E\ HELDERSCHE JV1EUWED1EPER COURANT. Nieuws- en AlyertentiebM voor Hollands Noorderkwartier. 1888. N° 101. Woensdag 22 Augustus. Jaargang46. BEKENDMAKING. Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdagnamiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post v 1.20. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentien: Van 1—4 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.' De Burgemeester der gemeente Helder brengt ter kennis van de ingezetenen, dat de landmeter van het kadaster in den loop van deze of van de volgende week deze gemeente zal bezoeken, tot het verrichten van kadastrale werkzaam heden. Heldor, 20 Augustus 1888. De Burgemeester voornoemd, C. A. BEUKENKAMP. Tijdstippen van verzending der hieronder ver melde brievenmalen voor Ned. Oost-Indië Met de stoomschepen van de Maatschappij „Nederland" en van de „Rotterdamsche Lloyd". Over Amsterdam of Rotterdam van 's Gravenhage 11.45 's avonds. 24 Augustus 31 7 September 14 21 28 5 October 12 19 26 2 November 9 16 t t t t t 23 t 30 7 December f 14 21 t 's Gravenhage 4.15 *8 avonds. 21 Augustus f28 1 4 September 11 f 18 25 f 2 October 9 t 16 23 30 6 November f 13 20 27 4 December t 11 18 25 Met de Pransche paketbooten. 's Gravenhage 8.15 'a morgens. 25 Augustus 31 Augustus 8 September 14 September 22 28 6 October 12 October 20 26 3 November 9 November 17 23 1 December 7 December 15 21 29 Met de Britsche paketbooten. 's Gravenhage 12.30 's avonds. f Met de stoomschepen der Maatschappij „Nederland". Padang wordt alleen aangedaan door de stoomschepen van de Maatschappij „Nederland". i)' THYRA. Naar het Noorsch van MARIE COLBAN. Op een helderen herfstdag kwam een jonge man, belast met eene portefeuile en met een groote parapluie, zooals de schilders gebruiken wanneer ze schilderen in de open lucht, een hobbelig bergpad afhet voerde langs een kronkelende beek naar een van die tuinen aan zee, die niet zooals in andere landen door hooge muren, maar slechts door eene lichte heining van de omgrenzende bossehen en landerijen zijn afgescheiden. Hij liep op een bed van dorre bladeren; iedere windstoot joeg hem het gele loof in het gezicht. Het was de herfst in zijne melancholie, maar ook in zijn grootschheidhet was de boschpoëzie. Toen hij uit het bosch kwam en op eens de zee vóór zich zag, bleef hij getroffen staan, alsof het voor het eerst was, en hij keek er naar met kunstenaarsoogen, die anders gemaakt zijn dan vele andere oogen. Het water plaste en golfde in den wind, een jacht zeilde in de verte, de landtong eindigde in een gelen akker. Hij had een studie-tochtje van een paar dagen gemaakt en was nu verrukt weer thuis te zijn. Was het die verrukking, die hem de geheele omgeving zoo schoon deed voorkomen, of was zij werkelijk schoon Het had geregend cn de naaldboomen verspreidden den frisschen houtgeur, dien de regen altijd medebrengtreeds vroeg had de zon den klammen morgennevel verdreven en nu schitterde alles in het stralende zonlicht van een laatsten Septemberdag. Zijn tocht had voor zijn kunst veel opgeleverd, maar was ver van gemakkelijk geweest. Voor zyne wandeltochten was hem de herfst het liefst, want moge de zomerdag lang en heerlijk zijn, de herfst heeft zijne levenwekkende frischhcid en het loof prijkt in duizend kleurenhet is de avond van den zomer, maar het is nog geen nacht geworden, de nacht komt eerst met sneeuw en koude. Maar de herfstdag kan woeste stormen medebrengen, en de vorige dag was het er zoo een geweest. Onze kunstenaar was den geheelen dag niet in huis geweest er was te veel voor hem te zien. Als tooneeldecoratie's wisselde de hemel. Zilveren wolken kwamen langzaam aandryven, daaronder vliegende regenwolken, als blinkende bergtoppen boven koolzwarte dalen. Dan brak de storm los en onder zyn woest getier speel den krijschend zijne vrienden, de meeuwen, die zich overal thuis voelenin het water, in de lucht, en op den vasten grond, altijd woest en vroolijk. Van dat alles had hy geschilderd wat er maar geschilderd kon worden. Als het water niet tot schuim werd gezweept, was het donker als metaal. Onze kunstenaar had honger en konde vergeten in dat grootschc natuurleven. Hij had de oproerige zee geschilderd, en hy betreurde het, dat hij ook niet die wonderbare bazuintonen schilderen kon, die klinken als bedreigingen, cn dat zijn zij ook, want iedere toon bedreigt een menschenleven. Ook de bergen, die paleizen van de natuur had bij geschilderd in hunne wisselende vormen. Het waren niet zijne geliefde, blanwe, Sabynsche bergen, met hunne fijne lijnenzij waren grauw, somber en streng, en Vei'zenclingen uaar West-Indië: Port der brieven. 1 a. Guyana (Suriname) over Engeland over Amsterdam b. Cura9ao, Bonaire en Aruba, over Engeland over Amsterdam c. St.Martin, St.Eustatius en Saba over Engeland 15 12* 15 12* 15 Ongefr. a 3 30 25 30 25 30 7* Tijdstippen van verzending. a. 1°. over Engeland: van 's Gravenhage des Woens dags om de 14 dagen, te 8.15 's morg. (te beginnen 22 Augustus.) 2°. over Amsterdam: van 's Gravenhage den llden van elke maand, ten 11.45 's avonds. b. 1°. over New-York, van 's Gravenhage 31 Aug.; 7, 19 en 21 Sept.; 3,12,17 en 260ct.; 7,16 en 30Nov.; 12, 19 en 21 Dec., te 6 u. 's avonds. 2°. over Engelandeiken Donderdag, te 6 u. 's av. 3°. over Amsterdamden llden van elke maand, te 11.45 's avonds. 4°. over Havre: den 13den en 27sten van elke maand, te 12.30 's avonds. c. van 's Gravenhage des Woensdagsomde 14dagen, te 8.15 's m. (te beginnen 22 Augustus.) Binnenland. Men verzekert, dat door den Minister van Waterstaat een maatregel is genomen, welke ongetwijfeld het post verkeer hier te lande ten goede zal komen. Tegen October zullen nl. vanwege de postadministratie verkrijgbaar gesteld worden //gesloten briefkaarten', een soort memorandum, met daarop gedrukten vijfcentspostzegel en voorzien van gegomde, geperforeerde randen. Door de postadministratie is het nieuwe correspondentiemiddel gedoopt met den naam van „postblad"* De grootte dezer kaarten verschilt, wanneer zij gesloten zijn, niet veel van die eener brief kaart, maar de inhoud er van is aan de oogen van nieuws gierigen ontrokken. Het openen der dichtgevouwen kaart geschiedt door afscheuring der geperforeerde met de gom aan elkander gehechte randen. boven hunne toppen krijachten zwarte raven. Alles was woest die omgeving had hem het eerste oogenblik zoo eenzaam en somher geschenen, alsof het altijd moest regenenen nu vond hij het bijna lachend en vroolijk. Alles was nu weer stil ge worden, en in volle teugen genoot hij die rost na den storm. De nacht had hem echter niet veel rust gebracht, hoewel hy onderkomen had gevonden in een visschershutmaar reeds lang de Noorsche huiselijkheid ontwend, en nooit gewend aan huise lijkheid in dezen vorm, had de snorkende visschersfamilie hem wakker gehouden. Hy was sedert zijn vroegste jeugd niet meer in Noorwegen geweest, en nooit in het „Westland*, waar de natuur geheel anders is, dan wat leefde in zijne herinnering. Twintig jaar geleden was de plaats, die hij nu naderde, een buitenhaven geweesteen kleine, grimmige, afgesloten wereld, in de lange rij van eilanden en scheren, die zich langs Noorwegen's westkust achter den machtigen bergmuur uitstrekt. Toen was er een rijk, voortvarend man gekomen, en had door kunst die grimmigheid tot iets gemaakt, dat nog wel woest en gigantisch was maar toch ook zijne aantrekkelijkheid had. De zeevogels, die hier huizen, hebben de menschen geleerd gezellige nesten te maken, en in een bocht, door hooge bergen omgeven, had hij het zijne gebouwd. Wel strekten zich de pijnbosschen nogtotinzijn tuin uit, want hy had niet gewild, dat er zoovele van zijne trotsche sparren zouden geveld worden, maar ze stonden nu in sierlijke groepen en aan de geheele plek deelden zy hunnen heerlijken dennegeur mede en zij gaven koele schaduw en half donker als in den geheelen tuin de zonnehitte ondragelijk was. Kortom, hij had de kunst verstaan de plek haar eigenaardig, woest karakter te laten behoudener was niet angstvallig ge snoeid en gepeuterdhij had de natuur vergund hare eigen geniale luimen te volgen, en hier bewees zij wat zij kan wanneer de rijkdom medehelpt, voortdurend plant en zaait en aan de oude schoonheid nieuwe toevoegt. Maar die schoonheid beperkte zich tot het eigendom van den reeder. Het omringende landschap was en bleef vreugdeloos. Wat nagelt op eens den jongen man vast aan de plek waar hij staat? Hy luistert gespannen, hy wendt zijn hoofd naar alle zijden. Niet de slanke boomen, noch de ontbladerende boschjes trekken dien starenden blik tot zich, zijn oog zoekt iets, dat het niet vindt. Plotseling hoort hy vlak naast zich de tonen, die hij vroeger meende gehoord te hebben, maar zoo zacht, dat het eene begoocheling van zyne fantasie konde zijn hij hoorde ze toch zoo dikwijls in zijne droomen. Nu was het werkelijkheid. Een lied vlak bij hem, een half overmoedig, half klagend volks lied, dat hij dikwijls hoorde in de drie maanden, die hij hier als gast bij zijn neef vertoefd had. Er was tooverij in dien zang, wild en flikkerend als het vlammende noorderlicht, en hij was er werkelyk door behekst. Van den eersten dag af had hy het gehoord, dan vlak by zich, dan in de verte, waar hij ging vervolgden hem die flikkerende toonen. Soms was het alsof iemand hem byna in z\jn oor zong, maar nooit had hij de zingende In het „Militair Weekblad" wordt het volgende als vraag' ingezonden: Meermalen is bij ons de gedachte opgekomen of, als wij eens onverhoopt in oorlog geraakten met Duitschland, deze groote mogendheid, bewust van het groote verdedigingsmiddel der Nieuwe Hollandsche Waterlinie, niet het verstandigst zou handelen met het aannemen eener afwachtende houding. Wanneer onze oostelijke nabuur na de oorlogsverklaring een of meerdere legerkorpsen mobiliseert, zullen wij niet alleen zoo spoedig mogelijk de geheele militie oproepen en het leger mobiliseeren, doch ook overgaan tot het stellen der inundatiën om deze in den kortst mogelijken tijd op volledig peil te hebben, in de onderstelling, dat de vijand zich niet lang zal laten wachten. Indien nu de aanvaller niet verschijnt, doch zich slechts bepaalt b. v. tot het blok- keeren der kusten, zal daaruit een toestand geboren worden, die op den langen duur zoo kostbaar wordt, dat we ten slotte verplicht zullen zijn ons aan den wil der tegenstanders te onderwerpen, zonder dat ook slechts één droppel bloed vergoten is geworden. Zoolang de vrede toch niet geteekend is, zullen wij ons leger niet durven demobiliseeren, noch het water doen afloopen van de landen, die daarmede uit het oogpunt der landsdefensie bezwaard zijn geworden, immers elk oogenblik kan de vijand tot het offensief over gaan, waartoe hij voorloopig met slechts eenige legerkorpsen kan volstaan. Alleen in geval de mogelijkheid ondersteld wordt, dat wij hulp zouden kunnen krijgen van een andere groote mogendheid, kan een spoedige onderwerping de voorkeur verdienen, doch anders moet deze handelwijze van een grootmacht tegen een naburig klein land veel voor hebben uit het oogpunt van het voorkomen van het verlies van zoovele zonen des lands, dat met eiken daad-werkelijken oorlog gepaard gaat, zij het ook van een kolossus tegen een dwerg. De vraag is of tegen de bovenbeschrevene handelwijze iets is in te brengen uit een volkenrechtelijk (of ander) oogpunt. Dat het in strijd zou zijn met de waardigheid eener groote mogendheid kan, naar de steller meent, toch niet als afdoend argument gelden. Z. M. de Koning is, waarschijnlijk door gevatte koude, ongesteld en moet reeds sedert een paar dagen het bed niet verlaten hebben. Dr. Vinkhuyzen is jl. Zondag op het Loo aangekomen. Een bij de Regeering uit Indië ontvangen telegram, dd. 18 dezer, meldt: „Op aanwijzing uit Solo zijn aldaar, zoomede in de residentiën Kediri, Pasoeroean en Madioen ettelijke geest drijvers met-hunne aanhangers gevat, als verdacht van kunnen ontdekkeneigenlijk bad hij er ook nooit erg zyn bes t toe gedaan, want hij wist wie zoo zong; het kon immers nie mand anders zyn dan Thyra, zijns neefs eenig kind, want dat de onbeduidende gouvernante zóó zou zingen was eene natuur lijke onmogelijkheid. Thyra was niet heel jong meer, maar eene prachtige verschyning en met alle vrouwelijke bevalligheid ontwikkeld als een man. Met haar kon men spreken over kunst, over alle vraagstukken van den dagZulke vrouwen had hij slechts tc Parijs ontmoet, maar ze hadden geen rol gespeeld in zijn leven want al zoude men het niet geloovcn als men dat zoo niet schoone dan toch belangwekkende gelaat zag, met dien warmen gloed, die van eene erotisch aangelegde natuur spreekt, de vrouwen hadden hem tot nu toe niet veel belang ingeboezemdhij had voor haar geen tijd over, zyn kunst had hem te veel in beslag genomen voor haar alléén al zyn kracht, al zijn hartstocht. Mocht hij soms op een feestavond een vluchtige verliefdheid gevoelen, die hem den geheelen avond als in de wolken deed leven, dadelijk was het weêr vergeten; de morgen riep hem weêr tot den arbeiddaarom zeide hij dikwijls lachend, dat hy niet wist wat liefde was, dat ze zeker uit de mode was geraakt. Was, wat hy nu voelde die verachte liefde Wat zou het anders kunnen zijn Voor het eerst kwam eene vrouw hem niet uit de gedachte. En welk eene vrouw Te gelijk eene prinses en de poëzie zelve. Dat was iets voor eene kunstenaarszielWas men met haar dan was zy zoo waardig, zoo rustig, zoo harmonisch, maar als zij dacht alleen te zijn dan brak haar eigenlijke natuur los uit haar gesloten gemoed en openbaarde zich in zang. Zulke wezens vindt men slechts in Noorwegen, waar vóór alles geëischt wordt, dat men gevoel, dat men heeft, verbergt, terwyl men in andere landen een gevoel toont, dat men niet bezit. AI3 hij Thyra nooit had hooren zingen, zou zij hem niet zoo in zyne droomen vervolgd hebben misschien had hij haar meerderheid gevoeld als eene zachte aan trekking, maar nu werd hy er door in verrukking gebrachtnu wist hij wat er achter verborgen was. Altijd verlangde hij naar haar zang. Meestal waren het droefgeestige volksliederen, maar nooit hadden menschenlippen ze zoo gezongenzij brachten hem tranen in zyne oogen. Maar had het wonderlijke wezen hem eerst zacht cn verheven gestemd, dan begon zij op eens in wilden overmoed te jodelen als de veehoedsters op de bergen. Thyra overmoedigUit haar ernstigen mond die jubelfanfaresDe waardige Thyra zingende: *Wjj zeelui maken niet veel praats," met een kleinen triller aan het eindMaar was het juichtoon of klacht, altyd klonk haar zang frisch en liefelijksoms had haar stem een zilveren klank, die hem aan zyn vriend den nachtegaal herinnerde. Een ander dan deze enthousiaste kunstenaar zou zich afgevraagd hebben, of die zwerftochten in de bossehen, die zanguitbarstingen voor eene jonge dame pastenvoor hem paste alles wat geniaal was. Zooals zij zong, wierp hij ook zyne figuren op doek cn muur. Hy heeft er nooit met haar over gesproken, want, dat zij zich voor hem verbergt bewyst^

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1888 | | pagina 1