op hem toepassen„Kan ook een vader zijn zuigeling ver
geten, dat hij zich niet ontferme over de vrucht zijns buiks?"
en vol ergernis getuigen, dat zóó iets alle beschrijving te
boven gaat? Maar een Duitsche Keizer is nu eenmaal
geen gewone Berlijnsche vaderde staatkunde gaat bij hem
zelfs boven vrouw en kroost; en.... als verzachtende om
standigheid zou hij misschien kunnen aanvoeren, dat het
bij dezen nieuwen huiselijken zegen niet No. 1 maar No. 5
geldt.
Op dezelfde bladzijde, waarop de wereldgeschiedenis thans
met zooveel roem van Keizer Wilhelms rondreis gewaagt,
heeft zij de nederlaag van Frankrijks winderigsten gene
raal, van den althans in eigen oogen halfgod Bou-
langer. Tot tweemaal toe heeft thans binnen weinige
weken zijn gelukkig gesternte hem in den steek gelaten.
Eerst bij zijn duel met den zestigjarigen minister Floquet,
die hem zoo deerlijk toetakelde, dat hij zes weken lang
met een pleister op zijn hals als een oude vrouw in bed
bleef liggen, en nu weder bij zijne niet-herkiezing in twee
districten tegelijk, in Ardèche en Dordogne. In het eerste
kon de eenmaal zoo gevierde generaal nog geen 5000
stemmen halen, en in Dordogne verwierf zijn tegenstander
er 36,000, terwijl Boulanger met nog geen 20,000 naar
huis kon gaan. Het gat in zijn hals is gedicht en de
groote man loopt en rijdt en bluft weêr even druk als
vroeger; maar of hij ook zoo gemakkelijk en zoo spoedig
zal herstellen van den moreelen knak, hem door Floquets
degenstoot en door de ontnuchterde kiezers van Ardèche
en Dordogne toegebracht, valt te betwijfelen. Er moet ten
minste heel wat gebeuren, eer de eenmaal zoo schitterende
zon van Boulangers populariteit weêr even glansrijk straalt
als vroeger. Zijn tegenwoordig gebrek aan succès konden
zijne voormalige aanbidders hem wel eens als eene onver
geeflijke doodzonde aanrekenen. „Encore une étoile, qui
file, file, et disparait
Ook onze Kamer van honderd is verdwenen tot
nadere bijeenroeping in September. Dan, bij de begroo-
tings-discussiën, zal de eigenlijke campagne der nieuwe
Kamer eerst een aanvang nemen. Al het voorafgaande
heeft kunnen dienen om wederzijds eikaars krachten te
meten en te waardeeren. En tevens kan de heer Domela
Nieuwenhuis nadenken over het feit, dat onze Regeering
evengoed voor de volksbelangen waakt als hij: de minis-
teriëele enquête over de winkelneringen is er het bewijs
van. Moge zij tot de wegneming leiden van dit hier en
daar in ons vaderland diep ingewortelde kwaad!
2/VIH'88. P.
Binnenland.
De verjaardag van H. M. de Koningin is jl. Donderdag
in Den Haag op bijzonder feestelijke wijze herdacht. De
verlichting van het Bosch was schitterend.
Op 't Loo werd tusschen 4 en 5 uur een uitvoering
gegeven door de muziek van de huzaren uit Deventer,
kapelmeester de heer Kareis. Zij speelde op het halfrond
voor het basse cour van het Paleis.
Uit verschillende plaatsen komen berichten nopens goed
geslaagde muziekuitvoeringen, gehouden parades, enz.
Blijkens een bij het Departement van Koloniën ontvan
gen telegram van den Gouverneur-generaal van Nederl.-
Indië, dd. 2 dezer, zijn ook de laatste twee belhamels der
onlusten in Bantam onschadelijk gemaakt.
Particuliere berichten uit Atjeh bevestigen, dat de
beri-beri tot stilstand gekomen is. De electriciteitsproef,
waaraan thans de van beri-beri verdachten worden onder
worpen, schijnt gunstig te werken. Sedert zij wordt aan-
"gewend, worden betrekkelijk velen, als gezond uit het
hospitaal naar de kazerne teruggezonden, die zich als
beri-beri-lijder hadden laten opnemen.
De Minister van Oorlog heeft zijn openlijke tevreden
heid betuigd aan den lsten luitenant-adjudant A. L. Hesta,
van het 4de regiment vesting-artillerie, zoowel wegens de
door hem uitgedachte en bij het leger ingevoerde gewijzigde
den avond telkens diezelfde uitdrukking op het gelaat van den
advocaat gelezen had en onrust maakte hem altijd prikkelbaar.
„Waarom ziet gij het kind zoo aan riep hij knorrig. „Gy
hebt den heelen avond naar hem gekeken, alsof zeg Havis-
ham, wat beteekent dat Waarom hangt gy zoo over hem heen
als een ongeluksvogel Wat heeft uw nieuws met Lord Faunt
leroy te maken
„Mylord," begon de heer Havisham, „ik zal geen woorden
verspillen. Mijn nieuws heeft alles met Lord Fauntleroy te maken.
En als wij het voor waar moeten houden, dan ligt daar niet Lord
Fauntleroy te slapen, maar de zoon van kapitein Errol. En
de tegenwoordige Lord Fauntleroy is de zoon van uw zoon Bevis,
die zich op het oogenblik te Londen in een logement ophoudt."
De Graaf omklemde de leuning van zijn stoel met beide handen,
de aderen van zyn voorhoofd zwollen op, zyn gelaat was doods
bleek geworden.
„Wat zegt gy daar?" riep hij uit. „Gy zijt gek! Wie heeft
die leugen verzonnen
„Indien het een leugen is," hernam de heer Havisham, „heeft
zij toch maar al te veel overeenkomst met de waarheid. Dezen
morgen vervoegde zich eene vrouw aan mijn kantoor. Zij ver
klaarde, dat uw zoon Bevis haar zes jaar geleden te Londen
getrouwd had. Zij liet my de huwelijksacte zien. Een jaar
daarna kregen zy twist en hy gaf haar geld om van haar af te
komen. Zy heeft een zoontje van vijf jaar. Zij is eene Ameri-
kaansche, uit den minderen stand dom en onbeschaafd en
eerst sedert kort was zij tot het besef gekomen, dat haar zoon
rechten kon laten gelden. Zij raadpleegde een rechtsgeleerde en
ontdekte, dat het kind werkelijk Lord Fauntleroy en de erfgenaam
van Dorincourt was. Natuurlijk dringt zy er op aan, dat zyn
recht gehandhaafd zal worden."
Het blonde hoofdje bewoog zich even op het kussen. Hij lag
met half geopende lippen en zijne ademhaling was kalm en diep;
hij bewoog zich in zijn slaap, maar zonder een zweem van onrust.
Zijn slaap werd niet gestoord door het feit, dat men bezig was
hem voor een indringer uit te maken, dat hij in het geheel geen
Lord Fauntleroy was en nimmer Graaf van Dorincourt zon worden.
Hij keerde zijn blozend gezichtje slechts wat verder om, als om
den ouden man, die hem zoo ernstig aanstaarde, in staat te stellen
hem beter te zien.
Het fraai besneden, maar barsche oude gezicht was akelig bleek.
Een bittere glimlach speelde om den mond.
„Ik zou er geen woord van gelooven," sprak hij, „als het niet
zulk een gemeene, laaghartige streek was, myn zoon Bevis zoo
ten volle waardig. Het lykt op hem. Hy heeft ons nooit iets
anders dan schande aangedaanaltyd is hij een zwakke, leugen
achtige, bedorven kerel geweest, met een zucht naar alles wat
laag en gemeen was mijn zoon en erfgenaam, Bevis, Lord
Fauntleroy En de vrouw is een dom, onbeschaafd wezen, zegt gy
„Ik moet bekennen, dat zy ter nauwernood in staat is haar
eigen naam te spellen," gaf de advocaat ten antwoord. „Zy is
totaal onopgevoed en door en door inhalig. Het is haar uitsluitend
om het geld te doen. Wel heeft zy eene zekere soort van ruwe
methode voor afstandsmeting op kust-batterijen, als voor
zijnen aan den dag gelegden ijver om te voorzien in do
aanvankelijk daartegen geopperde bezwaren.
Het Hoofdbestuur van den Nederlandschen Schutterij-
kaderbond vangt zijne officicele rnededeelingen aan met de
tijding, dat de Bond andermaal eene voorname afdeeling
rijker is geworden, nl. Amsterdam, de hoofdstad van ons
vaderland, voor welker aansluiting reeds zoo dikwijls pogin
gen waren gedaan.
De redacteur van de „Locomotief", mr. Brooshooft, dioden
nicuwbcnoemden Gouverneur-generaal als student schijnt te hebben
gekend, schrijft van hem:
Toen bij in October van het jaar 1865 het groenen pakje
uittrok om, te midden der gebruikelijke gloeiende feestvreugde,
te worden opgenomen in het Utrechtsche studentenkorps, ging
van dezen Pijnacker reeds du roep uit, dat daar geen onnoozele
nienweling de gymnasium-banken had verlaten, maar een jongeling,
die door buitengewone verstandelijke gaven byna „man" mocht
worden genoemd.
Van den beginne af was Pijnacker onder zijne academische
tydgenooten de onbetwiste meerdere in verstand, de vraagbaak
voor vrienden die eenige wetenschappelijke moeielijkheid hadden
te overwinnen, de man van invloed in het studentenkorps, de
als uitstekend gesignaleerde discipel zyncr professoren. Ook zijn
uiterlyk toekende meer den man dan den jongeling. Deze oogen,
met den ietwat koelen blik, dat breed en hoekig voorhoofd, waren
niet omlijst door den gekrulden of weligen haartooi der jeugd.
Pijnacker's schedel was, reeds bij zijne komst aan de academie,
zoo glad als een biljartbal, maar het misstond hem niet, het maakte
integendeel den indruk van bij zyne ongewone persoonlijkhoid
uitnemend te passen.
Dat echter de bekwaamheid niet slechts van buiten maar ook
van binnen zat, bewezen zijne academische studiën. Hij heeft,
naar wy meenen, zes of zeven jaren gestudeerd. Voor de geld
kwestie behoefde hij zich niet te haasten, en hij leefde dus
verstandig hierin evenals in het andere het studentenleven
behoorlijk meê. Hij was geen afgetrokken geleerde, integendeel
veel meer de man van actie, geroepen en geneigd om zich in de
kleine studenten-, evenals later in de grootere ploertenwereld te
doen gelden. Daardoor was er ook in zijn „meedoen" iets
beredeneerds, iets dat den indruk maakte alsof hij straks, te midden
zijner boeken, den verloren tijd zou betreuren, zich min of meer
schamen over het gebeuzel met al dat jonge volkje. Hij zat in
eene club, die het stndenten-leven vroolijk maar niet overdreven,
de studie vrij gemakkelyk opnam. Pijnacker was aan die tafel
by Klokke mensa Klokkiana tertia evenals overal, de
primus inter pares. Hy onttrok zich niet aan hare gezelligheid,
maar begaf zich toch dikwijls naar zijne boeken, wanneer aan
het dessert „de vier", of „het lange span" gereed stonden, om
de anderen hunne spijsvertering te Zeist of Driebergen te doen
zoeken.
De studie was en bleef voor hem hoofdzaak, en dat hij betrek
kelijk lang aan de academie bleef, kwam dus niet, zooals bij de
meesten, kroeg of bierknyp, maar zyn schat van kennis ten goede.
De slotsom was, dat toen hij summa cuma laude promoveerde (de
nieuwe regeling, v/aarbij de drie graden werden afgeschaft, bestond
toen nog niet), de sedert overleden hoogleeraar Fruin, bij Pijn
acker's promotie openlijk verklaarde, dat hij deze zijnen leerling
iD verschillende opzichten zijn meerdere achtte.
De voorgenomen feestviering aan de Pupillenschool
te Nieuwersluis is voor onbepaalden tijd uitgesteld.
Naar men verneemt, bestaat het plan om de drie
oude forten op Texel, waarvan een in 1572 is aangelegd,
te doen slechten, omdat zij tot niets nut meer zijn en elk
jaar nog onderhoud eischen.
Door eenige leden van het geneeskundig Staatstoe
zicht werd aan het dorp de Koog te Texel, naar aanleiding
der aldaar voorkomende gevallen van diphtheritis, een
bezoek gebracht; genoemde commissie nam tevens ver
schillende localiteiten in oogenschouw.
Door het aanstaand vertrek van een boerengezin naar
Amerika, kwamen jl. Woensdag te Terschelling verschei
dene perceelen bouw- en weiland in veiling. Niettegen
staande den lagen prijs van de landbouwproducten, bracht
het land nog van f 1000 tot f 1400 per hectare op.
Onze boeren leggen zich thans vooral toe op de veeteelt
en het aankweeken van paarden. Gelijk bekend is, munt
dit paardenras in vele opzichten uit, en om nu meerdere
schoonheid, maar
De veeleischende oude heer hield op en eene rilling ging hem
door de leden.
De aderen stonden den Graaf, gezwollen als purperen koorden
op het voorhoofd, dat met zweetdroppels bedekt was. Hij nam
zijn zakdoek en wischte ze af. Zijn glimlach werd hoe langer
hoe bitterder.
„En ik," zei hij, „en ik had zooveel tegen tegen de andere
vrouw, de moeder van dit kindik weigerde haar te erkennen
En toch kon zij haren naam wèl spellen. Dit is mijne straf
Eensklaps sprong hij van zijn stoel op en begon door de kamer
heen en weer te loopen. Harde, vreeselijke woorden kwamen
hem over de lippen. Woede en haat, spyt en teleurstelling
dreven hun spel met hem, zooals de storm met den boom in het
woud. Zijn toorn was verschrikkelijk om aan te zien en toch
trof het den heer Havisham, dat hij in de hoogste drift en woode
geen oogenblik het slapende kind vergat en zijne stem inhield om
Cedric niet wakker te maken.
„Ik had het wel kunnen denken," zei hij. „Van hunne kinds
heid af hebben zij mij schande aangedaan Ik haatte hen en zy
mij niet minderBevis was de ergste van de twee. Toch kan
ik dit nog niet gelooven. Ik zal mij verzetten tot het allerlaatste.
Maar het lijkt op Bevis het lijkt op hem
En daarop begon hij weer te razen en allerlei vragen te doen,
omtrent de vrouw, en de bewijzen, die zy had en, beurtelings
rood en bleek van ingehouden drift, begon hij de kamer op en
neer te loopen.
Toen hy eindelijk alles wist wat er te weten was het aller
ergste, keek de heer Havisham hem bijna éngstig aan. Hij zag
er gebroken en verbijsterd, geheel veranderd uit. Zijne driftbuien
hadden hem altijd kwaad gedaan en ditmaal was de aanval erger
geweest dan ooit, omdat het meer was dan woede en drift alleen.
Ten laatste keerde hy naar de sofa terug en bleef er voor
stilstaan.
„Als iemand mij gezegd had, dat ik ooit een kind zóó zou
kunnen liefhebben," zei hij, „dan zou ik het niet hebben geloofd.
Ik heb altijd een hekel gehad aan kinderen aan myn eigen
kinderen het meest. Dezen knaap heb ik lief, en hij houdt van
mij. Bemind ben ik niet, dat ben ik nooit geweest" met een
bitteren glimlach „maar hij houdt van my. Hy is nooit bang
voor mij geweest hij vertrouwde mij. Hij zou myne plaats
op waardiger wijze hebben ingenomen, dan ik gedaan heb. Hij
zou den ouden naam tot eere zijn geweest."
Hij boog zich diep over het kind heen en staarde hem lang
in het onschuldige, slapende gezichtje. De ruige wenkbrauwen
waren saumgetrokken en toch zag hij er niet gramstorig uit.
Zacht streek hij hem het blonde haar van het voorhoofd toen
keerde hy zich om en trok aan de schel.
Toen de lange huisknecht verscheen, wees hij naar de sofa en zei
„Breng" en daarna half aarzelend met geheel veranderde
stem „breng Lord Fauntleroy naar zijne kamer."
(Wordt vervolgd.)
bekendheid aan den vasten wal te krijgen, wordt er op 29
en 30 dezer, bij gelegenheid van de veemarkt, eene groote
veetentoonstelling, tevens keuring, gehouden. 't Is te
wenschen, dat die tentoonstelling door vele belangstellenden
en belanghebbenden worde bezocht, want er wordt moeite
genoeg voor gedaan en men vleit zich, dat niet velen
berouw zullen hebben over een uitstapje naar dit waarlijk
schoone eiland.
Woensdag 8 dezer zullen in de vergadering der afdee
ling Wieringerwaard der Hollandsche Maatschappij van
Landbouw de prijzen van den melkwedstrijd worden uit
gereikt. Alle deelnemers van den wedstrijd zijn tot
bijwoning dezer vergadering uitgenoodigd.
Van de sollicitanten naar de betrekking van Hoofd
der school te Moerbeek, gem. Nieuwe Niedorp, zijn tegen
15 dezer tot het houden van een tweede vergelijkend examen
teruggeroepen de candidaten, die gewerkt hebben onder de
nummers 2, 3, 5, 6, 7, 9, 14, 16 en 20.
Rijkspostspaarbank. Aan het Postkantoor Winkel
en de daaronder ressorteerende hulpkantoren werd gedurende
de maand Juli ingelegd f 1022, terugbetaald f 685.
Het laatste door dat kantoor uitgegeven boekje draagt
het nummer 123.
Het Broekerhuis te Amsterdam is opgehouden voor
f 19,900. De verzameling oudheden werd reeds vroeger
verkocht.
De hoofdprijs der Haarlemsche paardenloterij een
met twee paarden bespannen landauer is ten deel gevallen
aan den heer C. Bos, veehouder te Abbenes.
Ook de tramlijnen beginnen in botsingen te doen.
Een tweetal treinen van den IJseltram op de lijn Gouda-
Haastrecht zijn nl. tegen elkander gereden. De tram,
van Gouda komende, had moeten wachten op de tram, die
van Haastrecht kwam. Dit was nu niet geschied en juist
op den IJseldijk, bij eene kromming van den weg, ont
moetten zij elkander. Eenige passagiers werden lichtgekwetst.
Volgens het thans verschenen programma van de
Rijkslandbouwschool te Wageningen voor 1887/88 waren
van de 99 landbouwleerlingen van den afgeloopen cursus
46 bestemd voor Indië, 1 voor Transvaal, 1 voor Suriname,
1 voor Amerika en 1 voor Hongarije. Het is vrij zeker,
dat van het genoemd aantal landbouwleerlingen 32 de
landbouwpraktijk in Nederland zullen uitoefenen; 19 leer
lingen zijn nog niet zeker van hunne bestemming.
Jl. Donderdagnamiddag is te Breda de officier van
gezondheid dr. Van W., bij het zwemmen in de zwem-en
badinrichting, verdronken. Een sergeant, die hem wilde
redden, zou mede verdronken zijn, indien een korporaal
hem niet nog met moeite had gered.
De export-slagerij te Assen krijgt het hoe langer hoe
drukker. Op één dag (jl. Woensdag) slachtte men 600
varkens. Het spek gaat voor een groot deel naar Londen.
De uitslag van de kaatspartij te Franeker op Woens
dag jl. was, dat de prijs behaald werd door partuur 6:
L. S. Hilarides, van Pingjum, S. Kooistra en M. Kooistra,
van Harlingen; de premie door partuur 13: J. A. Osinga,
van St. Jacobi-Parochie, W. Kooistra en M. Kooistra, van
Dokkum.
Als koning werd, evenals ten vorigen jare, uitgeroepen
L. S. Hilarides, die alzoo werd getooid met den prachtigen
zilveren bal, vroeger aan de permanente commissie door
den heer Commissaris des Konings vereerd.
De „Mikado" zal in Japan worden opgevoerd. De
Secretaris van den Japanschen concul te San Francisco
vertaalt den tekst.
51ste Seieilfc Tan flen Tiendaagschen Telitoclt.
De feestelijke ontvangst der oud-strijders van 1830 had
jl. Donderdag met groote opgewektheid te Breda plaats. Overal
wapperde de Nederlandsche vlag.
Toen de trein met de feestvierenden des morgens te 's Her
togenbosch aankwam, stonden de officieren der schutterij met het
muziekkorps op het perron.
De heer Winter, president van den Provincialen Noord-Bra-
bantschen Bond, ontving de oude wapenbroeders met een hartelijk
welkom en terstond hief de muziek de volksliederen aan. die door
allen met ontblooten hoofde werden toegejuicht.
Daarna spoorde men naar Breda, waar de gasten door de feest
commissie ontvangen en door de kolonel Dommers, als president,
welkom geheeten werden. Men trok vervolgens in de orde, bij het
programma bepaald, naar het stadhuis, waar het hoofd van het
gemeentebestuur de oud-strijders welkom heette. Hij zeide o. a.,
dat, nu ruim eene halve eeuw over den tweespalt met onze
zuidelyke broeders is heengegaan, wij allen wrevel mogen ter
zijde zetten en het jongere geslacht aan vaderland en Vorst
mogeu toewijden.
De heeren Winter en Van Eek, de laatste lid der lste sectie
te Amsterdam, dankten den burgemeester en de feestcommissie
voor hunne belangstellende zorgen. Daarna werd de eerewijn
aangeboden en toen trok men in orde naar het exercitieveld,
waar ter gelegenheid van den verjaardag van onze geliefde
Koningin parade werd gehouden door 4 bataillons infanterie van
het zesde regiment, commandant overste Hennes, twee batteryen
artillerie, kapitein Bierman, en de stedelijke schutterij, comman
dant majoor Van Gogh. Duizenden toeschouwers woonden deze
parade, die gecommandeerd werd door den kolonel Doorman,
van het 3de regiment artillerie, bij.
Begunstigd door fraai weder, was de matinée in het zoo schoon
geworden Valkenberg eene der voornaamste aantrekkelijkheden
van den dag. De oudjes werden er onder fanfares echt feestelijk
ontvangen, en menig hnnner toonde ook hier een zeker gevoel
van vreugde, na zulk een ruimte vau tijd zich nog eens in de
stad te mogen bevinden, waaraan zich zoovele herinneringen voor
hen paarden.
Aan het feestmaal in de zaal „Coneordia" werd door 97 per
sonen deelgenomen.
Allereerst werd het volgend telegram aan Z. M. den Koning
gezonden
„De gerechtigden tot het dragen van het metalen kruis, op
den verjaardag van H. M. onze geëerbiedigde Koningin vergaderd
te Breda tot het herdenken van den 57sten gedenkdag van den
lüdaagschen veldtocht en het vieren van het 6de jaarfeest van
den provincialen bond van de vereeniging het Metalen Kruis in
Noordbrabant, wijden op het feestmaal een heildronk aan Uwe
Majesteit, aan H. M. de Koningin en aan H. K. H. de Prinses."
Als vertegenwoordiger van den burgemeester, die na zyne
langdurige ziekte niet tegenwoordig kon zijn, werd gedurende
den maaltijd door mr. Van Mierlo, lid der feestcommissie, de
eerste heildronk uitgebracht op Z. M. den Koning.
Door kolonel Dommers op het Metalen Kruis; door den heer
Winter uit 's Bosch op de gemeente Breda," door den heer
Vorsterman van Oyen uit 's Hage, op de feestcommissiedoor den
heer Van Eek, uit Amsterdam, op den Noordbrabantschen Bond
van het M. K.door den heer v. d. Hart, van de lste sectie
van het M. K. te Amsterdam, op den bloei en de welvaart van
het vaderland, en verder nog door verscheidene aanzittenden,
totdat men zich uit de zaal naar het park van „Coneordia" begaf,