HELDERSCHE EN N1EUWEIMEPER COURANT. Nieuws- en Aiverteiitietilad voor Hollands Noorderkwartier. 1888. N° 99. Vrijdag 17 Augustus. Jaargang46. BEKENDMAKING. 25> DE KLEINE LORD. ,,Wij huldigen, het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf O.90 franco per post 1.2( Uitgever A. A. BAKKER Cz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. De waarnemende Burgemeester der gemeente Helder maakt, ter voorkoming van ongelukken, bekend, dat, volgens ontvangen raededeeling van den Heer Commandant van Zr. Ms. instructie- schip ,/het Loo", in de maand September e. k. aan de Hors nachtelijke schietoefeningen met geschut zullen plaats hebben. Dat, wanneer die oefeningen zullen gehouden worden, er van boord van genoemd schip, tot het invallen der duisternis, een roode vlag zal waaien, en een uur vóór den aanvang twee kanon schoten zullen gedaan worden. Helder, 10 Augustus 1888. De waarnemende Burgemeester voornoemd, C. A. BEUKENKAMP. Binnenland. Met het oog op het bezoek onzer Amerikaansche stam verwanten schrijft de „Amst." o. a. 't volgende: Wij Nederlanders verheugen ons in den gestadigen aan was van elementen uit den vreemde; wij weten wat wij aan hen te danken hebben en zijn zoo gelukkig dat wij den vreemdeling, die onder ons zijn tenten opslaat, niet behoeven te vreezen, wijl het karakter van ons land en van onzen landaard zoo krachtig is, dat het niet kan worden uitgewischt, maar langzaam en zeker het uitheemsche tot het inheemsche vervormt en het zijn stempel voor goed indrukt. In dit opzicht zijn wij Nederlanders een waar broedervolk van de Amerikanen. Ook zij duchten de duizenden en honderdduizenden niet, die hun jaarlijks komen toestroomen, ook zij herscheppen de landverhuizers tot medeburgers; zij leeren hen buigen als echte Amerikanen, voor het blauw, wit en rood, dat zij met sterren bezaaid hebben, in het fiere bewustzijn, dat de nieuwe wereld niet alleen de aarde, maar ook de hemel toebehoort. Nog vóór hij zijn Yankee-doodle geleerd heeft, wordt de ruwe klant uit Europa, die zich een woning aan gindsche zij van den Atlantischen Oceaan bouwt, een Amerikaan, gelijk een Uit het Engelsch van F. H. BURNETT. Den volgenden morgen keek een van Dick's vaste klanten zeer verwonderd op. Het was een jong advocaat, zonder praktijk, zoo arm als een jong advocaat bij mogelijkheid maar wezen kan, maar met een helder hoofd, veel geestkracht, veel scherpzinnigheid en een uitstekend humeur. Hij had een klein kantoortje, niet ver van Dick's gewone standplaats en deze poetste hem iederen morgen de laarzenzij waren niet altijd volkomen waterdicht, maar hij had altijd een vriendelijk woord of een grapje. Toen hij dien zekeren morgen zijn voet op het bankje zette, had hij een blad in de hand, een geïllustreerd blad nog wel, met por tretten en afbeeldingen van de meest besproken dingen van den daghij keek het eens door en toen de tweede laars gepoetst was, gaf hij het aan den knaap. „Ziedaar, Dick, dat is net iets voor uBekijk het maar eens terwijl gij uw boterham eet. Er staat een plaat in van een Engelsch kasteel en het portret van de schoondochter van een Engelschen graaf. Eene knappe vrouw mooi zwaar haar hoewel zij nu niet van de allerfijnste soort schijnt te zijn. Gij moet u op de hoogte 9tellen van de Engelsche grootelui, Dick Begin maar vast met Graaf Dorincourt en Lady Fauntleroy. Maar wat is het Wat scheelt er aan De platen, waarover de advocaat sprak, stonden op de voor zijde van het blad en naar eene daarvan keek Dick met wijd opengespalkte oogen en mond, terwijl zijn slim en wakker gezicht doodsbleek werd. „Wat overkomt u, Dick herhaalde de jonge man. „Waarvan schrikt gij zoo?" Dick zag er werkelijk uit alsof er iets vreeselijks gebeurd was. Hij wees naar het portret, waaronder te lezen stond „Moeder van den eischer. Lady Fauntleroy." Het stelde eene jonge vrouw voor met groote donkere oogen en een overvloed van zwart haar dat zij in vlechten om het hoofd gewonden droeg. „Die!" zei Dick. „Maar, lieve hemel, ik kan haar beter dan ik u ken De jonge man begon te lachen. „Waar hebt gij haar ontmoet, Dick Te Newport Of toen gjj de laatste maal naar Parijs zijt geweest?" Dick lachte niet eens. Hy begon zyne borstels en verdere gereedschappen byeen te verzamelen, alsof hij iets gewichtigs te doen had, en voorloopig zijn gewone werk moest laten rusten. „Dat doet er niet toe," riep hij. „Ik ken haarEn ik weet wat my wan morgen te doen staat!" In minder dan vijf minuten tjjds had hy alles opgeruimd en vloog de straten door op zijn weg naar mynheer Hobbs. Deze kon ternauwernood zijne oogen gelooven, toen hij van de toon bank opkeek en Dick zag binnenstormen met het papier in de hand. De knaap was buiten adem van het harde loopen, zóó buiten adem, dat hij geen woord kon zeggen, maar zwijgend het papier op de toonbank wierp. „Hello I" riep mijnheer Hobbs. „Hcllo, Dick, wat moet dat beduiden „Zie zelf maar," hijgde Dick. „Zie de vrouw eens op het plaatje dan zult gij wat moois zien! Zij hoort niet tot de grootelui, in het geheel nietZij de vrouw van een lord Hahaha! Ik mag sterven als het niet Minna is Minna! Ik zou haar uit duizenden herkennen en Ben ook. Vraag het hem maar!" Mynheer Hobbs liet zich in zijn stoel nedervallen. „Ik wist, dat het nieta dan knoeierjj was, afgesproken werk! vreemdeling hier een Nederlander, al zingt hij ook 't Wil helmus niet. Het is een Amerikaan geweest, die Nederland in zijn strijden en lijden voor de vrijheid het meest onder de Engelsch sprekende volkeren heeft bekend gemaakt en verheerlijkt. En indien eenige beschaafde natie, dan moet het de Amerikaansche zijn, die weet dat het oude Nederland een Republiek is geweest en dat het Regeerend Koningsbuis alleen een Koningshuis kan zijn en blijven, wijl het de belichaming is geworden van de schoonste republikeinsche traditie. Waarin we ook achteruit mogen gegaan zijn, niet in dat ééne, dat volkeren verbroedert, in liefde tot de vrijheid. Naar aanleiding van het rapport der Landbouw- Commissie geeft de „Nieuwe Rott. Courant" een overzicht van hetgeen in het buitenland wordt gedaan voor hooger landbouw-onderwijsdat hier te lande in het geheel niet bestaat. Na te hebben doen uitkomen, hoeveel waarde in die landen aan dat onderwijs wordt gehecht, gaat zij aldus voort: „De Staatscommissie wenscht ook voor ons land hooger land- bonw-onderwys. Zij acht het in meer dan éón opzicht van gewicht, dat er gelegenheid zij voor eene hoogere wetenschappelijke oplei ding in de landbouwkunde. Drie redenen voert zij daarvoor aan. Vooreerst dat wij niet langer voor de vorming van de leeraren bij ons middelbaar landbouw-onderwij8 afhankelijk zullen zijn van het buitenland. In de tweede plaats, dat zoons van groote land bouwers, die zelf hunne goederen willen exploiteeren, gelegenheid zullen vinden voor hoogere wetenschappelijke opleiding. In de derde plaats dat de landbouwkunde, meer dan thans mogelijk is, zal worden bestudeerd in eene richting, die voor de geheele ont wikkeling van onzen landbouw van onberekenbaar nut kan worden. „Vooral aan dit laatste argument werd in den boezem der commissie veel waarde gehecht, en wij gelooven terecht. In het rapport worden eenige vragen opgenoemd, voor den landbouw van het hoogste gewicht, die nog op eene wetenschappelijke be handeling (en oplossing) wachten. De mannen, genegen en bekwaam om zich aan de oplossing van dergelijke vraagstukken te wijden, knnnen alleen door degelijk hooger onderwijs worden gevormd. De school voor middelbaar landbouw-onderwijs heeft Ik wist het, en zy hebben het alleen gedaan omdat hij een Ameri kaan is „Zij riep Dick met diepe minachting in toon en gebaren. iiMinna heeft het gedaan, Minna en niemand anders. Zij zat altijd vol leelijke streken en zal ik u eens vertellen wat ik dacht zoodra ik dat portret zag In eene van de couranten, die wij samen gelezen hebben, stond dat haar zoon een lidteeken in het gezicht had aan de kin. Voeg dat eens bij elkander haar en dat lidteeken Die jongen van haar is evenmin een Lord als ik er een ben Het is BeiCs jongen hetzelfde arme schaap, dat zij raakte, toen zij mij met dat bord wilde gooien Professor Dick Tipton was altijd een slim kereltje geweest en het feit, dat hij zijn brood had moeten verdienen in de straten van eene groote stad had hem nog slimmer gemaakt. Hij had geleerd zijne oogen wijd open te houden en overal op te letten, en het moet gezegd worden, dat hij op dit oogenblik met hart en ziel genoot van zijne ontdekking. Had onze kleine Lord Fauntleroy op dezen gewichtigen morgen een blik kunnen slaan in den welbekenden winkel, dan zon hy zeker vol belangstelling hebben toegeluisterd, al hadden al die besprekingen en plannen moeten dienen om het lot te beslissen van een anderen jongen dan hem zclven. Mijnheer Hobbs was half verbijsterd door het besef van zijne verantwoordelijkheid en Dick vol leven en vuur en geestkracht. Hij begon met een brief aan Ben te schrijven en sloot het uit geknipte portret er in. Mynheer Hobbs schreef een brief aan Cedric en een aan den Graaf. Zij waren druk aan het pennen, toen Dick op eens een nieuwen inval kreeg. „Luister eens," zei hij, „de heer, die mij dit gegeven heeft, is een advocaat. Wij moesten hem om raad vragen. Advocaten weten alles." Mynheer Hobbs was diep getroffen door dezen wenk en bewon derde Dick's aanleg voor het behandelen van zaken. „Dat is zoohernam hy. „Dit is een geval voor een advo caat." En den winkel aan de hoede van zijn knecht toevertrouwende, schoot hij zyne jas aan en stapte met Dick de straten door. Toen zij met hun romantisch verhaal bij den heer Harrison kwamen, kende diens verbazing geene grenzen. Ware hij niet zulk een splinternieuw advocaatje geweest met veel ondernemingsgeest en veel vryen tyd, dan zou hij misschien niet met zooveel belangstelling geluisterd hebben naar hunne ver telling, want die klonk erg zonderling en onwaarschijnlijk maar hij verlangde naar werk, hij kende Dick en Dick had eene bijzonder zakelijke, overtuigende wijze van spreken. „En," zei mynheer Hobbs ten slotte, „zeg maar wat gij hebben moet als gij dit zaakje eens doorziet en ons raad geeftik zal het betalen Silas Hobbs, hoek Blankstreet, in groenten en kruidenierswaren." „Wel," zei de heer Harrison, „het zou een goed ding zijn als het eens gelukte, voor my haast evengoed als voor dien kleinen Lord Fauntleroy, en onderzoeken kan in ieder geval geen kwaad. Er schijnt reeds twijfel te bestaan omtrent het kind. De vrouw 3prak zichzelve tegen bjj het aangeven van zijn leeftijd en dat heeft achterdocht gewekt. De eerste personen aan wie geschreven moet worden, zijn Dick's broer en de rechtsgeleerde zaakwaar nemer van Graaf Dorincourt." En werkelijk werden nog vóór zonsondergang de beide brieven geschreven en in verschillende richtingen verzonden de eene naar een mailstoomboot op weg naar Engeland, de andere naar een post- en personentrein, bestemd voor Californië. De eerste was gericht aan T. Havisham Esq., en de tweede aan Benjamin Tipton. de roeping niet, zulke mannen te kweeken. Zij is alleen op de practijk ingericht, en voldoet reeds aan liare besteraming, wan neer zij aan het onderwijs in de practijk eene degelijke theore tische ontwikkeling ten grondslag legt. Maar dit neemt niet weg, dat het ook aan het middelbaar onderwijs, en daardoor tevens aan de practijk van den landbouw, ten goede zal komen, wanneer er gelegenheid wordt gegeven om de landbouwkunde ook zuiver wetenschappelijk te beoefenen. Dit heeft men in andere landen zeer wel begrepen, en het verdient opmerking, dat, terwyl er op enkele andere punten verschil blijkt geweest te zijn in den boezem der Staats-commissie, uit de stukken nergens blijkt van eenig diepgaand verschil over de wenschelijkheid van hooger landbouw-onderwijs. „Zooals de commissie dit onderwijs wenscht geregeld te zien, kan het geene groote kosten na zich sleepen. Zij verlangt geene afzonderlijke inrichting, maar wenscht dat het hooger Landbouw onderwijs deel uitmake van het onderwijs aan eene onzer Uni versiteiten, waar de meeste colleges, die de landbouwkundige zal hebben bij te wonen, toch reeds worden gegeven, en waar vele hulpmiddelen, ook voor dit onderwijs, reeds voorhanden zijn. Voor de bijzondere vakken zullen natuurlijk enkele nieuwe hoogleeraren noodig zijn, maar tegen het geldelijk offer, daarvoor gevorderd, weegt waarlijk het groote belang dat het land bij de ontwikkeling van den landbouw heeft, wel ruimschoots op. Wanneer men ziet, wat in Denemarken de Staat doet voor het hooger landbouw-onderwijs, dan kan waarlyk niet gezegd worden, dat de Staats-commissie te veel vergt. „Om kostbare inrichtingen uitsluitend ten behoeve van het hooger landbouw-onderwijs te vermijden, wenscht zij dat het zich aansluite aan het onderwijs der afdeeling B van de Land bouwschool te Wageningen. Daardoor zou tevens worden voor komen, dat het hooger landbouwonderwijs genoten worde door personen, die te weinig ontwikkeld zijn. Zij, die aan de Uni versiteit komen met het doel om zich op de hoogere studiën van den landbouw toe te leggen, zouden reeds den volledigen cursus der school te Wageningen hebben doorloopen, en dus reeds eene niet geringe mate van kennis van het vak hebben verworven en men mag aannemen, dat het alleen de kundigste leerlingen dezer school zullen zijn die hunne studiën aan de Universiteit zullen wenschen voort te zetten. Een waarborg van niet geringe beteekenis, dat het hooger landbouw-onderwijs goede vruchten zal afwerpen." En toen de winkel gesloten was dien avond, bleven mynheer Hobbs en Dick in het schemerdonkere achterkamertje bij elkander zitten en praatten tot na middernacht. De ontmaskering. Het is verbazend in hoe weinig tyd er allerzonderlingste dingen kunnen gebeuren. Schijnbaar waren een paar minuten voldoende geweest om het kleine ventje, dat met zijne roode beenen tegen den kantoorstoel van mijnheer Hobb3 zat te schoppen, en dat een stil, eenvoudig leven leidde in eene achterstraat van New-York, in een Engelsch edelman te veranderen, erfgenaam van een graven titel en van ongekenden rjjkdom bovendien. Evenzoo waren er schynbaar maar een paar minuten noodig geweest om van datzelfde kind een doodarmen indringer te maken. En hoe verwonderlijk het moge klinken, in nog korter tijd werd de stand van zaken weêr veranderd en kreeg bij alles terug wat hij op het punt was geweest te verliezen. En dat laatste kwam omdat de vrouw, die zichzelve Lady Fauntleroy had genoemd, veel minder slim dan slecht was; en toen zij door den heer Havisham nauwkeurig werd uitgehoord omtrent haar huwelijk en haar kind, had zij zich eens of tweemaal vergist en daardoor wantrouwen doen ontstaan; daarop had zij hare tegenwoordigheid van geest verloren en in hare opgewonden heid en drift had zy zich hoe langer hoe meer verpraat. Al hare vergissingen hadden betrekking op het kind. Er scheen geen twijfel te bestaan of zjj was werkelijk met Bevis, Lord Fauntleroy, getrouwd geweestzij hadden getwist en hij had haar geld gegeven op voorwaarde dat zy heen zou gaan de heer Havisham verkreeg echter volkomen zekerheid, dat hare bewering, als zou haar zoon in een zeker gedeelte van Londen geboren zijn, valsch was, en juist toen de spanning, door deze ontdekking teweeggebracht, op zyn hoogst was, kwam de brief van den jongen advocaat uit New-York, benevens de brieven van mijnheer Hobbs. Welk een avond was het, toen die brieven gekomen waren en de Graaf en de heer Havisham in de bibliotheek over den inhoud zaten te praten „Na de eerste ontmoetingen, die ik met haar had," zei de heer Havisham, „begon ik haar sterk te verdenken. Het kwam mij voor, dat het kind ouder was dan zij beweerdezij vergiste zich bij het noemen van den datum zijner geboorte en trachtte daar toen eene mouw aan te passen. Het verhaal in deze brieven vervat, komt in menig opzicht overeen met mijne verdenking. Het beste zal, dunkt my, wezen, terstond om die beide Tiptons te telegrafeer en, haar niet te waarschuwen en hen plotseling in hare tegenwoordigheid te brengen, wanneer zij daar in het minst niet op verdacht is. Eene volleerde intrigante is zij nog niet. Ik houd het er voor, dat zij-vreeselijk schrikken en zichzelve „staande de vergadering" verraden zal. En zoo gebeurde het ook. Men vertelde haar van niets en om haar niet op het denkbeeld te brengen, dat er iets gaande was, bleef de heer Havisham zijne besprekingen met haar voort zetten en verzekerde haar telkens, dat het onderzoek naar hare rechten in vollen gang was. Zjj begon zich dan ook zóó zeker van hare zaak te voelen, dat hare stemming hoe langer hoe rooskleuriger werd, terwijl hare onbeschaamdheid in dezelfde mate toenam. Maar op een goeden morgen, toen zy in „het Wapen van Dorincourt", in haar salon plannen zat te maken voor de toe komst, werd de heer Havisham aangedienden toen hij binnen trad, werd hy gevolgd door niet minder dan drie personen een jongen met een slim gezicht, een breedgeschouderd man en den Graaf van Dorincourt. Zij sprong op en gaf een gil van schrik, eer zij den tyd had gehad om tot bezinning to komen. Zij had die beiden duizenden

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1