te houden met het gevoelen van zijn
ambtgenootén.
Over het geheel heeft het blad van het optreden van
dit Ministerie de gunstigste verwachtingen. Het vertrouwt
dat het de zóó dikwijls herhaalde beschuldiging, alsof de
rechterzijde door onbekwaamheid en onderlinge verdeeld
heid tot regeeren niet in staat is, op afdoende wijze
beschamen zal.
Het „Dagblad' begroet het Ministerie met ingenomenheid,
doch allerminst met onvoorwaardelijke sympathie, terwijl
de „Standaard" met groote voldoening constateert, dat
thans voor het eerst een Kabinet aan het bewind is, dat een
werkelijke grondslag vindt in de natie. Het „Centrum" is
verheugd, dat het nieuwe Ministerie geen partij-Ministerie
zal wezen, maar dat het in dienst zal zijn van hetgeheele
vaderland.
De „N. Rott. Crt." besluit haar hoofdartikel, gewijd aan
het Ministerie Mackay-Keuchenius, met de volgende regelen:
„Keuchenius Minister van Koloniën....
De man die met zijne eindelooze predicatiën de Kamer
tot wanhoop brengt; die alléén meer dan alle andere leden
te zamen tot de orde moet worden geroepen; die nog
onlangs, bij het ontwerp der Indische pakketvaart, alge-
meene ergernis heeft gegeven (niet alleen aan de linkerzijde).
De man, wiens geest de wonderbaarlijkste sprongen maakt;
die motiën ineenzet, waarvoor het gewone menschenverstand
stil staat. Die tegen ieder en allen in oorlog is; die alle
staatslieden in Nederland en Indiü vervolgt met zijne
namelooze bitterheden, de grievendste verdenkingen niet
sparende; eene steeds wellende bron van gal en venijn;
die godsdienstige gevoelens die de zijne niet zijn bespot en
beschimpt (denk aan de „onbevlekt ontvangen koe"); die
de vaccine met zijne bitterste satire vervolgt, en in Jenner
en Pasteur vijanden van het menschdom ziet. De onmoge
lijkste man die er ooit in onze Kamer eenen zetel heeft
gehadeen man, die den verwonderlijken schat zijner
kennis, zijn zeldzaam vernuft, en den prachtigsten stijl niet
beter weet te gebruiken dan om af te breken, de personen
die hem niet aanstaan nog meer dan de zaken; en van
wien, ook na de duizend kolommen zijner parlementaire
redevoeringen te hebben doorworsteld, geen mensch ter
wereld weet wat nu eigenlijk zijn stelsel van koloniaal
bestuur is... Die man aan het hoofd van het Departement,
dat meer dan eenig ander aan het toezicht van de ambt-
genooten en de Vertegenwoordiging onttrokken is; waar
ééne onberaden daad, ééne opwelling van hartstochtelijkheid,
een oogenblik van falende zelfbeheersching de schromelijkste
gevolgen hebben kan voor het vaderland. Hoe is het
mogelijk, vragen wij, en vraagt heel het land, al durft
men het overal niet overluid doen hoe is het mogelijk
dat dien man het lot van Insulinde in handen wordt gesteld?
Is dat het offer dat aan Kuyper gebracht is moeten
worden
Ja? Dan heeft de heer Mackay de diensten bij de stembus
duur betaald; duur voor het land, dat zijne hoogste belangen
in onvertrouwde handen gelegd ziet; duur voor hem zei ven
ook, want met den heer Keuchenius als Minister van
Koloniën te aanvaarden heeft Baron Mackay in zijn Ministerie
de kiem der ontbinding gelegd, en zijnen naam als staatsman
verspeeld."
Buitenland.
Volgens de sedert jl. Zaterdag ontvangen berichten, laat
de toestand van Keizer Frederik van Duitschland zich over
het algemeen een weinig gunstiger aanzien.
Keizer Frederik moet aan den Kroonprins schriftelijk de
les gegeven hebben: „Leer lijden zonder te klagen; het is
het eenige, wat ik u kan leeren." Het vel papier, waarop
deze woorden geschreven zijn, zou in het archief van het
Huis Hohenzollern gedeponeerd zijn als een herinnering
en een les voor het nageslacht.
Het gisterenavond te 9 uur uitgegeven bulletin luidt:
„De toestand van den Keizer is in den loop van den
dag niet veranderd. Z. M. verliet voor korten tijd het
bed. (Get.) Mackenzie, Wegner, Krause, Hovell, Leyden."
Het verval van krachten van Keizer Frederik zoo
meldt men uit Berlijn van jongstleden Zondag, gaat
gestadig, maar langzaam voort, zoodat de geneesheeren
verwachten, dat het lijden nog dagen lang zal duren, zoo
er althans geen plotselinge verstikking plaats heeft. Daar-
tusschen komen thans uren van volkomen verlichting en
pijnloosheid. Zoo o. a. Zaterdagnamiddag, toen de Rijks
kanselier ontvangen werd. Bij dit onderhoud schijnt de
Keizer nog zekere beschikkingen aan Bismarck te hebben
opgedragen. Althans voor tien minuten moesten alle aan
wezigen de kamer verlaten. De zieke Keizer en Bismarck
bleven toen alleen, nadat laatstgenoemde geholpen had, den
zieke op zijne legerstede op te richten. Spoedig daarop
trad Bismarck, met sporen van diepe aandoening op het
gelaat, uit het ziekenvertrek; hij hield in de hand een
aantal door den Keizer beschreven vellen papier, die hij
zorgvuldig verborg, terwijl anders zulke vellen na lectuur
dadelijk in tegenwoordigheid des Keizers moeten vernietigd
worden. Toen later de omgeving weer binnentrad, fluis
terde de Keizer: „Het is goed, thans is alles geregeld."
Later schreef hij nog enkele regels.
Daar onder een der laatste bulletins de handteekening
van prof. Bergmann ontbrak, beweert men, dat hij gewei
gerd had het te onderteekenen.
Jl. Zaterdag is in den Nederlandschen Schouwburg
te Antwerpen onthuld het bronzen standbeeld van Victor
Driessens, vervaardigd door den Antwerpschen beeldhouwer
Frans Joris en gegoten in de werkplaats van den heer
Steyaert te Gent. Driessens is voorgesteld rechtop staande
in burgerkleeding, met zware pelsjas; hij is blootshoofds;
in de linkerhand houdt hij de rol van het laatste stuk
waarin hij optrad: die van Jean Renaud in „Een beroemd
proces", de rechterhand houdt hij op de heup geleund.
In Louisiana bestaat eene Hoogeschool, door negers
gesticht, waar 250 studenten worden opgeleidde meesten
zijn voor het onderwijs en den predikdienst bestemd.
Benoemingen, enz.
De kapitein ter zee D. G. Brand wordt met 1 Juni a. s.
belast met de waarneming der betrekking van hoofd van
het vak van uitrusting bij de directie der Marine alhier,
ter vervanging van den kapitein ter zee H. Dyserinck, die
met ingang van 21 dezer eervol uit deze betrekking is
ontheven.
Ingetrokken de detacheering bij de fabriek voor de Marine
en het stoomwezen te Soerabaja van den officier-machinist
2de klasse J. L. Vermeer, en gedetacheerd aldaar de
officier-machinist 2de klasse A. J. Moritz.
Visohbe richt.
't Viel gedurende de afgeloopen week aan den afslag wel op
te merken dat we in een tijdperk van overgang verkeeren, daar,
nu van de groote Noordzeevisscherij geen enkele sloep meer
binnenkwam, de aanvoer alles behalve ruim was. Want nu
moest het alleen van de kustvisschers komen, waarvoor 't echter
te lang koud blijft, zoodat de markt van deze zijde ook zuinig
werd voorzien. Alleen kleine schol werd nogal voldoende aan
gevoerd, maar dat is dan ook de eenige vischsoort, waarvan dit
kan worden gezegd. Het gure, onstuimige voorjaar zeggen
de visschers is oorzaak dat de visch zich in diep water schuil
houdt, waarom thans aller hoop op gunstiger weer is gevestigd,
wat wellicht een overvloedigen vangst spoedig zou doen volgen.
Door trekkersbooten werd weder vrijwat haring aangevoerd, doch
nu de sloepen niet meer om aas kwamen, ging de vangst, vooral
in 't laatst der week, voor een appel en een ei weg, zoodat zy,
die nog een voordeeltje behaalden, 't ook al niet zoozeer hadden
door de hooge marktprijzen als wel door een milden vangst.
Ter afslag werden aangeboden 569 tongen, 60 roggen, 16