HËLDERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- ei Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1888. N° 80.
Woensdag 4 Juli.
Jaargang46.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
6> DE KLEINE LORD.
,.Wij huldigen
bet goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1-20.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Binnenland.
In de ,/Berichten en Mededeelingen" van de Vereeniging
van leeraren aan inrichtingen van middelbaar onderwijs,
bespreekt de lieer Herman Snijder de vrijwillige oefeningen
in den wapenhandel van leerlingen aan inrichtingen van
onderwijs.
De gunstige beschikking, door den Minister van Oorlog
genomen, wordt dankbaar door hem erkend. De tijd gedu
rende welken hij in werking is geweest is veel te kort om
reeds met beslistheid over zijn resultaten te oordeelen en
conclusies daaruit te trekken.
Zooveel is echter althans zeker, dat van verschillende
zijden de militaire oefeningen met bijval zijn begroet en
dat de uitkomsten voorloopig bevredigend zijn. In de pers,
in militaire bladen en tijdschriften, alsook van de zijde van
directeuren en leeraren aan middelbare scholen, werd met
inhoud en strekking der ministriëele beschikkingen instem
ming betuigd en tot deelneming aan de oefeningen aan
gespoord.
„Maar niet enkel in woorden uitte zich de belangstelling
ook door daden is deze gebleken. Uit een tabel, door den
schrijver meêgedeeld, blijkt, dat het totaal der deelnemers
bedroeg: Voor den practischen cursus, 17 jaar, 946; 18 jaar,
775; 19 jaar, 738; totaal 2459. Voor den theoretischen
cursus 792, 654 en 613; totaal 2059.
//Wij gelooven, aldus zegt de heer S. aan 't slot van zijn
artikel, dat het op den weg ligt van directeuren en leeraren
om de jongelieden, zoo noodig, op de zaak opmerkzaam te
maken, de beteekenis daarvan voor hen uiteen te zetten en
zoo mogelijk hunne deelneming te bevorderen. Demoreele
en materiëele voordeelen, hieraan voor hen verbonden, recht
vaardigen ten volle het geven van een dergelijk advies.
Zelfs komt het ons aanbevelenswaardig voor, in de onder-
wijs-programma's der Hoogere Burgerscholen een en ander
over de regeling der oefeningen en de daaromtrent gemaakte
bepalingen op te nemen. Zonder vooralsnog zoover te
willen gaan als door sommige leden der Eerste Kamer
wenschelijk werd geacht, waar door hen, blijkens het voor
loopig verslag omtrent de begrooting van oorlog voor 1888,
de wensch werd uitgesproken, de oefeningen in den wapen-
Uit het Engelsch van F. H. BURNETT.
Zijne beweegredenen waren ver van edel en indien hij te doen
had gehad met eene minder warmhartige en lief hebbende natunr
dan die van den kleinen Lord, zou hij heel wat kwaads gesticht
hebben met die soort van vrijgevigheid. Cedric's moeder was
zelve te goed om kwaad te denken. Zy verbeeldde zich, dat die
eenzame, ongelukkige oude man, wiens eigen kinderen dood waren,
vriendelijk wilde zijn voor haar lief ventje, om daardoor zijne
genegenheid en zijn vertrouwen te winnen. En zy vond het
heerlijk, dat haar Cedric Bridget zou kunnen helpen. Het deed
haar goed, dat het eerste gevolg van de wondervreemde verande
ring in het leven van haar jongen dit was: dat hij weldaden
kon bewijzen aan menschen, die zooveel behoefte hadden aan
vriendelijke hulp. Een warme blos kleurde haar mooi, jong
gezichtje.
„O," sprak zij, „hoe lief bedacht van den ouden GraafCedric
zal zoo bly zijn. Hij heelt altijd zooveel van Bridget en Michaël
gehouden. Zij verdienen het ook ten volle. Het heeft mij altoos
gehinderd, dat ik hen niet beter kon helpen. Michaël is in zijne
gezonde dagen een ijverig werkman, maar hy is lang ziek geweest
en heeft dure medicijnen, goed voedsel en warme kleeren noodig.
Hy en Bridget zullen hetgeen gij hun geven wilt, goed gebruiken."
De heer Havisham stak de hand in zijn borstzak en nam er
eene dikke portefeuille uit. Er was eene eigenaardige uitdrukking
in zijn scherpzinnig gelaat. In zijn hart dacht hij er over wat
de Graaf van Dorincourt wel zeggen zou, wanneer hij hoorde
op welke wijze de eerste wensch van zijn kleinzoon uitgesproken
en vervuld was. Hij wist precies hoe de stugge, wereldsche,
zelfzuchtige oude edelman daarover oordeelen zou.
„Ik weet niet of gij begrepen hebt," zei hij, „dat de Graaf
van Dorincourt een zeer rijk man is. Geen luim of gril zou
hem te kostbaar zijn om er aan te voldoen. Ik geloof, dat het
hem aangenaam zal zijn te vernemen, dat aan Lord Fauntleroy
geen enkele wensch ontzegd is. Als gij het goed vindt en hem
terug wilt roepen, zal ik hem vijf pond geven voor die menschen."
„Vijf en twintig dollarsriep mevrouw Errol. „Dat zal
weelde zijn in huone oogen. Ik kan nog niet gelooven, dat gij
het werkelijk meent!"
„Ja toch, ik meen het werkelijk," zei de heer Havisham met
een effen glimlachje. „Ik heb u reeds gezegd, dat de verandering
in het leven van uw zoon zeer groot is, dat eene zeer groote
macht in zijne handen gelegd zal worden."
„O," riep zijne moeder, „en hij is nog zoo jong zoo heel
jong. Hoe zal ik hem kunnen leeren die macht goed te gebrui
ken Die gedachte maakt mij angstig. Myn lieve, kleine Cedric!"
De advocaat kuchte eens. Het koele, oude hart van dezen man
van de wereld was getroffen door de uitdrukking van teederheid,
van schroom in hare bruine oogen.
„Als ik mag oordeelen volgens het gesprek, dat ik dezen
morgen met Lord Fauntleroy gehad heb, dan zal de volgende
Graaf van Dorincourt aan anderen denken zoo wel als aan zich
zeiven. Hij is nog maar een kind en toch geloof ik, dat men
hem gerust vertrouwen kan."
Zijne moeder ging Cedric halen en keerde een oogenblik later
met hem in de kamer terug. De heer Havisham hoorde hem
buiten de kamer reeds praten
„Het is rimmitiek. En hy heeft zooveel pyn en hy vindt het
zoo naar, dat de huur niet betaald is; dat ia het allerergste, zegt
handel bij Gymnasia en Burgerscholen verplichtend te stellen
meenen wij toch dat een zoo groot mogelijke deelneming
moet worden bevordei'd.
„Maar er is meer! De maatregel is te beschouwen als
een proefneming, als een eerste stap op een nieuw terrein.
Uit de nu verkregen ervaring zullen lessen moeten worden
geput voor de toekomst; met de reeds opgedane onder
vinding zal men zijn voordeel kunnen doen bij de verdere
regeling en uitvoering der zaak. Wèl werden reeds vroeger
o. a. door een aantal jongelieden te Amsterdam en te
Kampen militaire oefeningen gehouden, maar thans heeft
voor 't eerst een meer algemeene, meer stelselmatige deel
neming aan officiëel geregelde oefeningen plaats gevonden.
Daarom dient èn van de zijde van het leger èn van den
kant der school, het vóór en tegen te worden besproken,
opdat men tot een op practische ervaring gegronde regeling
kan geraken."
De heer F. Domela Nieuwenhuis heeft een wetsont
werp ingediend, strekkende om de gedwongen winkelnering
en de daaruit voortspruitende nadeelen voor de arbeiders
tegen te gaan.
In de Neder-Betuwe zijn de verkoopingen van hooi-
gras in vollen gang. Aangezien van het gewas 1887 zoo
goed als niets is overgebleven, worden over het geheel
hooge prijzen besteed en wel naar berekening van f 15 tot
f 18 per 500 kilogram voor het hooi of f 130 tot f 180
per hectare; de kwaliteit geeft geen reden tot klagen. De
kersen-verpachtingen zijn thans afgeloopen. Aan den boom
is besteed van 8 tot 13 cents per kilogram. Over het
algemeen belooft de oogst matig te zijn. Peren kan men
dit jaar veel verwachten, doch weinig appelen en nog
minder pruimen.
Utrecht heeft eene aldaar bij oud en jong algemeen
bekende vrouw uit de volksklasse op bijna lOOjarigen leef
tijd door den dood verloren Trui Uitermark, gewoonlijk
„Trui de marketentster* genoemd, eene vrouw, die in 1830
met het bataljon Utrechtsche schutters uittrok als marke
tentster en sedert elk jaar op de nationale feestdagen in
hare marketentster-uniform in het openbaar verscheen en
haren schutters het traditioneele borreltje ging tappen.
Bridget. En Fat zou knecht in een winkel knnnen worden als
hij maar betere kleêren had."
Zijn gezichtje stond betrokken toen hij binnen kwam. Hij had
zooveel medelijden met die arme menschen.
„Liefste zegt, dat ik even bij u moest komen," sprak hy tot
den heer Havisham. „Ik heb met Bridget gepraat."
De heer Havisham keek hem een oogenblik aan. Hij voelde
zich niet erg op zijn gemak op dat oogenblik.
„De Graaf van Dorincourt begon hy en sloeg toen onwille
keurig een blik op mevrouw Errol.
En Cedric's moeder knielde plotseling naast hem neder en sloeg
hare beide armen om zijn jeugdig lichaampje.
„Cedric," sprak zij, „de Graaf is uw grootpapa, papa's eigen
vader. Hij is heel, heel goed en hij houdt veel van u en hoopt,
dat gij ook veel van hem houden zult, omdat zijne zoons, die
vroeger zijne kleine jongetjes waren, gestorven zijn. Hy wil,
dat gij gelukkig zijt en andere menschen gelukkig maken zult.
Hy is rijk en hij wil, dat gij alles zult hebben wat u plezier kan
doen. Dat heeft hij aan mijnheer Havisham gezegd en hem ook
geld voor u meêgegeven. Nu kunt gij er wat van aan Bridget
brengen genoeg om" de huur te betalen en van alles voor
Michaël te koopen. Is dat niet heerlijk, Cedric Vindt ge het
niet lief van hem En zij kuste het kind op zijne ronde
wangetjes, waarop de blijde verrassing een heldere blos te voor
schijn riep.
Hij keek eerst zijne moeder en toen den heer Havisham aan.
„Mag ik bet nu hebben Mag ik het baar nu dadelijk geven
Anders is zij weg."
De heer Havisham nam een nienw muntbiljet van de tafel en
gaf het hem.
Cedric stormde de kamer uit.
„Bridget," hoorden zij hem roepen toen hij de keuken binnen
vloog, „Bridget, wacht nog even." Hier is geld voor u; nu kunt
gy de huur betalen. Myn grootpapa heeft het mij gegeven. Het
is voor u en voor Michaël!"
„O, jongeheer Cedric riep Bridget verrast en verschrikt.
„Vijf-en-twintig dollars 1 Waar is mevrouw
„Ik zal haar even moeten gaan geruststellen," zei mevrouw
Errol.
Zij ging dus ook dej kamer uit en de heer Havisham bleef
een poosje alleen. Hij trad naar het venster en bleef peinzend
naar buiten staren. Hij dacht aan den ouden Graaf van Dorin
court, die daar zat in de groote, prachtig ingerichte, maar sombere
bibliotheek van zijn kasteel, eenzaam en door jicht gekweld,
omringd door grootheid en weelde, maar door niemand van harte
bemind, omdat hij in zijn lange leven nooit iemand had lief
gehad, behalve zichzelven. Hij was altyd zelfzuchtig geweest,
blind voor zijn eigen gebreken, aanmatigend en vol booze harts
tochten bij had zooveel te doen gehad met den Graaf van
Dorinconrt en diens belangen, dat hij nooit tijd had om aan die
van anderen te denkenal zijn macht en rijkdom, al de voor
rechten aan zyn naam en hoogen rang verbonden, had hij altijd
uitsluitend bestemd geacht om den Graaf van Dorincourt het
leven zoo aangenaam mogelijk te makennu was hij een oud
man, en al dat genot, al dat toegeven aan zijn eigen hartstochten,
had hem ten slotte niets gegeven dan eene verwoeste gezond
heid, een boos humeur en een diepen afkeer van de wereld, die
zeer zeker nog veel dieper af keer had van hem. In weerwil van
den glans en de glorie, die hem omringden, was geen mensch
minder gezien in de buurt dan de Graaf van Dorincourt en een
eenzamer leven dan het zyne was haast niet denkbaar. H\j kon
De heer A. Stam, werkzaam ter gemeente-secretarie
te Alkmaar, is jl. Vrijdag door Burgemeester en Wethouders
van Purmerend benoemd tot ambtenaar ter gemeente
secretarie aldaar, op f 500 jaarwedde.
Sedert eenige dagen trekt de winkelkast van 't maga
zijn van de wed. Kirchman Co. in de Kalverstraat te
Amsterdam in bijzondere mate de aandacht der voorbij
gangers. En niet ten onrechte. Een geheel nieuwe vinding
toch op het gebied van de in de laatste jaren zoo sterk
toegenomen wielersport, afkomstig uit de fabriek van de
bh. Samvels Co., is daar tentoongesteld.
Het is een vierwieler, bestemd om over rails te loopen
en vervaardigd met het doel om bij inspectiereizen langs
spoorlijnen de daarvoor gebruikelijke locomotieven met
tender te vervangen. Vooral op plantages van Oost en
West zal het vernuftig gevondene, eenvoudige en weinig
kostbare voertuig in gebruik worden genomen en daar uit
stekende diensten bewijzen.
Het werktuig is zoo ingericht, dat er zitplaatsen zijn
voor 4 personen, 2 voor en 2 achter, die elkander kunnen
aflossen in het in beweging brengen van het raderwerk,
terwijl heel gemakkelijk een zon- of regenscherm kan worden
aangebracht, zooals het tentoongestelde exemplaar te aan
schouwen geeft. Dit is reeds door de Deli-Maatschappij
aangekocht.
In de kelders van het gebouw aan den O.-Z. Voorburgwal,
hoek Lombardsteeg, te Amsterdam, waar eens „de Prins der
Nederlandsche dichters*, Joost Van den Vondel, de prozaï
sche betrekking van boekhouder aan de Bank van Leening
bekleedde, heeft nu de grootvorst in de koffiehuiswereld,
Krasnapolsky, een wijnhuis in de hoogere beteekenis van
het woord opgericht. Zijns gelijke heeft hij ook in dat
opzicht in stad en land, wellicht zelfs in geheel Europa
niet. Men moet toch over een aardig kapitaaltje, koop
mansgeest en cliëntèle kunnen beschikken om 200,000
flesschen verschillende soorten van wijn, mitsgaders de
fusten en dito cognac te durven opslaan, een paar maanden
tot rust te brengen en dan weêr.... opslaan. Het is alweêr
„kras*.
zyn kasteel met gasten vullen indien hij verkoos; hij kon prachtigo
gastmalen geven en jachtpartijen naar den aardmaar hy wist,
dat de menschen, die zijne nitnoodigingen aannamen, in stilte
bang waren voor zyn knorrig gezicht en voor zijne bittere en
sarcastische uitvallen. Hij had eene scherpe tong en een liefdeloos
gemoed hy had er plezier in om degenen, van wie hij wist, dat
zij fijngevoelig of trotsch of schuchter waren, verlegen of ver
drietig te maken, zoo vaak hij de kans schoon zag.
De heer Havisham kende zyne onaangename manieren by
ondervinding, en hij dacht aan hem toen hy daar stond uit te
zien in de stille straat. En daar vertoonde zich voor zijn gees
tesoog, als in scherpe tegenstelling, het beeld van het vroolijke,
aardige ventje, dat in den grooten armstoel zat, vertellend van
zijne vrienden Dick en de appelenvrouw, zoo lief en onschuldig
en goedhartig. En hij dacht aan het onmetelijke inkomen, aan
de fraaie, trotsche kasteelen, aan de groote macht ten goede en
ten kwade, die na verloop van tijd in de kleine, gevulde handjes
van den kleinen Lord zouden worden gelegd
„Het zal een groot onderscheid zyn, een groot onderscheid,*
prevelde hij.
Weldra keerden Cedric en zyne moeder terug. Cedric was
uitgelaten van blijdschap. Hy ging in zijn eigen stoeltje, naast
zijne moeder zitten en sloeg, ouder gewoonte, de handen om de
knieën. Zijne wangen gloeiden en hij genoot nog van Britget's
blijdschap.
„Zij schreide," riep hij, „zij zeide, dat zij van blijdschap schreide.
Ik had nog nooit iemand van blijdschap zien schreien. Mijn
grootpapa moet wel een beste man zyn. Ik wist niet, dat hy
zoo goed was. Het is veel veel prettiger om een graaf te
zijn, dan ik gedacht had. Ik ben nu bijna bly bijna heel
blij, dat ik er ook een word mettertijd."
Vertrek uit het Vaderland.
In den loop van de daaropvolgende weck begon Cedric hoe
langer hoe meer tot de overtuiging te komen, dat het toch wel
een groot voorrecht was een graaf te zyn. Het kostte hem telkens
moeite zoo maar voetstoots aan te nemen, dat er nu voor hem
bijne geen wensch bestond, die niet gemakkelijk vervuld kon
wordentot het rechte besef van deze verwonderlijke waarheid
kwam hij eigenlijk in het geheel niet. Na eenige gesprekken
over dit punt met den heer Havisham begreep hij echter wel,
dat hij alles doen mocht wat hij graag wilde en toen hij zoover
was, begon hij tot het volvoeren van zijne plannen over te gaan
met eene mengeling van kinderlijken eenvoud en wijs overleg,
waarin de heer Havisham groot plezier had. In de laatste week
vóór hun vertrek naar Engeland deed hij allerlei zonderlinge
dingen. Nog lang daarna herinnerde de advocaat zich den morgen
toen zij samen een bezoek gingen brengen aan Dick en daarna
bij het stalletje van de appelenvrouw bleven stilstaan, om haar
te vertellen, dat zy een kraampje zou hebben met eene kachel
en een schoudermantel en eene som gelds, die haar in hare armoede
een schat toescheen.
„Want ziet ge, ik moet naar Engeland gaan en een lord
worden," zei Cedric tot verklaring van dit wonder. „En ik zou
het niet prettig vinden als ik telkens wanneer het regende, met
zorg aan uw gebeente moest denken. Mijn gebeente doet nooit
zeer, en ik weet dus niet hoe die pijn van u eigenlijk ismaar
ik heb altijd veel medelyden met u gehad en ik hoop, dat gy
spoedig weer beter zult worden."
„Het is toch zulk een goede appelenvrouw," sprak hij tot den
heer Havisham, terwyl zij weer voortwandclden en de eigenarea