EN HELDERSCHE NIEIIWED1EPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands NoorJertwartier. 1888. N° 88. Jaargang 46. Zondag 22 Juli. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BEKENDMAKING. DE KLEINE LORD. „Wij huldigen. Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaal frunco per post 0.9( BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.' De Burgemeester der gemeente Helder maakt bij deze aan de daarbij belanghebbenden bekend, dat de Patentbladen der Tappers en Koffiehuishouders, over het dienstjaar 1888/1889, aan de Secre tarie der gemeente te bekomen zijn, op vertoon van het aanslag biljet, waaruit blijkt, dat minstens de helft van den aanslag is voldaan, van Maandag 23 Juli tot en met Dinsdag 31 Juli 1888, van des morgens 9 tot des namiddags» 3 ure, den invallenden Zondag uitgezonderd. Voorts wordt herinnerd, dat bovengenoemde patentbladen niet aan de huizen mogen worden uitgereikt, terwijl de belanghebbenden, ingevolge de wet op het patentrecht, zullen worden beboet, wanneer later mocht blijken, dat zij daarvan niet zijn voorzien. Helder, 20 Juli 1888. De waarnemende Burgemeester, C. A. BEUKENKAMP. De waarnemende Burgemeester der gemeente ^Helder maakt bekend, dat door vernieuwing van de Molenbrug, de passage over die brug voor personen en rijtuigen van af Maandag 23 Juli e. k. is afgesloten. Helder, 19 Juli 1888. De waarn. Burgemeester voornoemd, C. A. BEUKENKAMP. Kijkjes over 't wereldrond. Het is heden de 19de van Hooimaand van het jaar onzes Heeren 1888 een gewichtige dag.in de wereld geschiedenis Dezen middag te één uur heeft op de Oostzee, bij Kroonstad, de officiëele ontmoeting dér Keizers van Rusland en Duitschland plaats, een feit, waarvan de groote staatkundige beteekenis moeielijk valt te ontkennen. Vooral uit militair oogpunt is deze samenkomst van hoog belang; vandaar dan ook waarschijnlijk, dat zij bij bovengenoemde veelbeteekenende stad plaats heeft. Kroonstad toch is een belangrijke Russische zeestad en v e s t i n g op het eiland Kotlin, in het oostelijk deel van de Finsche golf, en de eerste havenplaats van het Rijk. Zij geldt voor het station der Russische Oostzeevloot en is tevens de voormuur en zeehaven van St. Petersburg, met 48,000 inwoners. Men vindt er drie havenkommen. Het Katharina- en het Peteri- Uit het Engelsch van F. H. BURNETT. Dit was minder erg dan Mordaunt verwacht had toch aarzelde hij een oogenblik eer hij ten antwoord gaf: «Het is HigginsHiggins van Edge Farm. Hij is zoo onge lukkig geweest. In het najaar is hij eerst zelf lang ziek geweest en later kregen de kinderen het roodvonk. Ik wil niet beweren, dat hij het altijd even verstandig aanlegt, maar het is hem tegen- geloopen en nu is hij met alles ten achteren geraakt. Hij zit vreeselijk in angst over de huur, en Newick zegt, dat hij de boerderij moet verlaten als hij niet betaaltdat zou natuurlijk het ergste zijn wat hem kon overkomen. Zijne vrouw is ziek en gisteren kwam hy vragen of ik er u eens over spreken wilde en uitstel voor hem vragen. Indien hem dit wordt toegestaan, hoopt hij de schade wel weer te kunnen inhalen." «Dat zeggen zij altijd," bromde de Graaf. Cedric schoof een weinig vooruit. Hij had tusschen zijn groot vader en den bezoeker gestaan en met alle aandacht geluisterd. Hij had terstond medelyden gevoeld voor Higgins. Hij dacht er over hoeveel kinderen er zouden zijn en of zij heel erg het roodvonk hadden gehad. Met groote oogen en blijkbaar vol belangstelling, bleef hij den heer Mordaunt aanstaren terwyl het gesprek werd voortgezet. «Higgins is een goedgezind man," zei de predikant, zijn plei dooi weer opnemend. «Maar een slechte pachter," hernam de edelman«hij is altijd ten achteren, zegt Newick." «Hij heeft veel zorgen," zei de predikant weer. «Hij is zeer aan vrouw en kinderen gehecht en wordt de boerderij hem afge nomen, dan lijden zy letterlijk broodsgebrek. Hy kan hun de versterkende middelen niet geven, die zy noodig hebben. Twee van de kinderen zijn erg zwak gebleven na het roodvonk en de dokter achryft maar wijn en lekkernijen voor, die Higgins onmo gelijk betalen kan." Bij dit gezegde kwam Cedric een stapje nader. „Dat was met Michaël ook zoo," sprak hij. De Graaf scheen te schrikken. „Ik vergat uIk vergat, dat er een philanthroop in de kamer is. Wie was Michaël ook weer En in de diepliggende oogen van den ouden man vertoonde zich andermaal die eigenaardige uitdrukking van blijdschap. „De man van Bridget, die de koorts had," gaf Cedric ten antwoord„en hij kon de huur niet betalen en ook geen wijn en andere dingen. En toen hebt gy mij geld gegeven om hem te helpen." De Graaf trok weer de wenkbrauwen samen, maar zag er toch in het minst niet boos of grimmig uit. Hij keek den heer Mor daunt even aan. „Dat zal eerst een landheer worden mettertydzei hij. „Ik droeg Havisham op, den knaap alles te geven wat hij graag hebben wilde en het schijnt, dat hij niets hebben wilde dan geld om aan bedelaars te geven „O, maar het waren geen bedelaars!" riep Cedric vol vuur. „Michaël was een heel knappe metselaar. Zij werkten allen heel hard!" „O," zei de Graaf, „waren het geen bedelaars Nu, heel knappe metselaars, schoenpoetsers en appel vrouwen dan Een paar seconden bleef hy den knaap zwygend aanzien. Een nieuw denkbeeld scheen in hem op te ryzenen al kwam het kanaal loopen in de stad tot aan de magazijnen. De stad onderscheid zich door hare regelmatig gebouwde straten en groote pleinen, maritieme arsenalen, dokken, enz. Op een naburig eiland vindt men het fort Kroonslot. Dit alles, dit trotsche militaire aspect der geheele omgeving, moet natuurlijk op den Duitschen Vorst een indruk van strijd bare kracht en weerbaarheid maken. Het zal een luisterrijk schouwspel zijn. Het jacht HoJien- zollern nadert met den Duitschen Keizer, het Russische jacht Zarcwena met den Czaar en de Czarin aan boord. Met groote pracht en praal van maritiem vertoon naderen de beide vloten elkander. Het volgende oogenblik, onder het bulderen der kanonnen en het schetteren der krijgsmuziek, heeft de begroeting plaats. De Finsche Golf zal er eeuwen lang om beroemd blijven. Terwijl de officiëele formali teiten dier begroeting gewisseld worden, gaan de begeleidende schepen zoo snel mogelijk naar Kroonstad terug, om zich aldaar te voegen in de rij van schepen, die een haag of straat zullen vormen met de Duitsche vaartuigen aan den eenen en de Russische aan den anderen kant. Het Keizer- schip, op hetwelk zich dan de beide Vorsten bevinden, gaat tusschen de rijen schepen door naar de landingsplaats van Peterhof, waar tegen den avond een galadiner gehouden wordt, gevolgd door een schitterende illuminatie van het park, behoudens de onstuimige nukken en kuren van de hedendaagsche „zomerwindjes". Morgen brengen de beide Keizers een bezoek aan St. Petersburg en Tjarskoje Selo. Vóór het vertrek des Duitschen Keizers, dat op Zondag, volgens anderen op Maandag, gesteld is, zal er voor Kroon stad door de vloot een groote parade gehouden worden. Keizer Wilhelm gaat dan naar Stockholm, om vervolgens over Kopenhagen naar Berlijn terug te keeren. Over Kopenhagen. Het bezoek aan deze stad is wellicht even belangrijk als dat te St. Petersburg. Men weet, hoe koel sinds 1864 de betrekkingen tusschen Denemarken en Duitschland waren. Wat nu geschiedt, wijst op een ver andering, van te meer gewicht, als men bedenkt, hoe Deensche vorsten en vorstinnen op de tronen zitten van zoo menig rijk in Europa, of bestemd zijn daarop plaats te nemen; men denke slechts aan Engeland, Rusland en Griekenland. dan ook misschien niet uit het edelste beginsel voort, een kwaad denkbeeld was het toch niet. „Kom eens hierzei hij eindelijk. Cedric kwam en ging zoo dicht naast hem staan als hij maar kon, zonder den pijnlijken voet aan te raken. „Wat zoudt gij doen in dit geval vroeg zijne Lordschap. Het moet gezegd worden, dat de heer Mordaunt op dat oogen blik eene allerzonderlingste gewaarwording kreeg. Hij was een ernstig, nadenkend man, hij had reeds zoovele jaren op het land goed doorgebracht, hij kende al de onderhoorigen, rijk en arm, al de dorpelingen, de eerlyken en vlijtigen, de oneerlijken en luien, en op eens werd het hem duidelyk welk eene groote macht ten goede, zoowel als ten kwade, mettertijd in de hand zou liggen van dit kleine jongetje, dat daar voor hem stond en hem met zijne groote bruine oogen aanzagen ook deze gedachte kwam in hem op, dat die macht hem, door eene luim of gril van den onden man, misschien nu reeds gegeven zou worden en hoe ver keerd dit zou wezen voor het kind zelf en voor anderen, indien zijn jong hartje niet goed en eenvoudig en edelmoedig was. „En wat zoudt gij doen in dit geval?" vroeg de Graaf. Cedric legde, met de vertrouwelijkheid van den eenen speel makker tegenover den andere, de hand op zyn grootvaders knie. „Als ik heel rijk was," zei hij, „en niet zulk een kleine jongen, dan zou ik hem laten blijven en hem geven wat hy voor zijne kinderen noodig hadmaar dat kan ik niet, want ik ben nog maar een kleine jongen." En na een korte pauze, waarin zyn gezichtje plotseling ophelderde, vroeg hy „Maar gij kunt immers alles, nietwaar „Hmzei Mylord, hem onafgewend aanziende. „Zoudt gij dat denken, ja?" Mishagen deed die vraag hem blijkbaar niet. „Ik bedoel, dat gy iedereen alles kunt geven," vervolgde Cedric. „Wie is Newick „Mijn agent," hernam de Graaf, „en sommige pachters zijn nu juist niet zoo bijzonder met hem ingenomen." „Schrijft gij hem nu een brief?" vroeg Cedric. „Zal ik eene pen en inkt voor u halen Ik kan het spel wel zoo lang van de tafel nemen." Het was blijkbaar geen oogenblik in hem opgekomen, dat Newick verlof zou krijgen om zijne bedreiging te vervullen. De Graaf wachtte nog een oogenblik en bleef hem aanzien. «Kunt gij schrijven?" vroeg hij op eens. „Jawel," zei Cedric, „maar niet heel netjes." „Neem dien rommel van de tafel," commandeerde Mylord, „en haal dan eene pen en inkt en een vel papier van mijn schryf- lessenaar. De belangstelling van den predikant werd hoe langer hoe grooter. Met veel handigheid voldeed Cedric aan het bevel. Een minuut of wat later was alles gereed pen, papier, benevens de groote inktkoker. „Ziezoo," sprak hy opgeruimd, „nu kunt gij gaan schrijven." „Neen, gij moet schrijven," zei de Graaf. „Ik?" riep Cedric, terwyl een donkeren blos hem naar het voorhoofd steeg. „Is het even goed als ik schrijf? Ik spel de woorden niet altijd zonder fout, als ik niet geholpen word „Dat komt er niet op aan," hernam de Graaf. „Higgins zal naar de spelling niet kijkenIk ben geen philanthroop en gy wel. Stip uw pen maar in Cedric deed het en zette zich in postuur, met den arm op tafel. „Nu," vroeg hij, „wat moet ik schryven „Zeg maar: „Higgins mag voorloopig niet lastig gevallen worden" en onderteeken het „Fauntleroy,"" zei de Graaf. Alles saamgenomen, mag de dag van heden dus wel een gewichtige dag in de wereldgeschiedenis genoemd worden. De samenkomst dezer twee machtige heerschers kan van grooten invloed zijn op het behoud, of althans op de ver lenging van den vrede. Over de meer of minder verre strekking van dien invloed zijn de toongevende bladen het tot dusver nog niet eens kunnen worden. Sommigen zien thans geen wolkje meer aan de lucht; anderen blijven nog even bezorgd en onrustig als vroeger het hoofd schudden. De juiste waarheid zal ook hier wel in 't midden liggen. Zeker is het, dat men de beteekenis der keizerlijke samen komst bij Kroonstad lichtelijk overschatten kan. Een beleefdheidsbezoek tusschen twee vorsten, al zijn zij ook de raachtigsten, is nog geen afdoende waarborg voor de handhaving van den algemeenen Europeeschen vrede, 't Is meer gezien, dat weinig tijds na zulk eene vriendschappelijke ontmoeting tusschen twee gekroonde hoofden de lucht op dreigende wijze betrok, en er een verwoestende donderstorm volgde. Men denke aan het uitbarsten van den Fransch- Duitschen oorlog, kort na de broederlijke begroeting van de Keizers Wilhelm en Napoleon te Gastein. Want achter de vorsten staan de diplomaten, de pers en de volken! Toch is het een verblijdend teeken, dat de toon der Russi sche pers zooveel gematigder wordt. Zoo betuigt het officieuse „Journal de St. Petersbourg" reeds zijne inge nomenheid met de keizersbijeenkomst, die, volgens genoemd blad, geen ander gevolg kan hebben dan een nieuwe beves tiging der vredelievende staatkunde, welke de Keizers der beide Rijken pogen te handhaven. Afgezien van de staatkundige beteekenis, moet het voor den jongen Duitschen Keizer een heerlijk tochtje zijn. Wellicht had ook hij, evenals zijn Russischen collega, zich door zijne echtgenoote doen vergezellen, indien deze niet door hare interessante positie daarvan weerhouden was. Maar dit behoeft niets van Wilhelms genoegen te bederven. In afwachting der hernieuwde vadervreugde, kan hij zich thans aan de militair-maritieme verlustiging bij Kroonstad en Peterhof te goed doen. Want Wilhelm II is, als zijn grootvader, een militair in zijn hart. Hij is het soldaatje spelen al vroeg begonnen. Reeds op tienjarigen leeftijd werd hij aan het officierscorps voorgesteld, nadat hij als Cedric stipte nog eens in, en begon te schryven. Het was een moeilijke en langdurige arbeid, maar hij wijdde er zich aan met hart en ziel. Eindelijk echter was het manuscript gereed en met een glimlach, waaruit tevens eene zekere onrust sprak, stelde hij het aan zijn grootvader ter hand. „Zou het zoo goed zijn?" vroeg hij. De Graaf bekeek het geschrift en zijne mondhoeken trilden verraderlijk. „Ja," zei hy, „ik denk, dat Higgins er zeer mee tevreden zal zijn." En by gaf het papier aan den heer Mordaunt. Wat de predikant te lezen kreeg, was het volgende „Waarde mijnheer newik wü u asjeblieft higins voorloopig niet lastig vallen dit vraagt met achting Fauntleroy." „Zoo onderteekende mijnheer Hobbs zyne brieven ook altijd," zei Cedric, „en ik dacht dat ik er wel „asjeblieft" bij mocht zetten. Heb ik al de woorden goed gespeld „Niet precies zoo als in het Taalkundig Woordenboek," gaf de Graaf ten antwoord. „Dat dacht ik wel," zei Cedric. „Ik had het liever moeten vragen. Woorden van meer dan ééne lettergreep zijn zoo moeielyk. Ik zal het overschrijven." En dat deed hij, keurig netjes, met leesteekens en al en, dank zij de holp van zijn grootvader, zonder spelfouten. Toen de heer Mordaunt heenging, nam hij den brief mee en hij nam nog iets anders mee bovendien eeDe aangenamer gewaarwording en een vroolijker vertrouwen op de toekomst dan hij ooit na een bezoek op Dorincourt Castle had gevoeld. Toen hij weg was, keerde Cedric, die hem tot aan de deur vergezeld had, naar zijn grootvader terug. „Mag ik nu naar liefste gaan vroeg hy. „Ik denk, dat zij naar mij verlangen zal." De Graaf dacht een oogenblik na. „Eerst moet gij eens zien wat er voor u in den stal staat. Schel maar eens." „Och," zei Cedric, terwyl een licht blosje hem naar het voor hoofd steeg, „als ge het goed vindt, zon ik het dan liever morgen mogen zien Liefste zit zeker op mij te wachten." „Heel best," hernam de Graaf. „Wij zullen het rijtuig laten inspannen. Het is een pony," liet hij er koeltjes op volgen. Cedric haalde diep adem. „Een ponyriep hij. „Van wien is dien pony „Van u," antwoordde de Graaf. „Van mij riep het kind. „Wezenlijk van my net als al het speelgoed boven „Ja," sprak zyn grootvader. „Wilt gij uw eigendom eens zien Zal ik zeggen, dat het voorgebracht moet worden Cedric's gezichtje werd al rooder en rooder. „Ik had niet gedacht, dat ik ooit een pony zon hebbenIk een ponny!" zei hij. Wat zal liefste blij zyn? Gij geeft mij toch ook alles!" „Wilt gij het dier niet eens zien? vroeg de Graaf nog eens. „Ik verlang er erg naar," zei Cedric, diep ademhalend. „Ik verlang er zoo naar, dat ik bijna niet kan wachten. Maar ik ben bang dat het te laat zal worden." iiMoet gy dan volstrekt van middag naar uwe moeder gaan Kunt gij het niet uitstellen „Ziet ge," zei Cedric, „zij heeft zeker den heelen morgen aan my gedacht, evenals ik aan haar!"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1