op BOEKENRODE, bij Haarlem, den 4 Juli a. s. IJ M U I D E N. Openbare Verkooping Twee AV1NKELHUIZEN Kermis te den Helder. SCHOUWBURG VAN LIER. Hollandseh Tooneelgezelsehap. Directie: A. VAN LIER. ZWARTE GRIET. HOLLANDSCHE OPERA DE HUZAREN IN HET DORP Koster's Kleinen Winkel te Scliagen. Gras- en Hooibouw. Tandarts BIERSTEKER, Damrak 62, Amsterdam, is WOENSDAG 27 JUNI STAATS-LOTERIJ. HET ZEISJDIIVGrSPEE SS T PLAATS BILJETTEN en PROGRAMMA'S voor den feesttrein zijn van 25 .Runi tot 2 Jluli, des namiddags 4 uur, te bekomen aan het Station der Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij te dei» Helder en de verder- liggende Stations. Vertrek ten 6.15 uur. Prijs f 2.40, 1.90, f 1.40. PROGRAMMA'S, afzonderlijk, zijn :Y 40 Cent verkrijgbaar gesteld bij de Heeren Boekhandelaren F. YV. Egeling en Höveker Zoon, te Amsterdam, en worden bij franco inzending van het bedrag franco gezonden door den ondergeteekende. Nadere inlichtingen zijn te vinden in het Programma en op het groote Aanplakbiljet. H. B. BREIJER, Arnhem, Juni 1888. Secretaris. in het Hotel „N OM MER EEN" te IJmuiden, op Donderdag den 12 Jnli 1888, des middags te 12 uren, ten overstaan van den Notaris M. J. DE LANGE, van: en ERVEN, ^met afzonderlijke BOVENWONINGEN, ?op neringrijken stand, aan de Vissering- Prins-Hendrikstraten te IJmuiden, Sectie I, No. 237, groot 85 el, en No. 236, groot 65 el. Huurprijs p. m. f 775.—. Afzonderlijk en gecombineerd. Uitvoerig bij biljetten. Informatiën geeft genoemde Notaris DE LANGE, te Beverwijk. Standplaats: Nieuwe Kerkplein. DINSDAG 3 JULI 1888 (8 uur) Openingsvoorstelling Beroemd oorspronkelijk drama in 6 tafereelen, door ROSIER FAASSEN. 1' Bang f 1,25; 2' Ram 75 ets.; 3' Rang 50 ets, 4' Raag 25 ets. 10 abonnementskaarten f 10. Coöperatieve Vereeniging tot aankoop van Veevoeder, Zaaizaad en Meststoffen, te SCHAGrEN. ALGEMEENE VERGADERING op Donderdag 28 Juni e. k., bij C. KOS Pz., te Schagen, voormiddags 11 uur. Punten van behandeling: Verkiezing van een Commissaris in de plaats van den aftredende, den Heer W. v. d. Oord. Verslag omtrent den toestand der Vereeniging. Rekening en verantwoording over het afgeloopen jaar. Inschrijving van nieuwe leden. Aangifte van benoodigde lijnkoeken, enz. voor den a. s. winter. Namens het Bestuur, E. C. WILLEKES MAC DONALD, Secretaris. Kermis te Helder. StandplaatsSpoorstraat. Vereenigde Artisten van de uit den Parkschouwburg van Amsterdam. MAANDAG 2 en DINSDAG 3 JULI 1888 buitengewone openingsvoorstellingen van: (Les dragons de Villars). Groote opera in 3 bedrijven van A1MÉ MAILLART. Prijzen: l'Bangfl.49; 2° Rangfl.3'Ran£fö.75; 4eRangf0.40. 10 Abonnementskaarten f 10.Uittreksel van den tekst f 0.15. Opening nar. Aanvang 8 uur. Plaatsen zijn dagelijks te bespreken a f 0.10 extra per plaats. Houders van Abonnementskaarten worden beleefd verzocht bij het bespreken van plaatsen die kaarten mede te brengen. Zie verder groote en kleine biljetten- Bericht uit Ruime keuze in Amerikaansche, Duitsche en Engelsche Graszeisen, alsmede: Geheel Engelsche gegoten stalen Zeisen, Haarhamers en Aamheelden, die op proef worden verkocht en geleverd, Zichten, Sikkels, Steenen, Strekels en Zeiskolven; Hooivorken en Harken; Schapen- scharen, Amerikaansche Stierenringen, Melk- schotels; Petroleumkookstellen, die nooit walmen en zonder brandgevaar; Kaaskleursel en Stremsel, Keulsche Lebben, Thermometers en Maatglazen, onmisbaar bij het maken van boter en kaas; Zuivelgereedsehap, methode-Boekei Kinder- en Poppenwagens; Boeren-, Bouw-, Keuken- en Timmermansgereedschappen. NU. Die zijn gezondheid lief heeft, nieuwe patent Cheavins Waterfilters. A. KOSTER, Schagen. te consulteeren voor tandheelkundige operatiën, vullingen en het plaatsen van kunsttanden en gebitten. Spreekuren van 9- uur. Ten kantore van den Collecteur M. L. Van Gelder, Hoofdgracht, zijn (toooci voor de 328ste Loterij te hekomen Heele en Gedeelten. l>u trekking Maandag 23 Juli e. k. Mijne ontmoetingen met Keizer Friedrich. Herinneringen van HANS WACHENHUSEN. Het waren verschillende en ver van elkaar verwijderde wegen, waarop ik het geluk had den onvergetelijken Keizer Friedrich te ontmoeten en die oogenblikken zijn steeds dierbare herinneringen voor my gebleven. De eerste maal was 't in den Duitach-Deenschen oorlog van 1864, in welken we onze Zündnadels beproefden, terwijl de belegering van Düppel, een der belangrijkste episoden uit dien kryg, die vooral in het centrum, dat onze Brandenburgsche regimenten tegenover de Deenscbe schansen bezet hielden, ondanks de guurheid van klimaat en jaargetijde, nog aanleiding gaf tot scherts en onbetaalbare soldatengrappen. Het dorp Düppel was genomen, vreeselijk gehavend en al de inwoners waren gevluchthet nest was dus uitgestorven en slechts een enkele Deensche bewoner, een zwarte kater, die onze soldaten tot burgemeester van het „afgebrande" dorp benoemden, was overgebleven. Tegenover ons, aan gene zijde van den Freijdendaler hollen weg, zagen wij de „Vergeet-mij-nietjes",zooals we de Deensche soldaten om hun lichtblauwe uniform noemden, rondsluipen, terwijl ze ons hun kogels over de „Knicks" de aldaar ge wone afsluitingsmuren der akkers toezonden, totdat met onderlinge overeenstemming, dat nutteloos beschieten van elkanders voorposten, werd gestaakt, ten einde zich alleen met de hoofdzaak bezig te houden. Overal ijs en sneeuw; het onderste van het stroo, dat ons 's nachts tot leger diende, was 's morgens doornat, maar de koude winternachten hadden toch iets tooverachtigs, want uit de schansen werd de holle weg dikwijls door vuurpijlen schitterend verlichtin die schansen waren ze zoo waakzaam, dat een door den hoUen weg loopende hond aanleiding kon geven tot een algemeene kanonnadeen dubbel waakzaam was men natuurlijk, toen de loopgraven-arbeid was begonnen en de Denen hunne vermaarde draden onder de schansen uitspanden, over welke toch alleen maar onze nachtpatrouilles struikelden. Ik herinner me nog levendig een vroolijken morgen, toen ik met de patrouille der afgeloste veldwacht naar den ondersteunings- post terugkeerde. De winterzon was juist aan den blauwen hemel opgegaan en scheen strak en koud op de bouwvallen van Freydendal, tegenover de Deensche schan3 No. 10zijwaarts van ons lagen de bekende „Rolf Krake" cn haar gepantserde zuster, vóór het Hörup-HafF, die toen nog haar kruit spaarden. 't Zou een heerlijke winterdag worden. We legden ons ver moeid op het stroo neder, op welks vochtige halmen de zon flikkerde, en wachtten op de grog, die werd klaar gemaakt.... Luitenant Von Seydlitz, een kranig jong officier, haalde een spel Deensche kaarten uit den zak, dat hij den vorigen dag te Rinkenis in een boerenwoning had gevonden, schoof een ransel tusschen ons in en noodigde me tot een partytje „Zes-en-zestig". „Om wat spelen we?" vroeg ik. „Dat is me om 't even," lachte hij. „Laten we de Düppeler schansen zetten." „Top I" We speelden, terwijl de anderen zich over de grog ontfermden, eu hy had het geluk de eene schans voor, de andere na te winnen. „Ga maar heen om ze te halen", zei ik lachend. „Mijn woord er op, dat ik 't doe." En hij ledigde zijn glas in een teug." Hij kon niet vooruit weten, dat hij toch de partij betalen zou. Nog denzelfdon dag deden de Denen een uitval, toen de onzen reeds tot aan den voet van 't glacis der schansen waren door gedrongen; een vijandeHjke kogel verpletterde den nauwelijks twintigjarigen officier den schedel en hij werd levenloos naar het kamp gedragen. In den loop van dit gevecht was ook de toenmaUge Kroonprins Friedrich Wilhelm te paard op den Flensburgschen straatweg verschenen. Een der hoofdofficieren reed op hem toe en ver zocht hem, zijn leven niet noodeloos in de waagschaal te stellen. De Kroonprins lachte, maar hij stelde te veel belang in den loop van het gevecht om van de plaats te wijken. Den volgenden morgen vroeg zat ik met den luitenant Von R. in een armoedige hut aan den oever bij de pas geslagen Alsenburg, wier bestaan zoo zorgvuldig geheim moest worden gehouden, dat niemand zonder bijzondere machtiging een voet er op mocht zetten. Luitenant Von R., een jonge, levenslustige man, die slechts weinige jaren later door lichtzinnigheid in zijn loopbaan werd gestuit, betrok het eerst de wacht bij de brug. We zaten met ons beiden in het visschershuisje en rookten een pijp afschuwe lijke tabak, afkomstig van de liefdegiften, die met wagenvrachten werden aangevoerd en onder de soldaten verdeeld, een heel leelijk kruid, dat zelfs de sterkste magen onaangenaam aandeed. Als koffie hadden we natuurlijk weer grog, die de vice-feldwebel bij ons de fourier juist had klaar gemaakt. Luitenant Von R. zat tegenover het venster, om het oog op de brug te houden. Maar eensklaps zonk zijn hand met het glas op de tafel, hij wierp zijn rooktuig weg en stormde de deur uit naar de brug. Ik volgde hem bezorgd en zag hem aan de andere zijde der brug voor een langen, krachtig gebouwden heer met een zwaren baard staan, die met een grysfilten flambard op, in een jachtrok en met hooge laarzen aan, ecu korte pijp in de eene en een krukstok in de andere hand, glimlachend op den kleinen luitenant neêrzag, die in de grootste verlegenheid zoo diep mogelijk boog en verontschuldigingen stamelde. „Wel, mijn beste luitenant, de wacht is in haar recht, als de brug niet zonder speciale machtiging mag betreden worden, want ik heb er geene", hoorde ik den Kroonprins zeggen, want hij was 't, die in burgerkleeding een wandeling had gedaan en, naar 't scheen, van het slaan der brug niets had vernomen. Toen op mij wijzend, liet hij er lachend op volgen„Heeft die heer ook een speciale machtiging?" Luitenant Von R., die met moeite zijn kalmte had herkregen, stelde mij voor. „O, laat ons dan samen wat praten!" zei de Kroonprins en ging voor ons nit naar de hut. „Het schynt me toe, dat ge hier op dezen post ook geen voorzorgen moogt verzuimen," liet hij er op volgen. Wel een uur lang bleef de Kroonprins bij ons, opgeruimd pratende, zijn pijp rookende .en met blijkbaar welgevallen den grog aansprekende, die de vice-feldwebel hem inschonk. Toen hij heenging, vroeg hij mijn geleide, daar ik toch zeker niet over de nieuwe brug mocht schrijven, zooals hij opmerkte, en zoo was 't mij dus vergund wel twee uren lang een gesprek met den onvergetelijken man te voeren, totdat we eenige hoofdofficieren ontmoetten die op verkenning waren, en Von Goeben, die aan hun spits reed, den Prins een zijner handpnarden aanbood, dat hij ook aannam, om de verkenning mede te maken. Met een: „we zien elkaar nog", drukte hij me van het paard de hand en reed verder. Twee jaren later zag ik den Kroonprins wcêr na den slag van Koniggriitz. Hij stond met zijn staf voor een dorpsherberg, terwijl de troepen voorbij hem heen marcheerden en hem met geestdrift toejuichten, want hij was 't geweest, naar wienopden dag van den strijd verlangend en met angst was uitgezien, en die, toen ons centrum bijna al zijn krachten had uitgeput, juist nog bijtijds over Lipa met het tweede leger kwam opdagen en de overwinning besHste. Toen ik met de divisie het boerenhuis voorbij reed, maakte ik front; 's Prinsen scherpziend oog had me dadelijk herkend. Hij reikte me de hand en lachend op de ledige herberg wijzende, riep hij„Jammer, dat ik voor de grog van Düppel geen revanche kan geven". Zooals me later bleek, herinnerde hij zich gaarne zulke onbeduidende voorvallen en toonde hij daarin een bijzonder sterk geheugen te bezitten. Sinds dien tijd waren er drie jaren verloopen en de fabelachtige feestelijkheden voor de opening van het Suez-kanaal ophanden. Ik bevond me bij gelegenheid van de gedenkwaardige groote feestvaart door het Kanaal, bij de Europeesche handels-deputatie, een vaart van Suez naar Port-Saïd, die reeds een soort van triomftocht was, want de ontvangst aan de hoofd-kanaalstations was onbeschrijfelijk luisterrijk. Zooals bekend is, hadden de gracieuse Keizerin Eugónie, de Keizer van Oostenrijk en de Kroonprins van Pruisen de uitnoodiging van den Khedive aan genomen. De eerste wa3 reeds te Cairo en bewoonde het voor den harem bestemde gedeelte van het kasteel Gestrah dat ook Graaf Von Beust na de Keizerin betrok de Keizer van Oostenryk en de Kroonprins werden nog verwacht. Na afloop van deze schitterende proefvaart lag ik te Port-Saïd dood vermoeid van de weelderige feestmalen en de zware wijnen, uit te rusten, toen ik in de grauwe morgenschemering werd gewekt. Geheimraad Von Keudell, toenmaals Bismarck's linkerhand, die als Pruisisisch handels-commissaris zooals Gagern voor Oosten rijk te Cairo de zittingen tot afschaffing der consulaire juris dictie had bijgewoond, schreef me op een stukje papier: „De aankomst van den Kroonprins werd zooeven geseindwe varen hem op een stoomer tegemoet." Zoo ging ik weder met slaperige oogen, vroeg in den morgen, scheep, Zijner Majesteits oorlogsschip „Hertha" tegemoet, in welks commandant, den korvet-kapitein Kohier, ik tevens een ouden vriend mocht begroeten. Ook de Khedive zou zijn hoogen gast in zijn vorstelijk stoomjacht „Marussa" tegemoet stoomen. Ongeveer een uur later hadden we de „Hertha" bereikt. De Kroonprins, omringd door zijne officieren, ontving de handels deputatie, die hem door den heer Von Keudell werd voorgesteld, met groote hartelijkheid en richtte tot elk der heeren een vriendeHjk woord. „Hoe komt gij onder de heeren van de handelswereld?" vroeg hij, me dadelijk weêr herkennend, want er waren hem niets anders dan commercie-raden voorgesteld, en ik verklaarde met bescheidenheid, dat ik slechts tot het gros der esprits cclairés behoorde, die de Khedive uit alle werelddeelen by zich had genoodigd. De Kroonprins was in een zeer opgewekte stemmingzijn militair geleide niet minderer heerschte aan boord een recht ongedwongen reistoon. Kapitein Kohier kon me niet genoeg van de vriendelijkheid van den Kroonprins verhalen en had alleen maar spijt, dat hij hem weêr moest verliezen, daar zyn schip voor eenige jaren naar de Zuidzee moest en dus een van de eerste zou zyn, die den weg door het Suez-kanaal nam. Intusschen kwam ook de onderkoninklijke vlag op de trotsche „Marussa" in 't gezicht. Kanonschoten van dat vaartuig begroetten den hoogen gast en spoedig daarna kwam een sloep naar ons toe geroeid. De staatsietrap werd neêrgelaten en de Khedive betrad het dek, gevolgd door zijn adjudanten en Nubar Pacha, zijn Minister van Buitenlandsche Zaken. (Slot volgt.) Marktberichten. ALKMAAR, 23 Juni. Veemarkt: 16 Paarden, f 70 a 250; 22 Koeien, f 80 a 160; 32 nuchtere Kalveren, f 5 a 16; 92 Schapen, f 11 a 22; 181 Lammeren, f 5.a 11.50; 51 magere Varkens, f 13 a 16278 Biggen, f 4.a 8.5013 Bokken en Geiten, f 4 a 9, aUes per stuk. HOORN, 22 Juni. Aangevoerd 341 Schapen, f 15 a 26 per stuk; 2 Varkens, 32 cents per kilogram. HOORN, 23 Juni. Graanmarkt: Tarwe f 6.50 a 8.Gerst f 4.50 a 5.Haver f 3.50 a 4.Witte Erwten f 8 a 10, Groene dito f 10.50 a 12.Grauwe dito f 12 a 14, Vale dito f 10 a 12, Bruine Boonen f 10 a 12, Paardenboonen f 6 a 7, Karweizaad f 13.a 13.75, alles per hectoliter. Veemarkt: Paarden f 60 a 325, Schapen f 10 a 27, Lammeren f 5 a 8, Kalveren f 5 a 15, Varkens f 8 a 13, Biggen f 3 a 6, Kippen f 0.50 a 1.20, alles per stuk. Kip-eicren f 3.25 a 3.50 per 100 stuks. Boter 55 a 60 cents per kop. Aardappelen f 7 per hectoliter. TERSCHELLING, 23 Juni. De laatste Lammeren zijn naar de Hollandsche markten verzonden, de pryzen liepen van f 6. tot f 7.50 per stuk. Voor de Wol werd van 60 tot 70 cents per kilogram besteed, meest echter 70 cents. In Veulens nog geen handel. Werkpaarden f 120 tot f 160; Melkkoeien f 120 tot f 135; Ossen tot f 60 per stuk; Boter f 1.10 tot f 1.25 per kilogram; Kip-eieren f 2.15 a 2.20 per 100 stuks. De prijzen zijn rijzende; de Hooioogst staat goed. VLAARDINGEN, 22 Juni. Op de gewone jaarlijksche Paarden markt waren 200 Paarden aan de lijn. De prijzen varieerden van f 50 tot f 300 per stuk. De handel was niet zeer levendig. ELST (Betuwe), 22 Juni. Verkocht en afgeleverd op heden 2200 vachten Wol tot een gewicht van 8000 kilo. De bestede prijs is voor gewasschen Wol f 0.90 a 1.15 en voor Smeerwol 60 a 75 cents per kilogram. WLJCHEN, 20 Juni. Ter Paardenmarkt werden aangevoerd 278 stuks, waarvan er zeer velen werden gemonsterd. Toch was de omzet gering. Werkpaarden golden f 100 a 475, Luxe-paarden f 500 a 650, Veulens f 70 a 110, Hitten f65 a 130, alles per stuk. Snelpersdruk van A. A. Bakker Cz., Nieuwediep.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 4