HELRERSCHE EK KIEIJWEIHEPER COURAKT. Nieuws- en Advertentieblad ?oor Hollands Noorderkwartier. 1888. N° 61. Zondag 20 Mei. Jaargang 46. Uitgever A. A. BAKKER Cz. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Kijkjes over 't wereldrond. „En als de dag van het Pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eendrachtelijk bijeen." Helaas! hoe ver zijn we nog van deze idyllische voor stelling af, als we op het Pinksterfeest van het jaar onzes Heeren 1888 liet oog over volken en vorsten laten gaan! Wij vernemen wel het geluid van „een geweldig gedreven wind", en wij zien wel „tongen als van vuur", en wij hooren wel allerlei „talen spreken", maar die wind is de zich telkens weer verheffende storm van wan gunst en verdeeldheid tusschen de groote mogendheden, die vurige tongen zijn de vlammen van het twistvuur, dat zich voortdurend bij vernieuwing verheft en de beste krachten van menig machtig Rijk dreigt te sloopen, en de velerlei talen, die wij hooren spreken, klinken zóó verward en onharmonisch door elka&r, dat wij er maar al te zeer door herinnerd worden aan de Babylonische spraak verwarring. Hoe bedroevend weinig is er in al die „teekenen des tijds" te ontdekken van den heiligen geest der liefde, des vredes en der verdraagzaamheid! Want, niet waar? welk een storm, welk een „paniek" alweer aan gene zijde der Noordzee, onder de eerwaardige leden van het Engelsche HoogerhuisDe zoo alom geduchte Britsche mogendheid lijdt tegenwoordig aan dezelfde kwaal, die ook bij andere natiën reeds dikwijls viel op te merken gebrek aan zelfvertrouwen, twijfeling aan eigen kracht. Niettemin is het reeds meermalen voorgekomen, dat er uit den boezem der Engelsche natie klachten gehoord werden over den onvoldoenden toestand van leger en vloot, een toestand die volstrekt niet in evenredigheid is met de groote uitgestrektheid van Engelands rijksgebied, zoo hier als in Indië. Meer dan eens, al volgden de herhalingen elkaar dan ook niet spoedig op, is op de wonde plekken van het schijnbaar zoo krachtige Groot-Brittannic de vinger gelegd, en schenen pers en parlement om strijd den staat der tegenwoordige defensiemiddelen met de zwartste kleuren te willen afschilderen Voor het Engelsche ministerie hadden zulke uitvallen altijd iets pijnlijks. Gelijk het meer gaat in zulke gevallende eenmaal opgewekte onrust der gemoe deren gaf aanleiding dat men nu alles en alles door een zwarten bril ging bezien; maar toch hadden de aanklachten, vaak door hooggeplaatste, invloedrijke en vertrouwde per sonen ingebracht, te veel steun in de feiten, om de Regeering recht te geven er eenvoudig de schouders voor op te halen. De verwikkeling liep dan in den regel af met de aanvrage 10) IJslandsche visschers. Naar het Fransch van PIERRE LOTI. ...Zijn schip bevond zich in volle zee en kliefde met groote snelheid de onbekende wateren, veel blauwer dan die bij IJsland. De commandant had order gekregen, zich te haasten en zich zoo min mogelijk op te houden. Naar de groote, nooit verminderende snelheid te oordeelen, die zich om de zee, noch om den wind scheen te bekommeren, moest hij reeds zeer ver zijn. Als marsgast leefde hij hoofdzakelijk in den mast, evenals de vogels op de takken, en vermeed hij de soldaten, die op het dek opeengepakt waren. Tweemaal hield men aan de kust van Tunis op, om zouaven en muildieren op te nemen; daar had hij in de verte de steden als witte vlekken op het zand of de bergen zien liggen en was hij zelfs uit zijn mast neergedaald om van nabij de bruine in 't wit gekleede mannen te bekijken, die in kleine schuitjes bij het schip waren gekomen om vruchten te verkoopen. De anderen hadden hem gezegd, dat het Bedouïnen waren. De heldere zonneschijn en de groote hitte die, hoewel het herfst was, steeds voortduurde, waren voor hem redenen te meer om zich niet thuis te gevoelen. Eens was men gekomen aan een stad, Port-Saïd geheeten, waar de vlaggen van alle Europeesche landen aan lange stokken wapperden en aan de plaats het aanzien gaven van een feest vierend Babel. De glinsterende zandvlakten, die het omringden, schenen een eindelooze zee. Men was dicht aan de kade geankerd, bijna midden tusschen houten huizen. Nooit had bij nog sedert zijn vertrek de buitenwereld van zoo dichtbij gezienbet nieuwe schouwspel, de opgewondenheid, de opeenhooping van schepen en schuiten had aan zijn gedachten afleiding gegeven. Onder een aanhoudend gegil van de stoomfluiten verdwenen al die schepen in een soort van kanaal, dat veel geleek op een nauwe gracht, die als een zilveren streep door de onafzienbare zandvlakte liep. Boven uit zijn mars kon bij ze in een lange rij tusschen de heuvels zien verdwijnen. Op de kaden krioelde alles door elkandermannen in veel keurige gewaden liepen schreeuwend tusscben de goederen, en 's avonds voegde zich by al die geluiden nog de verwarde muziek van verschillende orkesten, die vroolijke, wilde deuntjes speelden, als wilde zy de treurige herinneringen verdry ven uit de hoofden van al die arme bannelingen. Den volgenden ochtend waren zy bij zonsopgang ook het smalle kanaal ingevaren, gevolgd door een lange rij schepen van alle natiën. Die tocht door de woestijn had twee dagen geduurd toen waren zij aan een nieuwe zee gekomen en weldra bevonden zij zich weder in het ruime sop. En altijd ging het schip even snel. De zee, verschrikkelijk warm, was hier en daar rood gevlekt, en het schuim op het kielwater had somtijds een kleur als bloed. Hy leefde byna uitsluitend in de mars, waar bij binnensmonds bet lied van Jean-Fran?ois van Nantes neuriede om nog eens te denken aan Yann, aan IJsland, aan den verleden tijd. van een buitengewonen credietpost voor dit of dat militaire doel, waarmede de spanning voorloopig weêr werd opgelost. Maar ook niet meer dan voorloopig. Het was een pijn stillend middel voor den lijder, geen geneesmiddel voor de kwaal, die dus even bedenkelijk bleef als zij reeds waar, of misschien nog bedenkelijker werd. En zoodra kwamen er dan ook niet uit dezen of genen hoek der wereld weêr verontrustende jobstijdingen, of opnieuw verhief er zich „een geweldigen gedrevenen wind" een soort van Pinksterstorm" tegen den meer dan bedroevenden toe stand der militaire administratie, een toestand die Engeland onvoorbereid maakte om tegen ingrijpende eventualiteiten te zijn opgewasschen. Zulk een storm, de Engelsche bladen gewagen werkelijk van een „paniek", heeft zich nu weêr verheven wegens den toestand waarin zich Engelands strijdmacht te land en ter zee bevindt. Heel Albion is er door in beroering gebracht, en zelfs de onaandoenlijkste Engelschman zag verwonderd op bij den vrij krassen uitval van den markies van Salisbury aan het adres van den adjudant-generaal van het leger, Lord Wolseley, die rondweg gedoodverfd werd als de aanleidende oorzaak der in den laatsten tijd in omloop gebrachte geruchten omtrent den minder voldoenden toestand van Engelands strijdkrachten en van de scherp afkeurende artikelen, welke sommige bladen daaraan hebben gewijd. Men nam het den Lord zeer kwalijk dat hij, schoon lid van het Hoogerhuis zijnde, daarbuiten in openbare toespraken en dagblad-artikelen aan zijne grieven had lucht gegeven en het vertrouwen in Engelands leger-administratie bij de natie en den vreemdeling een zwaren knak had toegebracht. Die uitval werd natuurlijk niet malsch opgenomen en Lord Wolseley dreigde reeds met zijn ontslag, dat dadelijk in de geheele Europeesche pers het feit van den dag werd of liever het feit van één dag, want „het standje* is reeds weer bijgelegd en de hooggaande storm bezworen, zoodat het leger zijn bekwamen adjudant-generaal niet zal behoeven te missen. Maandag werd in eene nieuwe zitting van het Hoogerhuis het geschil reeds weder bijgelegd. Lord Wolseley bakte zoete broodjes, betoogde dat hij het zoo kwaad niet bedoeld had en met zijne geïncrimineerde redevoering alleen eenige algemeene opmerkingen had willen maken over de nadeelen, welke het afwisselen van partij-regeeringen meestal voor leger en vloot opleverde. De toestand van beiden was toch inder daad onvoldoende, en hij had gemeend dit te moeten zeggen, en daarmede te kunnen volstaan om het Parlement tot het aanbrengen van verbetering aan te sporen. Zijn Somtijds zag hij heel in de verte den een af anderen vreemd geklcurden berg. Zij, die het schip bestuurden, kenden zonder twijfel die uitstekende puDten van het vasteland, die als bakens op den grooten weg dienst doen. Wanneer men echter marsgast is, weet men weinig van afstand en maat op de groote oneindige watervlakte. Hij wist alleen dat hij zich altijd verder van zijn land verwijderdedat zei hem de snelheid, waarmede hy het schuim van het kielwater achter zich zag verdwijnen, een snel heid, die noch bij dag noch bij nacht ooit verminderde. De menigte, beneden op het dek in tenten opeengepakt, haalde met moeite adem. Het water, de lucht, het licht, alles scheen te branden en in zijn eeuwigdurend bestaan te spotten met de wezens die slechts een dag leven. ...Eens vermaakte hij zich in zijn mars met het aanschouwen van scharen kleine vogels van eene hem onbekende soort, die zich als zwarte stofwolken op het schip wierpen. Zij waren zoo uitgeput, dat zij zich lieten vangen en streelen. Alle matrozen hadden ze op hun schouders. Weldra stierven echter de moesten. Zij bezweken bij duizenden, op de ra's, op de geschutpoorten, door de verschrikkelijke zonnehitte op de Roode zee. Een stormwind had ze uit de groote woestijn hierheen gedreven. Om niet te vallen in de onbegrensde blanwe massa onder hen, waren zij met inspanning van de laatste krachten naar het voor bijgaande schip gevlogen. Daarginds in de woestijnen van Libye hadden zij zich buitensporig vermenigvuldigd; er waren er te veel en daarom had de blinde, ziellooze moeder natnur, een opruiming gehouden, even onmeedoogend alsof zij tegenover menschen had gestaan. Zij stierven alle op het gloeiende ijzerwerk van het schip het dek was bezaaid met de kleine lijken, die gisteren nog leefden en zongen... Sylvester en zijn kameraden namen ze op en strekten bewonderend de fijne, blauwachtige vleugels uit, waarna zij ze met den bezem in zee veegden... Vervolgens kwamen de sprinkhanen, afstammelingen van de door Mozes te voorschijn geroepene, en bedekten op hun beurt het schip. Nog verscheidene dagen stoomden zy voort in een dergelijke omgeving, waar alles blauw was, maar waar zij geen levend wezen zagen behalve nu en dan visschen, die een eind over het water vlogen... ...Een stortregen van uit een donkeren, drukkenden hemel hij was in Indië. Sylvester zette hier voet aan land, daar het toeval wilde, dat hy uitgekozen werd om de bemanning van een sloep aan te vullen. De lauwe regen viel door het dichte gebladerte op hem neder, terwijl hij met verbazing de vreemde omgeving beschouwde. Alles had een prachtige groene kleurde bladeren der hoornen schenen groote pluimen en de menschen hadden groote fluweelachtige oogen, die door de zwaarte der oogharen als 't ware gesloten werden. De wind bracht een geur van muskus en bloemen mede. Eenige vrouwen wenkten hem, ongeveer zooals die in Brest. Hier, te midden van die verrukkelijke, betooverende omgeving, bleef die roepstem echter niet zonder uitwerking. Aarzelend ontslag trok hij in. De Regeering beloofde van haren kant alles te zullen doen wat zij kon om verbetering aan te brengen. En zoo liep alles in vrede at. Maar onder- tusschen is de wonde plek weer eens blootgelegd en onver biddelijk als met den vinger aangewezen. Hetzelfde wat door de interpellatie over de arbeiders der Veenkoloniën in ons eigen Parlement geschiedde. Want het truct-systeem, de betaling met bons voor de winkels der verveners, schijnt daar de kanker te zijn, die den toe stand zeer ongezond, zoo niet onhoudbaar maakt, en thans tot zoo pijnlijke botsingen aanleiding heeft geven. Toch was het zeer beleidvol van den Minister dat hij zich niet gezind betoonde om er, k la Domela Nieuwenhuis, eens klaps met de ruwe bijl op in te hakken. Dergelijke toe standen, die zeer ingewikkeld zijn, van jaren herwaarts dagteekenen en wederzijdsche belangen raken, laten zich niet op eenmaal uitroeien. En even prijzenswaardig was de verklaring des Ministers, dat de Regeering (ondanks den weerzin der socialisten) steeds pal zal staan om met haar gezag en macht alom de orde te handhaven, zoowel bij werkstakingen als bij alle andere gelegenheden. Met het oog op de vele strikes ten onzent merkbaar toegenomen na de Almelosche verwikkelingen en haren afloop kunnen wij ons nog troosten met onze Ameri- kaansche lotgenooten. Uit het verslag van den Engel- schen gezant te Washington blijkt toch, dat er sedert 1887 niet minder dan een duizendtal werkstakingen in de Ver- eenigde Staten hebben plaats gehad, waardoor 400,000 arbeiders tijdelijk werkeloos waren. Bij de belangrijke werkstaking in New-Jersey verloren de arbeiders zes mil- lioen gulden aan loon; terwijl de Pennsylvanië-werkstaking, die 10 weken duurde en waarbij ongeveer dertienduizend personen betrokken waren; f 2,400,000 kortte. Alles saam genomen zouden er tien millioen dagen arbeid en loon door de werkstakingen verloren zijn gegaan. De werkstaking moge een wapen zijn, waarvan het goede recht somtijds niet valt te miskennen, toch heeft zij al de nadeelen van een tweesnijdend zwaard. Maar wie ook aan arbeidsschorsing denkt, niet de alar misten Deze altijd bibberende en gejaagde lieden vinden voortdurend koren op hun molen en laten hem lustig klep peren. Nu heet het weer dat er groote gebeurtenissen tusschen Rusland en Duitschland op til zijn, dat de toe stand zelfs zeer gespannen is. Om hen te logenstraffen, zal Prins Bismarck zelfs een uitstapje naar Varzin maken en daar de landelijke rust genieten, wat hij niet zou doen deed hij eenige stappen voorwaarts, als wilde hij haar volgen... ...Een kort, schel gefluit, da uit de sloep klonk, riep hem terug zijn makkers mochten niet zonder hem vertrekken. Weder ging een week voorbij op de blauwe zee, en toen hield men stil in een ander land, waar het ook regende, en waar even eens alles groen was. Een menigte gele schreeuwende mannen brachten manden steenkool aan boord. „Zijn wij reeds in China vroeg Sylvester, want al die menschen hadden apengezichten en lange staarten. Neen, hy moest nog een poosje geduld hebben zy waren pas in Singapore. Hij klom weder naar boven in de mars, omdat het beneden zoo verschrikkelijk stoof, toen de steenkool uit die duizenden manden in de kolenhokken werd gesmeten. Eindelijk kwam men in een streek Tourane geheeten, waar een schip, de C i r c dat de kust moest blokkeeren, voor anker lag. Op dat schip, had men hem reeds lang gezegd, zon hij worden overgeplaatst, en daarop begaf bij zich dan ook, zijn zak mede nemend. Hij vond er Bretagners, zelfs twee IJ s 1 a n d e r s, die hier als kanonnier dienst deden. '8 Avonds als men niets te doen had in de voortdurende hitte, zonderden zij met elkaar zich in een hoekje op het dek af, om zich te vermeien in de herinneringen aan Bretagne. Vijf maanden bleven zij daar werkeloos en eenzaam liggen, voordat het gewenschte oogenblik kwam, waarop zij deel zouden nemen aan den strijd. Wij zjjn in Paimpol, den laatsten Februarimorgen zullen de visschers naar IJsland vertrekken. Gaud leunde onbewegelijk, doodsbleek tegen de deur van haar kamer. Yann was beneden bij haar vader. Zy had hem zien komen en kon hem hooren spreken. Den ganschen winter had zy hem niet ontmoet; het was alsof een noodlottige macht hen immer van elkaar verwijderd hield. Na haar vergeefschen tocht naar Pors-Even had zij al haar hoop gericht op bet j u b i Ie u m der IJslanders, waarbij men altijd gelegenheid heeft zijn kennissen te zien en te spreken. Maar op den voor het feest bestemden dag, toen de straten reeds met witte lakens en guirlanden versierd waren, was het 's morgens plotseling beginnen te stortregenen. Nooit had men in Paimpol den hemel zoo donker gezien. „Uit Ploubazlanec zullen zij nu niet komen," zeiden de meisjes, die onder de zeelieden aldaar haar aanbidders hadden, op verdrietigen toon. En zij waren ook niet gekomen, eenige weinigen uitgezonderd, die terstond in de herberg aan het drinken waren gegaan. Van een processie, van wandelen door de straten was geen sprake geweestzy had den ganschen avond aan het venster gezeten, luisterend naar het water, dat van de daken stroomde, en naar het luidruchtige gezang van de visschers, dat uit de herbergen opsteeg. Sedert eenige dagen had zy reeds verwacht dat Yann komen zou, want zij vermoedde wel dat de oude Gaos, om de zaak van de verkochte schuit verder te regelen, zelf niet naar Paimpol

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1