EN HELDERSCHE jVlEIIWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. Jaargang 46. Vrijdag 22 Juni. 1888. N° 75 Uitgever A. A. B A K K E E Cz. DE KLEINE LORD. „Wij huldigen het goede."; Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiên: Van 14 regels 60 eer regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruin: Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. VERTREK DER MAILS. Oost-InöLië. Met de stoomschepen van de Maatschappij „Nederland" en van de „Rotterdamsche Lloyd". f) Met de 1'ransche paketbooten. Met de Britschc paketbcoten. Over Amsterdam oi Rotterdam van 's Gravenhage 11.45 's avonds. Cver Marseille van 's Gravenhage 4.15 's avonds. Over Marseille 's Gravenhage S.15 'a mergens. Over Briudisi van 's Gravenhage 12.30 's avonds. 22 Juni 29 26 Juni 3 Juli 30 Juni 22 Juni Met de stoomschepen der Maatschappij „Nederland". f Padang wordt alleen aangedaan door de stoomschepen van de Maatschappij „Nederland". West-Indië. Via Engeland. (Verzending). Suriname: van 's Gravenhage: 27 Juni, te 8.15's morg. Cura^ao, Bonaire en Aruba: over Engeland: eiken Donderdag te 6 uur 's avonds; over Havre: den 13 en 27 van elke maand te 12.30 's avonds. St. Martin, St. Eustatius en Saba: van 's Gravenhage: 27 Juni, te 8.15 's morgens. Via Amsterdam. Suriname: van 's Gravenhage den llden van elke maand, ten 11.45 's avonds. Curagao, Bonaire en Aruba: den llden van elke maand, ten 11.45 's avonds. Binnenland. In het Juni-nommer van de „Economist" gaat de hoogleeraar Greven de waarde na van een nieuw argument der protectionisten „Dure landen zijn welvarende landen." Volgens den heer Greven is deze stelling, zonder nadere toelichting en beperking, bepaald onjuist. Duurte is in sommige gevallen een onmiskenbaar teeken van minder welvaart, met andere „goedkoope" landen vergeleken. In weder andere gevallen is duurte onverschillig. En voor zoover de stelling juist is en duurte een betrouwbaar teeken van welvaart mag geacht worden, schijnt zij in den mond van een protectionist al zeer vreemd, omdat zij juist op diens theorie een verrassend licht werpt. Immers, dit is hetgeen de lezers van het opstel nader betoogd vinden, Uit het E n ge 1 sch van F. H. BUBNETT. Eene groote verrassing. Cedric zeil wist er niets van. Geen mensch had er ooit met hem over gesproken. Hij wist, dat zijn papa een Engelschman was geweest, omdat zijne mama het hem verteld hadmaar zijn papa was gestorven toen hij nog heel klein was en hij herinnerde zich weinig meer van hem dan dat hij lang was, blauwe oogen en een groote snor had en dat het dolprettig was om op zijn schouder door de kamer gedragen te worden. Toen zijn papa dood was, had Cedric spoedig begrepen, dat het maar beter was met zijne mama niet veel over hem te spreken. Toen zyn vader ziek werd, was Cedric weggezonden en toen hij terugkwam, was alles voorbij en zijne moeder, die ook erg ziek was geweest, kon nog ternauwern Dod in haren grooten stoei bij het venster zitten. Zij was bleek cn mager gewordenal de kuiltjes waren uit haar lief gezichtje verdwenenhare mooie oogen stonden zoo droevig en zij was geheel in het zwart gekleed. „Liefste", zei Cedric (zijn papa had haar altijd zoo genoemd en het kleine ventje had het hem leeren nazeggen); „liefste, is papa nu weer beter?" Hij voelde hare armen beven en daarom keerde hij zijn krulle- kopje om en zag haar aan. De uitdrukking van haar gezicht deed hem beseffen, dat hij zeker zou moeten schreien. „Liefste," herhaalde hij, „is hij weer beter?" Op eens gaf zijn warm, liefhebbend hartje hem in, dat hij wel zou doen, als hij zijne beide armpjes maar om haren hals sloeg en haar tal van kusjes gaf en zijn zacht wangetje tegen de hare vlijdedat deed hij dus en toen legde zij haar hoofd op zijn schouder en schreide heete tranen, terwijl zij hem zóó vast hield alsof zij hem nooit weer los zou laten. „Ja, hij is beter," snikte zy„hij is heel, heel weer beter, maar wij, wij hebben nu niets meer dan elkander. Neen, niets meer I" Hoe klein hij ook was, toch begreep hij, dat zijn knappe, sterke papa nooit terug zou komendat hij dood was, net als andere menschen, waarover hij wel eens had hooren spreken, hoewel hy volstrekt niet begreep wat er eigenlijk gebeurd en hoe dat groote verdriet gekomen was. Het was omdat zijne mama altijd schreide, wanneer hij over papa sprak, dat hij zich in stilte voornam maar niet te veel over hem te spreken, en hy merkte ook, dat het niet goed was als zij zoo lang in het vnur ol uit het raam zat te kijken, zonder zich te bewegen of te spreken. Hij en zijne mama kenden maar weinig menschen en leefden eigenlijk heel eenzaam en verlaten, hoewel Cedric dat nooit gemerkt had en het pas begon te beseffen toen hy ouder werd en hoorde waarom er by hen nooit loge's of visites kwamen. Toen vertelde men hem, dat zyne mama eene wees en heel alleen op de wereld was, toen zijn papa met haar trouwde. Zy was jong en mooi en woonde als gezelschapsjuffrouw bij eene oude dame, die niets lief voor haar wasen eens zag kapitein Cedric Errol, die een bezoek kwam brengen, dat zij met tranen in hare oogen haastig de trap opliep en zij zag er zoo zacht en onschuldig duurte is alleen een teeken van welvaart, voor zoover zij een ^svolg is van de omstandigheid dat het zoogen. „dure land" de invoeren uit het buitenland kan bekomen met minder opoffering dan er voor het voortbrengen van die goederen in het bedoelde „dure land" zelf vereischt zou zijn. M. a. w. „duurte is voor een land een teeken van de voordeelige wijze, waarop zijn handel met het buitenland gedreven wordt, van een voor hem gunstiger „„internatio nalen ruilvoet."" En wat willen nu de protectionisten? Verklarende overtuigd te zijn van de waarheid, dat duurte welvaart brengt, willen zij den eenigen weg, langs welken duurte welvaart brengen kan, afsluiten. Door hooge invoerrechten „in het belang van den natio- nalen arbeid" willen zij aan arbeiders met hooge loonen het eenige middel om van die loonen genot te hebben, n.1. het zich aanschaffen van uit goedkoope landen afkomstige goederen, ontnemen. „Zij willen met alle macht den uit voer bevorderen, en zij juichen over duurte, die den uit voer belemmert!" „Allemaal raadselen," zoo besluit de heer Greven, „aan wier oplossing onze protectionisten wel zullen doen hunne krachten te beproeven, willen zij er ooit in slagen, ons nuchter volk voor hun stelsel te winnen De drukte voor het in de volgende week te Assen te houden Landhuishoudkundig Congres is in vollen gang. In den Hertekamp worden palen en schuttingen aangebracht voor de Tentoonstelling, in de Buiten-Societeit maakt men toebereidselen voor illuminatie, Van Lier slaat aan de Nassaulaan zijn zomertheater op en het hoofdfeestterrein in de Drostelaan, vooral voor de avondfeestelijkheden bestemd, is bijna gereed. De feest-commissie heeft van het inrichten daarvan alle eer. De vierdubbele rij beukeboomen zal onder haar dicht bladergewelf nog een lichtgewelf dragenlatten, in den vorm van kruisgewelven gebogen, verbinden daartoe de zware stammen, die zelf, sierlijk ge drapeerd, den vorm van pilaren hebben aangenomen. In het zuidelijk einde der Drostelaan is de dansvloer gelegd met links en rechts, overdekt en aan de buitenzijden door schuttingen voor tocht beveiligd, galerijen voor zitplaatsen. Wil het weder medewerken, dan staan schoone dagen én Assenaren èn Congressisten èn aan de talrijk verwacht wordende logé's te wachten. Ook neringdoenden verblijden zich in het vooruitzicht der voor eene kleine plaats als Assen is ongewone drukte of trekken reeds hun voordeel uit de bezigheden die de voorbereidselen hun bezorgen. Allen hebben de handen vol. Ontegenzeggelijk is het dan en bedroefd uit, dat de kapitein haar niet kon vergeten. En nadat er allerlei wonderlijken dingen gebeurd waren en zij elkander goed hadden leeren kennen en liefhebben, waren zij samen getrouwd, hoewel allerlei menschen daarom boos op hen waren geworden, het ergst van allen kapitein Errol's vader, die in Engeland woonde en een schatrijke, deftige mijnheer was, met een heel ongemak kelijk humeur en een onoverkomelijken hekel aan Amerika en de Amerikanen. Hij had twee zonen, ouder dan kapitein Cedric; en het was een vaste wet, dat de oudste van die zonen den titel moest erven en al de buitenplaatsen, die prachtig en verbazend groot waren stierf de oudste zoon, dan werd de tweede de erf genaam, en zoo was er heel weinig kans dat kapitein Cedric ooit zelf rijk zou worden, al behoorde hij tot zulk eene deftige familie. Nu wilde het toeval, dat de natuur aan den jongsten zoon gaven had geschonken, die zij aan de beide anderen onthouden had. Hij had een mooi gezicht, een krachtig, welgemaakt lichaam, een sterk gestel, een vriendelijken glimlach en eene vroolijke, innemende stemhij was dapper en edelmoedig, bezat het beste hart van de wereld en scheen een eigenaardig talent te hebben, om alle menschen, die in zijne buurt kwamen, gelukkig te maken. Maar met zijne andere broeders was het geheel anders gesteld zij waren in het geheel niet mooi of vriendelijk of knap. Toen zij als jongens te Eton waren, hielden hunne makkers niets van henaan de academie voerden zij niets uitzij verspilden hun tijd en hun geld en hadden maar heol weinig ware vrienden. De oude Graaf, hun vader, werd telkens door hen teleurgesteld en gegriefdzijn erfgenaam deed den oud-adellijken naam weinig eer aan en het liet zich aanzien, dat er niets van hem worden zou dau een zelfzuchtige verkwister, een onbeduidend mensch, zonder mannelijke, edele eigenschappen. Het was bitter hard, dacht de oude Graaf, dat de derde zoon, wien niets dan een zeer gering fortuintje te wachten stond, al de gaven en talenten, al de kracht en schoonheid en innemendheid hebben moest. Somtijds was het byna alsof hij een afkeer had van den knappen jongen man, omdat hij al de goede hoedanigheden bezat, die bij den aanzienlijken naam en de rijke bezittingen behoorden en toch kon hij niet laten om in de diepste diepte van zijn trotsch en stug gemoed heel veel van zijn jongsten zoon te houden. In eene van zijne booze buien had hij hem naar Amerika gestuurd, om te reizen en het land te leeren kennen; hy meende, dat het beter zou zijn Cedric maar eens een tyd lang te ver wy deren dan zou hijzelf niet zoo dikwyls uit zyn humeur worden gebracht, als hij hem vergeleek met zyne broeders, die hem door hun slecht gedrag in die dagen heel wat leed berokkenden. Maar toen er omstreeks zes maanden verloopen waren, begon hij zich eenzaam te gevoelen en naar zijn zoon te verlangen; hij schreef dus een brief aan kapitein Cedric om te zeggen, dat hij terug moest komen. Dit schrijven kruiste zich met een brief, dien de kapitein juist aan zijn vader verzonden had en waarin hy hem vertelde van zyne genegenheid voor een allerliefst Amerikaansch meisje en van zyn plan om met haar te trouwen; en toen de Graaf dat bericht ontving, kende zyne woede geene grenzen. Hoe driftig hij doorgaans ook was, nog nooit had hij zich zóó door zijne gramschap laten vervoeren als toen hij deze tyding ontving. Zyn kamerdienaar, die er by was, toen de brief ook, dat een Congres, onverschillig of er landbouw- of letterkunde behandeld wordt, aan eene kleine plaats veel voordeel bezorgt, terwijl tevens het verblijf voor vreemden veel aantrekkelijker is op eene plaats, die geheel in feest stemming verkeert, dan in groote steden waar van hunne aanwezigheid nauwelijks kennis genomen wordt. Ruim vijfhonderd werklieden aan 's Rijks werf te Amsterdam, hebben een adres aan de Tweede Kamer gericht, waarin zij door voorbeelden trachten aan te toonen, dat het bouwen van schepen enz. ten dienste van 's lands zee macht, bij particuliere duurder is en minder waarborgen van degelijkheid aanbiedt dan de arbeid op marinewerven. Inkrimping of opheffing dier werven is dus niet in 's lands belang, wijl daardoor de hulpmiddelen en de onaf hankelijk- heid van den staat in tijden van gevaar verminderen, en vele werklieden hun middel van bestaan wordt ontnomen. Adressanten verzoeken de Kamer, het vraagstuk van den arbeid ten dienste der Marine bij 's Rijks werven of bij particulieren aan een nader onpartijdig en zaakkundig onder zoek te onderwerpen, waarvan de uitslag, naar wij ver trouwen, de gegrondheid van hun betoog zal doen blijken. In een vergadering van het Groot Oosten der Vrij metselaarsorde, jl. Zondag gehouden, is de heer mr. H. J. G. Van Diggelen herkozen als grootmeester nationaal en de heer mr. A. M. Maas Geesteranus als gedeputeerd groot meester nationaal. De Hooge Raad heeft jl. Maandag uitspraak gedaan o. a. in zake van: den advocaat en procureur te Amsterdam, met bekrach- tiging van een vonnis der Rechtbank, door het Gerechtshof aldaar veroordeeld tot 1 jaar gevangenisstraf ter zake van verduistering eener schilderij, die zich bevond in een door hem gekocht huis, doch van den koop uitgesloten was; den fabrikant, tevens lid van den Gemeenteraad te Breda, met bevestiging van een vonnis der Rechtbank aldaar, door het Gerechtshof te 's Hertogenbosch veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf wegens valschheid in geschrifte en het opzettelijk gebruik maken daarvan. De Raad heeft beide beroepen verworpen. Jl. Zaterdag is op de markt te Hoorn een man door de politie aangehouden, die te Heer-Hugowaard eene koe ontvreemd en reeds verkocht had. Een 400tal timmerlieden te Amsterdam hebben met werkstaking gedreigd, 't Loon is 18 h. 20 cent per uur en er zijn bazen die het op 16 cent brengen. Daartegen is jl. Zondag in een druk bezochte bijeenkomst geprotesteerd. kwam, dacht, dat hy een toeval zou krygen van drift. Een uur lang raasde hij als een woedende tijger, en toen ging hy zitten en schreef aan zijn zoon, en verbood hem om ooit wéér een voet over zijns vaders drempel te zetten of aan hem en zyne broeders te schrijven. Hy zeide hem, dat hij mocht leven en sterven zooals het hem goed dacht, dat hij niet langer als een lid der familie beschouwd werd en dat hy zoo lang als hij leefde nimmer op eenige hnlp van zijn vader behoefde te rekenen. De kapitein was diep bedroefd toen hij dien brief lashij was innig aan zijn vaderland gehecht en hing met zyn geheele hart aan het oude huis, waarin hij geboren was; ook van zijn knorrigen vader had hij veel gehouden en gedeeld in diens herhaalde teleur stellingen maar hij wist, dat hij in de toekomst geen vriendelyk woord meer van hem te wachten had. Eerst wist hij niet wat hij zou aanvangen; werken voor den kost had hij nooit geleerd, en onder vinding in geldzaken had hy evenmin, maar moed en vastberaden heid des te meer. Hij verkocht zyn rang in het leger, vond na veel moeite in New-York eene betrekking en trad in het huwelijk. Het verschil tusschen zijn tegenwoordig bestaan en het vroegere leven in Engeland was verbazend groot; maar hy was jong en gelukkig en hoopte, dat hy door hard werken wel vooruit zou komen mettertgd. Hij had in eene stille straat een klein huisje gehuurd, en daar werd zijn zoontje geboren, en het was er, bij al den eenvoud, zoo vroolijk en prettig, en hij had nooit éón enkel oogenblik spijt, dat hij het mooie gezelschapsjuffertje van die rijke oude dame getrouwd had, omdat zy zoo bekoorlyk was en omdat zij hem even lief had als hij haar. O, zy was zoo bekoorlijk en hun zoontje leek sprekend op haar en op zyn vader. Hoewel hij in zulk een goedkoop en nederig huisje geboren was, scheen het wel alsof er geen gelukkiger kind in de wereld was dan hij. In de eerste plaats was hy altijd gezond, zoodat nie mand ooit last van hem had en in de tweede plaats had hy zulk een lief humeur en zulke aardige maniertjes, dat iedereen er plezier in had; en in de derde plaats zag hy er zoo beelderig uit net een schilderijtje! In plaats van met een gewoon kaal kinderkopje, kwam hij in de wereld met mooi, zacht, goudkleurig haar, dat aan de tipjes krulde en dat, toen hy een half jaar oud was, al om zijn hoofdje golfde; hij had groote bruine oogen, lange wimpers en een snoezig gezichtje; hy was zoo krachtig gebouwd en had znlke flinke, stevige beentjes, dat hy al begon te loopen toen hy nog geen tien maanden teldeook gedroeg hy zich zoo fatsoenlyk voor een kindje van zyn leeftyd, dat iedereen verrukt over hem was. Hy scheen te voelen, dat iedereen hem welgezind was, en wanneer de een of ander hem aansprak als hij op straat in zyn wagentje reed, dan keek hij de vreemde menschen met zijne bruine oogen even ernstig aan om hen daarna allerliefst en vriendelijk toe te lachen; dien ten gevolge was er niemand in de stille straat, waar hy woonde zelfs niet de komenijsman op den hoek, de grootste brompot, dien men zich denken kan die hem niet graag zag of tegen hem sprak. En met iedere maand werd hy mooier en aardiger. Toen hy groot genoeg was om met de meid te gaan wandelen, met een klein karretje aan een touwtje, een wit schortje voor en een strooien hoed achter op zyn blonde krullekop, was hy zoo frisch en blozend en sterk, dat hy ieders aandacht trok; de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1